3. Een woordje over Belgische geschiedkunde

De uitbouw van een natie-staat is een historische taak van de burgerij. In die zin zijn alle staten “kunstmatig”: ook in Frankrijk en Italië bijvoorbeeld werden regio’s met verschillende historische achtergronden samengevoegd en werd de voertaal van de nieuwe staat aanvankelijk slechts door een kleine minderheid gesproken. Waar de burgerij in het tijdvak van de creatie van naties haar historisch progressieve rol speelt en als leider van de natie wordt erkend (omdat ze de natie ook uitbouwt en vooruitbrengt), hebben burgerijen het moeilijker in die taak naarmate ze later ontwikkeld zijn. Hoe sterker de arbeiderklasse reeds is ontwikkeld, hoe meer de burgerij ernaar tendeert zich te verbinden met de adel i.p.v. ze omver te werpen om die arbeidersklasse onder de knoet te houden, wat in België dan ook gebeurde.

De burgerlijke geschiedkunde slaagt er desondanks in om eeuwen vóór het bestaan van België reeds over “Belgische” geschiedenis te spreken. Favoriet bij dat soort geschiedkundigen is uiteraard Caesar, die in zijn hoogstpersoonlijk verslag van de verovering van Gallia stelt dat “de Belgen” (de inwoners van Belgica, een verzameling van stammen op een grondgebied dat ongeveer het huidige België en een stuk van Nederland tot aan de Rijn besloeg) “de dappersten van alle Galliërs zijn”. Iedereen kent die zinsnede uit “De Bello Gallico”, maar bijna niemand kent het vervolg. Caesar heeft drie redenen aan voor die “dapperheid”: omdat ze het verst van de cultuur verwijderd waren, omdat er zelden handelaars naartoe kwamen, omdat ze dagelijkse gevechten hadden tegen de Germanen. Omdat ze dus met andere woorden het “meest barbaars” waren.

Bovendien wordt nu de hele passage van Caesar, de enige bron die het over Ambiorix heeft, ernstig in twijfel getrokken. Verschillende historici suggereren dat Caesar, die het verslag schreef ter meerdere eer en glorie voor zichzelf, de hele figuur gewoon verzonnen zou hebben om de eer van zijn troepen hoog te houden. Nergens in de beschreven regio werden immers de resten van het slachtveld teruggevonden. Een van de hypotheses is dat de troepen te leiden hadden onder een gebrekkige aanvoer van voedsel of een besmettelijke ziekte, wat leidde tot een eerder verspreide sterfte onder de troepen. Het gaat hem immers om zo’n 7.200 soldaten (1 legioen, wat 10 cohorten van elke 480 man beslaat, en 5 cohorten).

De realiteit is dat “België” voor 1830 gewoon niet bestond. Het is bekend dat onze regionen een voorgeschiedenis kennen van opeenvolgende vreemde bezettingen, waarbij de verschillende Belgische provincies soms samen in een staatsverband, soms in verschillende staatsverbanden te vinden waren. Met uitzondering van het prinsbisdom Luik, dat gedurende bijna acht eeuwen een onafhankelijk bestaan kent op een grondgebied dat ongeveer een derde van het huidige Wallonië bestaat, hebben onze regio’s voor 1830 nooit een stabiele en langdurige structuur gekend. Het huidige België is voor 1830 een regio die verbrokkeld is door het feodalisme en door de toenmalige grootmachten bevochten wordt, want ze is door haar gunstige ligging ook een draaischijf van de Europese handel. Ook bekend is dat zowel de regio rond het Luikse als een aantal Vlaamse steden een uitzonderlijk vroege ontwikkeling kennen, zowel op vlak van de ambachten en de handel als de vroege vestiging van manufacturen. De belforten in de Belgische steden waren de uiterlijke tekenen van de stedelijke macht, de macht feitelijk van een zeer vroeg ontwikkelde stedelijke embryonale burgerij.

De lange geschiedenis voor de creatie van de Belgische staat wordt gekenmerkt door veelheid aan veranderingen. Geen enkele stabiele structuur werd gevestigd. Er is geen afzonderlijke Waalse of Vlaamse etnie, evenmin als er een Belgische is. De bevolking sluit er op taalgebied in een grote diversiteit van dialecten aan bij de omliggende gebieden. Beiden behoren tot het grote geheel van het westerse katholieke christendom. Het gebrek aan enig centrum die een eenmakende rol kon spelen, verhinderde dus de vorming van een Belgische nationaliteit.

Ook de huidige gewesten en gemeenschappen hebben voordien nooit bestaan in de vorm die ze nu hebben. Ondanks het feit dat Vlaams-nationalistische groepen zich beroemen op het glorierijke verleden van Vlaanderen, kunnen we niets anders dan vaststellen dat dat “historische” Vlaanderen niets vandoen heeft met het huidige Vlaanderen. Vandaag is dat Vlaanderen verspreid over drie verschillende landen: België (grofweg Oost- en West-Vlaanderen), Nederland (Zeeuws Vlaanderen) en Frankrijk (Frans Vlaanderen) en een groot deel van het huidige Vlaanderen maakte er geen deel van uit. Mensen die beweren dat de inwoners van Frans Vlaanderen toch nog ergens “Vlamingen” zijn, zijn romantici en geen geschiedkundigen.

Wel een historisch gegeven is de taalgrens, die zich – afhankelijk van de bronnen – stabiliseert tussen de de 6e en 11e eeuw. In het Noorden worden Vlaamse (Germaanse) dialecten gesproken, in het Zuiden Waalse dialecten die voortvloeien uit het Gallo-Latijns. In het Zuiden bestaat een zekere culturele gemeenschap met Frankrijk, met wie de taal gedeeld wordt (het Oïl, de taal van Noord-Frankrijk in de middeleeuwen). In het Noorden wordt de culturele gemeenschap met wat nu Nederland is in de 16e eeuw brutaal afgebroken door de Spaanse bezetting en de scheuring van de Nederlanden, die leidt tot een enorme terugval van de bloeiende maatschappij en het huidige Vlaanderen voor eeuwen onderdompelt in het katholieke obscurantisme.

De achterlijkheid van de Vlaamse regio, het ontbreken van een burgerij die de regio ontwikkelt en de Vlaamse bevolking bevrijdt van het juk van de katholieke kerk en de achterlijkheid, vindt daar haar oorsprong. Op 17 augustus 1585 geeft Antwerpen zich over aan de hertog van Parma, bevelhebber van de Spaanse troepen. De Nederlanden scheuren in twee volgens een volstrekt willekeurige lijn. De voordien bloeiende economie en cultuur, o.b.v. de sterke ontwikkeling van handelssteden (met ruime stedelijke vrijheden), de vroege ontwikkeling van een embryonale burgerij en arbeidersklasse, maakt plaats voor een algehele verstikking door de Spaanse en katholieke bezetting.

De republiek in het noorden gaat de Gouden Eeuw tegemoet, terwijl het huidige Vlaanderen wegzinkt in obscurantisme. Protestanten in Vlaanderen hebben de keuze tussen katholiek worden of uitwijken. Grote delen van de ontwikkelde stedelijke bevolking nemen de vlucht naar Nederland. Ze namen een ongehoord kapitaal met zich mee in de vorm van kennis, geld, vaardigheid en een beschaving die in Antwerpen en Brussel al veel eerder tot ontwikkeling was gebracht dan in het toenmalige vissersdorp Amsterdam. Vlaamse en Brabantse steden verloren tot de helft en meer van hun bevolking. Antwerpen verkommerde na de sluiting van de Schelde.

Het huidige Vlaanderen was een economische ruïne, die politiek steeds provincialer werd, gezien adel en geestelijkheid zich moesten beperken tot hun kleine, onmiddellijke belangen, de grote beslissingen werden immers genomen in Spanje en later in Oostenrijk (1713-1795). Het Nederlands werd er enkel nog geconserveerd in dialecten (terwijl in Nederland de taal wordt gestandardiseerd in de Statenbijbel, een samenwerking van mensen uit het noorden en het zuiden), de ambtelijke taal werd steeds meer het Frans. De heersende klasse verfranst, zoals overal in Europa, wat in het huidige Vlaanderen een sociale taalgrens creëert.

Het zijn de winnaars die geschiedenis schrijven…

Wanneer we het hebben over nationale geschiedenis is het zeer belangrijk dat te begrijpen: het zijn de winnaars, zowel in de zin van de winnende staten als in de zin van de heersende lagen, die uiteindelijk de “geschiedenis” bepalen. Slechts onder invloed van de Franse revolutie en met een nieuwe stimulans sinds de uitbouw van de socialistische beweging zijn er ook geschiedkundigen die zich interesseerden in de geschiedenis van het volk, veeleer dan van haar heersers. De officiële geschiedenis zit dan ook vol voetangels en struikelblokken, vaak is ze immers neergeschreven om te beantwoorden aan de behoeften van de heersende klasse – of van specifieke sectoren van die heersende klasse – van dat moment. Over België moeten we het dan ook over “geschiedenissen” hebben, veeleer dan over “geschiedenis”.

Voor het bestaan van België

Op het einde van de 18e eeuw probeert het regime van de Oostenrijkse Nederlanden, onder wiens voogdij onze gewesten dan vallen) haar dominantie te rechtvaardigen door historisch onderzoek. Om dit werk dan ook te kunnen gebruiken naar de bredere lagen toe, worden de lessen nationale geschiedenis in 1777 verplicht gemaakt in alle keizerlijke instellingen.

Dit alles kan niet vermijden dat de Brabantse Omwenteling plaatsvindt en dat de revolutionairen van die beweging in de archieven duiken om hun provinciale rechten in een ver verleden aan te tonen. Na het neerslaan van de opstand ontmoeten de opstandelingen in Parijs de Luikse revolutionairen die de Pruissische repressie tegen hun revolutionaire beweging (1789) ontvlucht waren. Samen verenigen ze zich in maart 1790 tijdens een Congres van de Belgische Verenigde Staten, waar ze verklaren : « De Belgische natie heeft zich steeds onderscheiden door haar wijsheid ». Het zou echter nog vijf jaar duren vooraleer onze gewesten “verenigd” worden, wat gebeurd door de Franse annexatie.

Na de nederlaag van Napoleon wordt Willem van Oranje koning der Belgen en Nederlanders. Hij beseft tenvolle dat het territorium waarover hij sindsdien heerst geen eenheid kent dan door willekeurige verdragen die enkel de wil uitdrukken van de toenmalige grootmachten om een bufferzone te creëren tussen het toen revolutionaire Frankrijk en de rest van Europa. Het is dus vanuit zijn belang nodig een unitair Nederlands samenhorigheidsgevoel te creëren.

In het onderwijs wordt de nadruk gelegd op Nederlands en vooral op een anti-Frans patriottisme. Het is hem immers gemakkelijker wantrouwen tegenover Frankrijk te kweken, dan te bewijzen dat er een vrijwillige aansluiting bij zijn rijk is gebeurd. Voor dat doel worden de universiteiten van Luik, Gent en Leuven gecreëerd. Parallel hiermee worden koninklijke Athenea ontwikkeld die gesubsidieerd worden vanuit de staat en die bestaan naast de katholieke colleges die onder staatsinspectie staat. Die inspectie kan beslissen over hun sluiting indien afgeweken wordt van het officiele programma. Iedere gemeente moet een basisschool oprichten om de indoctrinatie ten voordele van de Nederlandse dominantie op een des te vroeger leeftijd te kunnen starten.

Om dit werk nog uit te diepen, beveelt een arrest van 1826 dat de archieven op orde moeten worden gebracht. Historici en geletterden worden uitgenodigd om met hun werk hieraan bij te dragen (voor zover ze uiteraard niet tegen de macht ingaan). Henri Moke neemt zo deel aan die zoektocht naar een Nederlandse legitimiteit… om dan enkele jaren later met evenveel energie het bestaan van een historisch België aan te tonen. Zijn wetenschappelijke opinie maakt, zoals die van vele anderen, een bruuske omwenteling – uiteraard “toevallig” met de regimewissel…

Onafhankelijk België

De oprichting van de Belgische staat vindt plaats op een moment wanneer zowat overal nationale woelingen zijn. Verschillende nationale bewegingen leiden tot de val van de laatste Rijken. Zo hebben Griekenland en Servië net voor 1830 hun afhankelijkheid verworven in een periode van bloedige repressie tegen de opstanden in Italië, Polen, in het zuiden van Duitsland,… terwijl Ierland haar strijd tegen de Britse dominantie verdervoert.

Vanaf 1830 worden verschillende initiatieven genomen door de nieuw gecreëerde staat, die met name leiden tot de creatie van een Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, die een blad uitbrengt en bronnenmateriaal met betrekking tot België verzamelt. Om de beste bijdragen te belonen, wordt in 1845 een vijfjarige prijs voor nationale geschiedenis uitgereikt. Nationale geschiedenis wordt een verplichte les voor de universiteitsstudenten aan de faculteiten letteren en wijsbeheerte. Leidraad voor al die inspanningen is de verdediging van een patriottisme dat slechts met veel moeite de twijfels over de leefbaarheid van de Belgische natie verbergt. Verwijzingen naar Caesar zijn even gemakkelijk als ze kunstmatig zijn en als we de Franse kranten van die periode openslaan, zien we dat ook Leopold I er niet door misleid wordt. Hij verklaart in 1859, na 30 jaar van onderzoek: “België heeft geen nationaliteit en kan er nooit één hebben”.

Zoals altijd in een burgerlijke analyse heeft de wil van de historicus voorrang op de observatie. Het begin van België wordt gekenmerkt door de invloed van reünistische milieus, die de aanhechting bij Frankrijk nastreven. Hun geschriften spreken dan ook over een “natuurlijke grens” van Frankrijk aan de linkeroever van de Rijn. Er blijven op dat moment ook nog Orangisten over, die verdergaan op de weg die door Willem van Oranje was uitgezet. De verwerping van Frankrijk zal zich echter al snel laten voelen: katholieke ideologen verafschuwen zowel de vrijzinnigheid als de republiek, terwijl de liberalen eerder protestants Engeland of Duitsland als voorbeeld zien. Naarmate de heersende ideologie ontwikkelt, verandert dus ook de historische analyse.

Het communautaire in de studie van de Belgische geschiedenis

Die massa studiemateriaal biedt ons ook een boeiende inkijk op de scherpte van de communautaire kwestie bij de burgerij en de kleinburgerij, de voornaamste leveranciers van historici. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw wordt de geschiedenis van Vlaanderen onderwerp van een speciale aandacht, terwijl de eerste geschiedenis van Wallonië (Wallonie, terre romane) pas in 1960 verschijnt. De term « Wallonië » wordt voor het eerst pas in 1886 gebruikt. De eerste werken over Vlaanderen onderscheiden zich slechts weinig van de theses over toenadering tot Nederland (vanaf 1860 opnieuw aanvaarbaarder omdat de relaties tussen beide landen toen genormaliseerd waren), maar dienen vooral om de desinteresse voor de Vlaamse taal en de nationale onderdrukking van het Vlaamse volk aan de kaak te stellen. Op hetzelfde moment wordt het manifest van de Vlaamse Beweging geschreven dat het gebruik van het Nederlands in de rechtbanken en in het leger opeist.

Het zal iedereen die de officiële geschiedenis van België leest, opvallen welk een enorme betekenis er wordt gehecht aan de “Vlaamse” geschiedenis, bijeen geromantiseerd door vooral Hendrik Conscience (1812-1883). Waarom worden steeds opnieuw die veldslagen waarbij Franssprekenden en Fransen op hun gezicht krijgen, de Guldensporenslag bijvoorbeeld, in de verf gezet in de geschiedenis van een land dat op dat moment nog ééntalig Frans was? Het is onze stelling dat dit gebeurde omdat in het behoren tot België de tegenstand tegen Frankrijk de lijm was tussen de heersende lagen, in de vorm van een negatieve identificatie.

>

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel