De revolutionaire explosie die de Tweede Wereldoorlog nog had kunnen vermijden

Nieuw boek over Frankrijk in de jaren 1930

Het jaar 2019 werd “het jaar van de woede” genoemd. Er waren massaprotesten van Santiago tot Teheran, via Hongkong, Parijs, Algiers, Bagdad … Deze golf van strijd tegen sociaal onrecht en voor democratie werd door de pandemie een tijdlang tot staan gebracht, maar het duurde niet lang of de Black Lives Matter-beweging werd  in 2020 de grootste sociale mobilisatie in de geschiedenis van de VS. De wereldwijde pandemie heeft alle tegenstellingen van het kapitalisme versterkt.

In dit ‘tijdperk van wanorde’, zoals de Deutsche Bank de periode beschrijft die door de pandemie is geopend, zijn er tumultueuze sociaaleconomische en politieke gebeurtenissen. Om een nieuwe generatie activisten daarin helderheid te helpen vinden, is het nuttig om terug te blikken op een vorige tumultueuze periode. Marxisme.be brengt Trotski’s teksten over Frankrijk in de jaren 1930 uit onder de titel: ‘Waar gaat Frankrijk heen? 1934-38: van fascistische provocatie tot revolutionair potentieel.’

Alles was mogelijk

Het meest bekende onderdeel van de Franse geschiedenis in de jaren 1930 is ongetwijfeld de stakingsbeweging met bedrijfsbezettingen van 1936, al was het maar omdat deze beweging de basis legde voor belangrijke verworvenheden zoals de 40-urenweek en het uitbreiden van betaalde vakantie naar alle werkenden. Deze spontane algemene staking ontwikkelde zich van onderuit na een verkiezingsoverwinning van het Volksfront. Het zorgde voor een feestelijke stemming in de bedrijven: de werkenden wisten dat hun ogenblik gekomen was. De gevestigde krant ‘Le Temps’, door Trotski omschreven als ‘de burgerij in krantvorm’, schreef vol horror over hoe de arbeiders zich in de fabrieken gedroegen alsof ze er reeds de baas van waren.

De beweging had gevolgen die veel verder reikten dan de grenzen van Frankrijk. Zo was er de algemene staking van juni 1936 in België, die de grondslag legde voor de sociale zekerheid die na de oorlog verder uitgebreid werd. Een succesvolle beweging in Frankrijk in 1934-36 had niet alleen het potentieel om het kapitalisme in Frankrijk omver te werpen, maar ook om de revolutionaire ontwikkelingen in Spanje te versterken en het fascisme in Duitsland en Italië een beslissende slag toe te brengen. Het zou een politieke revolutie in de Sovjet-Unie, tegen de bureaucratische dictatuur en voor de voor de hervestiging van arbeidersdemocratie, onvermijdelijk gemaakt hebben en bovendien zou de revolutie nu niet geïsoleerd zijn tot één land. Mogelijk was de horror van de Tweede Wereldoorlog er nooit gekomen.

Van fascistische provocatie tot revolutionair potentieel

De situatie begin jaren 1930 werd getekend door de gevolgen van de economische recessie van 1929, die in Frankrijk vanaf de herfst van 1931 hard toesloeg. Er was een situatie van ellende voor de werkende klasse, de bevolking op het platteland en zelfs voor de middenklasse. De middenklasse zette zich steeds meer af van de Radicale Partij, dé gevestigde partij van het kapitalisme, van de stabiliteit en het status quo. Er was een groeiende woede tegen de burgerlijke democratie en tegen het parlementarisme. Diverse extreemrechtse groepen en liga’s kenden een opgang. De politieke instabiliteit was groot.

Op 6 februari 1934 betoogde extreemrechts in de straten van Parijs. De betoging eindigde met geweld en confrontaties met het leger en de politie. Het gevaar van extreemrechts in Frankrijk was nu bijzonder duidelijk. Het antifascistische antwoord van de arbeiders liet niet lang op zich wachten en blokte het fascistische gevaar af. Het massale protest dwong de Communistische partij (PCF) tot een bocht over haar officiële standpunt dat de sociaaldemocratie ‘sociaal-fascistisch’ was.

De PCF maakte een bocht van 180 graden, van sektarisme (het zich isoleren van bredere lagen) naar opportunisme. Beiden waren de keerzijde van dezelfde medaille. Het was voor de PCF-leiding geen kwestie van revolutionaire eenheid van socialistische en communistische arbeiders, maar wel van samenwerking over verschillende klassen heen, ook met de Radicale Partij. Daartoe werd het programma beperkt tot die elementen ervan die voor de burgerij aanvaardbaar waren. Voor de stalinisten en socialisten was het doel van het Volksfront om het kapitalisme beter te beheren en om een verdere leegloop van de Radicale Partij richting extreemrechts te stoppen. Dat dit niet zou gebeuren door de politiek van de Radicale Partij achterna te lopen, begrepen ze niet. Voor de werkenden en onderdrukten was een stem voor linkse partijen een oproep tot verandering

De revolutionaire explosie

De overwinning van het Volksfront creëerde een zodanig enthousiasme dat het meteen tot een stakingsgolf kwam, wat uitdrukkelijk niet de bedoeling was bij het opzetten van het front. Nog voor de regering gevormd werd, waren er bedrijfsbezettingen die zich snel verspreidden over heel het land. “De Franse revolutie is begonnen,” schreef Trotski.

Van de eerste bezetting op 11 mei tot 6 juni was het aantal stakers opgelopen tot een half miljoen. Een dag later waren ze met 1 miljoen. De radicale vakbond CGT groeide van 785.000 leden in maart 1936 tot 4 miljoen in februari 1937. Dit illustreert de kracht van de beweging, die elementen van dubbelmacht in zich droeg: naast de steeds meer betwiste officiële instellingen van het kapitalisme, ontwikkelden zich organen van arbeidersmacht.

Op 6 juni kreeg de regering-Blum het vertrouwen van het parlement. Op straat werd het vertrouwen gegeven aan massale bezettingen en stakingen. Op 8 juni verzamelden vertegenwoordigers van 33 stakerscomités uit de Parijse regio om een centraal stakerscomité op te zetten om de strijd te coördineren. Drie dagen later verzamelden ze op hun algemene vergadering vertegenwoordigers van 243 bedrijven uit de Parijse regio. Tegen dan waren er al 1,2 miljoen stakers, terwijl de overgrote meerderheid van de bevolking op dat ogenblik nog actief was in de landbouw. Het aantal stakers zou uiteindelijk verder oplopen tot 1,8 miljoen en 9.000 bedrijven werden bezet.

Het patronaat en de Volksfront-regering probeerden eerst tevergeefs om de beweging te stoppen met verregaande toegevingen: de arbeidsduur werd verminderd van 48 tot 40 uur per week, er kwamen twee weken betaalde vakantie, de lonen in de private sector stegen met 7 tot 12% … Dat was indrukwekkend, maar het lag ver onder het potentieel dat in de situatie vervat zat. Toen dat niet  volstond om de beweging te stoppen, dreigde premier Blum met repressie. PCF-topman Thorez waarschuwde de arbeiders dat ze de kleinburgerij niet mochten afschrikken en de regering niet ten val mochten brengen. “Je moet weten hoe je een staking beëindigt,” verklaarde hij. De arbeiderspartijen en hun bondgenoten in de vakbondsleidingen deden er alles aan om te vermijden dat de revolutionaire beweging tot de omverwerping van het kapitalisme zou leiden.

Zoals Trotski opmerkte, konden de arbeiders de vijand niet herkennen omdat die zich “voordeed als een vriend.” Bij gebrek aan leiding en ordewoorden, zou de stakingsbeweging uiteindelijk doodbloeden en uitgeput raken. Het patronaat deed er vervolgens aan om de toegevingen aan de werkende klasse terug te draaien.

“Een revolutie die ophoudt vooruit te gaan, is gedoemd achteruit te gaan” (Daniel Guérin)

In “Front populaire, une révolution manquée”, een opmerkelijk maar ongelijkmatig verslag van de gebeurtenissen, schreef Daniel Guérin: “Het was Trotski die als eerste de Franse stakingen met fabrieksbezettingen als het begin van een revolutie bejubelde.” Ondanks diepe meningsverschillen stak de militante schrijver, die een theoreticus van het anarchisme zou worden, zijn bewondering voor de Russische revolutionair niet onder stoelen of banken. Hij verborg evenmin zijn spijt: “Uit deze ervaring moest ik uiteindelijk een les trekken. Maar met een zekere vertraging. Eigenlijk te laat. Want tegen die tijd was de vloedgolf al lang teruggetrokken. In het heetst van de strijd had ik nauwelijks tijd om na te denken over Trotski’s heldere artikel dat op 12 juni verscheen in het in beslag genomen nummer van La Lutte Ouvrière, of om het zelfs te lezen. Het historische precedent van de sovjets van arbeidersafgevaardigden werd daar aangehaald. Van werkplaats tot werkplaats, van fabriek tot fabriek, van wijk tot wijk, van stad tot stad, riep hij de arbeiderscomités op om onderling een hechte band aan te gaan, om uiteindelijk te komen tot een congres van alle comités van Frankrijk. Dat was de nieuwe orde die de oude zou vervangen.”

Met de steun van de PCF voerde de Volksfrontregering een beleid dat strikt binnen het kader van het kapitalisme bleef. Het oude staatsapparaat bleef onaangetast. Er waren amper nationalisaties. Als die al plaatsvonden werden de aandeelhouders royaal vergoed en werden de vroegere managers voortaan door de overheid aangesteld als bedrijfsleider. Het gebrek aan greep op de sleutelsectoren van de economie, liet de regering machteloos tegenover de snel stijgende prijzen die de in juni 1936 bekomen loonsverhogingen teniet deden. Regelmatig riep de PCF op tot radicalere maatregelen, zoals een belasting op grote vermogens – een miljonairstaks – of steun aan de Spaanse republikeinen, maar dit bleef beperkt tot oproepen waarna in het parlement voor het behoud van het Volksfront en dus voor het gevoerde beleid gestemd werd. Voor de kolonies kwam de houding van het Volksfront neer op de onvoorwaardelijke verdediging van het Franse imperium.

In zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie merkte Trotski op: “Zonder een leidende organisatie zou de energie van de massa’s vervliegen als stoom die niet in een zuigercilinder opgesloten is. De beweging wordt echter noch door de cilinder, noch door de zuiger, maar door de stoom teweeggebracht.” Waar het toen aan ontbrak, was het bestaan van een revolutionaire partij met een correct programma en voldoende inplanting in de voorhoede van de arbeidersbeweging om de revolutionaire explosie tot een breuk met het kapitalisme te brengen. De publicatie van ‘Waar gaat Frankrijk heen?’ zal bijdragen aan het overwinnen van deze zwakte in toekomstige bewegingen.

‘Waar gaat Frankrijk heen? 1934-38: van fascistische provocatie tot revolutionaire explosie’ door Leon Trotski, met een uitgebreid nieuw voorwoord. Het boek telt 223 pagina’s en kost 15 euro (verzending inbegrepen). Te koop via marxisme.be of in elke boekenwinkel bestelbaar met deze ISBN-code: 9789491304453

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel