4. Uit de theorie van de permanente revolutie
Monty Johnstone wijdt niet minder dan 8 bladzijden van zijn werk (ongeveer een kwart van het geheel) aan een “uiteenzetting” van Trotski’s theorie van de permanente revolutie, die hij tegenover Lenins idee van de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand” stelt. Deze theorieën werden voor het eerst naar voor gebracht in 1904-’05 en kregen een treffende bevestiging op basis van de revolutionaire ervaringen van 1905. We hebben al het belang gezien van de ideeën in de debatten binnen het Russische marxisme voor 1914. Johnstone wijdt hieraan geen enkele zin. Hij is blijkbaar van mening dat de gemiddelde YCL-er “niet geïnteresseerd” is in de ideologische gevechten van de jaren waarin het bolsjevisme werd gevormd.
Hierin verschillen we van mening met kameraad Johnstone. We beperken onze analyse niet tot “uiterst selectieve en ingeblikte” citaten die uit hun verband gerukt zijn want we zijn er zeker van dat alle serieuze leden van de YCL en de CP, en alle denkende leden van de arbeidersbeweging in het algemeen, de waarheid over deze kwesties willen weten. Welke waren die verschillen? Johnstone stelt het voor alsof de voornaamste verschillen die tussen de posities van Lenin en Trotski waren. Haastig snelt hij voorbij aan de positie van de mensjevieken en daarna plaatst hij de hele discussie in een volkomen verkeerd licht. Laten we de 3 posities en hun verhouding tot elkaar eens onderzoeken.
Iedere stroming was het erover eens dat de komende revolutie een burgerlijk-democratische revolutie zou zijn, d.w.z. een revolutie die tot stand gebracht wordt door de tegenstelling tussen de zich ontwikkelende kapitalistische economie en de half-feodale autocratische staat van het Tsarisme. Maardie algemene erkenning van de burgerlijke aard van de revolutie beantwoordde niet de concrete vraag welke klasse de revolutionaire strijd tegen de autocratie zou leiden. De mensjevieken namen, analoog aan de grote burgerlijke revoluties van het verleden, aan dat de revolutie zou worden geleid door de burgerlijke en kleinburgerlijke democraten, gesteund door de arbeidersbeweging.
Lenin bekritiseerde meedogenloos de mensjevieken omdat ze de onafhankelijke beweging van de arbeiders tegenhielden en schamperde op hun pogingen in het gevlei te komen bij de “progressieve” kapitalisten. Al in 1848 merkte Marx opdat de Duitse burgerlijke “revolutionaire democratie” niet in staat was een revolutionaire rol te spelen in de strijd tegen het feodalisme, waarmee het liever een compromis sloot uit angst voor de revolutionaire beweging van de arbeiders. Het was op dit punt dat Marx zelfde leuze van de “Permanente Revolutie” naar voor bracht.
Volgend in de voetsporen van Marx, die de burgerlijke “democratische partij” had beschreven als “veel gevaarlijker voor de arbeider dan de vroegere liberalen”, legde Lenin uit dat de Russische kapitalistische klasse niet een bondgenoot van de arbeiders zou zijn, maar onvermijdelijk de kant van de contrarevolutie zou kiezen.
“De kapitalisten zullen zich in het algemeen,” schreef hij in 1905, “onvermijdelijk wenden tot de contrarevolutie, tot het absolute, tegen de revolutie en tegen het volk keren zodra zijn beperkte, zelfzuchtige belangen zijn bevredigd, zodra het “terugdeinst” van een consequente democratie (en dat doet het al!).”
Works, deel 9, p. 98
Welke klasse kon in Lenins ogen de burgerlijk-democratische revolutie leiden?
“Wat nu over blijft is “het volk”, d.w.z. de arbeidersklasse en de boerenstand. Alleen op de arbeidersklasse kan vertrouwd worden dat ze tot het einde toe door marcheert, want ze gaat de democratische revolutie ver voorbij. Daarom strijdt de arbeidersklasse in de frontlijn voor een republiek en verwerpt ze met verachting het stomme en onwaardige advies om rekening te houden met de mogelijkheid dat de kapitalistenklasse terugdeinst.”
Works, deel 9, p. 98
Tegen wie zijn deze woorden gericht? Tegen Trotski en de permanente revolutie? Laten we kijken wat Trotski op datzelfde moment schreef:
“Dit resulteert in het feit dat de strijd voor de belangen van geheel Rusland het deel is geworden van de pas nu bestaande sterke klasse in het land, de industriële arbeidersklasse. Om deze reden heeft de industriële arbeidersklasse een enorm politiek belang en om deze reden is de strijd voor de bevrijding van Rusland van de nachtmerrie van het absolutisme die het verstikt, veranderd in een enkel gevecht tussen het absolutisme en de industriële arbeidersklasse, een enkel gevecht waarin de boeren een aanzienlijke steun kunnen geven, maar waarin ze geen leidende rol kunnen spelen.”
Results and Prospects, p.198
En opnieuw:
“Het bewapenen van de revolutie in Rusland betekent in de allereerste en belangrijkste plaats het bewapenen van de arbeiders. Dit wetend en vrezend vermijden de liberalen de militie volledig. Ze geven zelfs zonder strijd hun positie over aan het absolutisme net zoals de kapitalist Thiers Parijs en Frankrijk overgaf aan Bismarck alleen om het bewapenen van de arbeiders te vermijden.”
Results and Prospects, p. 193
Over de houding tegenover de kapitalistische partijen waren de ideeën van Lenin en Trotski (zoals we al hebben gezien) volledig solidair en verzetten ze zich beiden tegen de mensjevieken die zich verborgen achter de burgerlijke aard van de revolutie als dekmantel om de arbeiderspartij aan de kapitalistische klasse te onderwerpen.
Argumenterend tegen klassencollaboratie legden zowel Lenin als Trotski uit dat alleen de arbeidersklasse in een bondgenootschap met de boerenmassa’s de taken van de burgerlijk-democratische revolutie konden uitvoeren.
De volledig verkeerde weergave in Deutschers Prophet Armed volgend, herhaalt Johnstone alle oude onzin dat Trotski’s standpunt over de permanente revolutie afgeleid zou zijn van Parvus (38), de bekende Duitse sociaal-democraat, wiens leuze “Geen Tsaarmaar een arbeidersregering” door Lenin bij een aantal gelegenheden werd bekritiseerd. Op geen enkel moment werd die leuze door Trotski naar voor gebracht. Keer op keer, zowel voor als na 1905. wees hij op de burgerlijk-democratische aard van de revolutie.
Het punt dat in de debatten binnen de Russische sociaal-democratie ter discussie stond was niet de aard van de revolutie (niemand bestreed die) maar welke klasse haar zou leiden. Op dit punt kristalliseerden zich 2 duidelijk onderscheiden stromingen: enerzijds de mensjevieken, die als een geloofsbelijdenis steeds herhaalden dat de revolutie “burgerlijk” was en probeerden de marxistische beweging te compromitteren door overeenkomsten te willen sluiten met de “liberalen”; en degenen die wezen op de zwakheid, lafheid en verraderlijkheid van de kapitalistische klasse en die onafhankelijke massa-actie eisten onder leiding van de enige consequente revolutionaire klasse, de arbeidersklasse – zo nodig tegen de kapitalistische klasse. Dat was de beroemde tweeërlei tactiek van de sociaal-democratie, waarmee Lenin afrekent in zijn brochure waaruit Johnstone citeert en die hij onherkenbaar vervormt.
Johnstone gaat echt tot het uiterste wanneer hij de oude laster opgraaft dat de theorie van Trotski de rol van de boerenstand in de revolutie negeert. Johnstone herhaalt de vervalsing van Stalin dat Trotski in 1905:
“Gewoon de boerenstand helemaal vergat als een revolutionaire krachten de leuze naar voren bracht van “Geen Tsaar, maar een arbeidersregering”, d.w.z. de leuze van een revolutie zonder de boerenstand.”
Stalin, Works, deel 4, p. 382
Stalin “vergat gewoon”, net als Monty Johnstone nu, de leuze die Trotski in werkelijkheid naar voren bracht in 1905. “Geen Tsaar of Zemtsi (liberalen) maar het volk”, d.w.z. een leuze die arbeiders en boeren omvatte. Het pamflet waarin dit gebeurt kan, samen met talloze oproepen aan juist die boerenstand die Trotski “vergat” gevonden worden in zijn Collected Works (deel 2, p. 256) die in Rusland gedrukt werden na de Oktoberrevolutie.
HET INTERNATIONALISME VAN LENIN
Wat was Lenins houding ten opzichte van de boerenstand in de revolutie? Hij argumenteerde dat de boerenstand door de arbeiders moest gemobiliseerd worden om de democratische, anti-feodale taken door te voeren. Op het moment dat de arbeiders in beweging komen voor het socialisme, beginnen de klassentegenstellingen zich te manifesteren. De reactionaire, bonapartistische neigingen onder de boerenstand, waartegen Lenin herhaaldelijk waarschuwde, zouden tegen de arbeidersklasse gericht worden. In een land waar de overweldigende meerderheid van de bevolking uit boeren bestond zou de strijd voor het socialisme de meest serieuze en vastberaden oppositie ontmoeten van de rijkere lagen van de boerenstand. En toch voorzag, volgens Monty Johnstone, Lenin al in 1905 het “doorgroeien” van de democratische revolutie in Rusland naar het socialisme:
“Terwijl in deze periode Lenin sprak van het begin van de strijd voor de socialistische revolutie, volgend op een “volledige overwinning” van de democratische revolutie, met het “verwerkelijken van de eisen van de huidige boerenstand” en hij ongetwijfeld (!) niet verwachtte dat de socialistische revolutie binnen 8 maanden na zijn voorganger zou volgen, vond hij dat de voornaamste factor die bepaalde wat het keerpunt van de een naar de ander zou zijn “de mate van onze kracht, de kracht van de klassebewuste en georganiseerde arbeidersklasse”. De geschiedenis bewees dat hij gelijk had met het verwerpen van Trotski’s strategie die in wezen (?) een sprong (?) voorzag van het Tsarisme naar Oktober, Februari overslaand.”
Cogito, p. 13
Monty Johnstone spartelt oncomfortabel aan de haak die hij uitgehangen heeft om Trotski te vangen! Dat de theorie van de permanente revolutie “in wezen” uit een “sprong” van het Tsarisme naar de socialistische revolutie zou bestaan, zonder enige tussenliggende fase, is klinkklare onzin, die alleen maar bewijst dat Johnstone of de moeite niet genomen heeft Trotski te lezen, of anders weer zijn oude “objectieve, wetenschappelijke” methodes toepast. We zouden Johnstone los van al het andere willen vragen waar de “permanente” “ononderbroken” aard van de revolutie schuilt als enkel… “een sprong” van het Tsarisme naar het socialisme nodig is?
Er niet tevreden mee dat hij Trotski’s positie in 1905 vervalst, probeert Monty Johnstone dat ook met Lenin te doen! Hij laat hem dingen zeggen die in schreeuwende tegenstelling staan tot zijn eigen analyse, waarmee de leider van de Oktoberrevolutie wordt gedegradeerd tot een idioot. Enerzijds herhaalt Johnstone tot vervelens toe dat Lenin de revolutie als burgerlijk zag (onnodig gezien iedereen, behalve de stalinistische epigonen van Lenin, het daarover eens is). Anderzijds schrijft hij aan Lenin in 1905 het idee toe dat de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en boerenstand” zou “doorgroeien” naar de dictatuur van de arbeidersklasse! Laten we zien wat Lenin in werkelijkheid zei over de kwestie van de klasse-aard van de “democratische dictatuur”
“Dit zal echter, vanzelfsprekend, geen socialistische, maar een democratische dictatuur zijn. Zij zal (zonder een hele reeks van overgangstrappen van de revolutionaire ontwikkeling) niet in staat zijn de grondslagen van het kapitalisme aan te tasten. Zij zal in het meest gunstige geval een radicale herverdeling van de grondeigendom ten gunste van de boeren tot stand kunnen brengen; een consequente en volledige democratie kunnen invoeren, tot en met het instellen van de republiek; alle Aziatische en slaafse trekken, niet alleen in het dorpsleven, maar ook in de fabriek, met wortel en tak kunnen uitroeien en de grondslag kunnen leggen voor een echte verbetering van de positie van de arbeiders, voor het verhogen van hun levenspeil en tenslotte – het laatste, maar niet het minste -de revolutionaire fakkel naar Europa kunnen dragen.”
Works, deel 9, p. 57,
Lenins stellingname is eenduidig: de komende revolutie zal een burgerlijke revolutie zijn, geleid door de arbeidersklasse in een bondgenootschap met de boerenmassa’s. Het beste dat ervan verwacht kan worden, is de vervulling van de fundamentele burgerlijk-democratische taken: de verdeling van de grond onder de boeren, een democratische republiek enz. Dit gezien elke poging om “de grondslagen van het kapitalisme aan te tasten” noodzakelijkerwijs de arbeidersklasse in conflict moet brengen met de massa van de kleine boerenbezitters. Lenin hamert er weer op:
“De democratische omwenteling is burgerlijk. De leuze van de algemene herverdeling, of “landen vrijheid” (…) is een burgerlijke leuze.”
Works, deel 9, p. 112.
En voor Lenin was geen ander resultaat mogelijk op basis van een onderontwikkeld half-feodaal land als Rusland. Gepraat over het “doorgroeien” van de democratische dictatuur naar de socialistische revolutie is wartaal maken van Lenins analyse van de onderlinge verhoudingen van de klassenkrachten in de revolutie.
In welke zin verwees Lenin naar de mogelijkheid van de socialistische revolutie in Rusland? In het citaat hierboven uit “Tweeërlei Tactiek” stelt Lenin dat de Russische revolutie niet in staat zal zijnde grondslagen van het kapitalisme aan te tasten “zonder een hele reeks van overgangstrappen van de revolutionaire ontwikkeling” Monty Johnstone mengt er zich snel in om voor Lenin de ontbrekende schakel in te vullen: de voorwaarde voor de overgang van de democratische naar de socialistische revolutie is “de mate van onze kracht, de kracht van de klassebewuste en georganiseerde arbeidersklasse”, en voegt eraan toe dat de geschiedenis Lenins gelijk heeft aangetoond. De geschiedenis toonde inderdaad Lenins gelijk aan, kameraad Johnstone, maar niet voor iets wat hij niet gezegd heeft. We zullen het even doen zonder interpreterende diensten van Johnstone en laten Lenin voor zichzelf spreken.
Lenin vervolgt het bovenstaande citaat als volgt: de burgerlijk-democratische omwenteling in Rusland zal
“tenslotte – het laatste maar niet het minste – de revolutionaire fakkel naar Europa kunnen dragen. Zulk een overwinning zal van onze burgerlijke revolutie nog volstrekt geen socialistische revolutie maken; de democratische omwenteling zal niet zonder meer buiten het kader van de burgerlijke maatschappelijke-economische verhoudingen treden; maar desondanks zal de betekenis van zulk een overwinning voor de toekomstige ontwikkeling, zowel van Rusland als van de gehele wereld, van enorme betekenis zijn. Niets zal de revolutionaire energie van de internationale arbeidersklasse in zo’n mate doen toenemen, niets zal de weg naar de eindoverwinning zo zeer verkorten als deze beslissende overwinning van de in Rusland begonnen revolutie.”
Works, deel 9, p. 57
Hier staat Lenins internationalisme duidelijk in elke regel te lezen. Het is een internationalisme niet van woorden, maar van daden, hemelsbreed verwijderd van de feestredes van de huidige arbeiders- en stalinistische leiders. Voor Lenin was de Russische Revolutie niet een daad op zich, een “Russische weg naar het socialisme”! Het was het begin van de internationale arbeidersrevolutie. Precies daarin in lag de kans op de omvorming van de burgerlijk-democratische revolutie naar de socialistische revolutie in Rusland.
Noch Lenin, noch enige andere marxist, overwoog in ernst het idee dat het mogelijk was om het “socialisme in één enkel land” op te bouwen, en helemaal niet in een onderontwikkeld Aziatisch boerenland als Rusland. Elders legt Lenin uit -ABC voor elke marxist- dat de voorwaarden voor een socialistische omvorming van de maatschappij in Rusland niet aanwezig waren, hoewel ze in West-Europa volledig rijp waren. Polemiserend tegen de mensjevieken in “Tweeërleï Tactiek” herhaalt Lenin de klassieke stellingname van het marxisme over de internationale betekenis van de Russische Revolutie:
“De grondgedachte is hier dezelfde, die “Vperyod” (Lenins blad) herhaaldelijk formuleerde, namelijk dat wij niet bang mogen zijn voor een volledige overwinning van de sociaal-democratie in de democratische revolutie, d.w.z. voor de revolutionair-democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boeren, want zo’n overwinning zou ons in staat stellen Europa in opstand te brengen en de socialistische arbeidersklasse van Europa zou ons dan, na het juk van het kapitalisme te hebben afgeschud, helpen bij de verwezenlijking van de socialistische omwenteling.”
Works, deel 9, p. 82
Dat is de kern van Lenins voorspelling van de komende revolutie in Rusland: de revolutie kan alleen maar burgerlijk-democratisch zijn (niet socialistisch) maar omdat de kapitalistische klasse niet in staat is een revolutionaire rol te spelen, kan de revolutie alleen maar worden doorgevoerd door de arbeidersklasse, geleid door de sociaal-democratie, die de boerenmassa’s als ondersteuning in opstand zal brengen. De omverwerping van het Tsarisme, het verwijderen van alle sporen van het feodalisme en de schepping van een republiek zullen een enorme revolutionerende werking hebben op de arbeidersklasse van het ontwikkelde West-Europa. Maar de revolutie in het Westen kan alleen maar een socialistische revolutie zijn, vanwege de enorme ontwikkeling van de productieve krachten die onder het kapitalisme zelf zijn opgebouwd, en de enorme kracht van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging in deze landen. Tenslotte zal de socialistische revolutie in het Westen nieuwe bewegingen in Rusland losmaken en met de steun van de socialistische arbeidersklasse zal de democratische revolutie, tegen de oppositie van de burgerij en de contrarevolutionaire boerenstand in, omvormen in een socialistische revolutie.
Kameraad Johnstone schudt woedend het hoofd. “Dat is geen leninisme, maar trotskisme! Jullie vervalsen de betekenis van Lenin!” Helemaal niet, kameraad Johnstone. De betekenis is heel duidelijk. Laat Lenin maar weer voor zichzelf opkomen:
“En zo organiseren in deze fase (d. w.z. na de uiteindelijke overwinning van de “democratische dictatuur”) de liberale kapitalistische klasse en de rijke boeren (plus een gedeelte van de middenlaag van de boeren) de contra-revolutie. De Russische arbeidersklasse plus de Europese arbeidersklasse organiseren de revolutie. In dergelijke omstandigheden kan de Russische arbeidersklasse een tweede overwinning boeken. De zaak is niet langer hopeloos. De tweede overwinning zal de socialistische revolutie in Europa zijn. De Europese arbeiders zullen ons tonen “hoe we het moeten doen”, en dan zullen we samen met hen de socialistische revolutie tot stand brengen.”
Works, deel 10, p. 92
Hier en bij tientallen andere gelegenheden drukte Lenin zich met de grootst mogelijke duidelijkheid uit, dat de overwinning van
“onze grote burgerlijke revolutie.., zal uitmonden in het tijdperk van de socialistische revolutie in het Westen.”
Works, deel 10, 276.
Het maakt niet uit in welke bochten hij zich wringt en welke woorden hij Lenin in de mond probeert te leggen, Johnstone kan het feit niet veranderen dat Lenin in 1905 niet alleen het idee van het “opbouwen van het socialisme in Rusland alleen” verwierp (het kwam niet eens in hem op), maar zelfs de mogelijkheid dat de Russische arbeiders de dictatuur van de arbeidersklasse zouden vestigen véérdat de socialistische revolutie in het Westen plaatsvond.
LENIN EN TROTSKI
Wat waren de verschillen tussen de ideeën van Lenin en Trotski? Zoals we gezien hebben, waren beiden het eens over de fundamentele problemen van de revolutie: de contra-revolutionaire rol van de kapitalistische klasse; de noodzaak voorde arbeiders en boeren om de democratische revolutie voor te voeren; de internationale betekenis van de revolutie enz. De verschillen ontstonden uit Lenins karakterisering van de revolutionair-democratische regering die de taken van de revolutie zou doorvoeren als de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand”
Trotski bekritiseerde deze formulering vanwege zijn vaagheid, omdat het niet duidelijk maakte welke klasse de dictatuur zou uitoefenen. Lenins vaagheid was opzet. Hij was niet bereid op voorhand te zeggen welke vorm de revolutionaire dictatuur zou aannemen. Hij sloot zelfs de mogelijkheid niet uit dat de boeren binnen de coalitie zouden overheersen.
Daarom had vanaf het begin de formule “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en boerenstand” opzettelijk een algebraïsch karakter – met een aantal onbekende grootheden die door de geschiedenis moesten worden ingevuld. In “Tweeërlei Tactiek” legde Lenin uit:
“De tijd zal komen dat de strijd tegen het Russische absolutisme zal eindigen en dat het tijdperk van de democratische revolutie voor Rusland voorbij zal zijn; dan zal het belachelijk aandoen, ook maar te spreken over “eenheid van wil” van de arbeidersklasse en de boeren, over een democratische dictatuur enz. Dan zullen wij rechtstreeks aan de socialistische dictatuur van de arbeidersklasse denken en er uitvoeriger over spreken..”
Works, deel 9, p. 86
Op dit idee van Lenin antwoordde Trotski dat op geen enkel moment in de geschiedenis de boerenstand ooit in staat geweest was een onafhankelijke rol te spelen. Het lot van de Russische Revolutie zou worden beslist door de uitkomst van de strijd tussen de kapitalistische klasse en de arbeidersklasse om de leiding over de boerenmassa’s. De boerenstand kon gebruikt worden als een instrument voor revolutie of voor reactie. In elk geval waren de enige mogelijke uitkomsten van de revolutie de dictatuur van de kapitalistische klasse, die in de armen van de Tsaristische reactie zou terechtkomen, ofwel de dictatuur van de arbeidersklasse in een verbond met de arme boeren.
Een revolutionaire regering waarin de arbeiders onder het vaandel van het marxisme het overwicht hadden, kon niet halverwege stoppen en zich tot zijn burgerlijk-democratische taken beperken, maar zou noodzakelijk over moeten gaan naar de taken van de socialistische revolutie. Teneinde te overleven zou de revolutionaire dictatuur oorlog moeten voeren tegen de reactie in Rusland en internationaal. Trotski was het eens met Lenin dat daarna de overwinning van de Russische revolutie een geweldige aansporing zou betekenen voor de socialistische revolutie in het Westen, die de Russische arbeidersstaat te hulp zou snellen en de socialistische verandering door zou voeren.
Dat was nu de snode misdaad van Trotski en zijn theorie van de permanente revolutie in 1905! Dit was het dat, volgens Monty Johnstone, hem “buiten de partij” plaatste… dat hij voorspelde wat in werkelijkheid in 1917 gebeurde; dat hij uitlegde dat de logica van de gebeurtenissen onvermijdelijk de arbeidersklasse aan de macht zou brengen! Zelfs Lenin was niet bereid zich over deze kwestie uit te spreken in 1905, zoals we gezien hebben. Van alle marxisten voorzag alleen Trotski de dictatuur van de arbeidersklasse voor de socialistische revolutie in het Westen:
“Het is mogelijk (schreef Trotski in 1905) dat de arbeiders in een economisch onderontwikkeld land eerder aan de macht komen dan ineen ontwikkeld land… Naar onze mening zal de Russische revolutie omstandigheden scheppen waarin de macht over kan gaan in de handen van de arbeiders… en in het geval van de overwinning van de revolutie moet het dat ook doen… voordat de politici van het burgerlijk liberalisme de kans krijgen hun regeertalenten volledig te vertonen.”
Results and Prospects, p. 195.
Betekende dit, zoals Monty Johnstone stelt, dat Trotski de burgerlijke aard van de revolutie ontkende? Trotski legt zelf uit:
“In de revolutie aan het begin van de twintigste eeuw, wat van de directe objectieve taken ook burgerlijk zijn, komt als een nabij vooruitzicht de onvermijdelijke, of op zijn minst waarschijnlijke, politieke overheersing door de arbeidersklasse naar voor. De arbeidersklasse zelf zal ervoor zorgen dat deze overheersing niet slechts een voorbijgaande “episode” wordt, zoals sommige droogstoppels hopen. Maar we kunnen ons nu al afvragen: is het onvermijdelijk dat de arbeidersdictatuur stuk loopt op de grenzen van de burgerlijke revolutie?
Of is het mogeljk in de gegeven wereldhistorische omstandigheden dat het vooruitzicht ontstaat dat de arbeidersklasse door deze grenzen heen breekt? Hier worden we geconfronteerd met tactische vragen: moeten we bewust toewerken naar een arbeidersregering naarmate de ontwikkeling van de revolutie deze fase dichterbij brengt, of moeten we op dat moment de politieke macht beschouwen als een ongeluk waarin de burgerlijke revolutie de arbeiders wil storten, dat beter vermeden kan worden?”
Results and Prospects, p. 199-200.
Zijn deze regels van Trotski werkelijk gericht tegen Lenin, kameraad Johnstone? Of zijn ze gericht tegen de “idealistische droogstoppels”, zoals Plechanov, die de gevolgen vreesden van de onafhankelijke beweging van de arbeiders? En waar zit hier die “sprong” van het Tsarisme naar de socialistische revolutie die, zoals kameraad Johnstone ons verzekert, de essentie is van de theorie van de permanente revolutie?
Trotski’s voorspelling van 1905 komt hierop neer de kapitalistische klasse in Rusland is niet in staat een revolutionaire rol te spelen. Onvermijdelijk moet de ontwikkeling van de revolutie in een bepaalde fase resulteren in het grijpen van de macht door de arbeiders, gesteund door een laag van de boerenstand. Alleen een regering van arbeiders en boeren kan de historische taken van de burgerlijk-democratische revolutie uitvoeren. Maar eenmaal aan de macht zal de arbeidersklasse deze niet afstaan aan de kapitalisten of aan de kleinburgerij. Hij moet zijn macht consolideren door van burgerlijk-democratische taken over te gaan naar socialistische maatregelen.
In andere woorden, de revolutionaire regering kon in Trotski’s ogen geen andere vorm aannemen dan de dictatuur van de arbeidersklasse. Ze moet een genadeloze oorlog voeren tegen de binnenlandse reactie en hiertoe moet ze de Westerse arbeiders ter ondersteuning in opstand brengen. Trotski verdedigde net als Lenin de ideeën van het marxistische internationalisme tegen de bekrompen argumenten van de mensjevieken. Tegenover de opportunistische stelling dat de “voorwaarden voor het socialisme niet bestonden in Rusland en daarom de revolutie beperkt moest worden tot de burgerlijke grenzen, benadrukten Trotski en Lenin dat de voorwaarden voor socialisme op wereldschaal volledig rijp waren. Deze grote marxisten zagen de Russische Revolutie als slechts de eerste schakel in de internationale socialistische revolutie.
>>> Volgend deel van dit hoofdstuk
Voetnoten:
(38) Parvus (Aleksander Lazdrevitsj Helphiand, 1869-1924): Russisch-joodse socialist, leidde samen met Trotski de eerste Peterburgse Sovjet in 1905 en wordt soms als een belangrijkste “leermeester” beschouwd. Hij werd later een mensjeviek en sociaal-patriot.