Uit de theorie van de permanente revolutie
DE PERMANENTE REVOLUTIE IN DE PRAKTIJK (1)
Alle theorieën over de aard van de Russische revolutie die de marxisten voor 1917 verkondigden, waren natuurlijk van min of meer algemene en voorwaardelijke aard. Het waren geen blauwdrukken of astrologische voorspellingen, maar verwachtingen die bedoeld waren de beweging te voorzien van een leidraad tot actie, een perspectief. Dat is de fundamentele taak van de marxistische theorie.
De juistheid of onjuistheid van deze theorieën kan niet gemeten worden door een onderzoek van de polemieken van 1905, maar enkel in het licht van wat echt gebeurde. Engels was dol op het spreekwoord “The proof of pudding is in the eating” (de praktijk zal het moeten uitwijzen), terwijl Lenin vaak de woorden van Goethe citeerde “theorie is grijs, mijn vriend, maar de boom van het leven is altijd groen”. Voor een marxist kan het bewijs voor een revolutionaire theorie alleen de ervaring van de revolutie zelf zijn.
De ervaring van 1917 bevestigt opvallend de verwachting van Lenin en Trotski over de laffe, contra-revolutionaire rol van de kapitalistische klasse, zoals die zich in de daden van de Voorlopige Regering die na de Februarirevolutie aan de macht kwam, manifesteerde. Het is kenmerkend voor hun grote begrip van de marxistische methode dat Lenin als Trotski onafhankelijk van elkaar onmiddellijk de betekenis van het Kerensky-regime begrepen en de houding die de arbeiders er tegenover moesten aannemen. Lenin in Zwitserland en Trotski in New York kwamen gelijktijdig tot dezelfde conclusie, d.w.z. de noodzaak van onverzettelijke oppositie tegen de burgerlijke Voorlopige Regering en de omverwerping ervan door de arbeidersklasse.
Wat was de positie van de “oude bolsjewieken” die zo’n “belangrijke rol” speelden in 1917. Zonder uitzondering waren ze voor steun aan de Voorlopige Regering. Van alle kaders van het bolsjevisme die “zich aan de collectieve discipline onderwierpen” gedurende een lange periode, was er niet een die tegen de beslissende toets van de gebeurtenissen was opgewassen.
We zouden Monty Johnstone willen vragen: waarvoor dienden alle voorbereidingen uit de afgelopen periode? Wat was de zin van Lenins strijd, gedurende “13 of 14 jaar”, om een “stabiele, gedisciplineerde marxistische partij” op te bouwen wanneer op het beslissende moment alle “oude bolsjevieken” niet van de gelegenheid gebruik konden maken?
Al in 1909 schreef Trotski:
‘Wanneer de mensjevieken, die uitgaan van het abstracte “onze revolutie is burgerlijk”, op het idee uitkomen dat de hele tactiek van de arbeidersklasse aangepast moet worden aan het gedrag van de liberale kapitalistenklasse voor de verovering van de staatsmacht, dan komen de bolsjevieken, die uitgaan van een even vruchteloze abstractie, “een democratische, niet een socialistische, dictatuur”, uit op het idee van een burgerlijk-democratische zelfbeperking van de arbeidersklasse in wiens handen de staatsmacht berust. Het is waar dat er een zeer betekenisvol verschil tussen hen is op dit punt: terwijl de anti-revolutionaire kanten van het mensjevisme nu al in volle omvang getoond worden, dreigen de anti-revolutionaire trekken van het bolsjevisme met een enorm gevaar pas in het geval van een revolutionaire overwinning.”
Trotski, 1905, p. 285.
Monty Johnstone maakt de laatste twee regels van deze alinea los en probeert ze te gebruiken als bewijs van Trotski’s vijandigheid tegenover Lenins positie. Maar in feite liep Trotski in 1909 terecht vooruit op de crisis in de gelederen van de bolsjevistische partij in 1917 die geheel een al voortkwam uit de anti-revolutionaire interpretatie die de “oude bolsjewieken” van Lenins leuze “de democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand” maakten.
Toen Lenin zijn beroemde Aprilstellingen (39) aan de partij voorlegde, waarin hij opriep tot de omverwerping van de Voorlopige Regering, werden ze onder zijn naam gepubliceerd: geen van de ‘leiders” van de partij was bereid zijn naam te verbinden aan een stellingname die volledig inging tegen alle verklaringen, manifesten, artikels en toespraken die zij sinds de Februari-revolutie geproduceerd hadden. De dag na de publicatie van Lenins stellingen schreef Kamenev een editoriaal in de Pravda onder de kop “Onze verschillen”, waarin hij benadrukte dat de stellingen alleen Lenins “persoonlijke mening” vertegenwoordigden. Het artikel eindigde met de volgende woorden:
“Wat Lenins algemene schema betreft, lijkt het onaanvaardbaar, aangezien het uitgaat van de veronderstelling dat de burgerlijke revolutie afgelopen is en rekent op de onmiddellijke transformatie van de revolutie in een socialistische revolutie.”
Onthoud deze woorden goed, lezer. Dit is niet Lenin die tegen Trotski’s theorie van de permanente revolutie argumenteert, maar de “oude bolsjeviek” Kamenev die Lenin aanklaagt voor de snode misdaad van… trotskisme! De argumenten van Kamenev en co. in 1917 lijken een parodie op de woorden van Plekhanov op het congres van Stockholm in 1906: de arbeidersklasse is verplicht de macht te grijpen in een arbeidersrevolutie, maar de revolutie is burgerlijk en daarom is het onze plicht de macht niet te grijpen! Het rad had een volle omwenteling gemaakt en de “verwarring” van de “oude bolsjevieken” manifesteerde zich in 1917 door een terugkeer naar de versleten reformistische ideeën van de mensjevieken. De “algebraïsche vergelijking” van Lenin stelde zich open voor zo’n verkeerde interpretatie, terwijl Trotski’s “rekenkundige” formule uiterst precies was.
Marx stelde al lang geleden vast dat het opportunisme zich vaak vermomt in de kledij van versleten revolutionaire leuzen, leuzen die hun revolutionaire nut verloren hebben. Zo ging het ook met de “oude bolsjevieken” in 1917 die de leuze van de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand” gebruikten als een masker om hun opportunisme te verbergen. In deze context schreef Lenin; dat:
“De bolsjevistische leuzen en ideeën in het algemeen zijn door de geschiedenis volledig bevestigd; maar concreet pakten de dingen anders uit dan (door wie dan ook) kan worden voorzien: ze zijn oorspronkelijker, specifieker, gevarieerder… “De revolutionaire dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand” is al een realiteit geworden in de Russische revolutie, in een bepaalde vorm en tot zekere hoogte .”
Geciteerd door Monty Johnstone, Cogito p. 11.
Lenin, Selected Works, deel 6, p. 33
Monty Johnstone citeert de passage zonder de context uit te leggen als bewijs dat Lenin in ’17 het idee van de “democratische dictatuur” bleef verdedigen.
Maar het hele werk waaruit het citaat is gehaald – Brieven over Tactiek- is een polemiek tegen Kamenev en Co., er op gericht precies het tegenovergestelde te bewijzen! Johnstone’s citaat is incorrect. Hij koppelt 2 ideeën aan elkaar die in het origineel door een hele paragraaf worden gescheiden, die als volgt loopt:
“Wanneer we dit feit vergeten waren, dan zouden we geleken hebben op die “oude Bolsjevieken” die meer dan eens zo’n armzalige rol gespeeld hebben in de geschiedenis van onze partij door een formule die ze zinloos van buiten geleerd hadden te herhalen in plaats van de specifieke formuleringen de nieuwe trekken van de echte werkelijkheid te bestuderen.”
Selected Works, deel 6, p. 33.
Deze kleine paragraaf die Johnstone “per ongeluk” uit het midden van zijn citaat heeft weggelaten, vat de hele kwestie samen. Lenin probeerde de “oude bolsjevieken” uit te leggen, dat de leuze van de “democratische dictatuur” niet de een of andere “superhistorische formule” was die bij elke fase herhaald moet worden, los van de werkelijke ontwikkeling van de klassenstrijd. Lenin legde er keer op keer de nadruk op dat abstracte waarheid niet bestaat, maar alleen concrete waarheid. Redding zoeken in het herhalen van een leuze die niet langer nuttig is, was breken met de methode van het marxisme en teruggaan van de alles overheersende taken van de revolutie naar vruchteloze schoolmeesterwijsheid. De concrete realisering van de “democratische dictatuur “die de geschiedenis in de werkelijkheid had voortgebracht was een kapitalistische regering, die een imperialistische veroveringsoorlog voerde en niet in staat was om ook maar één van de fundamentele taken van de burgerlijke revolutie te vervullen of ook maar serieus aan de orde te stellen. De algebraïsche formulering van de “democratische dictatuur” was door de geschiedenis met een negatieve inhoud gevuld.
Door een serie van kronkelingen probeert Monty Johnstone uit te leggen dat de Kerensky-regering een realisatie betekende van de “democratische dictatuur” zoals Lenin die in 1905 had voorzien. Wacht eens, kameraad Johnstone. Wat waren de taken van de democratische dictatuur die door Lenin in Tweeërlei Tactiek werden geschetst? In de eerste en belangrijkste plaats een radicale oplossing van de agrarische problemen, gebaseerd op de nationalisatie van de grond; ten tweede een democratische republiek gebaseerd op algemeen kiesrecht en een grondwetgevende vergadering; vervanging van het staand leger door het gewapende volk. Hieraan moest in de in 1917 heersende omstandigheden worden toegevoegd, het onmiddellijke sluiten van een democratische vrede. Nietwaar, kameraad Johnstone?
Maar als de Kerensky-regering de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand” was (d.w.z. de regering van de burgerlijk-democratische regering), hoe kan het dan dat geen van deze fundamentele taken van de burgerlijk-democratische revolutie erdoor werd uitgevoerd of er door kon worden uitgevoerd?
Monty Johnstone, die zichzelf en zijn lezers hopeloos in de knoop werkt, argumenteert dat de Februarirevolutie de burgerlijk-democratische revolutie was (en dat “Trotski dit niet probeert te ontkennen’) maar dat deze tegelijkertijd geen van de taken van de burgerlijk-democratische revolutie kon doorvoeren. Inderdaad, kameraad Johnstone, Trotski zou dit niet willen ontkennen. Zowel Lenin als Trotski begrepen dat de Kerensky-regering deze problemen niet serieus kon aanpakken, omdat het een regering van de kapitalistische klasse was, niet een arbeiders- en boeren-regering. Alleen de dictatuur van de arbeidersklasse, in een bondgenootschap met de arme boeren, kon beginnen met het uitvoeren van de taken van de burgerlijk-democratisch revolutie in Rusland.
Met een bijzonder vreemde manier van redeneren (om het beleefd te zeggen) argumenteert Monty Johnstone:
“De Februari-revolutie van 1917 was niet de arbeidersklasse die de kapitalistische natie bestreed, zoals voorzien door Trotski, maar de omverwerping van het Tsarisme door een burgerlijke revolutie die doorgevoerd werd door de arbeiders en boeren, die Lenin had voorzien. De macht ging niet over in de handen van een arbeidersregering. Deze werd gedeeld door de Sowjets (raden) van afgevaardigden van arbeiders en soldaten, die de democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand (!) vertegenwoordigden (de meerderheid van de soldaten waren boeren) en de kapitalistische Voorlopige Regering aan wie zij vrijwillig (1!) hun suprematie overdroegen.”
Cogito, p. 11
Dat is een hele goeie! De Februari-revolutie was een burgerlijke revolutie die werd doorgevoerd door de arbeiders en de boeren die toen verder gingen door “vrijwillig” hun suprematie te overhandigen aan de kapitalisten. Maar de vraag is: hoe kwam het dat de arbeiders en boeren “vrijwillig” de macht overhandigden aan de kapitalistische klasse, die “zoals voorzien door Lenin” een contra-revolutionaire rol moest spelen en ook zou spelen? Lenin geeft zelf het antwoord. Als reactie op diegenen die stelden dat de arbeidersklasse de ‘ijzeren wet van de historische fasen” moest gehoorzamen, “februari niet over kon slaan” “de fase van de burgerlijke revolutie moest doormaken” en die daarmee hun eigen lafheid, verwarring en impotentie probeerden te verbergen door een beroep te doen op “objectieve factoren” zei Lenin minachtend:
“Waarom nemen ze de macht niet? Steklov (40) zegt: daarom en daarom. Dat is onzin. Het feit is dat de arbeidersklasse niet voldoende georganiseerd en klassenbewust is. Dit moet worden toegegeven: de materiële kracht is in handen van de arbeidersklasse maar de kapitalistische klasse bleek voorbereiden klassenbewust te zijn. Dit is een monsterachtig feiten het moet openhartig worden toegegeven en de mensen moet worden verteld dat ze de macht niet namen omdat ze ongeorganiseerd en niet bewust genoeg waren.”
Lenin, Collected Works, deel 36, p. 437
Er was geen objectieve reden waarom de arbeiders -die de macht in handen hielden de kapitalistische klasse in februari niet aan de kant kon gezet hebben, geen andere reden dan onvoorbereidheid, gebrek aan organisatie, gebrek aan bewustzijn. Maar dat was, zoals Lenin uitlegde, slechts de schaduwzijde van het kolossale verraad aan de revolutie door alle zogenaamde arbeiders- en boerenpartijen. Zonder de medeplichtigheid van de mensjevieken en de Sociaal-Revolutionairen in de sovjets had de Voorlopige Regering geen uur kunnen bestaan. Daarom reserveerde Lenin zijn meest stekelige opmerkingen voor die elementen onder de bolsjevistische leiding die de bolsjevistische partij zelf op sleeptouw hadden laten nemen door de mensjevistisch-sociaalrevolutionaire praalwagen die de massa in verwarring had gebracht en gedesoriënteerd en hun weggelokt had van de weg naar de macht.
In een poging Trotski in diskrediet te brengen, herhaalt Monty Johnstone de oude onzin die Kamenev en Co tegen Lenin gebruikten in 1917. Zijn poging de leuze van de “democratische dictatuur” overeind te houden tegenover de permanente revolutie is zo doorzichtig onoprecht, dat het aan het komische grenst. Het werk waaruit hij ter verdediging van zijn leuzen citaten bijeen probeert te schrappen – Brieven over Tactiek- is precies dat werk waarin Lenin deze leuze voor eens en voor altijd begraaft:
“Wie nu praat over een “revolutionair-democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenopstand loopt achter en is daarom overgegaan naar de kant van de kleinburgerij en staat tegenover de proletarische klassenstrijd. Hij verdient verwezen te worden naar het archief van “bolsjevistische” prerevolutionaire antiquiteiten” (dat het archief van de “oude bolsjevieken” genoemd mag worden).
Lettres on Tactics, Selected Works, deel 6, p. 34
Verwijzend naar de macht van de arbeidersklasse en de impotentie van de Voorlopige Regering zette Lenin uiteen:
“Dit feit past niet in het oude schema. Je moet weten hoe schema’s aan feiten aan te passen in plaats van woorden overeen “dictatuur van de arbeidersklasse en de boeren” te herhalen… in het algemeen hebben die woorden hun betekenis verloren.”
Lettres on Tactics, Selected Works, deel 6, p. 35
Opnieuw:
“Wordt deze werkelijkheid gedekt door de oud-bolsjevistische formulering van kameraad Kamenev, die verklaart dat de “burgerijk-democratische revolutie niet voltooid is?”
“Neen, die formule is verouderd. Hij is waardeloos. Hij is dood. En alle pogingen hem nieuw leven in te blazen, zullen tevergeefs zijn.”
Lettres on Tactics, Selected Works, deel 6, p. 40
Monty Johnstone’s pogingen zijn vergeefs. Lenin zelf dankte in april 1917 de leuze van de “democratische dictatuur” af. Degenen die eraan vasthielden, deden dat niet met de bedoeling het “Leninisme” tegen het “Trotskisme” te verdedigen, maar om hun eigen, weinig glorieuze capitulatie voor het mensjevistische reformisme te verbergen. En als Lenin in 1917 zoveel minachting kon uitstorten over degenen die probeerden nieuw leven te blazen in de “dode” “betekenisIoze” “verouderde” formule van de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand”, wat moeten we dan zeggen van Monty Johnstone en de leiders van de zogenaamde communistische partijen, die 50 jaar later doorgaan met het gebruik en het misbruik van deze leuze voor hun eigen cynische en contra-revolutionaire doeleinden?
Als er in Lenins werken voor 1917 al weinig verwijzingen naar de theorie van de permanente revolutie zijn, na 1917 zijn het er geen meer. Trotski’s boek over de permanente revolutie werd in Rusland gepubliceerd en door de Communistische Internationale tijdens Lenins leven in veel talen vertaald, zonder een woord van protest of van kritiek van Lenin of van de legendarische “meerderheid van het Centraal Comité”. Maar in de Complete Works of Lenin die door de Sovjet-regering na de revolutie werden gepubliceerd staat een noot over Trotski die de volgende passage bevat:
“Voor de revolutie van 1905 bracht bijzijn eigen unieke en nu gehuldigde theorie van de permanente revolutie, die stelde dat de burgerlijke revolutie van 1905 direct zou overgaan in een socialistische revolutie die de eerste zou blijken te zijn van een reeks van nationale revoluties.”
Hier wordt de theorie van de permanente revolutie heel accuraat beschreven zonder de kronkelingen van Johnstone. Deze was “vooral gehuldigd” na de oktoberrevolutie, omdat erin de werkelijke gebeurtenissen van 1917 correct werden voorzien.
Op pagina 14 en 15 van zijn artikel probeert Monty Johnstone de theorie van de permanente revolutie in diskrediet te brengen met zijn gebruikelijke methode van “uitgelezen” brokstukken van citaten:
“Nergens in Lenins geschriften en toespraken in de periode van april 1917 tot aan zijn dood (ze beslaan 23 van de 55 delen van de nieuwe Russische editie) is het mogelijk ook maar zoiets als een aanwijzing te vinden dat Lenin zich bewust was van zijn “bekering” tot Trotski’s kijk op de “permanente revolutie” – en Lenin was nooit bang om gemaakte fouten te erkennen. Aan de andere kant vinden we Trotski meer dan eens het tegenovergestelde toegeven. Zo herhaalt het Platform van de Linkse Oppositie van 1927… de verklaring van Trotski en zijn medestanders tegenover de Communistische Internationale op 15 december 1926:
“Trotski heeft tegenover de Internationale verklaard dat in die principiële kwesties waarover hij met Lenin streed, Lenin gelijk had – en met name in de kwestie van de permanente revolutie en de boerenstand.”
In een brief aan de vroegere “Linkse Oppositionist” Preobrazhensky, die deze theorie niet aanvaarde, gaf Trotski toe:
“Tot februari 1917 was de leuze van de democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand historisch progressief.” En zelfs in zijn “Lessen van Oktober” schreef hij dat Lenin met zijn formule van de democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand de kwestie van een stap naar de socialistische dictatuur van de arbeidersklasse, gesteund door de boeren, op een “krachtige en door en door revolutionaire manier” had aangevat – in volledige tegenstelling tot zijn uitspraak in 1909 dat “de antirevolutionaire trekken van het bolsjevisme dreigen een enorm gevaarte zijn… in het geval van een revolutionaire overwinning.”
Cogito p. 14 en 15
Johnstone’s argument over de afwezigheid van commentaar in Lenins werken na 1917 over de kwestie van de permanente revolutie weerlegt zichzelf. Lenin was in kwesties van theorie altijd nauwgezet. Hij zou nooit toestaan dat een belangrijke theoretische kwestie onopgelost bleef. Als hij na 1917 geen polemieken schreef tegen de theorie van de permanente revolutie, als hij de publicaties van Trotski’s werken over deze kwestie toestond zonder commentaar en akkoord ging met een noot in de officiële uitgave van zijn eigen Collected Works waarin instemming met deze theorie wordt uitgedrukt, dan was dat omdat hij het in grote trekken met Trotski eens was nadat de zaak was beslist door de Oktoberrevolutie.
Het was niet een kwestie van Lenins “bekering” tot Trotski, zoals we al uitgelegd hebben. Na 1917 hadden vroegere verschillen tussen hen over de inschatting van de Russische revolutie (verschillen die in ieder geval van het tweede plan waren) niet meer dan een zuiver historische betekenis. Wat Trotski’s zogenaamde “fouten” betreft, was hij altijd bereid niet alleen zijn fouten toe te geven, maar ook om ze uit te leggen (wat zeker niet gezegd kan worden van de leiders van de communistische partijen vandaag). We hebben al getoond hoe Trotski zijn fout over de kwestie van de bolsjevistische partij uitlegde. Maar zover het de theorie van de permanente revolutie betreft, was Trotski’s enige “misdaad” die de stalinisten hem nooit kunnen ver-geven – dat zijn theorie op briljante wijze door de gebeurtenissen werd bevestigd. Wat Monty Johnstone en de andere “theoretici” van de communistische partijen in werkelijkheid aanvallen, onder het mom van kritiek op de theorie van de permanente revolutie, is de revolutionaire essentie en de methode van het bolsjevisme zelf.
In 1924 werd het “trotskisme” op cynische wijze uitgevonden door Kamenev, Zinoviev en Stalin om de belangen te dienen van de strijd van hun kliek tegen Trotski. Daarin kregen ze de machtige steun van de staats- en partijbureaucratie die hierin het einde zag van de woelingen van de revolutie en het begin van een vredige en “ordelijke” periode waarin zij konden genieten van de privileges die ze achter de schermen verwierven. Kamenev en Zinoviev braken met Stalin op basis van diens flirt met de “theorie” van het “socialisme in één land” wat zij, die in de geest van Lenins internationalisme waren geschoold, niet konden verteren. De schade was echteral aangericht. De bureaucratie hing des te sterker de stalinistische fractie en het “socialisme in een land” aan. Hun verontwaardigde en kwaadaardige aanvallen op het “trotskisme” en de “permanente revolutie” waren slechts de uitdrukking van hun ontkenning van de revolutionaire tradities van het bolsjevisme die in botsing kwamen met hun materiële belangen.
Wat het citaat uit het Platform van de Linkse Oppositie betreft, weet Johnstone dat dit document geen persoonlijke uitspraak van Trotski was, maar die van de gehele Linkse Oppositie, inclusief Kamenev en Zinoviev. Terwijl er overeenstemming was over de fundamentele kwesties in de strijd tegen het stalinisme – industrialisatie, collectivisering, arbeidersdemocratie, internationalisme enz. – namen Kamenev en Zinoviev nog steeds andere posities in. De passage over de permanente revolutie die door Johnstone wordt geciteerd, is een van de vele waartegen Trotski zich uitsprak, maar waarover hij binnen de oppositie door Kamenev en Zinoviev in een minderheid gesteld werd. Voor de zaak van de eenheid op het fundamentele platform tegen Stalin ging Trotski ermee akkoord. Zijn eigen geschriften leveren een consequente verdediging van de theorie die Kamenev en Zinoviev niet wilden aanvaarden, gedeeltelijk vanwege de rol die zij gespeeld hadden in de Oktoberrevolutie op de kwestie van de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand”.
Wat betreft het citaat uit de brief aan Preobrazhensky (41), zal de lezer zien dat er helemaal geen tegenstelling is tussen de in deze brief naar voor gebrachte positie en de theorie van de permanente revolutie. Trotski vond Lenins positie altijd al progressief en dicht bij de zijne, tegenover die van de mensjevieken. Dit wordt heel duidelijk uitgesproken in de Lessen van Oktober. Monty Johnstone citeert (met zijn gewoonlijke “preciesheid”) uit deze brochure, maar legt niet uit waarom deze werd geschreven, of wanneer, of wat erin staat. Het werk werd geschreven in 1923, na de nederlaag van de revolutionaire beweging in Duitsland, grotendeels als gevolg van de knoeierijen van Stalin en Zinoviev. Trotski legt in deze brochure de onvermijdelijkheid uit van een crisis in de leiding in een revolutionaire situatie vanwege de enorme druk van de burgerlijke “publieke opinie”, zelfs op de meest geharde revolutionaire leiding. Engels had uitgelegd dat soms tientallen jaren nodig zijn voor het ontstaan van een revolutionaire situatie en dat 20 of 30 jaar dan kunnen worden samengeperst in enkele dagen. Wanneer de revolutionaire leiding er niet in slaagt gebruik te maken van de situatie dan kan het gebeuren dat ze 10 of 20 jaar moet wachten vooraleer een dergelijke situatie zich opnieuw voordoet. De recente geschiedenis staat bol van dat soort voorbeelden, hoewel je dat niet zou denken bij het lezen van de werken van Johnstone of de leer van de communistische partijen die zelfde “mensjevistische weg naar het socialisme” ontdekten en ermee flirtten.
Trotski legt het gedrag uit van de leiding van de Duitse KP en de Stalin-Zinoviev leiding als een vervanging van het bolsjevisme door het mensjevisme op de manier van februari 1917. En net als in 1917 rechtvaardigden de opportunisten hun positie door lippendienst te bewijzen aan verouderde theorieën -waaronder de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand”. Het ontbreekt de opportunisten nooit aan de een of andere geschikte “theorie” om hun lafheid te rechtvaardigen. Zo grepen de “theoretici” van de PC terug op de vervalsing van de “Inleiding in de klassenstrijd in Frankrijk” van F. Engels om hun uitverkoop in mei 1968 in Frankrijk goed te praten. Gedurende 80 jaar werd die vervalsing gebruikt door de sociaal-democratische revisionisten om het revolutionaire streven in diskrediet te brengen!
Laten we om een scherper licht te werpen op de bedrieglijke kanten van de onbevangen “objectiviteit” van kameraad Johnstone volledig citeren wat Trotski in “De lessen van Oktober” zegt over de “de democratische dictatuur” van de arbeidersklasse en de boerenstand:
“Zelfs voor 1905 drukte Lenin het specifieke karakter van de Russische revolutie uit in de formule “de democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand” Deze formule kon op zichzelf, zoals de volgende ontwikkelingen toonden, alleen betekenis krijgen als een fase naar de socialistische dictatuur van de arbeidersklasse gesteund door de boerenstand. Lenins formulering van het probleem, door en door revolutionair en dynamisch, was volkomen en onverzoenlijk tegengesteld aan het mensjevistische patroon, volgens hetwelk Rusland slechts aanspraak kon maken op een herhaling van de geschiedenis van de ontwikkelde naties, met de kapitalistische klasse aan de macht en de sociaal-democraten in oppositie. Maar sommige kringen in onze partij legden de nadruk niet op de dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand in Lenins formule, maar op het democratische karakter ervan in contrast met het socialistische karakter. En opnieuw kon dit in Rusland, een onderontwikkeld land, alleen betekenen dat slechts een democratische revolutie denkbaar was. De socialistische revolutie moest beginnen in het westen, en we konden de weg naar het socialisme alleen inslaan in het voetspoor van Engeland, Frankrijk en Duitsland. Maar zo’n formulering van de zaak gleed onvermijdelijk af naar mensjevisme, en dat werd volledig duidelijk in 1917 toen de taken van de revolutie voor ons werden gesteld, niet voor een prognose maar voor beslissende actie.”
“Het innemen van een standpunt van steun aan de democratie onder de echte omstandigheden van een revolutie betekende (tot zijn logische conclusie van oppositie tegen het socialisme als “voortijdig” uitgewerkt) in de politiek een overgang van het standpunt van de arbeidersklasse naar dat van de kIeinburgerij” Het betekende de overgang naar de positie van de linkervleugel van de nationale revolutie”
The Essential Trotski, p. 122
Wat gebeurde in Rusland in 1917? Volgens Monty Johnstone betekende de Februari-revolutie het kompleet worden van de burgerlijk-democratische revolutie. De Oktober-revolutie markeerde het socialistische stadium. Maar enerzijds loste de Februari-revolutie geen van de taken van de burgerlijk-democratische fase op. Anderzijds begon de socialistische revolutie met de burgerlijk-democratische maatregelen, met name de agrarische revolutie. Johnstone verbergt zijn eigen verwarring (en vergroot die van zijn lezers!) door wanhopig geïsoleerde citaten van Lenin te nemen, willekeurig en geheel onterecht brokstukken van Lenins geschriften van 1905 naast de polemieken tegen de “oude bolsjevieken” in 1917 plaatsend! We zouden kameraad Johnstone willen vragen: hoe kan een burgerlijk-democratische revolutie worden voltooid wanneer die niet heeft afgerekend met de meest fundamentele problemen waarmee ze wordt gekonfronteerd? Hoe konden de bolsjevieken steun mobiliseren voor de socialistische revolutie op de basis van burgerlijk-democratische leuzen (“Vrede, Brood, Grond”)?
In een uitbarsting van ergernis gooit Monty Johnstone eruit:
“De Oktoberrevolutie, die de dictatuur van de arbeidersklasse vestigde, was nodig om die bugerlijk-democratische taken uit te voeren die tussen februari en oktober nog niet aangepakt of voltooid waren.”
Cogito, p. 12
Dat was inderdaad zo, kameraad Johnstone. Maar dat is ook precies de goddeloze theorie van de permanente revolutie. In de Oktober-revolutie loste de arbeidersklasse, in bondgenootschap met de arme boeren, eerst de fundamentele problemen van de burgerlijk-democratische revolutie op en ging toen, ononderbroken, door met het uitvoeren van socialistische maatregelen. Daarin ligt de “perma-nente” ononderbroken aard van de Russische revolutie.
We zouden Monty Johnstone ook vragen welke taken wel waren “aangepakt of voltooid” tussen februari en oktober? Niet de verdeling van de grond onder de boeren. Niet het tot stand komen van een democratische vrede. Zelfs niet het opzetten van een echt democratisch regeringsstelsel! De afschaffing van de monarchie? Maar zelfs dat was niet zeker: de oorspronkelijke bedoeling van de helden van de Russische “democratie” was het scheppen van een constitutionele monarchie.
De burgerlijk-democratische “bondgenoten” van de arbeidersklasse, voorwier “verworvenheden” Johnstone een godsdienstig ontzag heeft, werden herhaaldelijk gehekeld door Lenin, die openlijk spotte met hun impotentie:
“Die lafaards, windbuilen, opgeblazen Narcissussen en armetierige Hamlets zwaaiden met hun houten zwaarden – maar vernietigden zelfs de monarchie niet! We verwijderden al die monarchistische drek zoals niemand ooit tevoren heeft gedaan. We hebben geen steen van dat antieke gebouw op een andere laten staan (zelfs de meest ontwikkelde landen zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland hebben tot op vandaag de overblijfselen van dat systeem niet volledig verwijderd!). We rukten de diepliggende wortels van het standenstelsel uit, namelijk de overblijfselen van het feodalisme en de horigheid in het stelsel van het grondbezit. “Men kan argumenteren” (er zijn genoeg pennenlikkers, Kadetten, mensjevieken en sociaalrevolutionairen in het buitenland die zich aan dat soort discussies kunnen overgeven) over wat “op de lange duur” de uitkomst zal zijn van de agrarische hervorming die geschapen is door de Grote Oktoberrevolutie. Op dit moment wensen we geen tijd te verspillen aan dat soort controversen; want we beslissen dit, net als de vele andere begeleidende controverses, door strijd. Maar het feit kan niet worden ontkend, dat de kleinburgerlijke democraten “compromissen sloten” met de grondbezitters, de bewakers van de tradities van horigheid, gedurende acht maanden, terwijl wijde grondbezitters en al hun tradities in een paar weken volledig van de Russische bodem wegvaagden.”
Lenin, Collected Works, deel 33, p. 52-53
De democratische rechten die de arbeiders wonnen in 1917 waren het resultaat van hun strijd, niet de “geschenken” van de “armtierige Hamlets” van het burgerlijk parlementarisme! In werkelijkheid bereidde de reactie een bloedige terugslag voor tegen de beweging van de massa, die “te ver” waren gegaan en dit onder de dekmantel van de “democratie” van de Voorlopige Regering (precies zoals de latere Volksfrontregeringen in Frankrijk en Spanje). De poging tot een contra-revolutionaire staatsgreep van Komi-10v in augustus-september 1917, met de steun en aanmoediging van de kapitalistische klasse, gaf het bankroet aan van het hele verrotte stelsel van de kapitalistische democratie in Rusland. Om de krachten van de reactie beslissend te verslaan en de taken van de kapitalistisch-democratische revolutie uit te voeren, was het nodig dat de arbeiders en boeren de teugels van de macht wegnamen uit de bevende handen van de verraderlijke en aarzelende “democraten”
Dat is een les die de “communistische” leiders van vandaag nog steeds koppig weigeren te leren; hun strategie van het “Volksfront” in Griekenland, Spanje, Frankrijk en elders zal de weg bereiden voor nieuwe en bloedige nederlagen van de arbeidersklasse tenzij een beslissende breuk gemaakt wordt met het verrotte beleid van mensjevistische klassensamenwerking (42).
In de Februari-revolutie was het Tsarisme omvergeworpen door de beweging van de arbeiders in de steden, die toen gezelschap kregen van boeren in uniform. Wat de kapitalistische klasse en haar partijen van de ‘liberale democratie” betreft – die speelden geen enkele rol. De werkelijke macht lag in de handen van de arbeiders- en soldatenraden. De Voorlopige Regering zweefde in de lucht, beroofd van enige vaste steun, anders dan die de laffe leiding van de mensjevieken en Sociaal-Revolutionairen bereid waren “vrijwillig over te geven”! Het was nodig dat de arbeiders en boeren zich organiseerden om deze “dubbelmacht” (een miskraam die resulteerde uit het verraad van de mensjevieken en de Sociaal-Revolutionairen) in echte arbeidersmacht te veranderen, zoals Lenin en Trotski duidelijk begrepen.
Marx en Engels legden de laffe, contra-revolutionaire rol van de Duitse kapitalistische klasse in 1848 uit in termen van haar vrees voor de beweging van de arbeidersklasse die dreigend achter haar strijd tegen het feodalisme en het absolutisme stond. De Russische kapitalistische klasse was 60 jaar later zelfs nog minder in staat de heldenmoed van zijn broeders van 1789 te imiteren.
In zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie legt Trotski uit dat de late kapitalistische ontwikkeling in Rusland de mogelijkheid uitsloot dat de Russische kapitalistische klasse een revolutionaire rol speelde. Anderzijds had de Russische industrie, die zijn voordeel deed met de technieken die het van het Westerse kapitalisme had geleerd, een sterk geconcentreerd karakter, met grote aantallen arbeiders samengeperst onder slechte omstandigheden in een paar steden, wat de kapitalistische klasse aanjaagde met het spookbeeld van een nieuwe Commune van Parijs in geval van een massale revolutionaire ontwikkeling. Anderzijds was de Russische kapitalistische klasse voor investeringen en krediet sterk afhankelijk van het internationaal kapitaal:
“De ontstaansvoorwaarden van de Russische industrie en haar structuur bepaalden het sociale karakter van de Russische industriële kapitalistische klasse en haar politieke uiterlijk. De buitengewone concentratie van de industrie betekende op zich al, dat er tussen de kapitalistische top en de volksmassa geen hiërarchie van overgangsklassen bestond. Daarbij komt nog, dat de bezitters van de belangrijkste industrie-, bank- en transportondernemingen buitenlands waren, die niet alleen de uit Rusland gevloeide winsten, maar ook hun politieke invloed in de buitenlandse parlementen gebruikten en de strijd om het Russische parlementarisme niet alleen niet begunstigden, maar deze zelfs herhaaldelijk tegen werkten; men denke slechts aan de schandelijke rol van het officiële Frankrijk Dit waren de elementaire en onvermijdelijke oorzaken van het politiek isolement en het volksvijandig karakter van de Russische kapitalisten. Terwijl deze bij de dageraad van haar geschiedenis nog niet rijp genoeg was om de Reformatie door te zetten, betoonde zij zich overrijp, toen de tijd voor de leiding van de revolutie gekomen was.”
History of the Russian Revolution, deel 1, p. 30
En deze trekken zijn niet iets bijzonder voor de Russische kapitalistische klasse; met kleine verschillen zijn ze een accurate beschrijving van de “nationale” burgerij van elk onderontwikkeld, halfkoloniaal land. Lenin hoonde de mensjevieken voor hun klassensamenwerking – hun “Volksfront” (want dat was het hoewel de mensjevieken dat woord niet gebruikten); hun pogingen in het gevlei te komen bij de partijen van de zogenaamde “liberale burgerlijke democratie”, onder het voorwendsel dat de kapitalistische klasse een “progressieve” kracht was in de strijd tegen het absolutisme.
En wat zou hij zeggen als hij getuige kon zijn van de nog meer in het oog springende klassensamenwerking van de communistische partijen vandaag: in Griekenland, Spanje, Indonesië, India (43)?
Nergens heeft de “democratische” kapitalistische klasse iets anders gespeeld dan de meest corrupte contra-revolutionaire rol. Maar nergens voert de leiding van de commmunistische partijen een onafhankelijke, leninistische klassenpolitiek tegenover de politici van kapitalistische democratie.
De stalinistische “fasentheorie” (44) die monotoon wordt herhaald door de “theoretici” van de CP, inclusief Monty Johnstone, is een grove en mechanische karikatuur van de ideeën van Lenin. Wat heeft Johnstone te zeggen over de Duitse revolutie van 1918 of de Italiaanse stakingen van 1920? In het eerste geval grepen de Duitse arbeiders de macht in een revolutie zonder bloedvergieten, enkel om door hun sociaal-democratische leiders verraden te worden. Die verscholen zich achter de “kapitalistische democratische” aard van de revolutie en droegen “vrijwillig” de macht over aan de kapitalistische klasse! Was dat, zoals de sociaal-democratische leiders beweerden, de “democratische fase” van de Duitse revolutie, kameraad Johnstone? Als dat zo was, waarom klaagde Lenin dan de sociaal-democratische leiders aan voor het verraden van de socialistische revolutie?
Eenzelfde proces vond in 1920 in Italië plaats toen een massale golf van sit-in stakingen een revolutionaire situatie schiep: het falen van de socialistische leiders om duidelijk de revolutionaire weg voorwaarts aan te geven, leidde tot de nederlaag van de Italiaanse arbeiders en tot de opkomst van Mussolini. Net als de Duitse sociaal-democratische leiders verrechtvaardigden ze de nederlaag op grond dat de massa’s “niet klaar” waren voor de socialistische revolutie. Maar als Lenin de Italiaanse socialistische leiders bitter kon aanvallen voor hun falen in het naar voor brengen van het revolutionaire programma, wat zou hij dan te zeggen hebben over de Franse PC-leiding in de algemene staking van mei 1968 (45), die oneindig veel dieper en breder was dan de beweging in 1920 in Italië?
Opportunisten van alle slag hebbende verantwoordelijkheid voor nederlagen altijd op de rug van de massa’s gelegd die naar hun zeggen “niet klaar” waren voor het socialisme. Maar de geschiedenis van de afgelopen 50 jaar toont keer op keer de bereidheid van de arbeidersklasse om te strijden en heldhaftige zelfopofferingen te doen voor de socialistische transformatie, “Waarom moet je altijd de schuld aan de leiders geven?” vragen de “theoretici” van de PC van 1968 en echoën de verontwaardigde woorden van de Kautskys, Scheidemanns en Serratis (46) uit 1918-1920. Omdat hij alle vertrouwen verloren heeft in het vermogen van de werkende mensen om de samenleving te veranderen is de hooghartige bureaucraat niet in staat zich enig verband in te denken tussen de verafgoding van het parlement en het falen van de massa’s zonder bewuste revolutionaire leiding om hun beweging tot een zegevierend einde te brengen.
Welke lessen hebben de communistische partijleiders getrokken uit dit alles? Monty Johnstone gebruikt citaten uit sommige polemieken van Lenin. Maar hij kiest geen citaten uit Lenins talloze polemieken tegen de mensjevieken, die probeerden de Russische arbeidersklasse te binden aan de “progressieve” “liberale” kapitalistische klasse. Waarom citeert hij niet Lenins ontelbare aanvallen op klassensamenwerking, zijn nadruk op de revolutionaire arbeiders en boeren als de enige klassen die in staat zijn de democratische revolutie door te voeren? Blijkbaar ziet Monty Johnstone in alle geschriften van Lenin enkel een lange aanklacht tegen de ketterij van de permanente revolutie. Hij ziet niets dat relevant is voor de bolle mensjevistsiche politiek van Stalin in 1925-’27. Hij ziet geen verband met de Cubaanse KP die steun gaf aan dictator Batista als een “progressieve anti-Amerikaanse kracht in de dertiger jaren en door dewelke Castro werd afgedaan als een “kleinburgerlijke avonturier” ; (47) met de Iraakse KP die Kassim als de grote bevrijder verwelkomde, tot hij hen begon neer te schieten en tot onderduiken dwong (48)! De Sovjet “kameraden” voeren een beleid van goede nabuurschap tegenover de “progressieve” Sjah van Perzië, wat inhoudt het overhandigen van politieke vluchtelingen aan het vuurpeleton (49). De Indonesische kameraden, met hun “leninistisch” beleid van een verbond van “arbeiders, boeren, intelligentsia, nationale kapitalistenklasse, progressieve aristocraten en alle vaderlandse elementen” gingen op hun knieën voor de “progressieve” dictator Soekamo met als gevolg dat een half miljoen communisten zonder verzet werden vermoord (50). China en Rusland wedijverden met elkaar bij het prijzen van de “dappere anti-imperialistische strijder” Ayub Khan, tot hij werd omvergeworpen door de Pakistaanse arbeiders en boeren (51). Dat zijn slechts een paar voorbeelden van de ‘leninistische” oriëntatie van de “communistische” partijleidingen vandaag. Onder het mom van trouw aan de leuze van de “democratische dictatuur van de arbeidersklasse en de boerenstand”, volgen ze overal een beleid van klassensamenwerking, die precies is wat Trotski het noemde: een “kwaadaardige karikatuur van hef mensjevisme”
Veel kameraden in de CP en de YCL zullen verward zijn door Johnstone’s hersengymnastiek over de permanente revolutie. We hopen dat hier een paar punten zijn opgehelderd. De theorie van de permanente revolutie is niet de ingewikkelde, dorre theoretische kwestie die Johnstone ervan wil maken, maar één die de hele ervaring van de revolutionaire beweging in Rusland en van de Oktoberrevolutie samenvat. Zonder een duidelijk begrip van deze kwesties kan een marxist zich niet oriënteren in de huidige wereldsituatie. De tragedies van Indonesië zullen worden herhaald. Het is aan alle serieuze socialisten om de lessen van deze grote gebeurtenissen te bestuderen, om zich theoretisch voor te bereiden op de toekomstige rol die ze moeten spelen, in Groot-Brittannië en internationaal.
Voetnoten:
(39) De AprilsteIlingen” werden door Lenin op 4 april voorgelegd aan de partijconferentie van de bolsjevieken, de dag na zijn aankomst in Rusland. Samengevat hielden ze in:
1. geen verderzetting van de oorlog en geen steun aan de voorlopige regering (dit ging in tegen wat Stalin en Kamenev in de Pravda hadden geschreven).
2. de revolutie moet van haar eerste fase (de macht ging in februari 1917 over naar de burgerij) overgaan naar het tweede stadium dat de macht moet leggen in de handen van het proletariaat en de armste lagen van de boeren (dit was de zgn. “ononderbroken revolutie”, wat neerkwam op een bevestiging van Trotski’s perspectief van de “permanente revolutie”, dat hij al 15 jaar eerder had geformuleerd en waar Lenin dus nu aansluiting bij vond).
3. de sovjet van arbeidersafgevaardigden is de enige mogelijke vorm van revolutionaire regering, naar een parlementaire republiek terugkeren zou een zware stap achteruit zijn.
4. afschaffing van politie, leger en bureaucratie; de salarissen van alle ambtenaren en functionarissen mogen niet hoger zijn dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider (volgens een officieel rapport van de plancommissie van het jaar 1935, uitgebracht door Koebitsjev, lid van het politburo, zag de ongelijkheid van de lonen onder Stalin er als volgt uit: vrouwen 70 à 90 roebel; handarbeiders 100 à 120; ingenieurs 400 à 800; ambtenaren 5000 à 10000. Een topambtenaar verdiende dus 143 keer meer dan een arbeidster en kreeg daarnaast dan nog een heleboel extra materiële voordelen. Dergelijke verschillen waren zelfs in de meeste kapitalistische landen ondenkbaar! “Communisme” onder Stalin? Lenin wist wel waarom deze maatregel zo belangrijk was).
5. Nationalisatie van alle grond in het land en oprichting van aparte sovjets van arme boeren.
6. Nationalisatie en samensmelting van alle Russische banken onder controle van de sovjet.
7. Het socialisme kan niet onmiddellijk “ingevoerd” worden, maar de maatschappelijke productie en de verdeling van de producten moet onder controle van de sovjets worden gebracht.
Op 8 april verwierp het Peterburgse bolsjevistische comité Lenins stellingen met 13 tegen 2 stemmen, wat aantoont op welke posities de “oude bolsjevieken’ – en onder hen Stalin- op dat moment stonden: klassencollaboratie met de burgerij terwijl de macht in feite al in handen was van arbeiders en boeren. Op 17 mei kwam Trotski uit Canada en sloot zich onmiddellijk volmondig aan bij Lenins stellingen, die in feite zijn perspectief van de permanente revolutie bevestigden.
(40) Steklov, Yoeri Michailovitsj (1873-1914): eerst mensjeviek, daarna medewerker aan diverse sovjetkranten.
(41) Preobrazhensky, Yevgeni Alekseyevitsj (1886-1937): vooraanstaand bolsjeviek, lid van het CC, behoorde tot de linkse oppositie van Trotski.
(42) Een Volksfront is een front dat (i.t.t. een eenheidsfront) ook burgerlijke krachten bevat, bvb. “linkse liberalen” e.d. De stalinistische Komintem maakte, na haar politiek van de “derde periode” (1929-34) waarin de sociaal-democratie (“sociaal-fascisten’) als belangrijkste vijand van de arbeidersklasse werd beschouwd en men dus weigerde om er een front mee te vormen tegen de nazi’s, in 1935 een bocht van 180° door nu de politiek van volksfronten voor te staan, zoals in Frankrijk (o.l.v. de socialist Léon Blum, maar met inbegrip van de “radicale” burgerij) en in Spanje (met de “democratische burgerij’). Tegen deze politiek van coalities met liberale kapitalisten (zoals de mensjevieken die ook gevoerd hadden), had Lenin zijn hele leven gestreden. Het vertegenwoordigde een nieuw stadium in de degeneratie van de Komintem en van de Sovjetunie. Stalin gebruikte deze internationale nog enkel als pasmunt in zijn internationale politiek: ging men een militair verbond aan met Frankrijk (zoals in ’35), dan onderwierp hij de Franse arbeiders aan de radicale burgerij. Wanneer hij nationalistisch China moest steunen tegen Japan, onderwierp hij het Chinese proletariaat aan de Kwomintang. Tijdens WO II werd de Komintern uiteindelijk opgedoekt op vraag van bondgenoten VS en Engeland, omdat die – terecht – voor een naoorlogse sociale revolutie vreesden. Deze hele politiek viel perfecte rechtvaardigen met de stupiede theorie van “de ontwikkeling van het socialisme in één land”: de hele wereldrevolutionaire beweging werd opgedoekt ten gunste van de machtsbestendiging van de stalinistische bureauraten in de SU.
(43) Griekenland, Indonesië en India: De communistische partijen steunden hier de “nationale anti-imperialistische burgerij”, waardoor ze er zich met handen en voeten aan vastbonden.
(44) De stalinistische “fasentheorie” is de mechanische en dogmatische visie die zij op de geschiedenis hebben. l.p.v. het historisch-materialisme (de marxistische methode om de geschiedenis te interpreteren) toe te passen, gebruiken ze enkel evolutionaire schema’s. Zo kan men van het feodalisme enkel overgaan naar het socialisme via het kapitalisme. In feodale en “semi-feodale” landen steunden de communistische partijen ook de “nationale burgerij” omdat zij diegenen waren die -volgens het schema- eerst het kapitalisme zouden invoeren. Dit alles gaat natuurlijk regelrecht in tegen de ervaring van Rusland in 1917 zelf.
(45) Frankrijk kende in 1968 een prerevolutionaire situatie: 10 miljoen arbeiders hielden hun bedrijven bezet, De Gaulle was het land uitgevlucht en de buitenlandse pers schreef dat het gedaan was met het kapitalisme in Frankrijk. Als belangrijke arbeiderspartij beschikte de KP over een enorme autoriteit bij de arbeiders. Maar ze wou en zou de macht niet grijpen. Dit was niet in het belang van de Kominform (de opvolger van de Komintern) die hier een verstoring in zag van het machtsevenwicht dat na de tweede wereldoorlog gevestigd was en pleitte voor stabiliteit en zelf geen belang had bij een genationaliseerde en geplande economie in Frankrijk omdat, gezien de ervaringen van het Franse proletariaat met persvrijheid en organisatie, het er onmogelijk zou geweest zijn om er een stalinistische dictatuur te vestigen. Een democratisch en socialistisch Frankrijk zou de arbeiders in het Oostblok dan natuurlijk wel aan het denken gezet hebben…
(46) Scheidemann, Philipp (1865-1939): Duitse sociaal-democraat, eerste kanselier van de na-oorlogse Weimar-republiek
Serrati, Giacinto Menotti (1872-1926): leider van de Italiaanse socialistische partij. Hij woonde het tweede congres van de Komintem bij, waar hij zich hevig verzette tegen een onvoorwaardelijke breuk met de reformisten. Deze houding was één van de belangrijkste oorzaken van de verlamming van de Italiaanse revolutionairen gedurende de crisis in 1922.
(47) Sergeant Batista werd vanaf 1933 de feitelijke dictator van Cuba, in ’40 zelf president, maar verloor de verkiezingen in ’44. De KP steunde hem. In ’52 greep hij opnieuw de macht. In ’58 begon de opstand van de burgerlijke (!) revolutionair Fidel Castro die zich voornamelijk beriep op de liberale ideeën van Thomas Jefferson en de Amerikaanse revolutie van 1776. In 1959 overwon Castro en vestigde met Amerikaanse steun een gematigd centrum-links bewind. Pas wanneer de relaties met de VS verslechterden en hij Russische steun nodig had, werd hij plotseling een communist.
(48) Generaal Abd al-Karim al-Kassim bracht in 1958 de Iraakse monarchie ten val. In het begin werd hij door de lraakse KP gesteund, totdat ze twee jaar later een mislukte putsch pleegden en zwaar vervolgd werden.
(49) De KP van Iran steunde in 1953 de burgerlijke democraat Mossadeq, hoewel ze zelf over massale aanhang beschikte. De sjah van Perzië (die uiteindelijk in 1979 door Ayatollah Khomeini werd afgezet), kwam in 1953 opnieuw aan de macht door een coup met steun van de CIA.
(50) Soekarno: nationalistisch Indonesisch politicus, eerste president van Indonesië. Aanvankelijk balanceerde hij tussen de steun van de militairen, de nationale burgerij en de KP. Vanaf 1965 werden de communisten echter meedogenloos vervolgd, toen generaal Soeharto meer op de voorgrond trad.
(51) Ayub Khan: opperbevelhebber van het leger, werd in 1960 autoritair president van Pakistan (tot 1969), gesteund door de KP.