1. Zwerver

Het is wellicht niet verwonderlijk voor een Argentijn om een theeplantage te bezitten, zoals Ernesto Guevara Lynch deed in de verre jungle van Missiones op de grens tussen Paraguay en Brazilië. Chilenen staan gekend als theedrinkers en Brazilianen drinken graag koffie. De Argentijnen drinken graag een bittere kruidenthee terwijl ze werken of zich ontspannen met vrienden.

Ernesto Guevara Lynch was de achterkleinzoon van één van Zuid- Amerika’s rijkste mannen. Zijn voorouders waren van Spaanse en Ierse adel afkomstig. Het grootste deel van het familievermogen was opgesoupeerd door de vorige generaties. Vader Guevara Lynch investeerde in een “yerba mate” plantage, waarmee hij rijk wilde worden. In 1927 ontmoette hij Celia de la Serna, een Argentijnse die eveneens van Spaanse adelstand afkomstig was en met wie hij trouwde. De eerste van vier kinderen, Ernesto, zou later wereldbekend worden als de revolutionair Che Guevara. Als revolutionair die het grootste deel van zijn leven illegaal doorbracht, was zijn geboorteakte wellicht vervalst.

Ernesto is een maand vroeger geboren dan 14 juni 1928, de datum die op zijn officiële geboorteakte staat. Dit kwam omdat zijn moeder reeds drie maanden zwanger was toen ze trouwde. Che werd vermoord op 8 oktober 1967 in Bolivia, waar hij in handen van de CIA en het Boliviaanse leger viel.

Vandaag leeft Che Guevara voort in Zuid-Amerika en daarbuiten. Hij heeft ons een krachtige traditie nagelaten als internationalist en revolutionair die tot zelfopoffering bereid was. Che blijft een inspiratiebron voor de strijd tegen uitbuiting.

Het is nuttig om Che’s kwaliteiten als symbool van strijd tegen onderdrukking te herdenken en de heldhaftige rol die hij gespeeld heeft in de Cubaanse revolutie van 1959 te erkennen. De guerrilla, die hoofdzakelijk gevoerd is door de onderdrukte boerenbevolking, leidde tot de omverwerping van de dictatuur van Batista. Dit was slechts mogelijk door de concrete situatie in Cuba en andere Caraïbische en Centraalamerikaanse landen. Het was niet mogelijk, ook niet voor Che, om deze ervaringen succesvol te herhalen in revoluties in andere Zuidamerikaanse landen, waar andere voorwaarden golden. De bevolking van Zuid-Amerika was meer verstedelijkt en de boerenklasse was numeriek minder sterk dan in Centraal-Amerika.

De poging van Che om dezelfde strategie te gebruiken in Zuid- Amerika roept belangrijke vragen op omtrent zijn ideeën en methodes. Die moeten bediscussieerd en geanalyseerd worden door de revolutionaire socialisten.

Zijn jeugd

Che was niet gemakkelijk geneigd om politiek actief te worden. De verklaring hiervoor vinden we in zijn opvoeding. Hij is opgegroeid in de middengroepen van de maatschappij. Het was zijn doel om arts te worden en zo de armen en de zieken te helpen. Hij studeerde in 1953 af als arts aan de faculteit geneeskunde van de universiteit van Buenos Aires.

Zijn familie was verhuisd van Misiones naar Cordoba omwille van zakelijke redenen, en ook om een beter klimaat op te zoeken voor de chronische astma waar Che aan leed. Uiteindelijk verhuisden ze in 1947 naar Buenos Aires, waar z’n ouders gescheiden zijn.

Astma was een kwaal die Che zijn hele leven meedroeg. Deze belemmering maakt Che’s strijd nog opmerkelijker. Omdat hij als jongere vaak te bed moest blijven, kreeg hij een enorme interesse in studie en in schaken. Hij was vastberaden om de kwaal te overwinnen en om meer te gaan sporten, maar door zijn ziekte werd hij nogal eenzaam en spendeerde hij veel tijd aan lezen en studeren. Toen zijn ouders uit elkaar gingen, zijn grootmoeder stierf en de familie in financiële problemen terechtkwam, versterkte dit enkel zijn interesse in de studie.

Aan de universiteit begon Che meer in politiek geïnteresseerd te raken, maar hij nam nog niet actief deel aan het politieke leven. Hij begon socialistische ideeën te ontdekken. Hij bestudeerde Marx, Engels, Lenin en in zekere mate Stalin. Hij las ook werken van schrijvers zoals Zola en Jack London, en werken van Argentijnse socialisten zoals Alfredo Palacios. Zijn poëtische voorkeur ging onder meer uit naar Pablo Neruda, een Chileen die lid was van de communistische partij, en ook naar Lorca, een Spaanse poëet die veel schreef over de Spaanse Burgeroorlog.

Ondanks zijn interesse in socialistische ideeën, engageerde hij zich niet in het politieke leven. Hij had wel enkele discussies met leden van de Jong Communisten en andere linkse groepen. Volgens bepaalde bronnen zou hij lid zijn geweest van de Peronistische Jeugd, een Argentijns-nationalistische, populistische vereniging onder leiding van generaal Péron. Het enige doel van dat lidmaatschap was echter het verkrijgen van toegang tot bepaalde delen van de universiteitsbibliotheek. Hij werd bestempeld als radicaal en rad van tong, maar hij had geen uitgewerkte ideeën en hij beschouwde zichzelf zeker niet als marxist.

Zijn hoofddoel was nog steeds om arts te worden en om zo de armen en de zieken te helpen. Er kwam echter een tweede doel op de proppen. Er begon zich een passie te ontwikkelen voor reizen. Eerst ontdekte hij Argentinië, en daarna ondernam hij twee reizen die hem doorheen heel Zuid-Amerika brachten.

Ontdekkingstochten

De ervaringen die Che opdeed met zijn reizen veranderden zijn ideeën over wat noodzakelijk was om een einde te stellen aan armoede en uitbuiting. Door de gebeurtenissen waarmee hij geconfronteerd werd, begon hij socialistische ideeën te aanvaarden en te ondersteunen. Che’s eerste grote reis had plaats in 1950, toen hij doorheen Argentinië trok. Voor het eerst in zijn leven was hij getuige van de enorme sociale ongelijkheid in zijn land. In Buenos Aires had hij uiteraard ook armoede gezien, maar tijdens zijn reis zag hij voor het eerst het tweeledige karakter van Zuid-Amerika. Buenos Aires was op cultureel vlak één van de meest Europese steden van Zuid-Amerika. Tijdens zijn reis bezocht Che de meest achtergebleven en sociaal misdeelde gebieden van Argentinië.

Hij bekeek de toestand van de ziekenhuizen en de levensomstandigheden van de plattelandsbevolking waarmee hij in contact kwam vooral vanuit het standpunt van een toekomstige arts. Che concludeerde uit deze ervaringen dat de moderne Argentijnse staat vooral een “luxueus gordijn” was waaronder de “echte” ziel lag, een ziel die verrot en ziek was.

Che’s eerste internationale reis vond plaats in 1952. Hij maakte een tweede reis in 1953/54. Vooral die laatste reis had een uitgesproken effect op het verdere verloop van zijn leven.

Niemand kan ontsnappen aan de gevolgen van sterke sociale omwentelingen. Het klopt dat sommigen, vooral individuen met een achtergrond uit de middenklasse, zich tevreden stellen met het waarnemen van gebeurtenissen. Anderen zijn veel meer betrokken bij grote sociale gebeurtenissen en de strijd tussen de verschillende klassen. Che stelde zich in het begin van zijn reis tevreden met zijn rol als waarnemer. Hij evolueerde evenwel tot iemand die zich sterk betrokken voelde bij de klassenstrijd. Dat zou hem op termijn het leven kosten.

Bij het begin van zijn reizen per motor door Zuid-Amerika waren Che en zijn reisgenoot Alberto eerder geïnteresseerd in plezier en het opdoen van strikt medische ervaringen. Che’s Motorreis-dagboeken tonen dit aan. Zuippartijen, flirten en andere jeugdavonturen domineerden de reis over het continent. Toen ze de Chileense grens overstaken, gaven ze zichzelf uit voor lepradeskundigen. De lokale pers schreef over de tocht van de twee avonturiers. De plaatselijke krant van Temuco maakte een grote krantenkop: “Twee Argentijnse lepradeskundigen maken een reis per motor door Zuid-Amerika”.

Ze moesten regelmatig vluchten uit dorpen en stadjes omdat ze zich de woede van lokale boeren op de hals haalden, vooral van vaders van aantrekkelijke dochters… Gedurende die eerste reis leidde Che een zorgeloos bestaan, net zoals hij dat aan de universiteit van Buenos Aires kende. Dat was mogelijk dankzij de vrij hoge welvaart van zijn middenklasse-familie. Tegelijkertijd weerspiegelde dit ook de onafhankelijke geest die hem kenmerkt.

Hoewel dit deel van de reis het dominante onderwerp is van zijn dagboek, maakte hij ook heel wat andere dingen mee die een belangrijke invoed op hem hadden. De armoede die hij om zich heen zag, wekte een enorme sociale bewustwording op. Tijdens zijn reizen werd Che’s woede over de onverschillige houding van de heersende klasse tegenover de armen opgewekt.

Tijdens zijn verblijf in de Chileense havenstad Valparaiso werd Che gevraagd om een oude vrouw te helpen, die aan het sterven was van chronische astma en een zwak hart had. Hij kon weinig doen. Maar de ervaring om iemand die in bittere armoede leeft te helpen, liet sporen na. Achteraf schreef hij:

“In de laatste momenten van mensen waarvan de toekomst niet verder dan de volgende dag reikt, zie je de drama’s waarmee het proletariaat over de hele wereld te kampen heeft. In die stervende ogen zie je een onderworpen verontschuldiging en een hopeloze smeekbede om troost die verloren gaat in de leegte, net zoals hun lichaam dat zal verloren gaan in de gigantische ellende die ons omringt. Hoe lang deze gang van zaken, die gebaseerd is op het absurde kastensysteem, zal doorgaan weet ik niet. Maar het is tijd dat diegenen die regeren minder tijd besteden aan het verkondigen van medelijden en meer, veel meer, geld besteden aan werken van sociaal belang.”

Staking in de mijnen

Che en zijn vriend konden geen boot vinden die hen naar het Paaseiland bracht, dus reisden ze verder naar het noorden waar ze uiteindelijk in Chuquicamata terecht kwamen, de stad met de grootste bovengrondse kopermijn ter wereld. Deze mijn was eigendom van VS-multinationals zoals Anaconda en Kennecott. Het Amerikaanse beheer was een symbool van de imperialistische overheersing van Chili. Later werden ze genationaliseerd door de regering van Salvador Allende die tussen 1970 en 1973 aan de macht was. In 1973 werd Allende’s regering door de legertop, die de hulp van de CIA kreeg, bloedig omvergeworpen.

Hier zagen Che en Alberto de harde realiteit van de klassenstrijd. Ze ontmoetten een ex-mijnwerker en zijn vrouw, die beiden lid waren van de toen nog illegale Chileense communistische partij. Che hoorde de wrede verhalen van onderdrukking, verdwijningen en verbanningen van al wie opkwam voor arbeidersrechten.

Che en Alberto slaagden erin binnen te dringen in een mijn waar een staking werd voorbereid. Ze werden rondgeleid door een mijnwerker die zei:“…Die idiote gringo’s! Ze verliezen miljoenen peso’s per dag dat we staken en toch ontzeggen ze een paar cent aan de arme arbeiders.”

Het bezoek aan de mijnen liet een blijvende indruk na op Che. Hij hield een gedetailleerd verslag bij van de gesprekken die hij met de arbeiders voerde, maar ook van de productietechnieken en het belang van de mijnbouw voor de Chileense economie. Hij protesteerde tegen de onderdrukking van het proletariaat en de vernietiging van het landschap.

Ondanks de diepe impact van deze gebeurtenissen op Che, had hij nog verdere ervaringen nodig vooraleer hij zich zou toeleggen op een leven als revolutionair.

Incacultuur

De volgende stop op zijn trektocht was Peru waar hij dokter Hugo Pesce ontmoette, een lid van de Peruviaanse communistische partij. Deze ontmoeting betekende voor Che de definitieve stap naar het socialisme. Voor ze in Lima aankwamen, hadden Che en Alberto de kans om de wonderbaarlijke Incacultuur te bezichtigen. Zoals bij alle bezoekers van de oude Incastad Cuzco en de tempelruïnes van Macchu Picchu, lieten de grimmige gevolgen van 400 jaar Europese overheersing en harde onderdrukking van de inheemse bevolking ernstige sporen na op Che’s bewustzijn.

Pablo Neruda schreef in zijn beroemde werk over Zuid-Amerika, Canto General (‘Algemeen Lied’), een gedicht met de titel Alturas de Macchu Picchu (‘De hoogten van Macchu Picchu’). Daarin stelde hij de oude ruïnes hoog in de Andes voor als een symbool van aanmoediging voor iedereen die vecht tegen uitbuiting.

In Che’s geboorteland Argentinië is de inheemse bevolking verdreven of uitgemoord. Hun cultuur is totaal verwoest. In Peru, Bolivia, Mexico en enkele andere Zuidamerikaanse landen was dat niet het geval. Daar werd de inheemse bevolking, die grotendeels op het platteland leefde, een van de meest uitgebuite lagen van de bevolking. In de steden vormden de mestiezen (mensen van gemengde afkomst) de arbeidersklasse. De rijkste klasse bestaat nog steeds voornamelijk uit Europese afstammelingen.

De geschiedenis van overheersing en de blijvende uitbuiting van het continent door het Amerikaanse imperialisme heeft ervoor gezorgd dat er een groot anti-imperialistisch bewustzijn leeft bij de uitgebuite klasse. Che heeft tijdens zijn bezoek aan Peru de haatgevoelens van de bevolking overgenomen.

Toen Che zijn verblijfplaats moest verlaten omdat een groep Amerikaanse toeristen aankwam, schreef hij:“Uiteraard weten de toeristen, die in hun comfortabele bussen reizen, niets van de levensomstandigheden van de Indianen… De meeste Amerikanen vliegen onmiddellijk van Lima naar Cuzco, ze bezoeken de ruïnes en keren terug, zonder enig belang te hechten aan iets anders.”

Op 1 mei kwamen de twee zwervers aan in Lima. Che ontmoette Dr. Pesce, van de Peruviaanse communistische partij en een volgeling van de Peruviaanse filosoof José Maríategui. Maríategui’s belangrijkste werk, Zeven duidende werken over de Peruviaanse werkelijkheid, werd in 1928 geschreven. Dit werk legde grote nadruk op de rol van de boeren en de inheemse bevolking in de strijd voor het socialisme. De discussies met Pesce hadden een groot effect op Che. Tien jaar later stuurde Che een exemplaar van zijn eerste boek, De guerrillaoorlog, naar de dokter met als opschrift:“Aan dokter Hugo Pesce die, misschien zonder het te weten, een grote verandering teweeg bracht in mijn houding ten opzichte van het leven en de maatschappij. Ik heb nog steeds dezelfde avontuurlijke drijvende kracht, maar meer gekanaliseerd in de richting van de noden van Zuid- Amerika.”

In dit stadium was Che, ondanks de discussies met dr. Pesce, nog steeds niet openlijk voor het marxisme gewonnen. Zijn meningen begonnen vorm aan te nemen en hij kwam er stilaan mee naar buiten. Hij begon openlijk internationalistische ideeën te ontwikkelen, vooral met betrekking Zuid-Amerika.

Internationalisme

Op een feestje in Peru voor Che’s 24ste verjaardag, toastte Che met volgende woorden:“(…) De Zuidamerikaanse verdeeldheid in verschillende staten is pure onzin. We maken allemaal deel uit van het Mestiezenras, dat van Mexico tot de Straat van Magallanes belangrijke etnografische gelijkenissen vertoont. Daarvoor, en in een poging om mij los te rukken van het beperkte provincialisme, toast ik op Peru en op een ééngemaakt Amerika.”

Deze uitspraken bevestigen duidelijk zijn ontwikkelende internationalistische ideeën. Toch slaagde hij er niet in om een marxistische analyse te maken, en hij was nogal simplistisch in de evaluatie van de situatie. De drang naar een ééngemaakt Zuid-Amerika bestaat reeds vanaf Símon Bolívar (die het rebellenleger aanvoerde tegen de Spaanse bezetter en zorgde voor de onafhankelijkheid van grote delen van Latijns Amerika) en de 19de eeuwse oorlogen voor nationale vrijheid.

Continentale eenheid is nog steeds een krachtig gevoel dat leeft bij de Zuidamerikaanse bevolking, naast een nationaal bewustzijn in elk land. De hernieuwde drang bij de bevolking om Zuid-Amerika te herenigen kan nooit verwezenlijkt worden onder het kapitalisme, want de heersende kapitalistische klasse van elk land verdedigt zijn eigen economische en politieke belangen. Ze zijn ook onlosmakelijk gebonden aan de economische en materiële belangen van het imperialisme.

De oprichting van een democratische Zuidamerikaanse federatie, als stap om tot een ééngemaakt Zuid-Amerika te komen, is enkel mogelijk door het omverwerpen van het kapitalisme en het imperialisme, en door het opbouwen van het socialisme.

De stuwende kracht van het internationalisme was een van de onderwerpen waarop Che zeer regelmatig terugkwam. Hij werd later één van de belangrijkste verdedigers van de internationaal georganiseerde revolutie tegen het imperialisme en het kapitalisme. Het grote verschil met de marxistische analyse lag bij de analyse van hoe de revolutie tot stand komt en welke klasse daarin het voortouw neemt.

Na zijn reis keerde Che erug naar Argentinië om zijn studies af te maken en examens af te leggen. De impact van de reis op Che’s leven bleek in zijn Notas de Viaje (‘reisnotities’), opgesteld aan de hand van zijn dagboek. Hij was niet meer dezelfde persoon. “De persoon die deze nota’s geschreven heeft, stierf toen hij terugkwam op Argentijnse bodem. Ik ben niet meer dezelfde. Het zwerven doorheen ons ‘América’ heeft me meer veranderd dan ik dacht.”

Terug in Argentinië hoopte zijn familie dat er een einde zou komen aan het gezwerf en dat Che als dokter aan de slag zou gaan. Che maakte zijn studies af en kreeg zijn diploma in juni, enkele dagen voor zijn 25ste verjaardag. De hoop van zijn familie vervloog snel toen Che plannen maakte voor een tweede reis door Amerika. Deze keer was zijn reisgenoot een oude vriend, Carlos ‘Calica’ Ferrer. Ze maakten plannen om naar Bolivia te gaan. Che wilde de oude Incaruïnes en Macchu Piccu terugzien. Che wilde op langere termijn ook India bezoeken en Calica droomde van Parijs.

Toen ze begin juli per trein uit Buenos Aires vertrokken, was Che nog steeds niet van plan om als revolutionair te leven. Het zwerven zat nog te veel in zijn bloed. Daar zou echter snel verandering in komen… Mensen nemen deel aan revoluties voor verschillende redenen.

Sommigen zijn gedreven door politieke ideeën, anderen door haat tegen een bestaand systeem en nog anderen nemen deel aan sociale omwentelingen omdat ze gewoonweg niet aan de zijlijn kunnen staan. De reden waarom Che’s leven een scherpe bocht nam, kan niet in één enkel feit gevonden worden. Hij was ongetwijfeld geïnteresseerd in politiek en hij was verontwaardigd door de sociale omstandigheden die hij om zich heen zag. Hij was ook diep onder de indruk van de sociale uitbarstingen die hij op zijn tweede reis zag. Zo was hij getuige van twee revolutionaire bewegingen, in Bolivia en Guatemala. Dat zorgde ervoor dat zijn leven een onverwachte wending nam.


> Inhoudstafel

Dit vind je misschien ook leuk...