Ons progamma
IDEOLOGIE
Veel mensen zullen over zichzelf beweren dat ze geen uitgesproken “ideologie” aanhangen. Meer zelfs: het is een beetje trendy geworden om te zeggen dat je “pragmatisch” bent. Sinds de val van het stalinisme, eind jaren 1980 en begin jaren ’90, beweren de heersende klasse en haar intellectuele medestanders dat het ideologische debat verleden tijd is. Enkel de “vrije markt” zou werken. Dit was letterlijk “het einde van de geschiedenis”, in een bekende formulering van de filosoof Francis Fukuyama. Waar we sindsdien, overigens, niet zoveel meer van vernomen hebben.
De reden waarom weinigen vandaag de slogan “einde van de geschiedenis” nog in de mond nemen, is duidelijk. De klassentegenstellingen namen in de jaren 1990 en 2000 enkel toe. De kloof tussen arm en rijk is immens. Steeds meer arbeiders en jongeren vallen uit de boot. Zoiets moet tot nieuwe vragen leiden en een zoektocht naar een samenhangend antwoord op het kapitalisme. Kortom: een andere “ideologie”, die in staat is om maatschappelijke ontwikkelingen beter te verklaren dan de oude. De heersende klassen hebben doorheen de geschiedenis altijd geprobeerd hun ideeën als “natuurlijk”, “eeuwig” en “vanzelfsprekend” voor te stellen. De burgerij wil daar via haar partijen, onderwijs, media, intellectuelen, enz. niet voor onderdoen. Enkele bekende dooddoeners uit het kapitalistische gamma:
– De maatschappij bestaat niet uit economische klassen, maar uit losse individuen.
Dat klopt niet. Het bestaan van een heersende klasse met privébezit van de machines, grondstoffen, enz. zorgt onvermijdelijk voor uitbuiting van de meerderheid van de bevolking en dodelijke competitie in de plaats van democratische economische planning. Overproductiecrisissen zijn onvermijdelijk binnen een dergelijk systeem.
– Herstructureringen en ontslagen zijn jammer, maar slechts een voorbijgaand fenomeen en noodzakelijk voor onze economie.
Niet juist. De werkloosheid is gegroeid van 70.753 begin jaren 1970 naar meer dan een miljoen RVA-afhankelijken vandaag. De uitstoot van arbeiders was enkel “noodzakelijk” om de winsten van de patroons op peil te houden. Niet voor het gezond houden van “de economie”, maar het gezond houden van de winsten van een kleine elite.
– Wie werkloos is of blijft, heeft dat aan zichzelf te danken. Het is een persoonlijk, geen maatschappelijk probleem.
Weer ernaast. Structurele werkloosheid, ondanks vele behoeften in de maatschappij die niet ingevuld geraken (goedkope kinderopvang, ontspanningsfaciliteiten, meer persoonlijk onderwijs, …), is een kwaal van de kapitalistische crisis van overproductie.
De “loonkosten” zijn slechts een zwakke uitvlucht van kapitalisten met een kort geheugen. In de jaren 1950 en vooral ’60 werd de sociale zekerheid uitgebouwd en stegen de reële lonen nog dikwijls. Maar dit was in een algemene periode van sterke kapitalistische groei. Sinds het neoliberale beleid, begin jaren 1980, daalden onze directe en indirecte lonen (pensioenen, uitkeringen, etc.) gevoelig in koopkracht en nog bazelen de bazen over de loonkost als “arbeidsuitstotend”. Het enige wat er “arbeidsuitstotend” is, is het kapitalistische systeem dat zij verdedigen.
– Rijkdom willen herverdelen is “afgunst” voor wie het wel gemaakt heeft in het leven. Iemands positie in de maatschappij komt overeen met zijn inzet en talenten.
Neen. Herverdeling is gewoon de onbetaalde arbeid terugvragen die de grote aandeelhouders zich, door niets anders dan couponnetjes in te vullen en te verhandelen, op hun luie krent hebben toegeëigend. Rijk worden doe je vandaag meestal door in de juiste familie geboren te worden. De “inzet en talenten” van de meeste arbeiders worden door het kapitalisme voortdurend miskend. Ze worden door eentonigheid, robotachtige routine, gebrek aan controle en inspraak, … amper tot bloei gebracht.
– Socialisme beantwoordt niet aan de menselijke natuur, want “de meeste mensen zijn egoïstisch”.
Ook dit is een misverstand. In de menselijke natuur zijn er zeker elementen van altruïsme, denk aan de relatie van ouders tegenover hun kinderen. Maar de strijd voor socialisme baseert zich niet op de idee dat “we het met minder zullen moeten doen”. Wel integendeel. Precies in het gevecht voor het materiële eigenbelang van de meerderheid van de bevolking ligt het fundament voor toekomstige massabewegingen.
– Revolutie is een chaotische staatsgreep van een kleine minderheid en zo was het ook in Oktober 1917 in Rusland.
Klinkt bekend, maar het zit er opnieuw ver naast. Revoluties vinden enkel plaats als de massa van de bevolking niet meer op de oude manier wil verder leven: als de werkende massa’s op het toneel van de geschiedenis verschijnen. We spreken over een georganiseerde en bewuste ingreep om het beheer van de maatschappij in handen te nemen. De revolutie van Oktober 1917 werd gedragen door de meerderheid van de arbeiders en arme boeren, georganiseerd in democratisch verkozen sovjets of raden.
– Een geplande economie is niet realistisch, want wie zal er nog willen werken?
Zie de stelling over de “egoïstische menselijke natuur”. Het bevredigende van de arbeid zal liggen in het feit dat de werkende massa’s hun productie zelf zullen controleren. Op een democratische manier. Dit zou een enorme materiële en sociale stimulans betekenen. De levensstandaard zou opnieuw kunnen stijgen over heel de planeet, met gigantische mogelijkheden voor nieuwe technologie en wetenschap en rekening houdend met de milieubehoeften. Enkel op basis van democratische economische planning kan rekening worden gehouden met milieuvriendelijke productie.
Het werkelijke algemeen belang zou door discussie in verkozen arbeidersraden of -comités vooropstaan, niet de winst ten koste van alles van een kleine elite. Technologie die nu door de overproductiecrisis voor meer werkloosheid zorgt, zou onder een socialistische planeconomie de vrije tijd en menselijke vrijheid enorm kunnen uitbreiden.
De kapitalistische ideeën worden ons via duizend kanalen dagelijks ingelepeld. Het socialistische antwoord krijgt vanzelfsprekend minder een platform. Een ander voorbeeld: de manier waarop de burgerlijke pers over stakingen bericht. Het gaat bijna altijd over de overlast van een staking. Waarom wordt er nooit gezegd dat zonder stakingen, algemene stakingen en betogingen van de arbeiders het algemeen stemrecht en de sociale zekerheid nooit hadden bestaan? Is dat geen “feit” misschien? Of passen dit soort feiten niet in de heersende ideologie?
Worden de arbeiders vandaag niet meer uitgebuit zoals in de 19e eeuw? Worden de meesten onder ons beter van het kapitalisme, met enkel wat tijdelijke problemen in de marge? De propagandamachine van de burgerij draait zo goed dat sommigen het uiteindelijk, hoewel alle statistieken het tegenspreken, nog zouden geloven ook.
Sommigen denken misschien dat de zogenaamde Vierde Wereld altijd al heeft bestaan en op termijn misschien wel zal verdwijnen. In werkelijkheid is de notie Vierde Wereld een begrip dat pas in het midden van de jaren ‘80, met de besparingen in de sociale voorzieningen, opkwam en sindsdien steeds meer mensen treft. Zelfs wie werk heeft, is sedert een aantal jaar niet meer zeker dat hij of zij aan armoede zal ontsnappen.
Zijn er geen ideologieën meer? Men beweert vandaag nogal gemakkelijk dat er in de 19e eeuw, ten tijde van Marx, nog grote ideologische tegenstellingen waren, maar dat die vandaag verdwenen zijn. De reden hiervoor zou zijn dat de arbeidersklasse, die in de tijd van Marx nog wel bestond, vandaag niet meer zou bestaan. Het klinkt allemaal bekend… maar er is niets van aan.
In de 19e eeuw was de arbeidersklasse nog een kleine minderheid, grotendeels ongeorganiseerd. Politiek leunde ze aan bij de liberale partij, van een arbeiderspartij was nog geen sprake. Die ontstonden pas aan het einde van de 19e eeuw. Een van de belangrijkste taken van Marx bestond er juist in de arbeidersklasse een eigen, samenhangende ideologie te verschaffen en arbeidersorganisaties te creëren die onafhankelijk waren van de burgerij. Marx sprak van de noodzaak om van de arbeidersklasse “op zich” een klasse “voor zich” te maken.
Vandaag is de arbeidersklasse de overgrote meerderheid van de bevolking. Ze is zeer goed opgeleid en georganiseerd in vakbonden. Ze heeft een zekere graad van politieke onafhankelijkheid en in tegenstelling tot de 19e eeuw heeft ze algemeen stemrecht, persvrijheid, stakingsrecht, enz. Het klopt dat de burgerij deze rechten probeert aan te vallen. Vanzelfsprekend doen de bazen er alles aan om onze potentiële sterkte te ondermijnen, van het opsplitsen van bedrijven (denk aan de opsplitsing van het Antwerpse Bayer in Bayer/Lanxess) tot het werken met onderaanneming, enz.
In dit licht moeten we ook de recente aanvallen op het stakingsrecht zien. De patroons willen de potentiële macht van de arbeiders aan banden leggen, voor die zich te duidelijk kan beginnen tonen. In Frankrijk liet Sarkozy een wet stemmen waarbij stakers bij het openbaar vervoer zich 48 uur voor een actie moeten “aangeven” bij de directie. Zo willen ze de effecten van de staking op voorhand kunnen inschatten en staat de deur open voor intimidatie van stakers. Indien “succesvol”, zullen de politici en patroons niet nalaten om dit voorbeeld uit te breiden naar andere sectoren.
In België wordt, net als in Frankrijk, de discussie gevoerd over “minimumdiensten”. Waar dient een staking nog toe, als de vervanging al klaar staat? De nationale vakbondsleidingen van ABVV en ACV boden hier amper een antwoord op. In sommige gevallen dachten ze zelfs mee met de rechterzijde over de invoering van “minimumdiensten”. Zo erg zit de schrik voor nieuwe spontane stakingsacties, en mogelijk meer algemene bewegingen, er blijkbaar in. Trotsky stelde al dat als de vakbondsleiders het huidige systeem niet zouden verwerpen, ze steeds meer in de kapitalistische staat geïntegreerd zouden raken.
De vakbondsleiders dragen ook geen lichte verantwoordelijkheid in het gebrek aan perspectief van een hele generatie, door het kapitalisme “verloren” geachte, migrantenjeugd. Vandaag zien we in veel grote Europese steden de opkomst van gettowijken, waar geen politicus nog naar omkijkt. Tot welk soort vervreemding dit kan leiden, zagen we in de gewelddadige uitbarstingen in Frankrijk in de banlieues. Auto’s en bedrijven die in brand vliegen. Het aanvallen van bussen waarin gewone arbeiders zitten, evengoed het slachtoffer van de neoliberale politiek als de jongeren… De aanvallen van groepen migrantenjongeren op hun betogende leeftijdgenoten tijdens de beweging tegen de CPE-jongerencontracten. Dit omdat zij nog tot de “rijken” zouden behoren. Het zijn allemaal tekenen van een zieke, uiteenvallende maatschappij. Nieuwe arbeiderspartijen en de vakbonden zouden het voor alle lagen van onze klasse moeten opnemen, zeker de meest onderdrukte. Dit niet doen, opent de deur voor radicale islamisten en, onder de blanke jeugd, de invloed van extreemrechts.
Er liggen wel degelijk nog grote ideologische debatten in het verschiet. Niet de arbeidersklasse, noch de uitbuiting is verdwenen, en daarmee ook de nood aan een eigen ideologisch fundament niet. Wat verdwenen is, is de ideologie van de sociaaldemocratische “hervormers” en de stalinistische leiders.
Die zijn na de val van de stalinistische regimes in sneltreinvaart overgelopen naar het kamp van de vrije markt. Soms met sociale correcties, maar meestal zonder. Brits ex-premier Tony Blair beweert dat de Labour Party nooit had mogen breken met de liberalen. Eigenlijk wil Blair terug naar de periode van voor Marx.
Het spreekt uiteraard voor zich wie belang heeft bij de bewering dat enkel de kapitalistische ideologie overblijft. Dat betekent immers dat alles bij het oude mag blijven. “Geen ideologie” of neoliberaal “pragmatisme” zijn met andere woorden niets anders dan vormen van de burgerlijke ideologie. Ze heeft ons liberalisering, privatisering, dalende koopkracht en groeiende flexibiliteit opgeleverd.
Dat vanuit Venezuela en Latijns Amerika de discussie over het “socialisme in de 21e eeuw” wordt gelanceerd, komt de kapitalistische klasse vanzelfsprekend niet goed uit. Wij denken dat dit een voorafspiegeling is van het soort discussies die de komende jaren ook in Europa en de ontwikkelde landen zullen ontstaan. Zeker nu een nieuwe economische crisis losgebroken is die de grootste crisis ooit dreigt te worden en wanneer de trend van nieuwe arbeiderspartijen zich doorzet.
Chavez nam, mede door de hoge olie-inkomsten, een aantal positieve maatregelen voor de arme bevolking, die we vanzelfsprekend ondersteunen (speciale supermarkten voor de armen, campagnes voor alfabetisering, betere gezondheidszorg met de hulp van Cubaanse dokters, …). Maar spijtig genoeg blijft Chavez onduidelijk over een echte breuk met het kapitalisme. Er is nog lang niet zoveel genationaliseerd als in Nicaragua in de jaren 1980, waar de film van de revolutie ook werd teruggedraaid. Naarmate de olie-inkomsten verminderen door de economische crisis, zal dat de ruimte van Chavez voor sociale maatregelen sterk beperken. De steun voor het regime kan door de rechterzijde en het imperialisme opnieuw worden ondermijnd. Bovendien wordt de ontwikkeling van onafhankelijke klassenorganen (verkozen strijdcomités, partijen, enz.) door de “top down”-benadering van het regime afgeremd.
De verwijzingen van Chavez naar “socialisme” weerspiegelen een druk van onderuit. Het drukt het verlangen van de massa van de bevolking uit om de ellende en miserie van het kapitalisme achter zich te laten, en te bouwen aan een nieuwe maatschappij.
IDEOLOGIE EN PROGRAMMA
Onder een programma verstaat men dikwijls, gemakshalve, een eisenplatform. Maar eigenlijk is een programma veel meer dan dat. Het eisenplatform is slechts het topje van de ijsberg: de concrete toepassing van een programma onder specifieke omstandigheden.
Het is bijvoorbeeld perfect mogelijk dat je het integraal eens bent met het eisenplatform van Open VLD vandaag, zonder dat je daarom het historisch verloop, de diverse antwoorden die de liberalen doorheen de geschiedenis hebben verschaft, onderschrijft. Om echt een liberaal te zijn, moet je niet alleen het concrete eisenplatform onderschrijven, maar ook hoe men daartoe gekomen is.
Dit wil zeggen een coherent, historisch bepaald, ideologisch kader, een analyse van de situatie vandaag, een algemene oriëntatie, een strategie en een tactiek. Heb je dat niet verwerkt, zou het best kunnen dat je het vandaag eens bent met Open VLD om het morgen – als de concrete condities wijzigen – opnieuw oneens te zijn. Of omgekeerd: dat je het zoals Jean-Marie Dedecker wel eens bent met het liberale historische kader, de liberale ideologie, maar daaraan een verschillend eisenplatform verbindt.
In een partij die de heersende ideologie, de ideologie van de burgerij onderschrijft, speelt dat uiteraard niet zo’n belangrijke rol. In een revolutie of in grote bewegingen kunnen dergelijke verschillen echter rampzalige gevolgen hebben.
Daarom kan je een programma in marxistische zin, meer nog dan in bovenstaand geval, niet beperken tot een eisenplatform. Het Communistisch Manifest, het door Marx en Engels geschreven ontwerpprogramma van de “Bond der Communisten”, is in de eerste plaats een historische analyse van de ontwikkeling van het kapitalisme, een vooruitzicht over hoe dat verder zal ontwikkelen, een algemene oriëntatie op de arbeidersbeweging en een discussie over strategie en tactiek met andere socialistische stromingen. Welgeteld één van de in totaal 80 à 100 bladzijden, afhankelijk van de editie, bevat een eisenplatform van 10 punten.
De Aprilstellingen van Lenin, het programmadocument van de bolsjewieken voor de Oktoberrevolutie, of het Overgangsprogramma van Trotsky in 1938 geven eenzelfde beeld. Met andere woorden: marxist ben je niet omdat je het toevallig eens bent met enkele of zelfs alle eisen uit het eisenplatform, maar op basis van je inschatting – historisch en vandaag – van het verloop van de klassenstrijd en de grote, algemene taken die voor ons staan.
LSP/PSL en het Committee for a Workers’ International baseren zich voor hun programma op de werken van Marx, Engels, Lenin en Trotsky; de teksten van de vier eerste congressen van de Derde Internationale, het stichtingscongres van de Vierde Internationale en de teksten van het CWI (°1974) en haar voorgangers vanaf de Tweede Wereldoorlog. Dat is uiteraard een hele boterham. Bovendien wil dat evenmin zeggen dat wij iedere letter hiervan onderschrijven. We gebruiken deze documenten als referentie, in de eerste plaats als methode van analyseren en als leidraad voor onze oriëntaties en praktische taken.
OVERGANGSPROGRAMMA
Uiteraard begrijpen wij dat niet iedere arbeider of jongere het vandaag 100% eens zal zijn met ons volledige programma. Daarom ontwikkelde Trotsky het idee van een overgangsprogramma. Hij bedoelde daarmee een programma dat, vertrekkend van wat nodig is vandaag voor de arbeiders en hun gezinnen, de nood stelt van een socialistische omvorming van de maatschappij.
Trotsky wees erop dat het er niet op aankomt een programma uit te werken of eisen te stellen voor een beter of humaner beheer van het kapitalisme, maar oplossingen te bieden voor de noden van de arbeiders en hun gezinnen. Trotsky wou aantonen dat het kapitalisme nooit in staat zou zijn deze noden te lenigen. Enkel een socialistische omvorming van de maatschappij kan een blijvende oplossing bieden.
Eigenlijk deed hij niets anders dan een concept dat Marx eerder had toegepast in het “Communistisch Manifest” en Lenin in “Tweeërlei Tactiek” en de “Aprilstellingen” in een meer duidelijke vorm gieten. Lenin lanceerde de slogan “land, brood en vrede” om tot de conclusie te komen dat de Voorlopige Regering dat nooit zou toestaan. Via deze weg kwam hij tot de slogan “Alle macht aan de raden (sovjets)”.
LSP/PSL spreekt vandaag over “de nood aan een maatschappij waarin de productie gericht is op de noden van de bevolking, niet op de winsten van een handvol kapitalisten” om tot de conclusie te komen dat dit enkel kan door een socialistische omvorming van de maatschappij.
Onderstaand programma van LSP/PSL is eigenlijk niets anders dan een actuele toepassing van dit overgangsprogramma. Het moet gelezen worden in samenhang met bovenstaande opmerkingen over ideologie en programma.
HET OVERGANGSPROGRAMMA VANDAAG
De arbeidersklasse gaat er binnen dit kapitalistische systeem steeds meer op achteruit. De “kathedraal” van de sociale zekerheid en andere verworvenheden liggen al decennia onder spervuur van de patroons en hun politici. Dit is geen onvermijdelijk economisch proces. Het verleden leert ons dat als arbeiders zich organiseren, in vakbonden en arbeiderspartijen, het tij kan keren.
Van een defensieve strijd voor onze belangen – bedrijf per bedrijf of sector per sector – moeten we terug met zijn allen in het offensief gaan en de rijkdom heropeisen die we zelf hebben gecreëerd. Om fatsoenlijke, goed betaalde en stabiele jobs te creëren; de uitkeringen en pensioenen eindelijk fundamenteel in koopkracht te verhogen; een massaal programma van sociale woningbouw op te starten en de woningprijzen een sociaal plafond op te leggen; geliberaliseerde en geprivatiseerde diensten te hernationaliseren onder democratische controle van de bevolking; het onderwijs te herfinancieren; de gezinstaken die nu nog dikwijls op de schouders van de vrouw vallen op maatschappelijk niveau te organiseren;… Kortom, om de behoeften van de meerderheid echt voorop te stellen, in de plaats van de winstzucht van een minderheid van grote aandeelhouders en bazen. Allemaal samen, jong en oud, Vlaming, Waal, Brusselaar en Duitstalige, Belg en migrant, man en vrouw, … staan we sterker.
1. Technologie: vriend of vijand?
De situatie is enorm schrijnend als we nagaan dat de technische en wetenschappelijke mogelijkheden nog nooit zo groot zijn geweest.
Op amper vijf uur vliegen we naar Amerika. Computers zorgen ervoor dat het werk van honderdduizenden bedienden en arbeiders door veel minder mensen kan worden gedaan. Internet, e-mail en gsm vergemakkelijken de communicatie voor diegenen die er toegang toe hebben, en creëren voor veel arbeiders en jongeren het gevoel van een meer internationale gemeenschap. De geneeskunde lost zaken op waar we vroeger alleen van konden dromen.
Maar de zucht naar winst speelt een nefaste rol. De overheidstoelagen voor wetenschappelijk onderzoek worden drastisch verminderd. Enkel onderzoek dat direct door bedrijven kan worden gebruikt, dat direct winst oplevert, wordt nog gesubsidieerd. De bedrijven beweren dat zij het onderzoek wel zullen betalen, in werkelijkheid trekken ze het af van hun belastingen.
De enigen die hier voordeel uit halen, zijn de patroons. De onderzoekscentra verliezen hiermee al hun onafhankelijkheid. Bovendien leidt dit tot concurrentie tussen de verschillende centra om toch maar aan geld te geraken. De wetenschappers worden van elkaar geïsoleerd. Ze kunnen niet met elkaar overleggen, noch ervaringen uitwisselen, waardoor nog eens heel wat energie, tijd en geld verloren gaan.
Als er dan al algemeen nuttig onderzoek wordt gedaan en een oplossing wordt gevonden – denk maar aan de verschillende behandelingen voor hartkwalen – dan nog is het resultaat voor veel mensen niet toegankelijk omwille van de prijs.
Dit terwijl de problemen waarvoor dringend een oplossing nodig is, zich blijven opstapelen. Denken we maar aan AIDS, natuurrampen die miljoenen mensen het leven kosten, kankerbestrijding, afvalproductie en milieuvervuiling, hongersnood in grote delen van de wereld,…
Neem nu de hongersnood. Een logische conclusie zou zijn: er is een ernstig tekort aan voedsel, dus moet er meer geproduceerd worden. Ondertussen draaien bedrijven echter maar op halve kracht omwille van “overproductie”. Voedsel wordt massaal vernietigd om de prijs op peil te houden.
De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat een klimaatopwarming nefaste gevolgen zal hebben voor grote delen van de wereld als we er nu niets aan beginnen te doen. Volgens de honderden experts op de klimaattop van de Verenigde Naties in Brussel (april 2007) zullen Antarctica, de sub-Sahara, kleine eilanden en de Aziatische megadelta’s het meest te lijden hebben onder de klimaatverandering. Dan spreken we over overstromingen, zware stormen en aardverschuivingen die veel frequenter zullen voorkomen. De armere delen van de wereldbevolking zullen door deze “natuurrampen” het hardst worden geraakt. Maar ook tal van dier- en plantensoorten worden door de opwarming van de aarde bedreigd.
Met een geplande economie op wereldvlak, onder de democratische controle van de bevolking, zou je onmiddellijk maatregelen kunnen beginnen nemen om de “ecologische voetafdruk” van de mens te verminderen, onder meer door een massale overschakeling naar degelijk en gratis openbaar vervoer. Maar ook door massale investeringen in het onderzoek naar alternatieve energiebronnen. Nu hebben we dikwijls gewoon geen zicht op het potentieel van alternatieven omdat de invloedrijke lobby’s van de olie- of auto-industrie er een stokje tussen proberen te steken.
De sleutelkwestie is: wetenschap en technologie staan in dienst van de multinationals. Ook de burgerlijke regeringen wereldwijd kunnen op het vlak van milieu niet – of enkel halfslachtig als het al veel te laat is – de noodzakelijke maatregelen nemen. Hun beleid is gericht op de bevrediging van de winsthonger en niet de behoeften van mens en milieu. Wij moeten de democratische controle over de wetenschap opeisen, in naam van de wetenschappers zelf en de gehele bevolking. Zolang grote banken, multinationals, … het alleenrecht hebben op mogelijke oplossingen staan we volslagen machteloos. Niet de ontwikkeling van technologie en wetenschap op zich, maar de controle van bovenstaande groepen werkt in ons nadeel. In dienst van de bevolking kunnen wetenschap en techniek de levens van miljoenen mensen redden en zelfs kwalitatief verbeteren.
2.Voor degelijke, goed betaalde en stabiele jobs
- HERSTEL VAN ONZE KOOPKRACHT!
- STOP DE FLEXIBILISERING!
- VERMINDER DE WERKDRUK DOOR
- ARBEIDSHERVERDELING! 32-URENWEEK ZONDER LOONVERLIES, MET EVENREDIGE AANWERVINGEN!
De woorden van de regering staan soms in schril contrast met de praktijk. In grote delen van Wallonië en Brussel heerst massale en structurele werkloosheid. In juni 2007 lag de werkloosheid in het Waalse Gewest op 14,4% (uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en schoolverlaters). Bijna de helft daarvan was langer dan twee jaar werkloos. In het Brussels Gewest bedroeg het aantal officiële werklozen in diezelfde periode 19,9%. Hele generaties worden er door de “vrije markt” van werk uitgesloten!
In Vlaanderen wordt de indruk gewekt dat de werkloosheid in de loop van 2006-‘07 sterk is gedaald en dat er zelfs tekorten heersen (de “knelpuntberoepen”). Veel van die beroepen zijn echter flexibel (schoonmaak, bouw) en worden niet altijd fatsoenlijk beloond voor die extra inspanning. Wat willen de patroons dan? Mensen die zich voor een appel en een ei extra laten uitbuiten? De zogenaamde tekorten worden als argument gebruikt om selectief goedkope arbeiders naar België te halen. Maar dan wel met minder of – in het geval van illegalen of zwartwerkers – geen sociale rechten. LSP is voor gelijke rechten voor alle arbeiders. Enkel op deze manier kunnen we de druk op onze lonen van het patronale “verdeel en heers” tegengaan. Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons!
Feit blijft dat er nationaal meer dan een miljoen mensen deels of volledig afhankelijk zijn van een RVA-uitkering. Dit niveau blijft een historisch record. Begin jaren ’70 lag de officiële werkloosheid rond de 70 à 80.000. In 1985 waren er al 505.944 werklozen. Dat kwam overeen met een groei van 1,9% naar 12,3% van de actieve bevolking.
Sinds het midden van de jaren ’80 werden de oudere werklozen (+ 50 jaar) niet meer in de statistieken meegeteld. Dat was al langer het geval voor bruggepensioneerden en, vanaf 1986, voor mensen in loopbaanonderbreking. Vandaag zijn dit belangrijke groepen, van alles samen honderdduizenden mensen, die volledig of gedeeltelijk een RVA-uitkering ontvangen maar buiten de statistieken vallen.
Ook deeltijdse en tijdelijke werkloosheid – voor mensen die wel een arbeidsovereenkomst hebben, maar om een of andere reden niet kunnen werken – worden niet meegeteld. Dit geldt ook voor de mensen die “geactiveerd” werden, waarbij de uitkering wordt gebruikt als loonsubsidie! Dank u, zeggen de patroons.
Sinds juli 2004 worden, op basis van het activeringsbeleid van oudere werklozen, mensen tussen de 50 en 58 jaar wel opnieuw ingeschreven als werkzoekende, tenzij ze een loopbaan kunnen voorleggen die volgens de regering lang genoeg duurde. De regering dwingt de arbeiders via het Generatiepact om langer te gaan werken. Maar als ze op latere leeftijd ontslagen worden, leert de ervaring dat weinig werkgevers 50-plussers nog een kans willen bieden!
In september 2007 lag de officiële werkloosheid in Vlaanderen volgens de VDAB op 6,43%. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat Vlaanderen meer mensen in loopbaanonderbreking of bruggepensioneerden kent dan Wallonië en Brussel. Bovendien begint het activerings- en schorsingsbeleid zijn zure “vruchten af te werpen”. In de afgelopen jaren werd de werkloosheidsuitkering van tienduizenden mensen geschorst.
In Oostende, het model van de “activering”, werden jongeren massaal in zogenaamde “jobhuntingsessies” gestoken om collectief te leren solliciteren. Het ging hier zelfs niet om beroepsopleidingen, laat staan dat er een garantie op werk was achteraf. Zo werden de statistieken wel mooi opgesmukt. Ook het onzekere en extreem flexibele systeem van de dienstencheques kende een steeds hogere vlucht. In juli 2007 stond het aantal gebruikte dienstencheques op een recordniveau van 4,38 miljoen. Vooral in Vlaanderen (66,2%, eerste helft van 2007) heeft de dienstencheque een snelle uitbreiding gekend. In Brussel (5,9%) en Wallonië (27,8%) gebeurde dat trager.
Het invoeren van meer en meer 10%-, 20%- of 30%-jobs laat natuurlijk heel wat gegoochel met de statistieken toe. Als je met dienstencheques slechts 3 à 4 uur per week ergens gaat strijken of schoonmaken, schrapt de regering je al uit de officiële cijfers voor de werkloosheid. Dit soort “jobs” wordt zwaar door de overheid gesubsidieerd en het systeem dreigt stilaan onbetaalbaar te worden. De flexibele, deeltijdse of interimcontracten ondermijnen ondertussen steeds meer de positie van de arbeiders die nog wel vast werk hebben.
Zij die pleiten voor een beperking van de uitkering in de tijd, om werklozen sneller naar het OCMW te duwen, leven op Mars of lappen de sociale gevolgen aan hun laars. Als het werkelijk zo is dat mensen liever “kiezen” voor een uitkering dan te werken omdat het verschil tussen beide inkomens te klein is, dan moeten we het probleem eerder zoeken bij de lage lonen dan bij de zogenaamd “hoge” uitkeringen.
Interim-bureaus hebben in het nabije verleden een spectaculaire groei gekend, die nu door de ontwikkeling van de crisis echter wordt afgeblokt. Dat interim-werk een grote aantrekkingskracht heeft op de bedrijven is nogal logisch. Een bedrijf hoeft zo de verantwoordelijkheid van een vaste werknemer niet meer te nemen. Het richt zich tot het interim-bureau dat arbeiders levert, soms zelfs aan dagcontracten! Heb je ze niet meer nodig? Geef ze hun ontslag zonder voor de gevolgen in te staan. Sommige interimmers werken al langer dan drie jaar voor dezelfde baas, leveren de baas al hun ervaring, maar werkzekerheid krijgen ze er niet voor terug, noch een behoorlijk loon.
De Verenigde Staten worden op het gebied van bestrijding van de werkloosheid vaak als voorbeeld aangehaald. De werkloosheidsgraad zou daar zeer laag liggen (tussen de 4 en 5%). Wat er niet bij wordt verteld, is dat de meeste mensen na het volbrengen van hun ene job, er nog een tweede job moeten bijnemen om de eindjes aan elkaar te knopen. Wat als “model” wordt voorgesteld, is een sociaal slagveld. Toch zien we nu al dat onze arbeidsmarkt, door de groei van deeltijdse arbeid en dienstencheques, meer naar het Amerikaanse systeem evolueert.
Een argument dat maar al te vaak wordt aangehaald, is het gebrek aan scholing. Wat een hypocrisie! Enerzijds verwacht het bedrijfsleven dat schoolverlaters klaargestoomd zijn voor die ene specifieke job in het bedrijf. Het subsidiëren van scholen door deze bedrijven om te kunnen beschikken over deze opgeleide jongeren is al lang geen uitzondering meer, maar eenmaal deze “specifiek geschoolde” jongere niet meer nodig is, wordt hij op straat gezet.
Anderzijds eisen de patroons dat er zwaar gesaneerd wordt in het onderwijs. De redenering is hier weer dezelfde: scholen dienen om gevormde arbeiderskracht te leveren, en waarom nog breed vormen als het toch maar is om precaire jobs uit te oefenen, of in de werklozenrij te gaan staan? De eis van de arbeidersbeweging dat onderwijs ook algemeen vormend moet zijn, is een luxe die alleen nog voor burgerzoontjes is weggelegd. Dit is het cynische gedachtegoed achter de zovele cijfers en pleidooien van onze heren bedrijfsleiders en hun organisaties.
De crisis van het kapitalisme leidt tot steeds meer werkloosheid en laag betaalde nepjobs. De ironie van de zaak is dat dit de positie van de kapitalisten juist versterkt, omdat ze de arbeiders kunnen afdreigen met het argument dat ze – als ze dit of dat niet aanvaarden – wel iemand anders zullen vinden om het werk in hun plaats te doen.
LSP/PSL is voor een volledig herstel van de index en een minimumloon van 1500 euro netto; kant zich faliekant tegen de afbraak van de sociale zekerheid en de uitholling van het arbeidscontract. Wij verzetten ons tevens tegen iedere bedrijfssluiting omdat dit onder het kapitalisme tot niets anders leidt dan werkloosheid en armoede. De enige maatregel die de massale werkloosheid kan beginnen oplossen, is de onmiddellijke invoering van de 32-urenweek, zonder loonsverlies en met evenredige aanwervingen.
3. Stop de liberalisering en privatisering – Voor een hernationalisatie van de openbare diensten onder democratische controle van de bevolking
In de jaren ’90, na de val van het Oostblok, werd de idee verspreid dat “enkel de vrije markt werkt”. Zowel de sociaaldemocratie als de vakbondsleiders gingen mee in dit fabeltje. Ze weigerden nog langer weerstand te bieden tegen het burgerlijke ideologische offensief. Met de Europese eenmaking als excuus werden onze openbare diensten één voor één aangepakt. Ze werden geliberaliseerd en klaargestoomd voor private concurrentie. Gezien de tragere groei in veel andere sectoren – een gevolg van de overproductiecrisis – zocht het kapitaal naar nieuwe terreinen om winst te maken.
Vandaag beginnen veel arbeiders de gevolgen van deze politiek te zien – of in hun portefeuille te voelen! Denk maar aan de prijsstijgingen voor elektriciteit in België. Test Aankoop berekende dat de prijs voor een kilowattuur (kWh) bij Electrabel tussen januari 2005 en december 2006 al met 50% was gestegen.
Vlak na de verkiezingen van juni 2007 kondigde Electrabel aan dat het zijn prijzen nog eens met 13% tot 20% zou verhogen! Na een storm van protest leek het bedrijf even in te binden. Maar wat bleek? De CREG, Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas, publiceerde nadien de resultaten van haar studie over de prijsverhogingen voor gas en elektriciteit. De Commissie bevestigde dat er voor particulieren een stijging met 17% zit aan te komen in 2008. Een gemiddeld gezin zal hierdoor tot 172 euro per jaar extra betalen voor energieverbruik.
En dit terwijl, volgens de Vlaamse controle-instantie VREG, het aantal gezinnen dat niet in staat was om de energiefactuur te betalen in 2006 toenam tot 91.600: een stijging met 50% tegenover een jaar voordien! Het aantal “wanbetalers” steeg in dit Vlaamse voorbeeld ook naar een recordniveau in 2006. Reeds 4,5% van alle huishoudens zijn in Vlaanderen afhankelijk van het sociaal tarief voor elektriciteit. De VREG stelt over deze schandalige uitverkoop van een basisbehoefte: “Klanten zijn pas interessant voor de leveranciers als ze iets opbrengen. Wanbetalers worden dus vlugger aan de deur gezet door hun leveranciers.”
Op de gasmarkt zag je dat Electrabel bij het begin van de liberalisering haar prijzen even drukte om zoveel mogelijk klanten aan zich te binden. Eens de markt verdeeld tussen een aantal spelers, werden de prijzen echter fors opgetrokken om de winsten van big business te spijzen. Dit is natuurlijk de evolutie die je kunt verwachten voor elke vorm van liberalisering en privatisering van een openbare dienst.
LSP stelt zich de vraag waarom de gemeenschap geen controle heeft over de energiemarkt. Waarom is winst een centraal gegeven als het over ons energieverbruik gaat? We eisen ook een afschaffing van de 21% BTW die wordt betaald op energie, een basisbehoefte voor elk individu en elk gezin. LSP is voor een bevriezing van de energieprijzen als eerste maatregel in het onder democratische controle plaatsen van de volledige energiesector. Enkel op deze manier kan ten volle rekening worden gehouden met de behoeften van de arbeiders en hun gezinnen en vanzelfsprekend ook met de ecologische behoeften.
Liberalisering en privatisering betekenen altijd een sociaal slagveld voor het aantal jobs en de werkcondities. Bij De Post werden er 9000 van de 35.000 jobs weggesaneerd. Dat staat gelijk met twee grote autofabrieken die hun deuren sluiten. De resterende Postarbeiders kregen het Georoutesysteem in de nek geduwd. Met minder personeel moet een steeds hogere werkdruk worden getorst. Dit leidde in de afgelopen jaren tot een golf van spontane stakingen in tal van postkantoren over het hele land. Voor wanneer een eengemaakte beweging om heel Georoute weg te krijgen en de stappen naar liberalisering te stoppen?
Bij Belgacom werkten er begin jaren ’90 nog 26.500 mensen, begin 2007 was dat aantal gezakt naar 15.000. Daar moeten er volgens de directie nog eens 1500 af. Sociale drama’s en minder jobs voor de werkende klasse, meer winst voor de patroons. Daar tegenover staat dat bij Belgacom in 2006 voor maar liefst 6,1 miljard euro winst werd gemaakt. Topmanager Didier Bellens kreeg 1,85 miljoen euro salaris, verdiende daarnaast 480.000 euro aan dividenden op zijn aandelen en verkocht voor 6 miljoen euro aan aandelen. De voormalige “openbare diensten” als jackpot voor de kapitalisten! Maar nee, de liberalen, christen- en sociaaldemocraten vinden niet dat dit soort profitariaat moet worden aangepakt. Het zijn de werklozen die de “profiteurs” zijn en die je moet schorsen of hun uitkering in de tijd beperken.
Bij het Spoor werd het goederenvervoer al geliberaliseerd, het reizigersvervoer wordt erop voorbereid. Gaan we dan naar Britse toestanden? Niet toevallig zorgden verschillende ongelukken en andere ellende met de geprivatiseerde spoorwegen er voor een kentering bij de publieke opinie. Vandaag vindt de eis voor een hernationalisatie meer en meer weerklank in Groot-Brittannië, een serieuze verandering in vergelijking met de jaren 1990.
Ook in Latijns Amerika zorgden de ravages van de privatiseringspolitiek voor een verandering in het bewustzijn. Vandaag staan “linkse regeringen” in Bolivië, met Morales, en Venezuela met Chavez onder druk om de bodemrijkdommen te nationaliseren. De plundering en het leegzuigen door de multinationals worden steeds minder gepikt door de massa’s. Zoals Engels, de compagnon van Marx, stelde zijn nationaliseringen “elementen van socialisme” die zich opdringen aan de oude maatschappij in crisis. Ze tonen het bankroet van het kapitalisme en de “vrije markt” aan.
Terwijl de neoliberale regeringen de sociale afbraak organiseren, blijft het aantal mensen dat nood heeft aan goede openbare dienstverlening gedurig stijgen. Werkende ouders, bijvoorbeeld, hebben een waar probleem wat kinderopvang betreft. Zij zouden zeer blij zijn met een door de staat georganiseerde, degelijke kinderopvang.
Dan zijn er nog de honderdduizenden arbeiders en bedienden die iedere dag naar het werk trekken met het openbaar vervoer. Kan er iemand ons vertellen waarom trein, tram en bus steeds duurder worden gemaakt? Wat is hier de logica achter? Is het niet schandalig dat je vandaag 2 euro bij de Brusselse STIB moet betalen voor een busrit, als je je ticket niet op voorhand in de kiosk hebt gekocht? Denkt men zo het fileprobleem op te lossen? Een regering in dienst van de bevolking zou openbaar vervoer gratis maken om het fileprobleem te kunnen aanpakken. In de transportsector zouden er strengere regels moeten komen om te verhinderen dat de werkdruk – eigenlijk winstzucht – vermoeide chauffeurs de baan opjaagt.
De afbraak van de gezondheidszorg is een feit en leidt soms tot drama’s. Volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie moeten de Belgen nu al 33% van hun eigen medische kosten betalen, de OESO schat dat percentage op 28% (Knack 10/10/07). Onderfinanciering van de ziekenhuizen wordt een excuus voor artsen om “gepersonaliseerde” raadplegingen te beginnen organiseren, waarbij degene die meer betaalt ook sneller aan bod komt. Artsen worden ook vergoed volgens hun prestaties, wat misbruik in de hand werkt.
LSP wil een einde aan de winstzucht van de farmaceutische industrie, aan de sluipende commercialisering en de misbruiken van de prestatiegeneeskunde. We zijn voor de creatie van een openbare en nationale gezondheidsdienst, met vaste statuten – vandaag steeds meer ondermijnd in de openbare ziekenhuizen – en fatsoenlijke lonen voor het personeel. Elementen als winst of prestige van individuen of multinationals mogen volgens ons niet meespelen in de volksgezondheid.
Het argument voor privatisering is steeds het gebrek aan “rendabiliteit” van de overheidsdiensten. Maar hoe kan openbare dienstverlening nu rendabel zijn? Ze vertrekt immers van de doelstelling om een aantal diensten zo toegankelijk mogelijk te maken voor iedereen, arm of rijk.
Een dienstverlening is per definitie niet rendabel omdat het geen winst kan opleveren. Wat vergeten wordt, is dat het recht op openbare dienstverlening – net als de sociale zekerheid – door strijd werd afgedwongen, met de bedoeling om in een aantal maatschappelijke noden te voorzien.
Onverbloemd betekenen liberalisering en privatisering de uitverkoop van onze diensten, om ons met minder werkgelegenheid en slechtere werkomstandigheden nog eens dubbel en dik te laten betalen. Zo bespaart de regering inderdaad op de overheidsuitgaven, maar ten koste van wie? Wij betalen er geen cent minder belastingen door en de privé-uitbaters van onze voormalige diensten profiteren er dik van!
LSP-PSL vecht tegen privatisering, voor gratis openbaar vervoer, gezondheidszorg, postbedeling, huisvuilophaling, omdat die vrij toegankelijk moeten zijn voor ieder van ons, ongeacht leeftijd, werksituatie, geslacht, …
Het argument als zou een openbare dienst per definitie slecht werken, vond ingang bij bredere lagen van de bevolking. Altijd al was de openbare dienst het slachtoffer van praatjes. Ze zou inefficiënt zijn, bureaucratisch, allesbehalve stipt, enz. In de privé daarentegen zou alles koek en ei zijn.
Dit is een compleet vals beeld dat wordt opgehangen. Eerst en vooral is het altijd (ook in de “golden sixties”) zo geweest dat er veel te weinig geld voorhanden was. Maar zelfs meer geld zou de zaak niet hebben opgelost. Om een dienst zo efficiënt mogelijk te laten werken, is er immers inspraak nodig van iedereen die van de dienst gebruik maakt of ervoor werkt.
Zo zouden wij het spoorwegennet stukken efficiënter en toegankelijker maken door reizigers en spoormannen te betrekken in de running van de dienst. We zouden ervoor zorgen dat velen hun auto kunnen thuislaten om naar het werk te gaan door degelijke aansluiting te voorzien op de nodige tijdstippen. We zouden deze diensten gratis en dus toegankelijk maken voor iedereen. Efficiëntie en toegankelijkheid zijn het uitgangspunt van LSP, niet dat van diegenen die willen privatiseren.
4. En de concurrentie dan? Wie zal dit allemaal betalen? Daarvoor is toch geen geld? De bazen zullen dit nooit toestaan!
Een citaat van de arbeiders van Forges de Clabecq, ten tijde van hun strijd in de jaren ’90 voor het behoud van hun fabriek: “Als je een hoop stenen op de grond legt, dan zullen die zich niet uit zichzelf op elkaar leggen om een muur of een huis te vormen. Daarvoor is de tussenkomst van menselijke arbeid nodig. Het is die arbeid die de rijkdommen voortbrengt”. Rijkdom is er voldoende. De vraag gaat erover aan wie ze toekomt.
Als we zien hoe de productiviteit in de voorbije tientallen jaren steeg, blijkt dat de werkduur helemaal niet even snel daalde. Als dat wel het geval was, zouden we vandaag amper een paar uur per week werken. Alle winsten die de patroons tijdens deze periode hebben opgeraapt, hebben ze in de eigen zakken gestopt.
Om de werkloosheid op te lossen, moet het beschikbare werk verdeeld worden over alle beschikbare arbeiders. Door deze herverdeling wordt de lengte van de werkweek bepaald. Zo zou de werkweek drastisch verminderd kunnen worden. Maar pas op: wat wij willen, is het behoud van het volledige loon, want daar hebben wij recht op.
Natuurlijk zullen het patronaat en de regering steigeren. Het zou betekenen dat ze een heleboel winst niet meer in hun zak kunnen steken. Het zou ook betekenen dat hun concurrentiepositie in gevaar komt. Maar concurrentie is zo oud als het kapitalisme zelf. Moeten de arbeiders “om concurrentieel te zijn” misschien alles blijven slikken? Als we die logica doortrekken, kan dat zeer verstrekkende gevolgen hebben. Het zal betekenen dat we op de duur dezelfde lonen aanvaarden als de superuitgebuite arbeiders in China of India.
Als de arbeiders en hun organisaties in het begin van de vorige eeuw dezelfde redenering hadden gevolgd, dan werkten wij – en onze kinderen – nog steeds 12, 13 of zelfs 14 uur per dag in plaats van 8. Toen de arbeidersklasse na WOI de achturendag afdwong, was er geen sprake van loonverlies.
In de plaats van te vertrekken van de vraag wat “haalbaar en realistisch” is voor de ondernemer, vertrekken wij liever van de vraag wat nodig is voor de arbeider. Wij vinden het immers niet meer dan logisch dat de rijkdom die de arbeiders voortbrengen, gebruikt moet worden om tegemoet te komen aan de behoeften van de arbeiders.