Geschiedenis van LSP
Het niet aan de kant blijven staan en de wil om een actieve rol te spelen in het dagelijkse politieke proces is kenmerkend voor LSP/PSL. Steeds trachten we net die initiatieven te nemen waarmee we denken de socialistische krachten te kunnen opbouwen en vooruit te helpen.
Belangrijke gebeurtenissen op wereldvlak hebben een grote impact gehad op de socialistische beweging. Dat was zeker het geval met de val van het stalinisme, een gebeurtenis die tot op vandaag zijn sporen nalaat. Ook de krachten van LSP/PSL en het CWI internationaal werden erdoor geraakt. Toch slaagden we erin, in een moeilijke periode waarin klassenstrijd slechts een vaag en abstract idee was, de basis te leggen voor wat we vandaag zijn: een kleine, maar zeer dynamische revolutionaire partij.
1992. De oprichting van Militant. De kern van zo’n 30 leden leidde de Blokbuster-campagne met de internationale betoging in 1992 met 40.000 aanwezigen |
LSP/PSL groeide tussen februari 1992 van 31 leden tot zo’n 100 leden rond de eeuwwisseling om terug te verdriedubbelen tot 300 tegen eind 2008. We zijn georganiseerd in meer dan 30 lokale afdelingen in zowel Vlaanderen, Brussel als Wallonië, kennen een actieve jongerenwerking onder scholieren zowel als onder studenten, bouwden op een aantal werkplaatsen een belangrijke syndicale positie op en kwamen op een actieve manier tussen in de belangrijkste syndicale en politieke bewegingen van de afgelopen 15 tot 20 jaar. We spelen nog steeds de eerste viool op vlak van antifascistische en antiracistische strijd, besteden speciale aandacht aan het vrouwenthema en de strijd tegen discriminatie en seksisme en wapenen onze leden via tweejaarlijkse congressen en tweejaarlijkse conferenties telkens met een analyse, perspectief en programma. Vooral de conferenties die we organiseerden over de nood aan een nieuwe arbeiderspartij en over het Belgische nationaliteitenvraagstuk hebben hun effect niet gemist.
Correcte perspectieven zorgden ervoor dat de partij voorbereid was op de turbulente economische en politieke ontwikkelingen die we vandaag meemaken.
LSP/PSL kende verschillende stadia van ontwikkeling en paste, afhankelijk van de condities van het gegeven moment, verschillende tactieken toe om haar krachten op te bouwen. Met een oriëntatie op die lagen die het eerst tegen het systeem in opstand kwamen, zonder tegelijk het contact en de benadering naar de brede lagen uit het oog te verliezen, slaagden we erin te bouwen onder het meest strijdbare deel van de arbeidersklasse en haar jeugd.
Wat nu volgt, is een schets van die tactieken, stadia en oriëntatie met de belangrijkste lessen die we eruit trekken.
1. JONGSOCIALISTEN EN SP
Slechts een zeer kleine minderheid van de huidige leden van LSP/PSL komt uit de marxistische tendens die sinds 1975 als Vonk en sinds februari 1992 als De Militant actief was in de (Vlaamse) Jongsocialisten (JS) en de SP. Vonk was in 1975 ontstaan vanuit de Oostendse JS. In die periode heerste een revolutionair klimaat: Mei ‘68 zinderde nog na, de Anjerrevolutie in Portugal (1974) lag net achter de rug en ook in Spanje en Griekenland ontwikkelden zich revolutionaire situaties.
Hoewel de sociaaldemocratie ook toen al een lange geschiedenis van verraad achter de rug had, oefende ze nog steeds een grote aantrekkingskracht uit op brede lagen van arbeiders en jongeren. SP-afdelingen telden nog talloze werkende leden die zich actief inzetten voor de partij en waren het toneel van levendige politieke debatten. De volkshuizen vervulden een centrale rol in het sociale leven van heel wat arbeiderswijken. Wie actief wou zijn in de arbeidersbeweging kon daar niet zomaar aan voorbij gaan. De voorlopers van LSP/PSL waren bijgevolg van oordeel dat het beter was in die partij aanwezig te zijn met een marxistisch programma dan zich erbuiten te isoleren.
De resultaten logen er niet om. In de loop van de jaren 1980 behaalden Vonkisten steevast 20 tot 40% van de stemmen op JS-congressen. De afdelingen Oostende, Geraardsbergen, Ninove, Aalst, Brussel, Evere, Antwerpen en Aarschot en de federaties Oostende-Veurne-Diksmuide, Brussel, Antwerpen en Aalst kenden allemaal op bepaalde ogenblikken marxistische meerderheden. De Actief Linkse Studenten (ALS), toen nog de officiële studentenorganisatie van de SP, werd al eind de jaren 1970 gewonnen voor een marxistisch programma.
Dit verschijnsel bleef niet beperkt tot België. Elders in Europa, maar ook in Afrika, Amerika, Azië en Australië werden soortgelijke organisaties opgezet die snel aan invloed wonnen. Samengebundeld in het CWI (Committee for a Workers’ International) bekampten deze marxistische tendensen zowat overal ter wereld de gebureaucratiseerde sociaaldemocratische leidingen.
Hier en daar leidde dat tot schorsingen en uitsluitingen, maar in het algemeen zorgde de druk van de basis ervoor dat het tendensrecht binnen de sociaaldemocratische partijen gerespecteerd moest worden.
2. DE VAL VAN DE MUUR
Vanaf het midden van de jaren 1980 en vooral na de val van de Berlijnse muur begon de situatie te keren. De SP oefende steeds minder een aantrekkingskracht uit op arbeiders en jongeren. Daarmee nam meteen de druk aan de basis af om het tendensrecht te garanderen.
In 1990 werd op een congres van de Jongsocialisten een heuse machtsgreep doorgevoerd. Marxisten werden uitgesloten en afdelingen en federaties opgeheven. Zelfs de nationale pers besteedde aandacht aan de afrekening met de Vonkisten.
Eenzelfde machtsgreep vond plaats in de SP. Afdeling Oostende met haar 900 leden werd botweg opgeheven, 22 militanten werden uit de partijrangen gestoten. Voormalig “anarchist” Vande Lanotte werd uit het niets opgevist en klaargestoomd als toekomstig parlementair en minister.
Het werd steeds duidelijker dat de SP door heel wat arbeiders niet meer gezien werd als een instrument om verandering af te dwingen, maar hooguit als de minst slechte variant van de traditionele partijen. De idee dat arbeiders en jongeren zich eerst naar de sociaaldemocratie zouden richten als ze in beweging kwamen, werd steeds onwaarschijnlijker. Dit is de reden waarom de overgrote meerderheid van de CWI-secties geleidelijk opteerde voor open, onafhankelijke organisaties.
De Belgische “Vonkisten” scheurden bijna letterlijk in twee. De minderheid, die om een legaal-technische reden het blad “Vonk” kon behouden, besloot binnen de SP te blijven. De meerderheid, die ook Actief Linkse Studenten en Blokbuster animeerde, legde meer nadruk op onafhankelijk werk onder de nieuwe naam “De Militant”.
Het zou echter nog tot 1995 duren vooraleer met de oprichting van Militant Links officieel voor een open organisatie geopteerd werd. De ultieme test van ideeën ligt in de praktijk. Een sober vergelijk van de resultaten van beide stromingen vandaag leert ons dat de tactiek van de meerderheid de meest vruchtbare was voor de uitbouw van een revolutionaire partij, ondanks de grote media-aandacht in Vlaanderen dat één van hun leidinggevende leden, Eric De Bruyn, als woordvoerder van SP.a rood sinds de voorzittersverkiezingen in het voorjaar van 2008 te beurt valt.
3. ROL VAN HET JONGERENWERK
De val van het Oostblok betekende vooral ideologisch een zware opdoffer voor de arbeidersbeweging. De idee dat het kapitalisme “het enige werkbare systeem” ter wereld zou zijn, werd sterk in de verf gezet door de burgerlijke propaganda. Zowat alle partijen en organisaties die zich op die arbeidersbeweging beriepen, maakten een zware draai naar rechts.
De burgerij maakte gebruik van deze zwakte en versterkte haar offensief op zowat alle verworvenheden van de arbeidersklasse. Het recht op degelijke en betaalbare openbare diensten werd via liberalisering en privatisering afgebouwd. Overal werd de uitbuitingsgraad systematisch opgedreven, wat leidde tot een ongelooflijke toename van de kloof tussen rijk en arm. Dit zou later aanleiding geven tot de befaamde antiglobaliseringsbeweging.
Begin van de jaren 1990 leidde dit vooral tot een antipolitieke reflex en demoralisatie. Alle sociaaldemocratische en communistische partijen bekeerden zich tot de vrije markt. De idee om nog op te komen voor de omvorming van een maatschappij in socialistische zin werd door hen vakkundig opgeborgen.
De traditionele electorale basis van deze partijen erodeerde, in het ene land al wat sneller en dieper dan in andere landen. Dat ging veelal gepaard met de groei van extreemrechts op basis van een populistisch en racistisch programma, wat vooral onder jongeren op enorm protest stootte. Het was een beweging waarop we anticipeerden en waarop we voorbereid waren door het opzetten van Blokbuster in België en YRE internationaal (Youth against Racism in Europe). Het idee was ons te oriënteren op het meest dynamische en open deel van de arbeidersklasse, haar jeugd, om een ingang te zoeken voor onze ideeën. Dit om ons beter voor te bereiden op een onvermijdelijke heropstanding van de arbeidersklasse in een later stadium, door klaar te staan met een nieuwe generatie marxisten.
4. Blokbuster
In de jaren 1990 was het bij brede lagen van jongeren niet nodig Blokbuster voor te stellen. Opgestart als anti-Vlaams Blok-campagne in de zomer voor de beruchte verkiezingen van 1991 (Zwarte Zondag), groeide het initiatief uit tot de meest consequente en concrete campagne tegen racisme en fascisme. Op zijn hoogtepunt telde Blokbuster zo’n 50 lokale comités en zo’n 2500 jongeren kochten een Blokbusterlidkaart.
Blokbuster voerde geen moralistische antiracisme-campagne, maar organiseerde Iokaal de concrete strijd tegen het Vlaams Blok en Co. Blokbuster organiseerde ontelbare betogingen, blokkades, … rond de eis “geen forum voor fascisten” – in woorden en in daden. Het was ook de enige antiracismebeweging die naast concrete eisen ter verbetering van de omstandigheden van migranten en vluchtelingen ook een sociaaleconomisch programma verdedigde om aan de voedingsbodem van racisme en fascisme te verhelpen en een band te smeden tussen de Belgische en migrantenarbeiders. Dit legde de basis voor de latere programmasticker: “Jobs, geen racisme. Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons”. Wat we nodig hadden, was een programma dat de arbeidersklasse, ongeacht afkomst, kleur of geloof, kon eenmaken.
Blokbuster gaf ook de aanzet tot de creatie van Youth against Racism in Europe (YRE), een internationale organisatie tegen racisme en extreemrechts, gelanceerd in oktober ‘92, met een 40.000 man sterke internationale betoging tegen racisme. Overal in Europa organiseerden we jongeren tegen extreemrechts. YRE is nog steeds actief in verschillende Europese landen, waaronder Griekenland (waar YRE vooral actief is rond asielrecht), Engeland,… maar ook Rusland en andere ex-Oostblokstaten waar we strijd voeren tegen opkomende fascistische stromingen,… .
Naast de deelname aan en de organisatie van talrijke nationale en lokale betogingen en scholierenstakingen tegen racisme deed Blokbuster de oproep voor een nieuwe Jongerenmars voor Werk, tegen Racisme in ’93. Steun daarvoor vonden we bij de ABVV-Jongeren, Jong Socialisten en het AFF. We spraken in scholen en waren aanwezig met stands op bijna elk festival.
De Jongerenmars voor Werk in ’93 viel samen met een algemene stakingsbeweging in het najaar tegen het Globaal Plan van de regering Dehaene (christendemocraten en sociaaldemocraten). Het Globaal Plan legde de basis voor de eerste structurele aanval op de index (via de zogenaamde gezondheidsindex) en op de lonen (via de invoering van de loonnorm). We organiseerden scholierenstakingen die samenvielen met lokale stakingen tegen het Globaal Plan. Jongeren en arbeiders trokken samen door de straten om te protesteren tegen het Globaal Plan en tegen extreemrechts. Blokbuster en De Militant waren aanwezig aan de talrijke piketten die overal te lande industrieterreinen platlegden. Deze algemene stakingsbeweging – numeriek de grootste sinds ’36 – kwam ten einde bij gebrek aan een alternatief op de zogezegd meest “linkse” regering mogelijk.
5. ACTIEF LINKSE STUDENTEN
Aan de universiteiten en hogescholen waren leden van De Militant de stuwende kracht achter de Actief Linkse Studenten (ALS), die tot het begin van de jaren ‘90 officieel deel uitmaakten van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie. ALS maakte zich los van de SP-zuil en was lang de belangrijkste linkse studentenorganisatie in Vlaanderen. ALS zorgde onder meer voor marxistische kritieken op de cursussen die aan de universiteiten en hogescholen werden onderwezen.
ALS was zowat de enige studentenorganisatie die zich verzette tegen de privatisering van de resto’s en de afbouw van de sociale voorzieningen. Het zocht daarbij steeds naar samenwerking met de vakbonden. Vooral in Gent had ALS een sterke werking. Het lag aan de basis van het buitenhouden van het extreemrechtse NSV uit het PFK (Politiek en Filosofisch Konvent), het weren – door brede mobilisatie – van Vlaams Blok-sprekers in de lokalen van de universiteit, enz.
Ook solidariteit met arbeidersstrijd was ALS niet vreemd. Toen bijvoorbeeld de arbeiders van de Boelwerf in het najaar van 1994 in staking gingen en strijd voerden tegen de sluiting van hun werf, organiseerde ALS een actieve solidariteitscampagne met gezamenlijke betogingen, benefietavonden en geldomhalingen in de auditoria. Toen later de strijd van de arbeiders van Clabecq uitbrak, zou ALS hetzelfde nog eens overdoen, maar dan aan een pak meer universiteiten.
6. ANDERE GROEPEN SLUITEN AAN
Ideologische beginselvastheid is een absolute vereiste voor een marxistische organisatie. Zoniet zal ze nooit kunnen weerstaan aan de ideologische, politieke, sociale en financiële druk binnen de kapitalistische maatschappij. De burgerij beschikt over talloze middelen om haar tegenstanders te isoleren en/of te recupereren. Het volstaat een blik te gooien op de door corruptie geteisterde SP.a- en PS-leidingen of op de voormalige “extreemlinksen” in de top van de SP.a, de PS en de vakbonden om te beseffen waartoe de burgerij in staat is.
Beginselvastheid mag echter niet leiden tot dogmatisme en koppige onbuigzaamheid. Als de situatie verandert, moeten marxisten voldoende openheid aan de dag leggen om oude zekerheden opnieuw in vraag te stellen en de nodige tactische aanpassingen door te voeren.
Door haar vermogen om de nieuwe situatie op een correcte manier in te schatten en open te staan voor verandering werd De Militant een aantrekkingspool voor andere krachten. Dat uitte zich onder meer op 9 oktober ‘94.
Een kleine groep Franstalige syndicalisten uit het Brusselse, die enkele maanden eerder gebroken hadden met de Socialistische Arbeiders Partij (SAP) wegens te opportunistisch, besloot na maanden discussie aan te sluiten bij De Militant. Voor De Militant, dat tot dan toe enkel in Vlaanderen actief was geweest, betekende dit een belangrijke doorbraak, ook op syndicaal vlak. Vanaf 1 mei ‘95 verschijnt De Militant ook in het Frans.
In juni ‘96 volgde een nieuwe doorbraak. Door de systematische verrechtsing van de sociaaldemocratie begon vanaf het begin van de jaren ‘80 Agalev en later ook Ecolo electoraal vooruitgang te boeken. Bij de arbeiders werden deze “op sandalen lopende mei ‘68-ers” raar bekeken, maar bij progressieve intellectuelen vormden hun ideeën over basisdemocratie en hun soms ”anders” lijkend optreden een welkom alternatief op de steeds conservatiever ogende SP-bureaucratie.
Vooral binnen Jong Agalev begonnen enkele jongeren te experimenteren met marxistische en anarchistische ideeën. Dit leidde uiteindelijk tot een confrontatie binnen Jong Agalev die ertoe leidde dat de partijtop haar greep op de jongeren zou verstrakken.
Vanaf juni ‘96 begonnen een aantal van die jongeren contact te zoeken met ALS. Een aantal sloten uiteindelijk aan bij Militant Links. In oktober 1999 organiseerde ALS naar aanleiding van de regeringsdeelname van de groenen een reeks druk bijgewoonde debatten tussen deze militanten en enkele Agalev-kopstukken.
Tenslotte besloot de meerderheid van “Socialisme International” op hun algemene vergadering van 22 juni 1997, eveneens om Militant Links te vervoegen. Socialisme International was sinds het midden van de jaren ‘80 actief in Wallonië en Brussel. Na een reeks gezamenlijke discussiebulletins en talloze debatten publiceerden beide organisaties een gemeenschappelijke verklaring waarin de opheffing van Socialisme International en de opname van diens leden bij Militant Links publiek gemaakt werd.
LSP/MAS gelooft niet dat een revolutionaire partij uitsluitend opgebouwd wordt door het winnen van individuen, één voor één, hoe belangrijk dat ook mag zijn. Politieke organisaties die deelnemen aan de klassenstrijd zijn niet ongevoelig voor de successen en de nederlagen ervan. Ze verfijnen hun beoordelingen aan de hand van de concrete ervaringen. Daarom zijn hergroeperingen onvermijdelijk in de opbouw van een partij.
7. MILITANT LINKS ALS STRIJDPARTIJ
Het proces van verburgerlijking van de sociaaldemocratie versnelde in de loop van de jaren ‘90. Veel te laat, pas in februari ’95, besloten we onze praktische verwijdering te bekronen met het opzetten van een ook officieel onafhankelijke organisatie. In Vlaanderen kozen we voor Militant Links, langs Franstalige kant werd, gezien de zwakte van de organisatie, gekozen voor dezelfde naam als ons blad: Militant.
Gezien het defensief waarin de arbeidersbeweging zich toen bevond en omdat bij jongeren de radicalisering zich hoofdzakelijk beperkte tot one issue-thema’s, was er geen nood aan een brede formatie gericht op de brede lagen, maar eerder aan een strijdformatie gericht op het aantrekken van de meest geradicaliseerde arbeiders en jongeren. De naam Militant Links/Militant drukte strijdbaarheid en actiegerichtheid uit. Het hield rekening met het voorlopige diskrediet van het socialisme en met het wantrouwen ten aanzien van politieke partijen bij hen die we in eerste instantie wilden bereiken.
Tegelijk lanceerden we de slogan voor een nieuwe arbeiderspartij vanuit de nood aan een onafhankelijk instrument van de arbeidersklasse. Het zou nog duren tot aan het Generatiepact vooraleer deze slogan enigszins een ingang vond. De eis bleef dus tot dan van propagandistische aard.
Ondertussen wachtte Militant Links/Militant niet af. Om ons fit te houden en niet weg te kwijnen, moesten we omwegen kiezen, tijdelijke oriëntaties op specifieke groepen. Naar de Gentse wijkbewoners of de scholierenvakbond in Kortrijk. We testten toen heel veel uit. Die tactische heroriëntaties waren een antwoord op de globale verwarring en fragmentering.
We zetten ook onze eerste stappen op het electorale terrein. Op basis van onze lokale interventies namen we in 1999 deel aan de verkiezingen: in Wallonië en Brussel via de lijst Debout (een lijst rond Roberto D’Orazio en de arbeiders van Clabecq); in Luik en Brussel met de PC en in Gent-Eeklo onder onze eigen naam, Militant Links. Debout stopte spijtig genoeg na een vrij goede eerste deelname, de PC verwachtte te veel van verkiezingen. In Gent kon Militant Links zich flink versterken dankzij deze verkiezingsdeelname. Het was echter duidelijk dat een nieuwe brede formatie nog lang op zich zou laten wachten.
Het bleef zoeken naar hoe om te gaan met de tegenstelling tussen het vacuüm ter linkerzijde en het ontbreken van een brede arbeidersformatie. Voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2000 stelden we Linkse Allianties voor. Niet als voorloper van een brede formatie, maar als hulpmiddel om het vacuüm niet volledig verloren te laten gaan. Deze naam legde echter teveel de nadruk op een alliantie met andere formaties, die ons zeer lang aan het lijntje hielden, en te weinig op het aantrekken van nieuw lagen nog niet georganiseerde jongeren en arbeiders. Linkse oppositie was een betere naam geweest. In Luik kwamen we op met de PC, in Antwerpen riepen we op om voor de lijst PVDA+ te stemmen, in Oostende namen we deel onder onze eigen naam en in Gent samen met LEEF!
We hebben met Militant Links dus verschillende watertjes doorzwommen, steeds met de doelstelling de mogelijkheden die zich aanboden maximaal te benutten om socialistische ideeën ingang te doen vinden, het bewustzijn te verhogen en de revolutionaire stroming in de maatschappij te versterken.
8. DE DRIE KERNBEGRIPPEN VAN MILITANT LINKS: STRIJD, SOLIDARITEIT EN SOCIALISME
1. STRIJD
Omdat enkel strijd loont.
Strijd tegen een burgerij die ons wil beroven van alles wat we verworven hebben: degelijke lonen en vaste jobs, sociale zekerheid, leefbare werk- en Ieefomstandigheden, openbare diensten,…
Strijd tegen een burgerij die ons verdeelt om vrouwen, jongeren, migranten, nationale, etnische of religieuze minderheden nog harder te kunnen uitbuiten en de arbeiders in hun geheel onder de knoet te houden.
Strijd tegen een burgerij die met haar barbaarse productiewijze onze planeet op een steeds sneller tempo aan het vernietigen is. Strijd tegen een burgerij die voor de meerderheid van de wereldbevolking enkel armoede, onzekerheid, werkloosheid, oorlog, nationale onderdrukking, … kortom barbarij in petto heeft.
Met Militant Links kwamen we niet enkel tussen in de strijd van de arbeidersklasse en de jongeren zoals die zich ontwikkelde, maar startten we daarnaast ook eigen campagnes rond een aantal belangrijke thema’s. We probeerden hierrond arbeiders en jongeren te organiseren en te mobiliseren.
Enkele voorbeelden:
- Op de werkplaatsen
1997: De arbeiders van Forges De Clabecq betogen. Militant Links / Militant is met een delegatie aanwezig.
Hoewel veralgemeende strijd uitbleef in de tweede helft van de jaren ‘90, vonden hier en daar geïsoleerde gevechten plaats. Daar waar we konden, ondersteunden we de strijd in woorden en daden..
Een voorbeeld daarvan was de zeven weken durende staking bij het Gentse metaalbedrijf Carnoy in september ’99, tegen het ontslag van ABVV-delegee Raf Verbeke en de voorgestelde herstructurering. De patroon gebruikte alle mogelijke middelen om de staking te breken: rechtbanken, politie, politieke druk, intimidatie, camera’s, helikopters om werkwilligen binnen te loodsen, enz.
We mobiliseerden systematisch voor de versterking van de piketten, organiseerden nationale en internationale solidariteit, hielpen om iedere volgende stap van de patroon te counteren. Ondanks een verbazende vindingrijkheid slaagde de patroon er maar niet in de staking te breken. Het zwakke punt echter was de houding van de nationale en gewestelijke vakbondssecretarissen. Zij beschikten over de mogelijkheid om de staking definitief te beslechten in het voordeel van de arbeiders, maar weigerden die mogelijkheid te benutten.
Militant Links lanceerde toen de oproep voor een gewestelijke 24-urenstaking voor de metaalsector. Hoewel heel wat arbeiders voor die eis te vinden waren, stootte het op de onwil van de vakbondsleiders die de “goede relaties” met Fabrimetal (patroonsorganisatie van o.a. de metaalsector) niet op het spel wilden zetten. Het resultaat was dat de arbeiders steeds meer geïsoleerd raakten en met gebogen hoofd opnieuw aan het werk moesten gaan. Het bedrijf werd later gesloten.
- Het werken met bedrijfsbladen
In ‘94 begonnen we al met een bedrijfsblad voor De Post, Model 9, dat vandaag nog altijd ons instrument is om tussen te komen in de strijd van de postmannen en – vrouwen tegen de niet aflatende stroom van aanvallen op hun arbeidscondities en arbeidsstatuut. Enkele Ieden voelden op hun werkplaats een dringende noodzaak hiertoe omdat de arbeiders van de toen nog grootste werkgever totaal verdeeld zijn over verschillende kantoren en de vakbonden verzuimen om de nodige informatie door te spelen. Begonnen als een middel om postmannen en – vrouwen te informeren over de strijd in andere kantoren, ontwikkelde het op sommige momenten (in die kantoren waar mensen met Model 9 werkten) tot een mobilisatiemiddel voor strijd.
Ook in de ziekenhuissector begonnen we met een bedrijfsblad: de Ziekenhuiswerker. We streefden naar een uitbreiding ervan naar andere zorgsectoren. Ook deze sector kent immers een gebrek aan informatie en aan een middel om de strategie te bespreken (voor of tegen “sociale” Maribel, hoe de strijd eenmaken, …) en te mobiliseren voor acties. Dit werk wordt vandaag voortgezet met de “Polsslag” (website en actieblad non-profit http://polsslagnonprofit.blogspot.nl/ waarmee we in de non-profit een krachtsverhouding proberen opbouwen.
Naast deze specifieke bedrijfsbladen brachten we regelmatig een syndicale nieuwsbrief uit. Het eerste exemplaar maakte meteen duidelijk waar het bij ons om gaat: het was een mobiliserend pamflet voor de strijd van de arbeiders van Forges de Clabecq.
Nooit hebben we het belang van het syndicale werk en de oriëntatie van onze jongeren op de arbeidersbeweging onderschat. Zelfs niet toen het op bepaalde momenten wat syndicale activiteit betreft windstil was. Onze eerste syndicale afgevaardigden dateren van deze periode. Onze politieke oriëntatie op de arbeidersbeweging zorgde ervoor dat we ook in ons jongerenwerk, toen de hoofdmoot van ons politieke werk, onze leden voorbereidden om later een actieve rol te spelen op hun werkplaats.
- Onder jongeren
Naast Blokbuster begon vooral ALS een meer belangrijke rol te spelen en lagen we in Gent aan de basis van een campagne voor een vakbond voor studenten. Deze studentenvakbond kende haar hoogtepunt op het moment van de Witte Mars.
Jongeren gingen spontaan in actie en betoogden door de straten van alle steden en gemeenten. De VW-delegatie had het startschot gegeven voor concrete actie door onmiddellijk het werk neer te leggen toen het “spaghetti-arrest” – het van de zaak halen van onderzoeksrechter Connerotte, omdat die had deelgenomen aan een spaghetti-avond ten voordele van de slachtoffers van Dutroux – bekend werd. Er braken spontane stakingen en acties uit bij Ford Genk, Philips Hasselt, … en in ontelbare kleinere bedrijfjes. Dit was niet anders in de openbare diensten, bij de NMBS, De Lijn en haar Waalse en Brusselse tegenhangers. Het waren echter vooral de jongeren die van zich lieten horen in de week voor de Witte Mars. In Gent, waar de studentenvakbond georganiseerd was, was de beweging het meest ontwikkeld. De slogan van de betoging werd: “het systeem is rot, tot op het bot”. Een oproep voor een eenheidsactie op de vrijdag voor de Witte Mars resulteerde in de grootste betoging in de geschiedenis van Gent. Er waren vooral scholieren en studenten aanwezig, maar ook heel wat werkenden. Bij De Lijn en de huisvuilophaling staakte het personeel en vervoegde ze het protest aan het gerechtsgebouw. Eén teken van de vakbondsleiding had toen volstaan om de spontane acties te bundelen in een algemene staking. Het uitblijven van dit teken liet aan de koning en de traditionele partijen de mogelijkheid om de beweging in veiliger banen te leiden en te recupereren.
In Kortrijk lag Militant Links in 1997 aan de basis van het opzetten van een scholierenvakbond, naar aanleiding van 1 jaar Witte Mars. Op 28 april 1999 organiseerde deze vakbond nog een scholierenstaking tegen de schaalvergroting en samenwerkingsverbanden waarmee het ministerie van onderwijs besparingen wilde doordrukken.
Onder de titel “kiezen voor persoonlijkheid – dat doen we liever zelf’ protesteerde SVB-Kortrijk op 1 oktober 1999 tegen het verbod om piercings te dragen op school. Volgens SVB was dit verbod een rechtstreeks gevolg van de besparingspolitiek. Schooldirecties zijn door de besparingen immers verplicht met elkaar in concurrentie te gaan voor meer leerlingen. Een goed imago voor de school moet meer leerlingen, en dus ook meer subsidies aantrekken. De druk op de scholieren om zich “aan te passen” nam toe. SVB-Kortrijk vond dat de scholieren niet het slachtoffer mochten worden van deze concurrentiestrijd. Deze actie kreeg ruime mediabelangstelling en veroorzaakte een weken durend publiek debat over het recht om piercings te dragen. Zowel ZAK als Marek speelden met hun cartoons op dit debat in.
- In de wijken
In november 1997 zette Militant Links haar eerste stappen op vlak van gemeentepolitiek. Als enige organisatie probeerden we Gentse bevolking te mobiliseren tegen de schandalige prijsverhoging van de vuilniszakken, een maatregel die rechtstreeks voortvloeide uit de privatisering van de intercommunale Ivago.
Een Gentse betoging met een paar honderd wijkbewoners was de start van een actieve campagne in enkele Gentse wijken. We mobiliseerden onder de armste wijkbewoners, Belgen en migranten, en ondermijnden in de praktijk de verdeel- en heersstrategie van het Vlaams Blok. Deze partij sprak zich in woorden uit tegen het huisvuilbeleid, maar stemde in de praktijk in de gemeenteraad mee met de andere partijen. We riepen op tot “burgerlijke ongehoorzaamheid” en om de dure vuilniszak niet te betalen. Iedere week organiseerden de comités lokale wijkbetogingen en het collectief verzamelen van het vuilnis. We waren niet in staat deze tactiek te herhalen in alle wijken, maar toonden in de praktijk aan wat een brede arbeiderspartij had kunnen doen. De strijd was te geïsoleerd in een paar wijken en kon bijgevolg het stadsbestuur niet op zijn plannen doen terugkomen. Het resulteerde wel in een aantal toegevingen voor de armste gezinnen, zoals een jaarlijkse tegemoetkoming – die nog altijd bestaat trouwens – om de prijs van de vuilniszakken te compenseren.
In Gent werd dit beleid het eerst getest en later toegepast over heel België, zogenaamd om de afvalberg te verminderen, onder het mom van “de vervuiler betaalt”. Wij verzetten ons niet tegen een milieuvriendelijke politiek maar ontkennen ten stelligste dat dit er ook maar iets mee te maken heeft. Wat eigenlijk voorgesteld wordt, is dat we betalen voor het overbodige verpakkingsafval van de industrie en daama nog eens voor de winsten van de afvalophalings- en recyclagebedrijven.
Op 24 januari 2000 deed de Gentse politie een inval in Turkse VZW’s en pittabars in de Rabotwijk. Op enkele GSM’s en autoradio’s na, waarvan men niet eens zeker was of ze wel gestolen waren, werd niets gevonden. De razzia en vooral de enorme media-aandacht zorgden ervoor dat de wijk nog maar eens gezien werd als een wijk vol criminelen en nietsnutten. Militant Links begon onmiddellijk een campagne voor jobs, degelijke woningen en meer ontspanningsmogelijkheden. Zo slaagden we er tijdelijk in de spanningen die de razzia in de wijk veroorzaakte, terug te dringen.
In dezelfde wijken zullen we in 2002-‘03 met LSP/MAS voor beroering zorgen met een campagne tegen het prestigeproject “Zuurstof in de Brugse Poort”, waarbij 89 oude huisjes tegen de vlakte werden gegooid, om plaats te maken voor de beter begoede tweeverdieners.
- Internationaal
Onze Ierse sectie, de Socialist Party, had een voorbeeldfunctie wat betreft dergelijk type politieke actie. In juni 1997 werd ze ervoor beloond door voor het eerst in 50 jaar een marxist verkozen te krijgen in het parlement. Joe Higgins zette daar een trotse traditie voort: een parlementair aan een arbeidersloon die zijn positie gebruikte om te informeren, te sensibiliseren en te mobiliseren. Joe werd verkozen door de campagne die onze kameraden voerden tegen de plannen om een watertaks te introduceren. Een belasting op een levensnoodzakelijk product, dat op deze manier zo duur werd dat arme gezinnen moesten besparen op hygiëne om de waterrekening te kunnen betalen. Door de campagne, die brede lagen van de bevolking in de Ierse hoofdstad Dublin mobiliseerde, werd de taks uiteindelijk ingetrokken. Andere zeer geslaagde campagnes zouden volgen: één tegen de taks op huisvuilophaling waarvoor Joe en andere leden en activisten een paar maanden de gevangenis in werden gedraaid; één in solidariteit met de Turkse Gamma-arbeiders die zwaar werden onderbetaald en lange overuren moesten maken, …
2. SOLIDARITEIT
Omdat we individueel niets kunnen bereiken. De slogan “verbeter de wereld, begin bij jezelf’ wordt gebruikt om ons ervan te weerhouden om te vechten tegen de oorzaak van de problemen: het kapitalistische systeem. Wij stellen daartegenover solidariteit met alle arbeiders, ongeacht geslacht, ouderdom, nationaliteit, religieuze overtuiging, … in de hele wereld. Solidariteit is echter concreet: het betekent meevechten, hier helpen om elders een strijd vooruit te helpen,… Het betekent je organiseren op lokaal, nationaal en internationaal vlak.
Lenin was hierin al heel duidelijk: de eerste taak van een internationale socialist is de strijd voor socialisme in zijn/haar eigen land. Internationale solidariteit is noodzakelijk, maar kan niet zonder solidariteit met strijdende arbeiders in het eigen land.
Met de arbeiders van Clabecq
Militant Links was van in het begin van de strijd principieel in haar steun aan de arbeiders van Clabecq. Deze arbeiders hadden hun patroons, de politieke wereld en de media tegen. Onder de werkende bevolking was de steun echter zeer groot. Verschillende betogingen mobiliseerden tienduizenden arbeiders. Toen deze arbeiders samen met syndicalisten uit andere bedrijven en sectoren startten met de Beweging voor Vakbondsvernieuwing (BVV) kregen ze af te rekenen met een heel ander type druk. De druk van binnen de syndicale organisatie door een vakbondsleiding die deze beweging afschilderde als “gewelddadig, stalinistisch, …” was enorm. Deze leiding had vooral schrik voor het effect dat de arbeiders van Clabecq met hun zeer terechte kritiek op dezelfde leiding op de basis konden hebben.
Wij denken dat linkse militanten binnen de vakbond zich moeten organiseren om de volledige organisatie terug op het pad van het strijdsyndicalisme te brengen, niet uit een soort betekenisloos radicalisme, maar omdat de overlegstrategie zonder bereidheid om te vechten enkel voordeel oplevert voor de kapitalisten. Wij willen dat de vakbond terug beheerd wordt door de arbeiders en opnieuw actieve solidariteit in haar vaandel draagt.
Solidariteit stopt wat ons betreft niet wanneer de strijd in het bedrijf is afgelopen. Integendeel. Wij weten uit ervaring dat de burgerij, zodra de arbeiders gedemobiliseerd zijn, alles zal doen om de leiders te straffen, al was het maar om een voorbeeld te stellen. In het geval van Clabecq probeerden ze de stakingsleiders door de rechtbank te laten veroordelen. Hiertegen reageren kostte uiteraard handenvol geld. Naast het mobiliseren van permanente opdrachten voor de steunrekening van de arbeiders van Clabecq, haalden Militant Links-leden geld op waar ze konden. O.a. ACOD-VUB heeft toen onder impuls van haar hoofddelegee, een lid van Militant Links, gebruik gemaakt van de uitbetaling van de syndicale premies om een solidariteitsoproep met de 13 beschuldigden te lanceren. Maar liefst 29.000 Bfr. werd als bijdrage aan de proceskosten geschonken. Dit type van solidariteit en de sterkte van de 13 van Clabecq resulteerde in vrijspraak.
Met de arbeiders van Aldi
La solidarité internationale est un autre point très significatif dOok internationale solidariteit stond hoog op onze agenda. In 2000 ontstond een conflict bij Aldi-Dublin in Ierland. De directe aanleiding was het systematische overwerk, dat bovendien niet betaald werd.
Toen een personeelsvertegenwoordiger hierover bij de directie ging klagen, werden hij en vier andere van de in totaal twaalf werknemers op staande voet ontslagen. Dit soort praktijken komt wel meer voor. In het algemeen aanvaardt men dat er toch niets aan te doen is. Onze Ierse zusterpartij reageerde door steungroepen op te zetten in de vier steden waar Aldi gevestigd was. Deze steungroepen organiseerden dagelijks activiteiten en riepen op tot een boycot van Aldi, terwijl de werknemers van de vestiging in Dublin voor twee maand in staking gingen. Bovendien werd op 19 augustus 2000 een internationale actiedag georganiseerd met acties aan Aldi-winkels in verschillende landen, o.a. ook in België.
Resultaat: de ontslagen werden ingetrokken, het recht om zich te syndiceren werd erkend en men begon aan onderhandelingen over de overuren.
Met politieke en syndicale activisten in Nigeria
Een ander voorbeeld waren de acties die we voerden tegen de repressie in Nigeria tegen politieke en syndicale activisten. Eén van de campagnes richtte zich tegen Shell, dat samen met de Nigeriaanse elite de lokale bevolking onder de knoet hield om zelf zoveel mogelijk winst te kunnen maken. We zetten anti-Shell-comités op overal waar het CWI afdelingen had en voerden actie aan de Shell-benzinestations. We kwamen op voor vakbondsrechten en voor de vrijlating van de politieke gevangenen. We voerden actie samen met andere organisaties en organiseerden sprekerstournees met Nigeriaanse activisten in België. De campagnes en acties waren erop gericht om druk uit te oefenen op het regime door hier de repressie aan te kaarten en de financiële middelen te verzamelen om politieke actie in Nigeria zelf mogelijk te maken. We kregen daarvoor meermaals de steun van vakbondsmilitanten en -afdelingen en vredesorganisaties.
Via een dergelijke solidariteit met arbeiders in strijd in Nigeria, Sri Lanka, Pakistan, Kazakstan, … konden we belangrijke toegevingen verkrijgen en werden vele strijdbewegingen in de praktijk geholpen.
Het is een vast gegeven in onze Internationale dat we, daar waar we kunnen, op een internationale manier reageren op iedere vorm van repressie en intimidatie van de arbeidersbeweging.
Een ander element van ons internationalisme is het belang van het trekken van lessen uit de verschillende strijdervaringen. Essentieel daarvoor is de uitbouw van een internationale revolutionaire arbeiderspartij zoals het CWI.
3. SOCIALISME
Omdat het kapitalisme ons van onze rechten berooft. Wij maken de wereld met onze arbeid. Alle rijkdom wordt door ons geproduceerd. Hiervoor krijgen wij van de bazen slechts lage lonen, werkloosheid, armoede en onderdrukking in ruil.
Omdat socialisme betekent dat de meerderheid van de bevolking bepaalt wat in de wereld gebeurt. Omdat socialisme betekent dat echte democratie pas gewaarborgd is als alle rechten voor minderheden in de maatschappij worden gerespecteerd – de arbeidersklasse heeft immers geen baat bij racistische, nationalistische, religieuze, seksistische onderdrukking.
Socialisme, omdat een maatschappij die produceert voor de behoeften van iedereen en niet langer voor de perverse winsten van enkelen, ook op een andere manier met die productie zal omgaan en de huidige kennis van milieuvriendelijk produceren ten volle zal gebruiken – en verder ontwikkelen – om de wereld te redden van die tikkende tijdbom.
Een voorbeeld van een echt socialistisch beleid
De val van de stalinistische regimes in Oost-Europa samen met de verrechtsing en verburgerlijking van de sociaaldemocratie hebben bij brede lagen van de bevolking verwarring en wantrouwen tegenover het begrip socialisme gecreëerd. “Veel mooie woorden, maar als ze aan de macht komen, zullen ze toch hetzelfde zijn als de rest”.
Verwonderlijk is dat niet. Na de verschillende projecten van “politieke vernieuwing” die we de afgelopen jaren over ons hoofd kregen maar geen enkele verandering boden, zou iedereen voorzichtig worden. De laatste variant hiervan was de slogan “goed bestuur”, geïntroduceerd door Leterme en co als antwoord op de paarse aankondigingspolitiek van de coalitie van liberalen en sociaaldemocraten. Wij hebben geen illusies in “politieke vernieuwing” of “goed bestuur” door partijen waarvan we weten dat ze de belangen van het kapitalisme boven dat van de meerderheid van de bevolking stellen. We denken integendeel dat we nood hebben aan de creatie van een nieuwe arbeiderspartij die de belangen van arbeiders en jongeren verdedigt en een strijdbare strategie uitwerkt om aan de aanvallen van de burgerij te kunnen weerstaan.
Toch willen wij ook duidelijk maken dat dit niet betekent dat we daarop moeten wachten en dat “aan politiek doen” vandaag niet alleen “zakkenvullerij” of “veel geblaat en weinig wol” hoeft te betekenen.
Liverpool, a city that dared to fight
Een bijzonder voorbeeld daarvan hebben we gegeven in de gemeenteraad van Liverpool in de jaren 1980, die gecontroleerd werd door Britse CWI-leden die toen nog binnen de Labour Party werkten. Deze gemeenteraad heeft aangetoond wat een socialistische politiek in de praktijk, binnen de beperkingen van gemeentepolitiek, kan betekenen.
Tussen 1983 en ’87 ging deze gemeenteraad over tot de bouw van 10.000 sociale woningen, zeven nieuwe scholen en zes ziekenhuizen, het herstel van de bedeling van gratis melk in alle peuterscholen, de 32-urenweek voor gemeentearbeiders, het concreet ondersteunen van strijd van arbeiders in de privésector, … Het is slechts een summiere opsomming van wat de gemeenteraad kon bereiken, en dat midden in het Thatcher-tijdperk.
De gemeenteraad stelde principieel dat de belangen van arbeiders, migranten, jongeren, vrouwen, … voorgingen op de woekerwinsten van de banken die teerden op de woekerrente op de stadsschuld: i.p.v. die te betalen, werd het geld geïnvesteerd in bovenstaande projecten onder het motto dat de stad door de woekerrente die schuld al lang terugbetaald had.
Thatcher heeft na de mijnstaking al haar krachten op Liverpool moeten concentreren om deze haard van verzet, een inspiratiebron voor arbeiders in heel Groot-Brittannië en zelfs buiten de grenzen, te breken. Ze heeft er de steun voor nodig gehad van het apparaat van de Labour Party, dat i.p.v. deze politiek ook in andere gemeenten te ondersteunen en door te voeren, de gemeenteraadsleden van Liverpool uit hun functies terugriep.
Liverpool blijft nog steeds een voorbeeld van hoe socialisten functies in een gemeenteraad zouden moeten gebruiken om een politiek te voeren in het belang van arbeiders en jongeren.
9. VAN STRIJDORGAAN NAAR KLEINE PARTIJ!
De financiële crisis van 1997 was een keerpunt op zowel economisch als politiek vlak en deed door de toenemende zichtbaarheid van de kloof tussen arm en rijk een nieuwe beweging ontstaan, die tegen de globalisering. In tegenstelling tot de one issue-bewegingen van de jaren ’90 ontwikkelde de antiglobaliseringsbeweging een meer algemene kritiek op de kapitalistische maatschappij. Het was nog niet de massale strijd van de arbeidersbeweging, maar haar voorbode.
Wij begonnen onze slogans aan te passen aan deze verandering in het bewustzijn. De slogan “armoede, werkloosheid, racisme,… wij vechten voor iets beter” werd toen één van de belangrijkste. Meer algemeen maakte de behoefte aan een strijdorganisatie die zich profileerde rond specifieke thema’s gradueel plaats voor de behoefte aan een meer diepgaand instrument met een meer belangrijke ambitie, argumenteerden we in ons congresdocument van maart 2001.
Militant Links was als naam te eng, drukte een groep geselecteerde activisten uit, nodigde niet uit tot aansluiten en had iets geheimzinnigs, bijna fundamentalistisch. De naam drukte onvoldoende uit wat de taken zouden zijn van marxisten in een periode van bredere beweging in de maatschappij en zou appelleren aan een te beperkte doelgroep.
Wij wilden “partij” in de naam om duidelijk te maken dat we geen “vrijblijvende” beweging zijn, maar een partij in wording en wilden dat aan al onze leden meegeven. De naam moest eveneens ons alternatief op het kapitalisme uitdrukken en een herkenbare naam zijn. Geen naam die volledig losstond van de tradities van de arbeidersbeweging: Linkse Socialistische Partij (LSP) dus. Maar niet zonder enige discussie in eigen rangen. Twee congressen, voorafgegaan door telkens lange periodes van discussie in de afdelingen, waren nodig om deze stap te kunnen zetten.
Langs Franstalige kant was de concrete verwijzing in de naam naar partij toen nog een stap te vroeg. Enerzijds was ons stadium van opbouw nog niet van die aard dat we ons partij konden noemen. Ook was de PS nog wel een ander beestje dan de SP.a en was ze duidelijk nog niet op dezelfde manier gediscrediteerd in de ogen van brede lagen, als de SP.a dat was.
Mouvement pour une Alternative Socialiste (MAS) sloot beter aan bij wat de taken van onze kameraden waren in Wallonië en Brussel: het bijeenbrengen van de eerste gevormde leden om te kunnen uitbreiden naar andere steden in Wallonië. Hoewel we toen al een goede regionale spreiding kenden in Vlaanderen, was dit nog zeer beperkt in Franstalig België. We hadden toen een afdeling in Brussel en in Luik.
10. DE ANTIGLOBALISERINGS-BEWEGING. Internationaal Verzet – Résistance Internationale
Om aansluiting te vinden bij de jongeren, aangetrokken tot de antiglobaliseringsbeweging, (AGB), creëerden we begin 2001 Internationaal Verzet/Résistance International (IV/RI). Net op tijd! Na de protesten in Praag en Nice, maar voor Göteborg en Genua. Het waren deze laatste gebeurtenissen die de AGB in België vorm hebben gegeven. IV/RI was op beide plaatsen aanwezig en kwam terug om overal waar we konden ooggetuigenverslagen te geven. Op deze basis werden de eerste IV/RI-comités opgezet.
De omvang van de Genuabetogingen had een grote impact op het bewustzijn. Het ging niet meer alleen om betogingen en protesten van de meest geradicaliseerde jeugd. In Italië begon de beweging (zomer 2001) over te slaan naar de brede arbeidersbeweging, wat resulteerde in een massabetoging van meer dan 300.000 mensen.
Ook de omvang van de repressie en het gebruik van politieprovocateurs om rellen uit te lokken om de beweging achteraf te kunnen criminaliseren – toegepast in Göteborg, maar pas echt duidelijk na Genua – stootte op heel wat afgrijzen en radicaliseerde en verbreedde de beweging. In Italië werd de jonge Carlo Giuliani vermoord door politiekogels, honderden werden verwond. Het onafhankelijke internetpersagentschap Indymedia, waar jonge betogers hun beelden van de betoging en de repressie centraliseerden, werd na de betoging aangevallen door de politie. Alle bewijsmateriaal werd in beslag genomen.
Op amper drie jaar mobiliseerde de AGB meer dan 3.000.000 betogers in meer dan 20 landen. De beweging begon een impact te krijgen op de arbeidersbeweging en zou later uitmonden in een wereldwijde golf van anti-neoliberaal protest. Het idee dat de bedrijfswereld enkel interesse heeft in zoveel mogelijk winst, onafhankelijk van wat dit betekent voor het leven van miljoenen arbeiders en hun gezinnen, werd een meer algemeen inzicht.
Met IV/RI verdedigden wij een socialistisch programma binnen de AGB en van bij het begin was IV/RI dicht verbonden aan LSP/MAS. Antikapitalisme was één ding, een alternatief aanbieden een ander. We namen het streven naar socialisme op in ons programma, maar niet in de naam. Dit omdat we het niet als een gegeven wilden opleggen, maar omdat we het open ter discussie wilden stellen. Diegenen die met ons akkoord gingen, sloten bijna automatisch aan bij LSP/MAS. De anderen kregen de vrijheid om daarover te twijfelen en toch met ons mee te bouwen.
De belangrijkste discussie toen was met welk programma en benadering we de beweging konden versterken. De nood aan een overgangsbenadering werd uitgebreid besproken om in staat te zijn de link te leggen tussen de reeds geradicaliseerde lagen en de brede beweging, maar ook tussen de eisen van vandaag en de nood om de maatschappij te veranderen. Op de antiglobaliseringsbetogingen droegen we bijvoorbeeld systematisch slogans mee tegen de liberalisering van De Post, naast meer algemene antikapitalistische slogans.
In de tweede helft van dat jaar werd België voorzitter van de EU en IV/RI bereidde zich volop voor op de organisatie van protest tegen de bijeenkomsten van de neoliberale EU. Samenwerkingsverbanden tussen organisaties en partijen kwamen bijeen en overal waar de EU een meeting plande, plande de AGB een tegenbetoging. IV/RI was betrokken bij de organisatie van deze betogingen en nam op verschillende plaatsen het initiatief voor scholierenstakingen. Vooral die in Gent was een groot succes met 2500 jongeren present.