Geschiedenis van LSP (deel 2)
11. 11 SEPTEMBER, DE OORLOG IN IRAK EN DE ANTI-OORLOGSBEWEGING
De aanslagen van 11 september zorgden echter voor een kentering in de beweging. Niet meer het groeiende protest tegen het neoliberalisme, maar de dreiging van terreur kwam op de voorgrond. De neoconservatieven met Bush als president grepen deze aanslagen aan om een oorlog te starten in Afghanistan, die ze vrij vlug (tijdelijk zal later blijken) wonnen, en om de oorlog in Irak voor te bereiden. Onder het mom van democratie werd in maart 2003 overgegaan tot deze oorlog voor de controle over olie in Irak.
De aanslagen van 11 september hadden een demobiliserend en demoraliserend effect op de AGB. Het Bush-regime, eerst zwaar in het defensief, kreeg de gelegenheid om de situatie in haar voordeel te keren. Toch was ook toen de steun aan Bush niet unaniem. Integendeel! De publieke opinie was vanaf het begin van de oorlog zeer verdeeld en bewust over de werkelijke beweegredenen voor de oorlog en kantte zich er in grote meerderheid tegen.
In de VS was dit natuurlijk anders, omwille van het effect van 11 september en de schrik voor meer aanslagen. Dit toonde direct ook het contrarevolutionaire effect van dergelijk type actie en het reactionaire karakter van organisaties als Al Qaida. LSP/MAS en het CWI veroordeelden deze aanslagen onmiddellijk, net als de hypocriete politiek en houding van het Amerikaanse imperialisme.
Het protest tegen de oorlog was wereldwijd en ook al in de VS aanwezig. Het antikapitalistische bewustzijn had zijn sporen nagelaten. Het begrip dat dit een oorlog was voor olie werd algemeen aanvaard. Hoe groot het anti-oorlogprotest was, bleek op 15 februari 2003, een maand voor de VS- en coalitietroepen Irak binnenvielen. Meer dan 10 miljoen mensen gingen de straat op, en dat nog voor de oorlog begonnen was!
In België was IV/RI de initiatiefnemer van de protesten op dag X, de dag dat de oorlog begon. In vele steden en gemeenten werden betogingen en meetings georganiseerd. De Belgische regering, net zoals vele kapitalistische regeringen in Europa, pakte uit met haar weigering om deel te nemen aan de oorlog. Deze oorlog was zeer omstreden, ook bij een deel van de burgerij. Maar deze regeringen konden geen echte dam tegen de oorlog opwerpen. Dat kon alleen de arbeidersklasse door zich te organiseren en komaf te maken met het wereldwijde kapitalistische systeem, dat zich van oorlog bedient als het haar uitkomt.
Sinds de oorlog uitbrak, werden jaarlijkse anti-oorlogsbetogingen georganiseerd op de verjaardag van de oorlog, waarop IV/RI steeds met een stevige delegatie aanwezig was. Maar die betogingen hadden niet langer hetzelfde massale karakter.
Wat we stelden, was dat de publieke opinie in de VS bepalend zou zijn om deze beweging opnieuw een massaal karakter te doen aannemen.
Naarmate deze oorlog steeds uitzichtlozer werd en een steeds groter deel van het overheidsbudget begon op te slokken, kantten steeds meer Amerikanen zich tegen de oorlog. Slogans als “geld voor onderwijs, jobs, gezondheidszorg,… niet voor oorlog” werden zeer populair. Onze Amerikaanse kameraden (www.socialistalternative.org) voerden soms zeer succesvolle campagnes tegen de militaire rekrutering in scholen en universiteiten.
In tegenstelling tot een aantal linkse organisaties trapten we niet in de val van slogans als “yankee, go home” en “stop USA”. Met dergelijke slogans viseerden die organisaties de hele Amerikaanse bevolking en begrepen ze niet dat ook in de VS de klassentegenstellingen zich aan het ophopen waren en dat er onder de oppervlakte een enorme tegenbeweging aan het ontwikkelen was.
De belofte van Barak Obama om de illegale gevangenis van Guantanamo te sluiten en de troepen terug naar huis te brengen, speelde een belangrijke rol in de toenemende populariteit van Obama onder jongeren.
Een economische vertraging of recessie, schreven we, gepaard met drastische aanvallen op de levensstandaard van de arbeidersklasse en hun gezinnen, zou deze anti-oorlogsbeweging in een later stadium versterken.
Noch in Irak, noch in Afghanistan, noch in Libanon hebben de coalitietroepen democratie bevorderd. “Democratie” was telkens slechts een dekmantel voor de werkelijke motieven. Een strijd tegen oorlog kan slechts een strijd zijn tegen het kapitalisme dat steeds opnieuw gedwongen wordt tot oorlog om de belangen van de heersende elite te verdedigen.
Ons perspectief was dat een opgang van de stemming en beweging tegen de oorlog in de VS zou samenvallen met massale bewegingen en stemmingen tegen het neoliberale beleid. Dit zou het begin kunnen zijn van een heropstanding van de anti-oorlogsbeweging op een hoger niveau.
Het is uiteindelijk de economische crisis geweest die aan het Bush-regime in november 2008 de doodsteek heeft gegeven. De sterkte van de Obama-campagne lag hierin dat hij inspeelde op wat onder de oppervlakte aan het broeien was. De slogan “Change” was een weerspiegeling van de eis voor verandering, de slogan “yes, we can” van een groeiend zelfvertrouwen. Maar de verwachtingen zijn immens, verwachtingen die door Obama niet zullen ingelost worden, namelijk een einde aan oorlog, crisis en onderdrukking.
De belofte om voor 2012 alle troepen terug te trekken uit Irak, contrasteert met de strategische belangen van het VS imperialisme om de olierijke regio te controleren. De situatie in Irak kan op kapitalistische basis niet gestabiliseerd worden. Een gedeeltelijke terugtrekking zal gepaard gaan met verhoogde spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in de strijd voor macht en controle. Het scepticisme neemt toe en niet alleen over de timing van de terugtrekking! De troepenmacht in Afghanistan wordt uitgebreid met 17.000 extra soldaten en ook Pakistan, dat door deze oorlog zwaar gedestabiliseerd wordt, komt steeds meer in het vizier.
De poging van Obama om de weg van het unilateralisme van Bush te verlaten, wordt verwelkomd in de mondiale pers maar fundamenteel verdedigt ook Obama een politiek die enkel in het belang van het Amerikaans imperialisme staat. Het verschil ligt hem er enkel in dat de huidige administratie daarin andere mogendheden wil betrekken onder het mom van “internationale samenwerking”.
De hoop dat het aan de macht komen van Obama het begin van het einde zou betekenen van de oorlogsaspiraties van het VS-imperialisme zal m.a.w. geen lang leven beschoren zijn. Belangrijke lessen zullen getrokken moeten worden door de anti-oorlogsbeweging in de VS en internationaal, over de nood om de strijd tegen oorlog te linken aan de strijd tegen het kapitalisme.
12. LSP/MAS VOORBEREIDEN OP KLASSENSTRIJD
“Arbeidersstrijd centraal stellen” was de titel van onze congresteksten in november 2004. Doelstelling ervan: de partij en de leden voorbereiden op een periode van strijd.
Een klimaat van strijd en verzet ontwikkelde overal in Europa. In Frankrijk en Nederland werd in 2005 de neoliberale Europese grondwet verworpen; in Duitsland ontstond een massabeweging tegen Hartz 4; in Italië vonden zes algemene stakingen op twee jaar tijd plaats tegen o.a. de pensioenhervormingen; in Griekenland zagen we massale bewegingen tegen besparingen in de openbare diensten, … Kortom: overal werd massaal gereageerd op de aanvallen op onze sociale welvaart.
Ook in België was een groeiend verzet merkbaar. In 2004 legden werknemers in de non-profitsector de regering het vuur aan de schenen door meerdere betogingen en stakingen te organiseren en een deel van hun eisen binnen te halen. Bij De Post botste de invoering van de Georoutes op groot en aanhoudend protest, maar het verzet voltrok zich in gespreide orde. Daarnaast werd actie gevoerd bij De Lijn, de MIVB, het spoor, het onderwijs, …
Om druk te zetten op de onderhandelingen voor een nieuw interprofessioneel akkoord (IPA) en gesterkt door de verregaande besparingsoperaties die doorgevoerd werden o.a. in Nederland en Duitsland, maakten ook de Belgische werkgeversorganisaties hun eisen duidelijk. Door patronaat, media en regering werd de publieke opinie voorbereid op een menu van sociale afbraak: arbeidsduurverlenging zonder extra loon, loonstop, verdrievoudiging van het aantal toegestane overuren, nog minder beperkingen op interim-arbeid, vermindering van de sociale lasten en de vervanging ervan door BTW, afschaffing van het anciënniteitbeginsel, beperking van de eindeloopbaanmogelijkheden, gelijkschakeling van het statuut van openbare diensten met dat van de privé, enz. Dit terwijl de bedrijfswinsten in 2003 verdubbelden.
Dit radicaliseerde de achterban van de vakbonden in die mate dat de IPA-onderhandelingen voorafgegaan werden door een sterke nationale betoging van de vakbonden met 50.000 mensen in december 2004. LSP/MAS was in vol ornaat aanwezig en verkocht 170 bladen. De socialistische vakbondsleiding kreeg het IPA niet verkocht aan haar basis, een meerderheid stemde tegen en ook binnen het ACV was het hommeles, vooral bij LBC. De ACV-leiding riep de regering dan maar op het IPA eenzijdig op te leggen! Dit soort openlijk verraad zou de ACV-leiding later in het jaar 2005, met haar houding tegenover de strijd tegen het Generatiepact, nog zuur opbreken. Ook bij de sectorale CAO-akkoorden was het spannen en in verschillende sectoren werd overgegaan tot actie.
13. Jongerenmars voor werk 2005
Om onze overwegend jonge leden een instrument en meer praktische oriëntatie op de arbeidersbeweging mee te geven, riepen we de ABVV- en ACV-Jongeren op om samen met Blokbuster een nieuwe Jongerenmars voor Werk te organiseren. Ondanks de tegenstand die we ondervonden bij het vakbondsapparaat om van deze mars een strijdbare mars te maken, gedragen door de jonge delegees en vakbondsmilitanten in de bedrijven, kregen we voor de campagne heel wat gehoor. We kwamen tussen met specifieke pamfletten in verschillende bewegingen en syndicale acties met de oproep om de strijd te veralgemenen. Het zorgde er vooral voor dat de oriëntatie van LSP/MAS op de syndicale actie kwam te liggen.
Deze Jongerenmars op 19 maart viel samen met een Europese vakbondsbetoging tegen de Bolkestein-richtlijn en de betoging van het Europees Sociaal Forum. Zo’n 80.000 mensen betoogden die dag mee met één van de drie betogingen. De Jongerenmars verzamelde 2000 betogers. LSP/MAS verkocht toen samen met onze Nederlandse, Franse en Engelse kameraden zo’n 650 bladen, wat een record was voor onze verkoop op een hoofdzakelijk syndicale betoging.
14. DE STRIJD TEGEN HET GENERATIEPACT
Toen SP.a-minister Freya Vanden Bossche voor de regering een voorbereidende onderhandelingsnota uitwerkte om de brugpensioenen drastisch te hervormen, was het hek van de dam. Het ACV dreigde nog in de zomer met een algemene staking als deze nota niet drastisch werd aangepast. De nota werd aangepast maar moest een lans breken, een eerste dijkbreuk veroorzaken en vooral een klimaat van aanvaarding realiseren. Maar het werd niet gepikt. De mensen waren het beu. Het was genoeg geweest. De mensen waren “niet meer voor rede vatbaar”, moest Luc Cortebeeck van het ACV toen concluderen. Hij vergeleek de stemming rond het Generatiepact met de stemming die er in Frankrijk en Nederland bestond rond de EU-grondwet. Deze aanval stootte op een muur van verzet en leidde tot een algemene staking op 7 oktober 2005 georganiseerd door het ABVV en nog een algemene staking gekoppeld aan een nationale betoging op 28 oktober, gesteund door alle vakbonden.
Interessant en van belang waren vooral de politieke conclusies die getrokken werden. Voor het eerst sinds LSP/MAS de slogan voor een nieuwe arbeiderspartij formuleerde, vonden we met deze eis ingang. Bijna 200 van onze leden waren aanwezig op de stakingspiketten om de piketten te versterken en onze steun aan de staking duidelijk te maken. De openheid voor de eis voor een nieuwe arbeiderspartij was opvallend. Gebruik makend van het moment lanceerden we een petitie voor een nieuwe arbeiderspartij. Op de betoging op 28 oktober haalden we met de petitie honderden adressen op en verkochten we 500 bladen.
Wij waren niet de enigen die dit vacuüm opmerkten. De ABVV-delegatie van Agfa-Gevaert riep op de banden tussen ABVV en SP.a te verbreken; Jef Sleeckx zei in een interview met Knack dat de tijd voor een nieuwe linkse partij was aangebroken. Op een SP.a-congres betoogde Jef met een grote groep ABVV-syndicalisten tegen het Generatiepact. Het potentieel toen was enorm. De tijd was rijp voor een concreet initiatief.
15. DE ONTWIKKELING VAN CAP
Begin januari 2006 nodigden we Jef uit voor een discussie met ons uitvoerend bureau. We waren het met Jef eens over de ruimte ter linkerzijde voor een nieuwe linkse partij; over de oriëntatie ervan op de arbeidersklasse; over de noodzaak om nationaal georganiseerd te zijn en over het feit dat het initiatief de nodige ruimte moest laten voor de eigenheid van iedere stroming. Jef, in naam van zijn comité dat hij vormde met Georges Debunne en Lode Van Outrive – dat reeds eerder een petitiecampagne voerde tegen de neoliberale Europese grondwet en voor een referendum in België over deze grondwet – begon aan een tournee in heel België om de ruimte voor een nieuw links politiek initiatief af te tasten. Het idee van CAP was geboren.
Ook langs Franstalige zijde werd een initiatief genomen, Une Autre Gauche. Jef Sleeckx zocht er contact mee, LSP/MAS sloot zich erbij aan. Onze bedoeling was om hen te overtuigen zo snel mogelijk te komen tot één nationaal initiatief, met één structuur en één programma. De tijd om naar buiten te komen en een beweging te bouwen, was naar onze mening meer dan rijp. Het ijzer moet gesmeed worden als het heet is. Dit was echter buiten de waard gerekend. Al vlug moesten we vaststellen dat eenheid hierover met UAG onmogelijk was. Bijkomende meningsverschillen over oriëntatie, methode van opbouw en het intern functioneren, maakte dat onze wegen opnieuw uiteen gingen. LSP/MAS besloot zich terug te trekken uit UAG en begon zich te concentreren op de uitbouw van CAP in Brussel en Wallonië.
Deze discussie was het begin van het missen van heel wat kansen. Toen CAP begin augustus 2006 online ging en aankondigde een nieuwe politieke beweging te starten, was de belangstelling indrukwekkend. Dag na dag kwam Jef in de media en honderden arbeiders bezochten de site en schreven zich in voor het initiatief. Deze belangstelling was te verklaren omdat intussen ook in Nederland en Duitsland linkse formaties hoog scoorden in de opiniepeilingen en in verkiezingen. Gewezen politiek communicatiedeskundige Noël Slangen stelde dat zo’n partij goed kon zijn voor 10 procent. Voorwaarde was wel dat de nieuwe partij zich absoluut niet zou laten verleiden tot een regeringsdeelname.
De systematische aarzeling echter bij de initiatiefnemers om zich duidelijk uit te spreken, uit schrik om de banden met UAG definitief op te blazen en in een aanhoudende poging om hen alsnog te overtuigen van de drie uitgangspunten van CAP (nationale structuur, oriëntatie op de arbeiders en ruimte voor iedere stroming), maakte dat CAP het momentum toen miste. Timing is cruciaal in politiek. Nooit opnieuw zou de media nog een dergelijke belangstelling tonen. Ook al omdat CAP ook later, toen nieuwe momenten zich aandienden, niet zou uitblinken in politieke klaarheid en vastberadenheid.
Ondanks dit alles was de oprichtingsconferentie op 28 oktober 2006 met 600 aanwezigen een groot succes en toonde het een groot potentieel. De deelname van LSP/MAS aan de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingsaffiche werden gewijd aan het bekendmaken van en oproepen voor deze conferentie. De conferentie nam een motie aan voor de verdere uitbouw van de beweging op basis van een strijdbaar antineoliberaal programma, voor deelname aan de verkiezingen daar waar mogelijk, en voor het streven naar één gezamenlijke (nationale) beweging.
Na de conferentie was UAG helemaal niet gewonnen voor deelname aan de verkiezingen, noch voor nauwe samenwerking met de bedoeling om te komen tot één structuur. Op de CAP-conferentie van februari 2007 stuurde UAG haar kat en besliste een meerderheid van CAP om een Nederlandstalige en een Franstalige CAP-lijst neer te leggen.
De interventie in en steun van CAP aan de strijd van de VW-arbeiders was beslissend voor de oriëntatie en voor het bouwen van CAP in Brussel en Wallonië. We kwamen in contact met een aantal syndicale militanten afkomstig uit Henegouwen en Brussel die een belangrijke rol zouden beginnen spelen in de uitbouw van CAP.
CAP maakte een grote indruk op de VW-solidariteitsbetoging op 2 december met 25.000 betogers. In de betoging en rond de CAP-solidariteitsbus werden door een paar honderd CAP- en LSP/MAS-militanten 10.000 CAP-solidariteitspamfletten verdeeld, alsook 10.000 pamfletten van het VW-solidariteitscomité voor een sinterklaasfeest in de VW-fabriek. Tientallen arbeiders werden lid van CAP of wilden meer informatie.
Daarnaast verdeelden LSP/MAS militanten nog eens 4000 LSP/MAS-pamfletten met een oproep om de staking van de VW-arbeiders uit te breiden naar de hele sector en om een nieuwe algemene staking voor te bereiden. We verkochten iets meer dan 500 bladen en haalden 900€ strijdfonds op met de VW-solidariteitsbadge.
Deze beweging liet zijn politieke sporen na. SP.a en PS zouden later nog vlug uitpakken met het plaatsen van “arbeiderskandidaten” op hun kieslijsten om zo hun linkerflank af te dekken. Het mocht niet baten. De SP.a en PS werden bij daaropvolgende de federale verkiezingen in juni 2007 zwaar afgestraft. Hun rol als architecten van het Generatiepact was de spreekwoordelijke druppel. De corruptieschandalen van de PS in Wallonië maakten het plaatje af. De SP.a kreeg amper 16% van de stemmen en de PS verloor haar positie van grootste partij aan de MR.
Maar zoals eerder gesteld, verliep de uitbouw van CAP, ondanks het duidelijke potentieel, niet van een leien dakje. De talrijke discussies met UAG, maar ook binnen CAP (over al dan niet deelname, al dan niet opkomen als onafhankelijke kracht – sommigen pleitten voor een “rode band” op de Groen!-lijst,…) maakten dat CAP nooit eensgezind naar buiten kwam en door de buitenwereld niet gezien werd als een geloofwaardig alternatief. Daarbij kwam dat de verkiezingsslogan “een andere politiek is nodig” niet duidelijk maakte waar CAP dan wel voor stond en in de kaart speelde van de antipaarse partijen.
Hoe dichter de verkiezingen eraan kwamen, hoe sterker er op het communautaire element gespeeld werd en hoe minder het sociaaleconomische aan bod kwam. CAP werd uiteindelijk door een zeer efficiënte mediaboycot buiten de verkiezingen gehouden. De uitslag van de verkiezingen was navenant: 20.000 stemmen, niet meer dan LSP/MAS haalde in 2004 onder haar eigen naam en programma.
We legden uit dat verkiezingen slechts een momentopname zijn. Dat de uitslag zeker het ritme van CAP en de opbouw van een nieuwe arbeiderspartij kon vertragen, maar dat het vacuüm ter linkerzijde een grote handicap blijft voor arbeiders om hun belangen te verdedigen. Dat klassenstrijd de nood aan een politiek instrument op de agenda zal blijven zetten en dat CAP nog altijd een rol zou kunnen spelen, onder één voorwaarde: dat ze erin zou slagen tussen te komen in de reële beweging met een perspectief en programma om de beweging vooruit te helpen.
16. BEWEGING VOOR KOOPRKACHT
Deze test kwam er al zeer vlug in de vorm van de beweging voor koopkracht begin 2008. De inflatie nam pijlsnel toe, wat de koopkracht van de gezinnen ondermijnde. De combinatie van recordwinsten, een zeer krappe arbeidsmarkt (vooral in Vlaanderen), een zeer hoog arbeidsritme in de bedrijven en een arrogant patronaat legde de basis voor een groeiende strijdbaarheid en vertrouwen onder de arbeiders in de bedrijven om terug te vechten. Het was een spontane staking voor 1€ loonopslag per uur bij een onderaannemer van Ford dat het vuur aan de lont stak. Al gauw ontstond een domino van spontane stakingen in heel Vlaanderen. In zo’n 200 bedrijven werd door staking en dreiging van staking loonsopslag, vooral in de vorm van eenmalige bonussen, verkregen.
CAP slaagde er niet in ook maar enige rol van betekenis te spelen. We beseften dat als we in deze beweging wilden tussenkomen om het idee van een nieuwe arbeiderspartij te kunnen populariseren, dat we het zonder CAP zouden moeten doen.
De beweging veralgemeende. De druk op de vakbonden nam toe voor een nationaal actieplan. De competitie onder de vakbonden n.a.v. de sociale verkiezingen zorgde ervoor dat er een week van syndicale actie georganiseerd werd in juni. De opkomst was massaal, vooral in Wallonië, wat het argument ondermijnde dat we vooral te maken hadden met een Vlaamse beweging.
De eisen waren zowel gericht naar het patronaat als naar de regering. Het was een waarschuwing naar de bazen dat de arbeiders hun deel van de winsten kwamen opeisen en een boodschap aan de regering dat het eindelijk eens gedaan moest met het communautaire gestook. Dat er belangrijker dingen waren in het leven, namelijk de verdediging van de koopkracht van de gezinnen.
De slogans van LSP/MAS in de beweging: samen sterk; meer koopkracht door meer loon en welvaartsvaste uitkeringen – 1€ meer per uur; ABVV en ACV: breek de banden met SP.a en CD&V; met en rond de vakbondsbasis: een syndicale partij is nodig.
17. DE DUBBELE TAAK VAN MARXISTEN
Marxisten hebben een dubbele taak. Ze moeten enerzijds een rol spelen in de uitbouw en het versterken van de brede strijdorganen van de arbeiders en hun gezinnen, politiek als syndicaal, als de basis leggen voor de uitbouw van een revolutionaire partij.
De twee gaan hand in hand. De discussie over een socialistisch en revolutionair programma staat niet los van de dagelijkse strijd, maar is aan deze strijd verbonden. De revolutionaire partij moet daar aanwezig zijn waar het debat wordt gevoerd en de strijd wordt aangegaan en in de praktijk het vertrouwen winnen. Met CAP hebben we aangetoond dat we ons programma niet willen opleggen, maar dat we de discussie willen voeren.
Dit type van activiteit houdt ons niet tegen om tegelijk de revolutionaire socialisten te organiseren in een eigen onafhankelijke en daartoe bestemde partij. Naast haar tussenkomsten in de brede beweging groeide LSP/MAS de laatste jaren uit van de kleinste factor ter linkerzijde begin jaren 1990 tot een aantrekkingspool voor op zijn minst een deel van de nieuwe generatie van geradicaliseerde jongeren en jonge arbeiders. Hoe? Door, zoals de geschiedenis van LSP/MAS aantoont, niet aan de kant te blijven staan, maar op een energieke manier tussen te komen in klassenstrijd op basis van duidelijke en met alle leden uitbediscussieerde analyses en perspectieven. Onze leden zijn bereid hun vleugels nat te maken en voor hun ideeën te vechten. Ook wanneer het iets moeilijker wordt en de klassenstrijd tijdelijk een dipje kent. Ons motto is: kansen zien en ze grijpen.
18. ENKELE VAN ONZE MEEST RECENTE CAMPAGNES
In de wijken
LSP beschouwt propaganda, jongerenwerk en interventie in de klassenstrijd als haar belangrijkste taken. Maar het neoliberalisme heeft ook enorme effecten op de leefomstandigheden buiten de werkplaats. Hoge prijzen voor huisvesting, het feit dat lokale diensten worden afgebouwd om ruimte te maken voor prestigeprojecten die de lokale bevolking niet ten goede komen, de verwaarlozing van buurten waar enkel mensen met een laag inkomen wonen, … maken dat voor veel arme wijkbewoners de problemen zich opstapelen. Een brede arbeiderspartij zou deze thema’s moeten opnemen en mensen organiseren in hun wijken voor de strijd voor verbetering van hun leefomstandigheden. Zonder de illusie te willen wekken dat wij dat op hetzelfde nivo als een brede arbeiderspartij zouden kunnen aanpakken, wil LSP de aandacht vestigen op deze problemen en mensen de kans bieden zich te verzetten daar waar wij daartoe de mogelijkheid hebben.
Zo voeren we wijkcampagnes tegen de privatisering van lokale diensten, tegen prestigeprojecten en het gebrek aan investeringen in de sociale woonwijken.
In Luik, in de volkswijken van Droixhe, kwamen we in contact met een aantal sociale huurders die in conflict lagen met hun huisvestingsmaatschappij over een renovatieproject van de gebouwen gebaseerd op economische en urbanistieke prioriteiten ten nadele van de bewoners. Deze renovatie werd trouwens op een autoritaire en inefficiënte manier doorgevoerd. Afgaand op onze website en een interventie van MAS/LSP in de wijk, hebben ze ons begin 2007 gecontacteerd. We hebben hen geholpen een comité op te zetten. Vervolgens zijn verschillende betogingen en acties doorgegaan met onze actieve steun, alsook een bezetting van de lokale huisvestingsmaatschappij, “Atlas”. Na een strijd van verschillende maanden werd o.a. een premie als schadevergoeding afgedwongen, samen met nog een aantal andere voordelen.
In Gent organiseerden we het protest tegen de afbraak van 89 oude huisjes die plaats moesten ruimen voor een park om een beter begoede laag naar de bewuste wijk aan te trekken. In Leuven startten we samen met CAP een campagne tegen de prijsverhoging van de vuilniszakken.
Aan de universiteiten
Het studentenwerk van ALS en EGA bleef een belangrijke rol spelen in de uitbouw van LSP/MAS. Op basis van verschillende campagnes organiseerden we duizenden studenten tegen besparingen in het onderwijs, de afbouw van sociale voorzieningen, aanvallen op het onderwijspersoneel, tegen het fascistische NSV, het toenemende seksisme, alsook tegen het repressief asielbeleid.
Campagne voor een democratisch onderwijs, voor 7% van het BBP voor onderwijs
Met de Bologna-akkoorden is de aanval op de democratisering van het onderwijs ingezet. Een commercialisering van het hoger onderwijs heeft gevolgen voor de toegankelijkheid van het onderwijs, op de kwaliteit van het onderwijs, het aanbod en de condities van studenten en personeel.
Het initiatief van de ABVV-delegatie aan de VUB om te vechten voor 7% van het BNP voor onderwijs wordt volop gesteund door LSP/MAS en ALS/EGA. Verschillende keren nam deze delegatie het voortouw in concrete actie met verschillende honderden en duizenden studenten en personeel.
Respact: front tegen de verhoging van de studiekosten
Overal willen kapitalistische regeringen de inschrijvingsgelden verhogen, zoals al het geval is in een aantal Europese landen. ALS/EGA heeft zich daarom aangesloten bij de campagne Respact, opgezet door het FEF (Franstalige studentenfederatie), dat als doel heeft een zo groot mogelijke eenheid in actie te bouwen tegen de voortdurende verhoging van de studiekosten in het hoger onderwijs. Uiteraard zonder tegelijk onze strijd voor de volledige stopzetting van de Bologna akkoorden te staken.
Campagnes tegen racisme en fascisme
De afwezigheid van een geloofwaardige linkerzijde en antwoord op de vele maatschappelijke problemen en sinds kort de economische crisis is zonder twijfel koren op de molen van extreemrechts en rechtse populisten.
Sommigen denken dat de strijd gestreden is omdat het aantal stemmen voor het Vlaams Belang (VB) bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen (2006) in een aantal achtergestelde Antwerpse wijken (ooit VB-bastions) daalde en het VB er sindsdien twee geduchte concurrenten ter rechterzijde bijkreeg, Lijst Dedecker (LDD) en de NVA, wat het aantal stemmen voor het VB verder onder druk kan zetten.
Wat er niet bij verteld wordt, is dat de ingezette stadsvernieuwing in Antwerpen door het SP.a geleide stadsbestuur leidde tot de verdringing van de meer achtergestelde gezinnen en de komst in de stadskernen van de beter begoede tweeverdieners. Is daarmee de voedingsbodem voor extreemrechts afgenomen? We denken van niet, de problematiek is eerder verschoven.
Het Vlaams Belang zelf verwijst naar de moordpartij van de racistisch geïnspireerde tiener Hans Van Themsche in Antwerpen als één van redenen voor de achteruitgang van het VB.
De grote betogingen en acties als reactie tegen dit racistisch geweld brachten inderdaad tienduizenden mensen op de been en toonden de immense afkeer dat in de maatschappij aanwezig is ten opzichte van dergelijk geweld. Aangezien algemeen aanvaard wordt dat het VB mede verantwoordelijk is voor het creëren van een racistisch klimaat, kan dit zeker een rol gespeeld hebben.
Maar hoe belangrijk dergelijke bewegingen ook zijn, zonder programma, noch instrument om de onderliggende redenen voor de groei van racisme te bestrijden, kan een dergelijk effect slechts tijdelijk zijn.
In een situatie van economische crisis, is het gevaar reëel dat dergelijke groepen en partijen op de wanhoop en desillusie van de werkende bevolking zullen teren, zeker als een strijdbare arbeiderspartij afwezig blijft. Daarbij komt dat een electorale achteruitgang van het VB de meer gewelddadige strategie meer ruimte zal geven, wat kan leiden tot meer openlijk racistisch en fascistisch geweld.
Met de jaarlijkse anti-NSV-betogingen organiseren we studenten op een strijdbaar programma, met als doel het NSV (Nationalistische Studenten Vereniging), de officieuze studentenorganisatie van het VB, te bestrijden op de universiteiten en door systematisch massaal tegen te betogen hun vertrouwen te breken. Jaar na jaar mobiliseren deze tegenbetogingen 800 tot 1500 studenten en scholieren, waarmee het aantal fascistische studenten ruimschoots overtroffen wordt.
Het bestaan van een jarenlange massale structurele werkloosheid in Brussel en Wallonië, de verloedering van talrijke voormalige arbeiderswijken, de desintegratie van het sociaal weefsel, samen met het aan de macht zijn van een door corruptieschandalen geteisterde sociaaldemocratische partij, de Parti Socialiste (PS), vormt ook hier een zeer gunstige cocktail voor de groei van een extreem rechtse formatie. Het Front National (FN) haalt telkens weer niet te onderschatten electorale scores van 7 à 8%, ondanks het feit dat deze partij nauwelijks actief is.
Het FN bezit nauwelijks enige solide structuur of partijkader en gaat ten onder aan interne strubbelingen en frauduleuze praktijken. Na de uitsluiting van hun voorzitter voor het leven, Daniel Féret (omwille van het feit dat hij partijgeld gebruikte om zijn eigen villa mee te bouwen in het Zuiden van Frankrijk), heeft het FN geprobeerd zichzelf een nieuw imago aan te meten, om al snel terug te vervallen in oude gewoontes. Een situatie dat het neonazistische en gewelddadige Nation meer ruimte geeft om te ontwikkelen.
Deze laatste wilde van 1 mei (2008), dag van de arbeid, gebruik maken om in Charleroi haar troepen te verzamelen, daarbij pochend op hun website dat ze op straat geen enkele oppositie tegenkomen. Dit project mislukte kompleet, niet alleen omdat hun actie verboden werd, maar vooral omwille van de gezamenlijke tegenmobilisatie van 300 jongeren en arbeiders, georganiseerd door Résistance Internationale, de Franstalige ABVV-Jongeren (FGTB-Jeunes) en andere antifascistische organisaties.
Vooraleer opnieuw geconfronteerd te worden met nieuwe splitsingen en schandalen, probeerde het “nieuwe” FN nogmaals op te staan door hun verkiezingscampagne met een meeting in Molenbeek als racistische provocatie te lanceren. Ze hebben deze meeting uiteindelijk moeten annuleren, waarvoor ze de volgende uitleg hadden: “De communisten van MAS en Résistance Internationale hebben opgeroepen om te betogen tegen het recht voor het FN om zich publiek uit te drukken in de symbolische gemeente Molenbeek”. De echte reden waarom ze hun meeting niet konden houden, is omdat er geen enkele actieve steun bestaat in deze wijken voor een racistische en extreem rechtse formatie. De campagne van Résistance Internationale in Molenbeek had de doelstelling en de verdienste dit duidelijk te maken.
Dit zijn maar enkele voorbeelden om de methode van Blokbuster en Résistance Internationale (Contre le Racisme) aan te tonen, namelijk door via directe actie jongeren te organiseren rond een concreet programma.
Daarnaast zijn we van oordeel dat het bouwen van een politiek alternatief voor en door arbeiders, van gelijk welke afkomst, voor een wereld zonder armoede en onderdrukking, het belangrijkste wapen is om racisme en geweld in de maatschappij tegen te gaan.
Voor het recht op asiel
Vanaf het begin, toen sans-papiers één van de gebouwen van de ULB (Brusselse Franstalige universiteit) begonnen te bezetten (2008), heeft EGA (ALS) een actieve rol gespeeld in het opzetten van een actiecomité en het zoeken van steun.
Sans-papiers verlaten alles en iedereen wat hen dierbaar is omwille van de huidige politiek van plundering van de rijkdommen en de super uitbuiting van arbeidskrachten, wat een echte ravage aanricht in het Zuiden. De imperialistische politiek tegenover de arme landen maakt dat het daar quasi onmogelijk is door werk te ontsnappen aan de meest bittere armoede – veel gezinnen in de arme landen zouden niet kunnen overleven zonder de bijdragen van uitgeweken familieleden die in het westen werken.
De zogenaamde derde wereldlanden zijn gedwongen hun markten te openen voor de Westerse bedrijven. De multinationals, die slechts het najagen van winst tot doel hebben, spelen een belangrijke rol in het in stand houden van reactionaire regimes in de neokoloniale wereld. De imperialistische mogendheden aarzelen niet op geweld te gebruiken om hun economische en politieke dominantie te verzekeren. Eenmaal hier, duwt de uitwijzingspolitiek van de Belgische regering duizenden gezinnen in de clandestiniteit. De deregulering van de arbeidsmarkt en de politiek van uitwijzingen versterken elkaar. Hele delen van de kapitalistische economie komen in een schemerzone terecht, op de rand van de legaliteit, wat druk zet op de lonen en de arbeidscondities in de legale delen van de economie.
De steun van EGA/ALS aan de studentenbeweging op de ULB heeft enkele successen opgeleverd, vooral op het hoogtepunt in april en gedurende de protesten tegen de razzia’s georchestreerd door de burgemeester van Brussel rond 1 mei.
EGA heeft systematisch de aanwezigheid van sans-papiers en studenten aan syndicale acties (o.a. de koopkrachtacties) gestimuleerd en opgekomen voor eenheid tussen arbeiders met of zonder papieren in de strijd voor het recht op een degelijke job voor iedereen. De sans-papiers kunnen slechts een overwinning boeken als ze erin slagen de steun te winnen van een bredere laag onder de bevolking, in het bijzonder onder de georganiseerde arbeidersbeweging.
“Destroy capitalism, before it destroys the planet”
Met International Verzet lanceerden we een campagne om de milieuproblematiek in de kijker te zetten en jongeren te mobiliseren rond concrete lokale acties, o.a. aan elektriciteitscentrales en multinationals. Het is steeds duidelijker dat de kapitalisten en hun politici niet in staat zijn om de milieucrisis op te lossen. De drive naar winst doet hen steeds zoeken naar de goedkoopst mogelijke manier van produceren. Wij verdedigen binnen de milieubeweging een socialistisch antwoord op de milieuproblematiek, d.w.z. een oplossing die niet de arbeiders en armen doet opdraaien voor beperkte en niets opleverende “ecologische fiscaliteit” e.d. – bijvoorbeeld het duurder maken van niet-milieuvriendelijke producten of het opleggen van de meest asociale vorm van belastingen, met name BTW – waarbij de grote bedrijven steeds buiten schot blijven. Samen met de vele jongeren en arbeiders actief in deze beweging zullen we zoeken naar een overgangsbenadering, die de link maakt tussen de verzuchtingen en noden van vandaag en de nood om de maatschappij fundamenteel te veranderen. We moeten ons met deze campagne niet enkel richten op de meest geradicaliseerde jongeren en arbeiders, maar tevens een brug slaan tussen het vechten voor een beter milieu en de arbeidersstrijd voor betere woon-, werk en leefomstandigheden.
Voor vrouwenrechten
Het neoliberalisme, met zijn afbouw van diensten en degelijke lonen en arbeidscondities, treft de hele arbeiderswereld, maar vrouwen in het bijzonder. De economische afhankelijkheid van vrouwen, het geweld en de druk op vrouwen, nemen toe. Seksisme is, net als racisme, een product van het kapitalisme. Het wordt gebruikt als middel om de arbeiders te verdelen en te verzwakken, met nefaste gevolgen.
Het eenheidsdenken van de jaren 1990, dat ervan uitging dat het kapitalisme het beste en het enig mogelijke systeem was, ging op het terrein van het vrouwenthema gepaard met het “postfeministische” denken: de wettelijke ongelijkheid is nagenoeg weggewerkt en vanaf nu hangt het van de individuele vrouw af of ze “het maakt” of niet. Het deeltijds werk, de lage lonen in de “vrouwensectoren”, de schandalig lage, want onvolledige pensioenen van vrouwen worden tot vandaag door beleidsmakers verklaard door het feit dat vrouwen “foute keuzes” maken, dat vrouwen “minder ambitie” zouden hebben, want dat het gezin voor hen voorgaat, enz. Nochtans volstaat een dichtere kijk op de realiteit van de samenleving om die beweringen te weerleggen.
De vrouwencommissie voerde de discussie over dat postfeminisme om onze leden te vormen en te wapenen tegen die officiële visie op vrouwen. We wezen op de creatie van lage loonsectoren, we wezen op het gebrek aan betaalbare kinderopvang, we wezen op de gejaagdheid van de flexibele arbeidsmarkt en de onmogelijkheid om voltijdse jobs te combineren met de gezinstaken die nog steeds voor drie vierden door vrouwen worden uitgevoerd. De afbouw van de openbare diensten – minder schooluren, zieken die verondersteld worden het ziekenhuisbed minder lang te bezetten, rust- en verzorgingsinstellingen voor bejaarden die steeds duurder werden, … – verhogen de druk op vrouwen enorm.
Bovendien ging dat postfeminisme gepaard met een nieuw seksisme. De strijd die vrouwen hebben gevoerd voor meer seksuele vrijheid – een strijd waar LSP/MAS zich achter schaart – werd door de kapitalisten aangegrepen om een enorme uitbreiding van de seksindustrie mogelijk te maken. Vooral Vlaamse politici begonnen prostitutie als een beroep als een ander voor te stellen en wie problemen had met pornografie en het misbruik van vrouwelijke seksualiteit voor commerciële doeleinden, was een moralistische “seut” die in de knoop lag met haar eigen seksualiteit. Wie zich verzette tegen de voorstelling van vrouwen als een seksobject, werd onmiddellijk verwezen naar het kamp van de paus en andere conservatieve krachten. Nochtans heeft de seksindustrie niets met seksuele vrijheid van vrouwen te maken, integendeel. De lage lonen en slechte arbeidsvoorwaarden in de “vrouwenjobs”, gekoppeld aan de steeds toenemende levensduurte, drijft steeds meer vrouwen in die industrie. Het tekort aan vrouwen die bereid zijn in die bewust gecreëerde markt met superwinsten te “werken”, werd in de westerse wereld aangevuld met een wereldwijde handel in vrouwen en kinderen, in feite de opgang van een nieuwe slavenhandel.
Het internet bood die slavenhandelaars een enorm forum om hun “waren” aan te prijzen en een markt te creëren. Hoewel verschillende studies vandaag aantonen dat de enorme uitbreiding van pornografie – voor 97% een industrie die op mannen is gericht en waarin vrouwelijke onderdanigheid en constante seksuele beschikbaarheid centraal staan – een steeds grotere druk zet op vooral jonge meisjes om seksueel te “presteren”, en bij jongens tot een totaal verwrongen beeld op “vrije” seksualiteit leidt, is het nog steeds “not done” om je hiertegen te verzetten. Als studentes zich prostitueren of model staan voor de porno-industrie om hun studies te betalen, dan is dat officieel “een vrije keuze”. LSP/MAS blijft deze discussie voeren, gekoppeld aan regelmatige acties tegen de objectivering van vrouwen, vooral aan de universiteiten.
LSP/MAS werkt sinds 1995 met een vrouwencommissie die systematisch aandacht besteedt aan het uitwerken van campagnes en een strijdbaar programma naar vrouwen en meisjes toe. In ons programma staat één idee centraal: de noodzaak om te komen tot een eenmakend programma, in tegenstelling tot het burgerlijke feminisme dat het seksisme enkel versterkt. De strijd voor vrouwenrechten is onlosmakelijk verbonden met de arbeidersstrijd voor degelijke jobs en lonen, voor goed functionerende en toegankelijke openbare diensten die de zorgtaken opnemen voor al die groepen in de samenleving die daar nood aan hebben, voor een sociale zekerheid die alle mensen, ook zij die niet kunnen werken, een reële plaats in de samenleving kan bieden. De werkloosheid onder vrouwen is dan wel afgenomen, maar de ondertewerkstelling heeft enorme proporties aangenomen: steeds meer vrouwen werken deeltijds of in allerlei onderbetaalde stelsels (zoals de dienstencheques) die hun werknemers geen volledig loon – en dus geen financiële onafhankelijkheid – kunnen bieden. Het organiseren van de werknemers van die laagbetaalde sectoren wordt steeds dringender.
Via de vrouwencommissie besteden we speciale aandacht aan de vorming van onze vrouwelijke leden en zorgen we ervoor dat het een discussie- en strijdpunt blijft in de hele partij. Via zeer praktische maatregelen als het verzorgen van babysits voor de afdelingsvergaderingen en de nationale activiteiten zorgen we ervoor dat ook vrouwen met kinderen actief kunnen zijn in de partij. De voortdurende discussie die in onze rangen wordt gevoerd rond deze kwestie bestrijdt het seksisme en de beperkte kijk op de rol van vrouwen in de samenleving die ons dagelijks wordt opgelepeld.
19. Voor arbeiderseenheid tegen het nationalistische opbod
In 2005 hield LSP/MAS haar tweejaarlijkse conferentie rond de nationale kwestie in België. Een organisatie die daarover geen diepgaande discussie voert, is gedoemd om te vervallen in één van beide kampen: de Vlaams-nationalisten of de belgicisten. Beide kampen worden echter gekenmerkt door één grote gelijkenis: beide zijn fundamenteel voor een neoliberaal beleid. Het Vlaams-nationalistische discours van CD&V/NVA moest dienen om Wallonië en Brussel onder druk te zetten om hun sociale uitgaven in te krimpen en hun werklozen steeds meer te dwingen, zoals in Vlaanderen, om gelijk welke job te aanvaarden. Maar dat is ook wat belgicisten als Rudi Aernoudt – schrijver van het anti-Warande-manifest, ondertussen ex-lid van de VLD en oud kabinetsmedewerker van Kubla (MR) en Moermans (VLD) – willen, in navolging van de officiële stellingname van het VBO. De arbeidersbeweging moet hierin een onafhankelijk standpunt innemen, indien ze niet hoedanook de verliezer wil zijn. De verdediging van een nationale sociale zekerheid, arbeidsmarktpolitiek en nationaal sociaal overleg staat hierin centraal, maar ook het respect voor culturele eigenheid en voor de rechten van minderheden. De Vlaams-nationalisten tonen hun ondemocratische ideeëngoed zeer duidelijk in hun weigering om het Europees verdrag rond de rechten van minderheden goed te keuren.
LSP/MAS en haar internationale organisatie (CWI) verdedigen overal waar we aanwezig zijn het recht van onderdrukte naties op zelfbeschikking. We gaan echter niet akkoord met de standpunten van organisaties als Meervoud, dat zich inschrijft in een “links” nationalisme, dat in Vlaanderen volledig verzuipt in het dominante politieke discours waar de asociale, ondemocratische en egoïstische inhoud van afdruipt. In tegenstelling tot Meervoud zijn wij enkel bereid te vechten tegen nationale onderdrukking, één van de meest alomvattende vormen van onderdrukking die mensen kunnen ondergaan. Wanneer de strijd zich omvormt tot het vormen en propageren van een “nieuwe” natiestaat die op zijn beurt bijvoorbeeld zijn taal met dwangmaatregelen oplegt – zoals bijvoorbeeld de taalvoorwaarden voor sociale huisvesting die werden opgelegd door de Vlaamse regering – dan is die strijd reeds veranderd van een vooruitstrevend democratisch streven in een nationalisme dat zelf streeft naar onderdrukking.
Voor ons is niet nationalisme het uitgangspunt, maar de positie van de arbeidersklasse. We steunen nationale verzuchtingen slechts in zoverre dat het de klassenstrijd vooruit brengt en de condities waarin die strijd plaatsvindt gunstiger maakt voor de arbeidersklasse. We denken dat de nationale onderdrukking van bijvoorbeeld de Palestijnse, Koerdische of Kosovaarse bevolking een enorme rem zet op de organisatie en de politieke klaarheid van de arbeidersbeweging van zowel de onderdrukte volkeren als van de arbeidersbeweging in de onderdrukkende naties. Onze Israëlische organisatie roept binnen de Israëlische arbeidersbeweging concreet op om het recht op een leefbare Palestijnse staat te aanvaarden. Naar de Palestijnse bevolking toe verzetten we ons tegen een nationalisme dat de Israëlische arbeiders over dezelfde kam scheert als de Israëlische elite, zoals met de zelfmoordaanslagen die steevast slachtoffers maken onder de Israëlische arbeiders en hun gezinnen, zonder de elite te raken. Deze houding drijft de Israëlische werkende bevolking steeds opnieuw in de armen van de Israëlische heersende klasse, die ook hen uitbuit. Ons programma en onze activiteiten zijn gericht op arbeiderseenheid tegen iedere vorm van onderdrukking.
Maar in Vlaanderen gaat het volgens ons niet langer om een bevrijdend nationalisme. Waar we mee geconfronteerd worden, is een egoïstisch en revanchistisch nationalisme dat erop gericht is de Franstaligen in België “een koekje van eigen deeg” te bereiden, alsof het de meerderheid van de Franstalige bevolking zou zijn die verantwoordelijk is voor de vroegere, afgrijselijke onderdrukking van de Vlamingen. De Belgische arbeidersbeweging heeft een lange geschiedenis van gezamenlijke strijd en solidariteit tegen het Belgisch kapitaal. Het is die eengemaakte strijd die het stemrecht, de sociale zekerheid, het statuut van de openbare diensten, de hogere lonen, enz. heeft afgedwongen. De afzonderlijke strijd tegen de afbouw van het onderwijs, opgelegd door nationale beslissingen over de budgetten van de deelstaten, is sinds de regionalisering en de feitelijke splitsing van de onderwijsvakbonden steevast uitgelopen op nederlagen van scholieren, studenten en onderwijzend personeel.
De Vlaamse arbeiders hebben volgens ons niets te winnen bij dat dominante Vlaams-nationalisme, dat er enkel op gericht is hen nog verder en harder uit te persen. Dat betekent niet dat wij geen begrip hebben voor kwesties als de sociale verdringing in de Brusselse rand, het betekent wel dat wij de oplossing niet zien in een nationalistische richting. Het voornemen van de Vlaamse regering is immers niet om in de rand grootschalige sociale woonprojecten op te zetten om de oorspronkelijke bevolking en hun kinderen de mogelijkheid te bieden daar te blijven wonen. Overal in België is het woonbeleid erop gericht de grootste betaler voorrang te bieden.
Het komen tot een eengemaakt programma voor Vlaamse, Brusselse, Waalse en Duitstalige arbeiders en hun gezinnen kan enkel door het aanvaarden van de meest consequente democratie en door het inzetten van de nationaal geproduceerde rijkdom om armoede, werkloosheid, bestaansonzekerheid, het tekort aan betaalbare huisvesting van goede kwaliteit, het tekort aan diensten, … op te lossen. Het samenleven van die verschillende bevolkingsgroepen is volgens ons helemaal niet onmogelijk, we denken niet dat een staat hoedanook slechts één natie kan omvatten. Maar het kapitalisme organiseert steeds meer tekorten doordat steeds meer rijkdom wordt afgeroomd door een zeer kleine elite van grote aandeelhouders en bazen. Die tekorten zullen steeds weer tot verschillende vormen van strijd leiden, waaronder ook strijd tussen verschillende nationale groepen om een groter deel van de kleiner wordende koek voor zich te hebben. De enige strijd echter die een einde maakt aan de tekorten en de arbeidskracht en productiviteit van de werkende bevolking kan inzetten voor de bevrediging van de behoeften van de absolute meerderheid van de bevolking, is de strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitaal.
20. CRISIS VAN HET KAPITALISME ZET SOCIALISME TERUG OP DE AGENDA
De groei van de wereldeconomie en de recordwinsten van de afgelopen periode hebben de arbeidersklasse weinig soelaas gebracht. Elementen van crisis zijn steeds aanwezig geweest tijdens deze periode Het neoliberaal beleid heeft lelijk huisgehouden. Veel verworvenheden die bekomen zijn door strijd werden tot het minimum beperkt en de koopkracht van de arbeidersklasse werd steeds meer onder druk gezet om de winsten te maximaliseren.
De ondermijning van de koopkracht werd jarenlang opgevangen door het ter beschikking stellen van goedkoop krediet, waardoor een illusie van rijkdom werd gecreëerd. Nooit eerder werden op wereldvlak zo veel schulden opgebouwd door overheden, bedrijven en gezinnen samen. Ooit zou deze zeepbel barsten en uitmonden in een crisis die zijn gelijke niet kent. Dat was de positie die marxisten gedurende deze periode verdedigden en waarvoor ze dikwijls werd verweten doemdenkers te zijn.
Kapitalistische economen en commentatoren waren totaal verrast door deze crisis. Het zet al hun zekerheden op de helling. Om te proberen een diepe en langdurige recessie te vermijden en uit schrik voor verregaande politieke en sociale onrust, werd het roer radicaal omgegooid en teruggegrepen naar een politiek van massale staatsinterventie en nationalisaties, iets wat jarenlang ondenkbaar en eigenlijk gewoon taboe was.
Gedurende een jaar en een half kwamen vakbonden geregeld op straat, onder druk van hun basis, en eisten meer geld voor koopkracht. Het eisenpakket van de betogingen en stakingen van 6 oktober 2008 bedroeg alles samen 500 miljoen €. Het antwoord van de regering was steevast “er is geen geld”! Nauwelijks een maand na de actie werd bijna 20 miljard € uitgetrokken om het failliet van de drie grootste Belgische banken te voorkomen en later werd daar nog een stevige schep bovenop gedaan. Het besef dat het de arbeidersklasse is die zal moeten opdraaien voor een crisis waar ze zelf geen aandeel in heeft gehad, neemt toe. Oppositie tegen een dergelijke een “bail out” met gemeenschapsgeld groeit.
Sprekend is dat Marx opnieuw vanonder het stof wordt gehaald in een poging om deze crisis te begrijpen. Afbeeldingen van Marx verschenen regelmatig op de voorpagina’s van de meest vooraanstaande burgerlijke magazines, samen met de vraag “Had Marx dan toch gelijk?”. Deze crisis betekent voor de burgerij een ideologische opdoffer van formaat. De euforie van de periode na de val van het stalinisme is totaal verdwenen en maakt plaats voor regelrechte paniek en wanhoop. Alles zal in het werk gesteld worden om een depressie zoals degene die volgende op de crash van ’29 te vermijden. Of dit zal lukken, is nog maar de vraag.
De crisis ondermijnt het vertrouwen in het kapitalisme en zal opnieuw aanleiding geven tot massale strijdbewegingen en een hernieuwde interesse in socialistische ideeën. Maar ook dit zal niet op een rechtlijnige manier gebeuren. De klassenstrijd zal ontwikkelen met vallen en opstaan. De taak van marxisten is om in dit proces de lessen van de klassenstrijd bewust te maken en een instrument daartoe op te bouwen, namelijk een revolutionaire partij.
21. Nationaal Congres december 2008
De leden voorbereiden op een dergelijke periode, was de doelstelling van dit congres.
Een van de beslissingen was om de naam MAS in te ruilen voor een naam – Parti Socialiste de Lutte (PSL) – die ons duidelijker positioneert. De groei van het aantal Franstalige leden (ondertussen één derde van het aantal leden) in combinatie met de verandering in de objectieve situatie gebood ons deze stap te zetten. Daarbij werd dezelfde logica gevolgd als toen Militant Links omgedoopt werd tot Linkse Socialistische Partij. We willen ons duidelijk plaatsen als partij, links van de PS, daarbij rekening houdend met de tradities van het strijdsyndicalisme die zijn ingebed in het collectief bewustzijn van de Waalse arbeidersklasse.
Een andere beslissing was om een meer uitgesproken publiek profiel te beginnen bouwen. We moeten naar buiten met ons socialistisch programma! Hoewel een deel van de arbeidersklasse de ogen sluit en tegen alle hoop in hoopt dat deze crisis wel zal overwaaien, gaat een ander deel op zoek naar antwoorden. We moeten daaraan tegemoet komen door meer publieke meetings, meer propaganda, het stimuleren van het ideologisch debat, het organiseren van marxistische studiegroepen aan de universiteiten,… Bovenal moeten we klaar staan om zij aan zij te staan met al wie in actie komt voor de verdediging van zijn job, inkomen, pensioen, … om een rol spelen in de ontwikkeling van deze strijdbewegingen en deze systematisch te verbinden aan de nood voor socialisme.
We moeten blijven argumenten aanreiken en initiatieven nemen om te komen tot een nieuwe grote strijdbare arbeiderspartij. Een strijdinstrument om van de arbeidersklasse een wapen te maken in het gevecht tegen crisis, oorlog en uitbuiting.
De druk om de meer makkelijke weg te bewandelen en binnen het kapitalistische systeem een oplossing te zoeken, zal echter kenmerkend zijn voor de meeste van dergelijke partijen. De neiging zal bestaan om de gemakkelijke weg te volgen en dezelfde fouten die reformisten in het verleden hebben gemaakt nog eens over te doen.
De burgerij zelf zal in de loop van de klassenstrijd al het mogelijke doen om dergelijke stromingen meer gewicht te geven, met als doel de ontwikkeling van meer radicale conclusies en stromingen in maatschappij tegen te gaan, en dat om hun eigen systeem te beschermen.
Binnen een dergelijke formatie en binnen de arbeidersbeweging in zijn geheel zal het er voor LSP/PSL op aankomen uiteraard mee te vechten voor elke mogelijke hervorming in het belang van de arbeidersklasse. Maar dit evenwel zonder haar historische taak naast zich neer te leggen en de politieke strijd aan te gaan voor een revolutionair socialistisch programma en de uitbouw van een revolutionaire socialistische partij.
Om het met de woorden van Marx te stellen: het komt er niet alleen op aan de wereld te analyseren, maar om hem te veranderen!