Deel 6. Wat moet er veranderen aan de SP?
PROGRAMMA
Het beginselprogramma (Heel de Mens) zoals het nu is, is veel te vaag en vrijblijvend. Het bevat nauwelijks concrete eisen of doelen, en verwijst eigenlijk niet meer naar de andere, socialistische, maatschappij waar wij voor opkomen.
· Er zou om te beginnen in ieder geval een eis in het beginselprogramma opgenomen moeten worden dat de grootste 150 bedrijven in Nederland (niet alleen nutsbedrijven, maar ook de grote banken, de grootste industriële fabrieken en andere bedrijven in de sleutelsectoren van de economie) in gemeenschapshanden moeten komen, onder democratische controle. Alleen met deze bedrijven niet langer in privé-eigendom, maar onder democratische controle van de mensen die er werken en de mensen die afhankelijk zijn van haar diensten en producten, in eigendom van de gemeenschap (dus zonder winstprincipe), kan een begin worden gemaakt met een democratisch geplande economie. Zo’n economie zou in het belang van de meerderheid van de mensen zijn (en niet de aandeelhouders), en zorg kunnen dragen voor behoeften van de mensen, in plaats van dat over te laten aan de chaos van de markt, zoals nu.
VOORBEELD: de NS zou weer volledig onder overheidscontrole moeten komen, in plaats van dat het een privéonderneming is die slechts winst wil maken ten koste van de dienstverlening en de arbeidsvoorwaarden. Het (dagelijkse) bestuur zou niet verzelfstandigd mogen zijn, maar zou moeten bestaan uit gekozen vertegenwoordigers. Eén derde daarvan zou afkomstig moeten zijn uit de overheid (o.a. parlement), de eigenaar. Eén derde zou moeten komen uit het personeelsbestand (machinisten, conducteurs, onderhoudspersoneel, kantoorpersoneel, etc.), om de belangen van de werknemers te garanderen. En éénderde zou moeten komen uit organisaties van gebruikers, die opkomen voor de belangen van de reizigers. Al deze vertegenwoordigers zouden door de leden van hun organisaties (bond, parlement, reizigerscomité, etc.) gekozen moeten zijn, afzetbaar, niet oneindig op de post blijven zitten, en niet meer verdienen dan de mensen die zij vertegenwoordigen.
· Er zou constant een link gelegd moeten worden tussen wat wij dagelijks doen als partij, en ons beginselprogramma. Het zou dus voor de mensen met wie wij in contact komen duidelijk moeten zijn dat wij niet alleen vechten voor de ‘kleinste’ verbeteringen en het behoud van welvaartsstaat, maar ook voor een fundamenteel andere maatschappij. Een socialistische maatschappij (waartoe bovenstaande eis over de grootste bedrijven in gemeenschapshanden een begin kan maken), waarin al deze verbeteringen en de welvaartsstaat zijn gegarandeerd, omdat die niet langer meer constant bedreigd zouden worden door de vrije markt en de sociale afbraak en het verval die daarbij horen. In ons materiaal zou dus zoveel mogelijk verwezen moeten naar ons beginselprogramma, of delen er van. Zodat mensen altijd zien dat we meer zijn dan alleen de beste actievoerders, maar ook nog durven dromen (en vechten) voor een fundamenteel andere maatschappij.
VOORBEELD: in acties tegen de privatisering van het Amsterdamse Gemeentevervoerbedrijf (GVB) zou er niet alleen kritiek moeten zijn op de gevolgen van de verzelfstandiging en de dreigende privatisering. Er zou ook gesproken moeten worden over hoe alle nutsbedrijven in gemeenschapshanden zouden moeten komen én blijven, met daarbij een verwijzing naar ons beginselprogramma. Zodat het duidelijk is dat het niet stopt bij het GVB alleen.
STRIJDTACTIEK
In de dagelijkse praktijk van de SP nu lijkt het idee te leven dat alle veranderingen bereikt kunnen worden via het parlement of via de gemeenteraad. Maar de SP moet juist weer terug naar haar strijdtactieken van het verleden, en het werk in parlement en raad daaraan dienstbaar maken – niet andersom.
· De SP moet haar fixatie op leden- en stemmenwinst laten varen, en geen illusies krijgen in de parlementaire democratie als het ‘hoogst haalbare’. Hoe de PvdA zich in de loop van de jaren heeft aangepast van een arbeiderspartij – al was het met een rechtse leiding – tot een volledig ‘geaccepteerde’, rechtse partij; de staatsgreep tegen de democratisch gekozen socialist Allende in ’73 in Chili; alle stakingen die ooit nodig waren om eisen van arbeiders waar dan ook kracht bij te zetten; het feit dat juist onze welvaartsstaat of zelfs de huidige parlementaire democratie er niet zonder strijd zijn gekomen – het bewijst allemaal hoe weinig er eigenlijk bereikt kan worden via het parlement alléén. In alles moeten wij uitdragen dat wij de grootste verdedigers van de huidige democratie zijn, en er het maximale uithalen. Maar we moeten ook aangeven wat de grenzen van deze ‘democratie’ zijn: waar parlement en raad als volksvertegenwoordiging tekort schieten, en wij méér democratie willen.
Voorbeeld: hoe democratisch gekozen een gemeenteraad vandaag de dag ook mag zijn, zij heeft niets te vertellen over een bedrijf in privé-eigendom dat de gemeente dreigt te verlaten uit kostenoverwegingen, en daarbij honderden mensen op straat zet. Wat is dat voor ‘democratie’ waar de mensen waarom het gaat niets te zeggen hebben over hun eigen toekomst, en het geluk van de mensen ondergeschikt is aan de winst voor de aandeelhouders?
· Onze partij zou dan ook niet de nadruk moeten leggen op groei en verkiezingsresultaten, zoals dat de laatste jaren steeds meer het geval is, maar terugmoeten naar de strijdtactieken uit het verleden. Uiteindelijk zijn de raad en het parlement slechts één van de vele strijdtonelen, en niet noodzakelijkerwijs het belangrijkste. Wij zullen ons desnoods tevreden moeten stellen met minder leden, en minder zetels, als we onze energie dan tenminste richten op het rekruteren van de meest strijdbare buurtactivisten, vakbondsleden, actievoerders… Dát zijn uiteindelijk de mensen die de initiatieven tot verzet tegen rechtse politiek en voor verandering nemen. Wij moeten na het verraad van de PvdA en het verdwijnen van de CPN de ‘politieke motor’ worden in de buurten en de wijken, in de bonden en de bedrijven, op scholen en universiteiten. Door strijdorganen op te bouwen (huurcomité’s bijvoorbeeld), of voor bestaande strijdorganen te vechten (door een linkse oppositie op te bouwen tegen de rechtse vakbondsleiding bijvoorbeeld). We moeten de landelijke centrale zijn voor al de mensen die tegen de uitwassen van de vrije markteconomie – het kapitalisme – in verzet komen, en tegelijkertijd een socialistisch alternatief bieden. Alleen maar oproepen om SP te stemmen is niet voldoende!
VOORBEELD: eind jaren tachtig, toen premier Thatcher onverslaanbaar leek, voerde zij in het Verenigd Koninkrijk een onrechtvaardige belasting in, die de tekorten aan moest vullen die waren ontstaan op gemeentebudgetten door jarenlange bezuinigingen. Deze zogenaamde Poll Tax konden de gewone Britten nauwelijks opbrengen, en een groep van slechts zo’n tienduizend socialisten (op een bevolking van 55 miljoen) van “Militant” (de voorloper van de Socialist Party, zusterorganisatie van Offensief), organiseerden een campagne om de belasting niet te betalen. Door van deur tot deur te gaan, en gevangenisstraffen te riskeren (die sommigen van deze socialisten ook uit hebben moeten zitten), en lijnrecht tegen het rechtse mediageweld in, wisten ze solidariteit in de buurten te organiseren, en wisten zo uiteindelijk 18 miljoen Britten te bewegen niet te betalen. Als de deurwaarder kwam om bij een nietbetaler zijn of haar meubilair op te halen, werd deze door de tientallen of honderden buurtbewoners gestopt. De invoering van de Poll Tax mislukte hierdoor, wat Thatcher – die gedurende de jaren tachtig en de mijnwerkersstaking van ‘84-’85 ongenaakbaar leek – kwam te val.
PARTIJOPBOUW
De partij is nu er nu teveel één met papieren leden, en te weinig inbreng voor de leden.
· Het is belangrijk om leden voor te bereiden op de rol als strijdbare kaders, en daarom moet er veel meer aandacht komen voor scholing, zeker voor politieke scholing (geschiedenis van de arbeidersbeweging, leren van ervaringen uit het verleden om niet dezelfde fouten te herhalen, analyse van de vakbond, etc.). Een gesprek met nieuwe leden vooraf. Het toewijzen van een begeleider (‘mentor’). Dat zal ongetwijfeld een aantal potentiële leden afschrikken, maar lid van de SP is geen hobby. Mensen die al actief zijn, en de SP als een strijdbaar en socialistisch alternatief (gaan) zien, zullen zo’n serieuze houding weten te waarderen. Er moeten meer ledenvergaderingen (geen kerngroepvergaderingen) komen: liefst één per maand, teneinde de leden meer te betrekken. Inspraak voor leden in wie er betaald voor de partij worden aangenomen. Geen stapeling van functies (zoals voorzitter/fractievoorzitter). Een intern discussiebulletin. Alleen zó creëer je de mondige, kritische leden die je nodig hebt om de maatschappij te veranderen. Zo wapen je ze tegen de continue propaganda in de media tegen de ‘maakbaarheid’ van onze wereld. Zo geef je een voorproefje inzake zelfwerkzaamheid en inspraak van de socialistische maatschappij die wij nastreven.
VOORBEELD: hoe kunnen wij verwachten dat leden die wij als een ‘tientjeslid’ a lá Veronica of Greenpeace binnenhalen, de strijd consequent zullen voeren in hun wijk en op hun werk?