Deel 1. Geschiedenis en oorsprong van de Socialistische Partij (SP)
De SP is op dit moment met meer dan 44.000 leden de op twee na grootste partij van het land. Dit is onvoorstelbaar groot voor een radicaal linkse partij in Nederland. Met de groei in leden is er ook een groei in invloed blijkende uit de acht zetels – sinds het vertrek van Ali Lazrak – die inmiddels in de Tweede Kamer worden ingenomen.
Vele arbeiders die (nog?) niet op de SP stemmen, respecteren die partij wel al als de enige partij die niet meedoet aan het zakkenvullen – de parlementsleden stoppen hun salarissen en onkostenvergoedingen in de partijkas – en die de taal van de ‘man in de straat’ spreekt in plaats van het duistere jargon van de gemiddelde politicus. En uiteraard voert de SP continu actie, zowel binnen als buiten het parlement, tegen bezuinigingen op de gezondheidszorg en de sociale zekerheid, tegen milieuvervuiling en voor andere zaken die welvaart, welzijn en zelfs het leven van veel mensen bedreigen. Een aantal concrete voorbeelden hiervan zijn de acties tegen de betrokkenheid van ING en ABN-AMRO bij wapenhandel, de recente campagne tegen de huurliberalisering en de campagne tegen de Europese Grondwet en voor een referendum over die kwestie.
Het is nuttig om te kijken naar de manier waarop de SP groot geworden is. We zullen dan zien welke sterke punten van de SP hierdoor verklaard worden. Het zal ook echter duidelijk worden dat een aantal potentiële problemen zijn wortels al heeft in de ontstaansgeschiedenis van de partij. Eind zestiger, begin zeventiger jaren ontstonden veel maoïstische partijtjes en organisaties vanuit een afkeer van de situatie in de Sovjet-Unie: overigens bleek Mao net als Stalin een aanhanger van het ‘socialisme in een land’-beginsel en bovendien ook een voorstander van een kleine groep partijleiders die de partijlijn uitstippelden. De SP is hieruit als één van de weinigen overgebleven.
Cruciaal was de actieve betrokkenheid bij strijd van de arbeiders. Veel andere zich revolutionair noemende stromingen hadden de westerse arbeiders geheel afgeschreven en geloofden slechts in guerrilla in de derde wereld of een opstand onder studenten. (Zie voor meer achtergrondinformatie over hoe de SP voortkwam uit de maoïstische traditie ook het boek Het geheim van Oss van Kees Slager.)
De SP werd in de zeventiger jaren opgebouwd door vrij consequente actie aan de basis. Via een aantal artsen in Oss maakte de partij naam met ‘gezondheidszorg voor het gewone volk’. De artsen van Ons Medies Centrum waren in loondienst en besteedden (nog steeds trouwens) veel aandacht aan beroepsziekten en preventief onderzoek. Zie hiervoor verder het boek De Rode Remedie. 25 Jaar Ons Medisch Centrum.
Een ander voorbeeld van directe hulpverlening aan de basis is de Hulpdienst die de SP op dit moment in de meeste grote steden in het land heeft en die gratis eerstelijns juridische hulpverlening verschaft.
Onlangs is er nog een zaak gewonnen tegen een bedrijf uit Australië dat door het gebruik van asbest in het verleden voor vele slachtoffers heeft gezorgd: het bedrijf moest uiteindelijk schadevergoeding betalen aan de nabestaanden van de asbestslachtoffers.
Ook op het gebied van milieuactivisme bouwde de SP een goede naam op, met name omdat de SP ook de arbeiders van vervuilende bedrijven benaderde, en erop hamerde niet aan hun brood te willen komen, maar dat door de vervuilende industrie ook hun gezondheid werd bedreigd. Dit terwijl andere ‘groene’ groeperingen vaak simpelweg de sluiting van een bedrijf eisten, zonder enige gedachte aan de arbeiders die er werkten. Sinds eind jaren ‘90 heeft de SP een eigen MilieuAlarmTeam dat strijdt voor het behoud van natuur en de bescherming van dierenwelzijn.
Ook door een groot aantal plaatselijke acties bouwde de SP een enkele bolwerken op, met name in Noord-Brabant en een aantal andere plaatsen als Nijmegen, Vlaardingen en Zoetermeer. Toch brak de SP tot ver in de tachtiger jaren, ondanks hard werken en vele goede acties, niet echt door. Inmiddels heeft de SP afdelingen in meer dan 130 gemeenten in Nederland, heeft ze raadsleden in circa 60 gemeenten en maakt ze onderdeel uit van het lokale bestuur in 5 gemeenten, te weten Oss, Nijmegen, Boxmeer, Doesburg en Schijndel.
Al bij de oprichting had de SP, niet geheel ten onrechte, geconcludeerd dat de leiding van de PvdA en de vakbeweging niet te vertrouwen was en de arbeiders continu zou verraden. Wat echter volledig ontbrak was het besef dat een grote meerderheid van de arbeiders hun met veel moeite opgebouwde organisaties nooit zomaar in de steek zouden laten. De massale beweging naar links in de PvdA in de zeventiger jaren, die sterk bleef tot in de jaren tachtig, ging volledig aan de SP voorbij. Een nog ernstiger fout was dat de SP zich afkeerde van de feitelijk bestaande vakbeweging, met name de FNV, en probeerde om een klein alternatief bondje met de naam “Arbeidersmacht” op te bouwen. Hiermee sloot de SP zich bijna volledig af voor de grote groep van kritische vakbondsactivisten elders. Tot op de dag van vandaag leeft de partij met de gevolgen van deze (inmiddels verlaten) strategie.
Tegenwoordig begaat de partijleiding echter een andere fout en dat is dat zij steeds minder het verzet van onderop binnen de vakbond probeert op te bouwen, maar samen met de vakbondsleiding het verloop van de strijd probeert te regelen. In de aanloop naar en na afloop van de massale demonstratie op 2 oktober van vorig jaar werd dit duidelijk met de steun die de SP eerst gaf aan de referendumcampagne van de vakbonden om het bezuinigingspakket rond de VUT en prepensioenen eerst aan een volksstemming te onderwerpen. Vervolgens riep de partij niet op om nee te stemmen bij het vakbondsreferendum rond het najaarsakkoord, waardoor de geest van verzet weer in de fles werd gedaan. Had de SP samen met het actiecomité ‘De Maat is Vol’ consequent gebouwd aan een strijdbare en democratische oppositiebeweging binnen de vakbond, dan hadden het kabinet Balkenende 2 en de werkgevers zich niet ervan af kunnen maken met de kleine toegevingen die ze nu hebben gedaan.
Hoe dacht de SP-leiding van die tijd eigenlijk een meerderheid voor het socialisme op te bouwen? De ideologie van de partij was nog steeds sterk doordrongen van de ideeën van het maoïsme. De partij zou zich zoveel mogelijk moeten ‘onderdompelen’ in de bevolking als een ‘vis in het water’.
Tegelijkertijd werden alle andere denkbare organisaties van de arbeiders of van links in het algemeen verketterd. Dit leidde tot een vreemde mengeling van sektarisme, zoals tegenover de vakbeweging, maar ook van opportunisme, in het volgen van ‘het volk’, ook waar die in de ban was van (door de burgerlijke media gevoede) vooroordelen.
Een goed voorbeeld was de publicatie van de brochure Gastarbeid en Kapitaal in 1983. Hierin stelde de SP migranten in feite voor de keus: volledig opgaan in de Nederlandse cultuur, of een premie krijgen om zo snel mogelijk het land te verlaten. Hoewel terecht gewezen werd op de noodzaak van integratie tussen Nederlandse en migrantenarbeiders, gebeurde dat op een manier die minimaal suggereerde dat een heleboel problemen in de samenleving werden veroorzaakt door de aanwezigheid van ‘teveel’ migranten. Ook hierin speelde een ideologisch trekje van de maoïstische variant van het stalinisme een rol: de nadruk op ‘nationale’ wegen naar het socialisme, het idee van ‘socialisme in één land’, het verwerpen van het idee van daadwerkelijk internationalisme. Concreet gevolg van dit beleid was en is dat de SP weinig actieve leden onder migranten heeft kunnen werven, hoewel dit nu aan het veranderen is.
Na het wederom missen van een kamerzetel in 1986 besluit de partijleiding de bakens te verzetten. Een proces dat na de ineenstorting van de stalinistische dictaturen in Oost- Europa nog versneld werd, onder leiding van Jan Marijnissen die eind 1987 gekozen werd als partijvoorzitter. Zowel ideologisch als ook organisatorisch voert de partij vernieuwingen door, soms expliciet (in congresstukken, zoals het vervangen van het Centraal Comité door een Partijraad), maar vaker door min of meer sluipenderwijs zaken naar de achtergrond te brengen. Marxistische literatuur wordt niet meer verkocht, de gebruikelijke aanspreektitel ‘kameraden’ wordt vervangen door ‘partijgenoten’, scholingsmateriaal over het wetenschappelijk socialisme wordt niet meer bijgedrukt etcetera.
Op het congres van 1987 besluit de partij een ‘socialistisch handvest’ op te stellen, als een minimumprogramma voor een socialistische maatschappij (met slechts een aantal overgangseisen, zoals het in handen van de gemeenschap brengen van banken en grote ondernemingen). Na een grote campagne eind jaren tachtig waarop het ontwerphandvest ter becommentariëring aan de bevolking werd voorgelegd, werd het uiteindelijk als Handvest 2000 op het congres van 1991 vastgesteld als beginselprogramma. Na de omwentelingen in het Oostblok heeft het echter voornamelijk een papieren functie gekregen. De partijleiding was (en is) van mening, dat het niet opportuun meer was om leden direct op socialistische uitgangspunten te werven.
Op het congres van 1991, na het openlijke failliet van het ‘reëel bestaande socialisme’ en direct daarna de ideologische aanval van rechts met het gebral over ‘de overwinning van het kapitalisme op het socialisme’ in de media – het ‘socialisme’ waar de SP dan wel niet formeel of organisatorisch maar wel ideologisch mee verbonden was – komt de omvorming van de SP in een stroomversnelling. In 1991 werd iedere verwijzing naar het marxisme-leninisme geschrapt uit de statuten en presenteerde de partij zich voortaan als een radicalere variant van de sociaal-democratie. Het stuk Theorie en Praktijk stelde, dat het begrip ‘marxisme-leninisme’ verwarrend was en dat de partij zich beperkte tot het bijvoeglijk naamwoord ‘socialistisch’ om de politieke plaatsbepaling van de partij weer te geven.
Dit alles ging niet gepaard met een heldere analyse van wat er fout gegaan was in de Sovjet-Unie of China en wat daar de achtergronden van waren. Maar de verandering kwam op een gunstig tijdstip. De PvdA was beetje bij beetje in diskrediet geraakt door de voortdurende deelname aan bezuinigingen en aanvallen op de sociale zekerheid. De CPN en de PSP hadden zichzelf als concurrent geliquideerd door zich te begraven in een vaag linkse club als Groen Links zonder echte arbeidersbasis of socialistisch programma. Kortom, de SP kon zich met succes presenteren als de enige partij die voor gewone arbeiders opkwam, en die zich niet neerlegde bij de macht van de grote ondernemers.
Mede door het consequenter landelijk optreden en door zich in een succesvolle campagne te presenteren als ‘tegenpartij’ behaalde de SP in 1994 voor het eerst twee zetels in het parlement. Jan Marijnissen en Remi Poppe ontpopten zich als bekwame parlementariërs die een forse hoeveelheid publiciteit naar zich toe wisten te halen, en de ontevredenheid in de maatschappij een stem gaven. Er werden ook concrete resultaten behaald zoals de oprichting van een fonds voor asbestslachtoffers, en de SP was nadrukkelijk tegen de afbraak van de WAO, waar de PvdA juist haar ware gezicht liet zien als ‘Partij van de Afbraak’. In deze jaren richtte de SP zich meer en meer op het binnenhalen van kiezers die teleurgesteld waren in de PvdA – een uitgebreide ‘groeimarkt’! Het is dan ook geen wonder dat in 1998 de verdere opmars in het parlement werd voortgezet met het binnenhalen van vijf zetels en in 2002 de groei verder doorzette naar 9 zetels (bij de tussentijdse verkiezingen in 2003 na de val van Balkenende 1 bleef dit aantal ongewijzigd).
Een belangrijke rol in de groei van de SP speelde ook de verwerping van iedere vorm van zakkenvullerij. De SP is één van de weinige partijen die zich bewust is van bepaalde verlokkingen van het innemen van parlementaire posities. Voorop staat dat de gekozene in onder andere gemeenteraden en parlement zijn of haar vergoeding afstaat en in plaats daarvan ontvangt de vertegenwoordiger een vergoeding van de partij. Dat hiermee soms soepel wordt omgesprongen, bleek in 2004 in de kwestie rond het inmiddels afgescheiden kamerlid Ali Lazrak die gedurende een jaar zowel de vergoeding van de partij kreeg, die na de afdracht wordt toegekend, alsmede de reguliere vergoeding die iedere parlementariër in principe krijgt.
In feite is de afdrachtregeling die bij de SP geldt een variatie op een belangrijk principe van OFFENSIEF en het Comité voor een Arbeiders-Internationale (CWI in het Engels) waarbij OFFENSIEF aangesloten is: een arbeiderssalaris voor een arbeidersvertegenwoordiger. Een gekozen kandidaat op de lijst van de SP moet zijn of haar zetel opgeven als er conflicten optreden. Hij of zij zit daar tenslotte niet voor zichzelf, maar voor de partij waarop de mensen hun stem uitgebracht hebben. Opvallend is dan ook dan in de meeste gevallen (zo niet alle!) de gemeenteraads- of Provinciale Statenleden die na een conflict hun zetel bleven bezetten, begonnen met (althans naar de media toe) het uiten van ‘linkse’ kritiek, maar in alle gevallen bleken deze mensen meer geleid te worden door hun eigen ego dan door het serieus opnemen van hun mandaat als arbeidersvertegenwoordiger. Zo ook het geval met Ali Lazrak, die niet voldoende voorkeurstemmen had om op eigen titel te worden gekozen, maar toch zijn zetel heeft gehouden.
Met op dit moment circa 44.000 leden, 2 zetels in het Europees Parlement, acht parlementzetels in de Tweede Kamer, vier senaatszetels en ruim 160 gemeenteraadsleden, plus een behoorlijk aantal deelraadsleden, is de SP in een totaal andere positie dan de vrij kleine groep in de zeventiger jaren. Ongemerkt is de partij echter ook veranderd van een radicale revolutionair-socialistische organisatie in een partij die eerder de geleidelijke verandering via het parlement, aangevuld en ondersteund met wat buitenparlementaire actie, voorstaat. ‘Ongemerkt’ slaat dan vooral op de mate waarin gewone, hardwerkende SP-kaderleden toentertijd betrokken werden bij deze verandering. Het boek Tegenstemmen, waarin Jan Marijnissen (en daarmee de partij) feitelijk afstand neemt van de tot dan toe geldende analyse in Theorie en Praktijk van het vijfde congres, is tot stand gekomen zonder dat gewone leden hier iets over te zeggen hebben gehad. Desalniettemin werd dit privé-document van de partijleider rond 1996 naar voren geschoven als leidraad van het politieke gedachtegoed van de SP.
Deze feitelijke verandering is op het congres van 1999, waar het nieuwe beginselprogramma Heel de Mens werd vastgesteld, ook geformaliseerd. Onder andere wordt in Heel de Mens de parlementaire democratie als hoogst haalbare geaccepteerd, wordt nationalisatie van de productiemiddelen slechts als eventuele optie (als ‘wijzigingen in de eigendomsverhoudingen’) opengehouden, en zijn duidelijke en radicale standpunten uit het Handvest, zoals het standpunt dat het maximale inkomen niet meer dan drie maal het laagste mag zijn, geschrapt. Het veranderende karakter van de SP blijkt niet alleen uit de partijdocumenten, maar ook uit het praktische handelen. Bij de campagne tegen NAM-boringen beperkte de SP zich tot kritiek op de mogelijke schade op milieugebied. Juist vanwege de verontwaardiging over de boringen die onder de bevolking leefde, had de partij haar eisen op economisch terrein (het in gemeenschapshanden brengen van de grondstofwinning) naar voren moeten brengen, om het bewustzijn van de bevolking op een hoger plan te brengen. De partijleiding zag hier bewust van af.
Ondertussen is er nog een boek van de hand van de partijleider verschenen, namelijk het boek Nieuw optimisme (2003), waarin de proteststem uit het boek Tegenstemmen wordt omgezet in een verhaal over wat volgens hem het socialisme van de toekomst is. Uit dit boek en uit het in 2004 verschenen boek “Hoe dan Jan”, dat een verslaglegging is van een interview met Jan Marijnissen blijkt niet alleen het al eerder besproken electoralisme, maar wordt ook het accent op toekomstige coalitievorming met de PvdA en GroenLinks gelegd, twee partijen die geen enkele fundamentele kritiek hebben op het huidige economische systeem met zijn vrije marktwerking. Sappig detail is dat de SP samen met GL en de PvdA in Nijmegen, waar deze drie partijen het college van B&W vormen, besloten hebben het openbaar vervoerbedrijf Novio te privatiseren. Er heeft dus een duidelijke wijziging van strategie plaatsgevonden: van een oppositiepartij ‘pur sang’ naar een in de toekomst ‘betrouwbare’ coalitiepartner, die zelfs niet te beroerd is om neoliberale maatregelen te ondersteunen. Kortom, de idealen zijn sterk verwaterd.
Hoewel het overboord zetten van het maoïsme en de stalinistische tradities door OFFENSIEF verwelkomd worden, lijkt het er meer op dat met het badwater ook het kind is weggegooid. In de interne discussies binnen de SP is weinig terug te vinden van een marxistische of radicaal-socialistische visie, als in het openbare materiaal van de krant (de Tribune) tot en met de diverse verkiezingsprogramma’s. Dit roept de vraag op of de SP niet het gevaar loopt in dezelfde val van ‘ingroeien in het systeem’ te lopen, als waardoor de PvdA als instrument voor de arbeiders verloren is gegaan.