9. Epiloog
Vandaag staat Cuba opnieuw voor een tweesprong. In een wereld met een totaal andere internationale situatie ligt de contrarevolutie en het herstel van het kapitalisme op de loer. Het VS-imperialisme heeft haar greep verstrakt en staat klaar om Castro omver te werpen en de markt open te gooien voor de zware jongens uit de zakenwereld. Door het verlies in 1990-1991 van de gunstige handelsvoorwaarden met de Sovjetunie tuimelde Cuba in een economische crisis. Dit was niet de enige economische tegenslag. Het VS-imperialisme hield Cuba immers al jaren geïsoleerd door het instellen van een handelsembargo.
Elke Amerikaanse president vanaf 1959 was van plan om Castro te doen vallen en het kapitalisme opnieuw in te voeren. Naast economische blokkades en het sponsoren van huurlingenlegers waren er andere opmerkelijke pogingen van de CIA, onder andere door exploderende sigaren naar “El Jefe Maximo” in Havana te sturen. Castro heeft, tot de irritatie van de mensen in het Witte Huis, al negen VS-presidenten overleefd. Die hebben elk de massale steun in Cuba voor de revolutie onderschat, ook al bestaat er geen arbeidersdemocratie.
Maar de vroegere verworvenheden van de Cubaanse revolutie liggen nu onder vuur in de groeiende druk voor kapitalistisch herstel. Het regime verloor de economische steun van de Sovjetunie en moest een nieuwe economische politiek uitwerken. Het heeft zich opengesteld voor buitenlandse investeringen en bezit van delen van de economie, het heeft de circulatie van de VS-dollar gelegaliseerd, wat de centraal geplande economie begint te bedreigen.
Voor 1990-91 was de handel met vroegere regimes in de Sovjetunie en Oost-Europa goed voor 85% van de Cubaanse export. De suikerexport viel met 70% terug. Het verlies van deze handel en subsidies resulteerde in het stokken van de economie. Het Cubaanse BBP nam een duik van 30% in 1991. Ondanks het stabiliseren van de achteruitgang en het verhogen van de productie de laatste twee jaar, werd de terugval van tijdens de vroege jaren 1990 nog niet goed gemaakt.
De levensstandaard viel dramatisch terug en er werd een rantsoenering van brood en rijst ingevoerd. Rationalisering in de staatssector leidde tot het afdanken van 500.000 werknemers. Het regime heeft maatregelen genomen om te garanderen dat gezondheidszorg en onderwijs verzekerd blijven, maar het is niet in staat geweest om de terugkeer te voorkomen van sommige van de slechtste aspecten van onder het kapitalisme. Alhoewel niet op de schaal van voor de revolutie, is er opnieuw prostitutie in de straten van Havana.
In een wanhopige poging om de economische ineenstorting te stoppen, was het regime gedwongen om stappen te ondernemen om buitenlandse investeringen aan te trekken en toegang te krijgen tot de internationale markten.
Het imperialisme is verdeeld
Deze verandering in de politiek van Castro’s regering heeft een splitsing uitgelokt onder de imperialistische machten. Europa (vooral Spanje), Canada en Japan hebben geprobeerd om hun voordeel te halen uit deze situatie. Ze hebben investeringen in de Cubaanse economie toegejuicht. Canada is nu Cuba’s grootste handels- en investeringspartner, gevolgd door Spanje. Tegen 1996 waren er zowat 650 buitenlandse bedrijven met investeringen in Cuba. Andere, meer machtige Latijns-Amerikaanse kapitalistische landen zoals Mexico en Brazilië, volgden met een poging om hun economische en politieke invloed in de regio te verhogen.
Los van het economisch profijt, hopen ze door deze politiek druk te zetten op de bureaucratie om verder richting kapitalisme uit te gaan en Cuba over te dragen aan een kapitalistische klasse, met ook delen van de verbannen Cubaanse bevolking in Florida.
Deze politiek werd enorm bemoeilijkt door de houding van de VS, die voor een meer agressieve en confronterende benadering staat. De VS willen het regime van Castro uithongeren om vervolgens de VSgezinde Cubanen uit Miami aan de macht te brengen.
Het is een kortetermijnpolitiek, maar het geeft goed de verschillende soorten druk weer waar het VS-imperialisme zich onder bevindt. Deze koers wordt gevormd door historische overwegingen, door wraak voor het beschadigde prestige van het VS-imperialisme, dat in 1959 haar speeltuin aan Castro verloor. Het is ook nodig voor de VS-administraties om de steun van de 700.000 Cubanen in Florida te behouden. De Cubaans-Amerikaanse nationale stichting, een van de machtigste lobbygroepen in Washington, had een beslissend effect in het uitvaardigen van de Helms-Burton wet die het embargo rond Cuba verscherpte en zelfs buitenlandse bedrijven die in Cuba investeerden strafte.
Andere reactionaire, maar kleinere, groepen zoals Alpha 66 hebben het geprobeerd met terroristische aanslagen en gewapende acties tegen het Castro-regime. Terwijl er in de VS een meer gematigde groep is die een compromis met de Castro-regering zou steunen, is er ook een heel krachtige reactionaire groep van vroegere Cubaanse kapitalisten en hun aanhangers.
Deze krachten zijn niet bereid om compromissen te sluiten met de Castro-bureaucratie en proberen fabrieken en land te heroveren die ze verloren tijdens de revolutie. Moesten ze terugkeren, dan zouden velen dat doen met de bedoeling om zich te wreken.
De positie van het VS-imperialisme, samen met de dreiging van de Cubaanse bannelingen, creëert grote obstakels voor die delen van de Cubaanse bureaucratie die voorstander zijn van een herinvoering van het kapitalisme en zichzelf willen omvormen tot een kapitalistische klasse. Dit is een groot verschil met wat zich afspeelde in Oost-Europa en de vroegere Sovjetunie. De bureaucratische kaste in die landen had doorgaans de bedoeling om zichzelf om te vormen tot kapitalistische klasse.
Het enthousiasme voor de revolutie en de haat tegen het VS-imperialisme maakte het voor Castro mogelijk om aan de macht te blijven, ondanks de economische crisis van de jaren 1990. De agressieve arrogantie van het VS-imperialisme ketst af en resulteert in het behoud van de leiderspositie van Castro.
Toch werd de Cubaanse regering gedwongen om kapitalistische maatregelen te treffen en nieuwe niet-Amerikaanse investeerders aan te trekken. In 1993 en 1994 zagen we de ontwikkeling van het toerisme en enkele andere sectoren. Zelfs de landbouw was aangetast. In 1992 was 75% van de landbouw in handen van staatsboerderijen. In 1995 was dat terug gelopen tot 27%. De privéboerderijen moeten wel een deel van hun opbrengst aan de staat verkopen. Deze en andere maatregelen stonden een kleine groei van de economie toe, maar er kwam geen herstel van wat er de laatste jaren aan sociale maatregelen was afgebouwd. Deze maatregelen hebben ook gezorgd voor een groeiende ongelijkheid bij de bevolking. Arbeiders die in vennootschappen werken krijgen meer loon omdat ze in dollars worden uitbetaald. Dit is mogelijk sinds 1993. Er ontwikkelde zich onder deze omstandigheden ook een zwarte markt.
Toen Castro deze maatregelen invoerde, beschouwde hij ze als tijdelijke stappen. Ondertussen bleef hij in woorden het socialisme verdedigen. Toen hij een deel van zijn economie openstelde, was de tactiek:“Niet toegeven aan het neoliberalisme, noch aan een overgang naar het kapitalisme. Het is een opening die noodzakelijk is om het socialisme te verdedigen en te ontwikkelen. Dit wordt niet door de regering verborgen gehouden.”
De duidelijk zichtbare verdediging van Castro tegen het VS-imperialisme heeft de laatste jaren de steun van jongeren en arbeiders op internationale basis aangescherpt. Velen zien Cuba als een land dat zich verzet tegen het imperialisme en het kapitalisme, en als de laatste verdediger van het ‘socialisme’. De internationale arbeidersbeweging moet haar verantwoordelijkheid nemen en oppositie voeren tegen alle imperialistische en kapitalistische aanvallen op Cuba. Anderzijds moeten we beseffen wat Castro en de Cubaanse bureaucratie bedoelen met het verdedigen van het ‘socialisme’.
Een deel van die bureaucratie verzet zich tegen de maatregelen die het mogelijk maken dat kapitalisme wordt ingevoerd. Ze willen de sociale rechten die verkregen waren door de revolutie niet opgeven, en ze vrezen chaos en armoede indien het kapitalisme zich herstelt. De bureaucratie werd gedwongen om de revolutie te verdedigen en zich te verzetten tegen het kapitalisme en het imperialisme, als middel om de massa in bedwang te houden. Dit blijkt ook uit het voortzetten van de eenpartijstaat. De Cubaanse Communistische partij is het instrument waarmee de bureaucratie de samenleving onder controle houdt.
Vrienden van het socialisme?
Castro verdedigt het socialisme, maar wil anderzijds buitenlandse investeerders aantrekken. Met het geld van die investeerders, sijpelen ook de kapitalistische politici en ideeën binnen. De conservatieve Spaanse voormalige minister Solchaga werd naar Havana uitgenodigd als economisch raadgever. Castro verklaarde zijn verlangen om Thatcher persoonlijk te ontmoeten en hij heeft de paus al ontmoet om meer openheid te creëren ten opzichte van de katholieke kerk.
Toen het Mexicaanse leger in 1968 honderden studenten afslachtte, bleven de Cubaanse regering en de communistische partij opvallend stil over de opstand van de inheemse bevolking in Chiapas. De geschiedenis herhaalt zich blijkbaar, want er werd ook geen enkele steun verleend aan de heldhaftige strijd van de Mexicaanse busbestuurders en petroleumarbeiders tegen de privatiseringen.
De internationale politiek heeft nog steeds gevolgen voor de binnenlandse politiek en de belangen van het Cubaanse regime. Het kan geen toeval zijn dat de Cubaanse regering niets deed voor de petroleumarbeiders toen de Mexicaanse kapitalisten de grootste investeerders waren in Cuba. Er werd door de Mexicaanse Grupo Domos ongeveer 1,5 miljoen dollar geïnvesteerd in telecommunicatie.
Een deel van de Cubaanse bureaucratie is bereid om het kapitalisme te ondersteunen indien een overeenkomst met het imperialisme mogelijk blijkt. De druk neemt toe om meer kapitalistische maatregelen te treffen. Cuba kan niet blijven overleven in een internationaal isolement, en het zal gedwongen worden om meer buitenlandse investeringen en handel aan te trekken.
Castro en een deel van de bureaucratie zouden eerder tevreden zijn met een mengeling van socialisme en kapitalisme indien dit mogelijk zou zijn. Er zou meer vrije markt komen, maar een deel zou in handen van de staat blijven en het staatsapparaat zou intact blijven. De delen van de bureaucratie die een volledige terugkeer van het kapitalisme willen, zouden zelfbewuster worden door Castro’s dood, die op 71-jarige leeftijd (1997) te kampen heeft met een zwakke gezondheid. Door de verandering van de Cubaanse regering na Castro’s dood, kan zelfs het VS-imperialisme haar beleid veranderen, en samen met de verbannen Cubaanse kapitalisten proberen om een jongere generatie van de bureaucratie voor zich te winnen. Delen van de heersende klasse van de VS hebben zelfs al investeringsplannen voor Cuba uitgewerkt.
Voor een socialistisch alternatief
Het ontbreken van een socialistisch alternatief en het isolement van Cuba zal het proces van kapitalistisch herstel versterken. Dit kan enkel worden tegengehouden door het oprichten van een echte arbeidersdemocratie, met als doel het vestigen van socialisme in heel Zuid-Amerika.
Het oprichten van echte arbeidersraden, op lokaal en nationaal vlak, die de controle op de economie in handen hebben, is essentieel. Alle ambtenaren en vertegenwoordigers moeten verkozen worden, onderworpen aan permanente afzetbaarheid door diegenen die hen verkozen hebben, en ze mogen niet meer verdienen dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider. Er moet een einde komen aan het eenpartijstelsel dat momenteel bestaat. Men probeert dit stelsel goed te praten door te wijzen op de dreiging door imperialisten en reactionaire rechtse groeperingen uit Miami, die zich in een meerpartijenstelsel zouden kunnen organiseren. Dat argument volstaat echter niet om groepen en partijen die het kapitalisme verwerpen en de planeconomie verdedigen de toegang tot de verkiezingen te ontzeggen. Er moeten ook onafhankelijke vakbonden komen.
De dreiging van het imperialisme en het kapitalisme kan enkel vermeden worden door de overwinning van het socialisme in Zuid- Amerika. Daarom moeten we de steun van de Zuid-Amerikaanse arbeidersklasse winnen en er een socialistische federatie oprichten. Dit had moeten gebeuren in 1959, toen de Cubaanse revolutie slaagde. Het was de ambitie van Che om dit te verwezenlijken. Ondanks zijn heldhaftigheid en zelfopoffering, zag hij niet hoe hij de revolutie in Zuid-Amerika kon volbrengen. Dertig jaar na zijn dood is deze strijd meer dan ooit noodzakelijk. Als we als socialisten lessen trekken uit de erfenis van Che kan die strijd gewonnen worden.