3. Uit de geschiedenis van het bolsjevisme (2)
De stroming van het bolsjevisme ontstond en nam vorm aan op basis van de revolutie van 1905, die Lenin beschreef als “de generale repetitie voor Oktober”. Toch heeft Monty Johnstone niets te zeggen over de hele periode van het Londense congres van 1903 tot aan 1910-1912. Blijkbaar gebeurde er niet veel in Rusland. Zijn zwijgen is geen toeval. Met het weglaten van de ervaringen van 1905 en de pogingen tot herstel van de eenheid van de Russische sociaal-democratie die erop volgden, versterkt hij de verkeerde indruk dat gedurende de hele periode (13 of 14 jaar…) het bolsjevisme en het mensjevisme onveranderlijk twee tegengestelde polen waren – Trotski stond natuurlijk steeds “buiten de Partij”.
TROTSKI IN 1905
Welke rol speelde Trotski in de revolutie van 1905 (12) en in welke relatie stond hij tot Lenin en de bolsjevieken? Lunacharsky, die in die tijd één van de adjudanten van Lenin was, schrijft in zijn memoires:
“Ik moet zeggen dat van alle sociaal-democratische leiders van 1905-06 Trotski ongetwijfeld toonde dat hij ondanks zijn jeugd het best voorbereid was. Minder dan wie ook van hen werd hij gekenmerkt door die beperkte blik die emigranten vaak hebben. Trotski begreep beter dan alle anderen wat het betekende om de politieke strijd op een breed nationaal vlak te voeren. Hij kwam uit de revolutie tevoorschijn met een enorme populariteit, terwijl noch Lenin, noch Martov echt iets gewonnen hadden. Plekhanov had een hoop verloren dankzij zijn half-liberale neigingen. Trotski stond toen in de voorste rijen”. Revolutionary Silhouettes, p. 61.
Trotski was de voorzitter van de Petersburse Sovjet van Arbeidersafgevaardigden, het meest vooraanstaande van die lichamen die Lenin beschreef als “embryo’s van organen van revolutionaire macht”. De meeste manifesten en resoluties van de Sovjet waren het werk van Trotski, die ook de redacteur van het blad ervan, de lzvestia, was. De bolsjevieken in Petersburg hadden het belang van de Sovjet niet ingezien en waren er zwak in vertegenwoordigd. Lenin schreef uit zijn verbanning in Zweden aan het bolsjevistische blad Novaya Zhizn en drong erbij de bolsjevieken op aan om een meer positieve houding aan te nemen tegenover de Sovjet, maar de brief werd niet afgedrukt en kwam pas 34 jaar later aan het licht.
Deze toestand zou zich elke keer weer voordoen bij een kritiek moment in de geschiedenis van de Russische revolutie: verwarring en aarzeling onder de bolsjevistische leiders binnen Rusland wanneer ze te maken kregen met de noodzaak een gedurfd initiatief te nemen zonder de leidende hand van Lenin.
De politieke stellingname van Trotski en de relatie ervan met de ideeën van Lenin zal meer uitgebreid behandeld worden in het deel over de theorie van de permanente revolutie. De kern van de zaak was de houding van de revolutionaire beweging tegenover de kapitalistische klasse en de zogenaamde “liberale” partijen. Het was op dit punt dat Trotski in 1904 brak met de mensjevieken. Net als Lenin hoonde Trotski de klassensamenwerking van Dan (13), Plekhanov en anderen, en wees hij op de arbeidersklasse en de boerenstand als de enige krachten die in staat waren de revolutie tot het einde door te voeren. In 1905 gebruikte Trotski de krant Nachalo die een massaal bereik had, om zijn mening over de revolutie uitte drukken, die dicht bij die van de bolsjevieken en rechtstreeks tegenover het mensjevisme stond. Het was natuurlijk dat, ondanks het scherpe meningsverschil op het tweede congres, het werk van de bolsjevieken en Trotski in de revolutie zouden samengaan. Daarom werkten Trotski’s Nachalo en de bolsjevistische Novaya Zhizn, die werd uitgegeven door Lenin, in solidariteit met elkaar, ondersteunden ze elkaar tegen de aanvallen van de reactie zonder polemieken tegen elkaar te voeren. Het bolsjevistische blad begroette het eerste nummer van Nachalo als volgt:
“Het eerste nummer van Nachalo is verschenen. We verwelkomen een makker in de strijd. Het eerste nummer valt op door de briljante beschrijving van de Oktoberstaking, geschreven door kameraad Trotski”
Lunacharsky herinnerde zich dat toen iemand Lenin vertelde over Trotski’s succes in de Sovjet, Lenins gezicht gedurende een ogenblik versomberde, Toen zei hij: “Wel, kameraad Trotski heeft het verdiend met zijn onvermoeibaar en indrukwekkend werk”
De loop van de revolutie had een enorme stoot gegeven aan de beweging voor de hereniging van de krachten van het Russische marxisme. Bolsjevistische en mensjevistische arbeiders vochten schouder aan schouder onder dezelfde leuzen; concurrerende afdelingsbesturen fusioneerden spontaan. Tenslotte werden op voorstel van het bolsjevistische Centraal Comité, waar Lenin weer in zat, stappen ondernomen om de hereniging tot stand te brengen. Trotski had zich in Nachalo consequent voor hereniging uitgesproken en had geprobeerd buiten de fractiestrijd te blijven. Maar hij werd gearresteerd en gevangen gezet voor zijn rol in de Sovjet vooraleer het vierde (Eenheids-) congres in Stockholm plaatsvond.
Het congres werd in mei 1906 bijeengeroepen, maar toen was de revolutionaire golf al aan het wegebben en daarmee ook de strijdlust en de “linkse” toespraken van de mensjevieken. Plekhanov klaagde al over de “voortijdige” actie van de massa met zijn beroemde uitspraak: “Ze hadden niet de wapens moeten opnemen”. Een conflict tussen consequente revolutionairen en degenen die de massa’s al in de steek lieten en zichzelf aan de reactie aanpasten was onvermijdelijk.
HET CONGRES VAN STOCKHOLM
De voornaamste punten van discussie tussen de bolsjevieken en de mensjevieken op het congres van Stockholm waren:
(1) De agrarische kwestie
(2) De houding tegenover burgerlijke partijen
(3) De houding tegenover het parlementarisme
(4) De kwestie van de gewapende opstand
Plekhanov, die daarmee uitdrukking gaf aan het angstige opportunisme van de Mensjevieken, veroordeelde het plan van Lenin om de boeren te mobiliseren voor de nationalisatie van de grond als “gevaarlijk… vanwege de kans op contra-revolutie”. Hij vatte de mensjevistische houding tegenover het grijpen van de macht door de arbeiders en boeren met de volgende woorden samen:
“Het grijpen van de macht is voor ons verplicht wanneer we een arbeidersrevolutie maken. Maar aangezien de komende revolutie enkel kleinburgerlijk kan zijn, zijn we verplicht te weigeren de macht te grijpen”
Dat was de argumentatie van de mensjevieken in 1906-1907. De revolutie was een burgerlijke revolutie; de taken ervan waren burgerlijk-democratisch; de voorwaarden voor het socialisme waren in Rusland niet aanwezig. Daarom was elke poging van de arbeiders de macht te grijpen avonturisme. Het was de taak van de arbeiders een bondgenootschap te zoeken met de burgerlijke en kleinburgerlijke partijen om hen te helpen bij het doorvoeren van de burgerlijke revolutie.
Wat was Lenins antwoord op Plekhanov? Hij deed geen poging te ontkennen dat de revolutie burgeriijk-democratisch was, en zeker niet dat het mogelijk was om het socialisme op te bouwen in Rusland alleen. Alle Russische marxisten, de mensjevieken, Lenin en Trotski, waren het eens over deze kwesties. Het was ABC dat de voorwaarden voor de socialistische transformatie in Rusland afwezig waren, maar rijp waren in het Westen. Op Plekhanovs sombere waarschuwingen voor “het gevaar van contrarevolutie” antwoordend, legde Lenin uit:
“Wanneer we een echte, volledige effectieve, economische garantie bedoelen tegen de contra-revolutie, d.w.z. een garantie die de economische omstandigheden schept om reactie te voorkomen, dan zullen we moeten zeggen: de enige garantie tegen contra-revolutie is een socialistische revolutie in het Westen. Er kan geen andere garantie zijn in de volledige betekenis van het woord. Zonder deze voorwaarde zal, hoe ook het probleem wordt opgelost (autonomie, verdeling van het land enz.) contrarevolutie niet alleen mogelijk zijn, maar onvermijdelijk”. Works, deel 10, p. 280.
Zo zag Lenin vanaf het begin de Russische Revolutie als het voorspel op de socialistische revolutie in het Westen. Hij verbond het lot van de Russische revolutie in een onlosmakelijke band met dat van de internationale socialistische revolutie, zonder dewelke ze onvermijdelijk zou ondergaan in interne reactie:
“Ik zou deze stelling als volgt formuleren: de Russische revolutie kan door eigen inspanning zegevieren, maar kan deze verworvenheden onmogelijk behouden en consolideren op eigen kracht. Dat kan niet zonder een socialistische revolutie in het Westen. Zonder deze voorwaarde is contrarevolutie onvermijdelijk, of we nu autonomie, nationalisatie of verdeling van het land hebben, want onder elke vorm van bezit en eigendom zal de kleine bezitter altijd een bolwerk voor de restoratie zijn. Na de volledige overwinning van de democratische revolutie zal de kleine bezitter zich onvermijdelijk tegen de arbeidersklasse keren; en hoe eerder de gemeenschappelijke vijanden van de arbeidersklasse en de kleine bezitter, zoals de kapitalisten, de grootgrondbezitters, de financiële kapitalistenklasse enz., zijn omvergeworpen, des te sneller zal dit gebeuren. Onze democratische republiek heeft geen enkel ander achterland dan de socialistische arbeidersklasse van het Westen.”
Works, deel 10, p. 280.
We citeren Lenins woorden volledig zodat er geen verdenking van verkeerde weergave kan zijn, geen beschuldiging van Monty Johnstone dat we Trotski citeren en niet Lenin. Want de lezer van Johnstone’s artikel kan tot geen andere conclusie komen dan dat Lenin hier zuiver “trotskisme” verkondigt. Hij ontkent niet alleen de mogelijkheid om “het socialisme op te bouwen” in Rusland alleen, maar zelfs het behouden van de verworvenheden van de burgerlijk-democratische revolutie zonder de socialistische revolutie in het Westen. Hij “onderschat de rol van de boerenstand” door uiteen te zetten dat de kleine bezitters een bolwerk voor de restoratie vormen en zich onvermijdelijk tegen de arbeiders zullen keren, wanneer de revolutie is voltooid (14).
Maar neen, Lenin haalde deze ideeën niet uit Trotski’s boeken over de permanente revolutie, die hij nooit gelezen had, en Trotski zelf zat in de gevangenis gedurende het congres. De ideeën die door Lenin werden verwoord zijn het ABC van het marxisme, de fundamentele principes van het arbeidersinternationalisme en de klassenstrijd, die hij verdedigde tegen de opportunistische vervalsingen van de “geleerde” marxist Plekhanov. “Dit is geen marxisme, maar leninisme”, schamperden de Mensjevieken in 1906. “Dit is geen leninisme, maar trotskisme”, schrijft Johnstone in 1968. Noem het wat jullie willen, heren. Voor een marxist verandert het wezen van een ding niet door er een andere naam aan te geven.
Als antwoord op het argument dat de sociaal-democratie zijn “progressieve” kapitalistische bondgenoten niet moet afschrikken, zei Lenin:
“Dit toonde des te levendiger de fundamentele fout van de mensjevieken aan. Zij zien niet in dat de kapitalistische klasse contrarevolutionair is, dat ze bewust streeft naar een compromis.”
Works, deel 10, p. 289.
Dit was het centrale thema van Lenins strijd tegen de mensjevieken in die komende periode: de noodzaak de revolutionaire arbeidersbeweging te vrijwaren van bondgenootschappen met de kapitalistenklasse en haar partijen die haar aan handen en voeten binden. Vasthouden aan de arbeidersklasse als de enige consequent revolutionaire klasse in de samenleving, de enige klasse die in staat is om af te rekenen met het Tsarisme, wanneer nodig tegen de kapitalistische klasse in:
“De enige voorwaardelijke en relatieve garantie tegen contrarevolutie is dat de revolutie op de meest drastische manier wordt uitgevoerd, uitgevoerd rechtstreeks door de revolutionaire klasse, met zo weinigmogeljjke deelname van tussenpersonen, compromis figuren en alle soorten van verzoeners; dat deze revolutie werkelijk tot het einde toe wordt doorgevoerd”.
Works, deel 10, p. 281.
Lenin leverde verder kritiek op de mensjevieken voor hun verafgoding van het parlement, hun kritiekloze en overoptimistische kijk op de mogelijkheden voor marxisten om ervan gebruik te maken. Lenin nam Plekhartov stevig onder handen voor zijn laffe afwijzing van gewapende strijd. Dit waren de kwesties die de bolsjevistische en mensjevistische vleugels van de sociaaldemocratie scheidden: niet de organisatorische kwestie, niet “het centraisme”, maar hervorming of revolutie, klassenharmonie of vertrouwen op de revolutionaire massa’s (15). Maar hierover bewaart Monty Johnstone een koppig stilzwijgen. De lezer zal zich afvragen waarom! We zullen vriendelijk zijn en het toeschrijven aan Johnstone’s natuurlijke ongeduld om door te gaan naar de veel “interessantere periode” van 1910-’16. Hoe dan ook, “13 of 14 jaar” is een lange tijd: wie zal een kwestie van 5 jaar of zo missen? Vooral wanneer die periode zoveel materiaal verschaft dat “niet relevant” is voor zijn kruistocht tegen Trotski.
DE PERIODE VAN REACTIE
De Stolypin-reactie (16), die in 1907 begon, schiep enorme moeilijkheden voor de revolutionaire beweging in Rusland en lokte nieuwe meningsverschillen uit in de sociaaldemocratische rangen. De legale activiteiten van de partij werden beperkt door wat Lenin “de meest reactionaire kieswet van Europa” noemde. De illegale methodes van werken, de zogenaamde ondergrondse, werden steeds belangrijker als tegenwicht tegen de beperkingen die door het regime werden opgelegd. Een deel van de mensjevistische vleugel van de partij trad de situatie echter tegemoet door zichzelf steeds meer aan te passen aan de eisen van de reactie. Ze vermeden illegaal werk ten gunste van een comfortabele parlementaire zetel. Dit was de basis van de zogenaamde liquidatie-kwestie (17) die tot een nieuwe splitsing in de partij leidde.
Op het Londense congres van 1907 had Trotski voor de eerste maal de gelegenheid zijn ideeën over de revolutie voor de partij uiteen te zetten. Zijn rede in de discussie over de houding tegenover de burgerlijke partijen, waarvoor hij slechts een kwartier tijd kreeg, werd tweemaal aangehaald door Lenin, die het nadrukkelijk eens was met de door Trotski verwoorde ideeën, vooral met zijn oproep voor een Links Blok tegen de liberale kapitalistenklasse.
“Deze feiten,” becommentariëerde Lenin, “zijn voor mij genoeg om te erkennen dat Trotski dichterbij ons standpunt is gekomen. Afgezien van de kwestie van “ononderbroken revoIutie” zijn we solidair op fundamentele punten in de houding tegenover de kapitalistische partijen”.
Works, deel 12, p. 470.
Lenin was niet bereid zich vast te leggen over Trotski’s theorie van de permanente revolutie, die we straks bespreken. Maar over de fundamentele kwestie van de taken van de revolutionaire beweging was er volledige overeenstemming. De verschillen tussen de posities van Lenin en Trotski zullen later behandeld worden. Dat deze verschillen door Lenin als bijkomend werden gezien, werd opnieuw duidelijk op het congres toen Trotski een amendement voorstelde op de motie over de houding tegenover de kapitalistische partijen. Lenin sprak tegen het amendement, niet omdat het onjuist zou zijn, maar omdat het niets wezenlijks toevoegde aan het oorspronkelijke voorstel.
“Het moet worden toegegeven” zei hij, “dat Trotski’s amendement niet mensjevistisch is, dat het “precies hetzelfde” uitdrukt, dat wil zeggen, het bolsjevistische ideeën”.
Works, deel 12, p. 479.
(In de notulen van de Russische editie, gepubliceerd in 1959, verschijnt dan echter: in feite steunt Trotski de Mensjevieken op ieder fundamenteel punt. (Pyatji S’yezd R.S.D.R.P. Protokoly, p. 812))
Maar ondanks het samengaan van hun analyses van de taken van de revolutie, probeerde Trotski nog steeds een koers te varen tussen de tegenover elkaar staande fracties in een vergeefse poging een nieuwe splitsing te voorkomen.
i> “Wanneer jullie denken,” zei hij tegen het congres, “dat een scheiding onvermijdelijk is, wacht dan tenminste tot gebeurtenissen en niet slechts moties jullie scheiden. Loop niet op de gebeurtenissen vooruit”
Op basis van de ervaring van 1905 geloofde Trotski dat een nieuwe revolutionaire opleving het gevolg zou hebben dat de beste elementen onder de mensjevieken, met name Martov, naar links zouden worden gedreven. Zijn voornaamste wens was de krachten van het marxisme bijeen te houden in een moeilijke periode, een splitsing te voorkomen die een ontmoedigend effect zou hebben op de beweging. Dat was het wezen van Trotski’s “verzoeningsgezindheid”, die voorkwam dat Trotski zich toen bij de bolsjevieken aansloot. Hierop commentaar leverend, schreef Lenin:
“Een aantal sociaaldemocraten uit die periode verzonken in verzoeningsgezindheid, uitgaand van de meest uiteenlopende motieven. Het meest konsekwent was de verzoeningsgezindheid die verwoord werd door Trotski, zo ongeveer de enige die probeerde een theoretische basis te geven aan dat beleid”
Dit was het centrale punt van het meningsverschil tussen Lenin en Trotski voor 1917, niet “het onderschatten van de boerenstand”, niet “het socialisme in een land”, maar de kwestie van verzoeningsgezindheid.
Trotski’s fout was dat hij teveel belang hechtte aan de “centristische” (halfrevolutionaire) (18) stromingen in het mensjevisme. Hij dacht dat de eenheid van de marxistische beweging tot stand zou komen door het samengaan van de bolsjevieken en de mensjevieken en door het zuiveren van de partij van de “rechtse” en “linkse” uitersten – d.w.z. het uitsluiten van de mensjevistische liquidatoren en de ultra-linkse bolsjevistische “boycotters” (otzovisten). Hij begreep niet, zoals Lenin dat duidelijk wel deed, dat eenheid alleen bereikt kan worden door eerst meedogenloos te breken met alle opportunistische stromingen: dat het behoud van de krachten van het marxisme in een periode van revolutionaire terugtocht niet een abstracte, formele eenheid betekent, maar de stelselmatige scholing van de kaders in de methodes en perspectieven van de beweging. De organisatorische zwakheid van de mensjevieken en hun politieke hulpeloosheid in de periode van reactie waren niet meer dan een afspiegeling van hun totaal gebrek aan perspektief. Aan de andere kant vloeide Lenins strijd voor een “stabiele, gecentraliseerde en gedisciplineerde marxistische partjj” voort uit de absolute noodzaak van het scholen en trainen van een voorhoede, onbesmet door de demoralisatie en het cynisme van de opportunisten.
Later begreep Trotski zijn fout en gaf hij zonder voorbehoud toe dat Lenin al die tijd gelijk had gehad op dit punt. Toch gaan de stalinisten door met het in felle kleuren afschilderen van de fractiestrijd tussen Lenin en Trotski en graven ze alle polemische uitspraken op, die in de hitte van de discussie gemaakt werden, om een wig te drijven tussen de ideeën van Lenin en Trotski in het algemeen. Trotski zat fout, maar zijn fout was ter goeder trouw, de fout van een revolutionair die het belang van de revolutie ter harte neemt. Het is geen toeval dat Lenin verwijst naar verzoeningsgezindheid als iets dat voortvloeit “uit de meest uiteenlopende motieven”- d.w.z. zowel revolutionaire als opportunistische. Ook Lenin zelf “vergiste” zich in zijn waardering van mogelijk bondgenoten onder de mensjevieken. In 1909 bood hij nog een blok aan Plekhanov aan en, nog in 1917, aan de “partij”-mensjevieken. Volgens Lunacharsky droomde Lenin van een verbond met Martov, zich realiserend hoe waardevol deze kon zijn. In de practijk bleek Lenin fout te zitten. Maar hoe overgelijkelijk superieur zijn de fouten van een toegewijde revolutionair boven het bekrompen gekrabbel van de schriftgeleerden die een halve eeuw later in het komfort van hun studeerkamers, de oude gevechten opnieuw leveren – en altijd aan de winnende kant staan.
DE BOLSJEVIEKEN EN LENIN
“De jaren tussen 1907 en ’14 vormen in zijn (Trotski’s) leven een hoofdstuk dat opvallend mank gaat aan politieke resultaten… Trotski claimt geen enkel revolutionair resultaat in zijn voordeel. Maar in deze jaren was Lenin, gesteund door zijn volgelingen, de partij aan het smeden en mensen als Zinoviev, Kamenev, Boekharin en later Stalin (19) groeiden tot een niveau die hen in staat stelde in 1917 leidinggevende rollen te spelen binnen de partij”
The Prophet Armed, p. 176.
Deze passage van Deutscher (20) die door Johnstone wordt geciteerd, dient er alleen toe de laffe mentaliteit van de schrijver ervan te verbergen. De “leidinggevende rol” die in 1917 door Kamenev, Zinoviev en Stalin werd gespeeld, zal in een later hoofdstuk aan de orde komen. Hier moet het voldoende zijn eraan te herinneren dat Kamenev en Zinoviev tegen de opstand van oktober 1917 stemden en door Lenin werden ontmaskerd als “stakingsbrekers” die uit de partij gestoten moesten wordenl Maar laten we eerst ingaan op de voor ons liggende periode. Deutschers stelling over “het ontbreken van politieke resultaten” is heel juist, maar dat slaat niet alleen op Trotski maar op de hele revolutionaire beweging in de periode van reactie.
Hoe lagen de zaken in die tijd bij de bolsjevieken? Het uitbreken van de reactie veroorzaakte een emstige splitsing in de leiding, waarin Lenin zich weer eens in een minderheid van één bevond. De overheersende stemming onder de bolsjevieken was ultra-links – een weigering te erkennen dat de revolutie op de terugtocht was. Deze stroming, de tegenpool van het mensjevistische likwidationisme, manifesteerde zichzelf in “boycottisme”, d.w.z. in het volledig afwijzen van deelname aan verkiezingen en van werken in het parlement. Lenins nauwste collega’s- Krassin, Bogdanov (21) en Lunacharsky – scheidden zich af naar “links”. De 2 laatstgenoemden kwamen onder invloed van het filosofisch mysticisme, nog een afspiegeling van de wanhoopsstemming die door de reactie werd gevoed.
De eindeloze fractiestrijden die op dat moment de sociaaldemocratie teisterden, lokten een reactie uit in de vorm van verzoeningsgezindheid, waarvan Trotski de voomaamste woordvoerder werd. Verzoeningsgezindheid had zijn aanhang in alle groepen, inclusief de bolsjevieken.
In 1910 slaagde Trotski erin een bijeenkomst te organiseren van de leiders van alle fracties in een poging zowel de liquidatoren als de “boycotters” uit te sluiten en de partij bijeen te houden:
“Het enige succes dat hij (Trotski) bereikte was het plenum waarop hij de “liquidatoren” uit de partij stootte en bijna de “boycotters” eveneens, en er zelfs in slaagde om voor een tijdje het gat- zij het met een uiterst dunne draad- te dichten tussen de leninisten en de martovisten”.
Lunacharsky, Revolutionary Silhouettes, p. 61.
Ook stond Trotski niet alleen in zijn mening over de eenheid van de partij. In de zomer van 1911 schreef Rosa Luxemburg: “De enige manier om de eenheid te bewaren is het bijeenroepen van een algemeen congres van mensen die vanuit Rusland worden gezonden, want de mensen in Rusland willen allemaal vrede en eenheid en zij vertegenwoordigen de enige macht die de kemphanen in het buitenland weer tot hun positieven kan brengen”
Deze verwijzing naar de stemming van de partijwerkers in Rusland was niet toevallig. Gedurende de hele periode – het geheel van de befaamde “13 of 14 jaar”- was de overheersende mening van de partij-activisten binnen Rusland dat de hele bolsjevistische-mensjevistische splitsing een onnodig ongemak was, het produkt van de vergiftigde atmosfeer van emigrantenruzietjes. De indruk die door mensen als Johnstone en Deutscher wordt gekoesterd, van een bolsjevistische partij die stevig verenigd is rond de ideeën van Lenin en gestaag doormarcheert naar de Oktoberrevolutie, is een karikatuur van de werkelijkheid. Lenin zelf klaagt vanaf het eerste begin in zijn brieven over de beperkte blik van de zogenaamde “comitémensen”, ofwel de bolsjevistische vertegenwoordigers in Rusland. Zijn klachten worden een gestage stroom van boze protesten in de periode 1910-1914 tegen het optreden van zijn eigen “aanhangers” in Rusland. Maxim Gorky (22), die in deze periode in de periferie van het Bolsjevisme rondging, klaagde in zijn briefwisseling met Lenin over de “ruzies tussen de generaals” die “de arbeiders afstoten”. De houding van de “comité-mannen “tegenover de controversen onder de emigranten wordt duidelijk uitgedrukt in een brief die dooreen aanhanger van de bolsjevieken in de Kaukasus werd gestuurd aan kameraden in Moskou:
“Over de “storm in een theekop” in het buitenland hebben we vanzelfsprekend gehoord: de blokken van Lenin/Plekhanov aan de ene kanten Trotski-Martov-Bogdanov aan de andere kant. De houding van de arbeiders tegenover het eerste blok is voor zover ik weet gunstig. Maar in het algemeen beginnen de arbeiders neer te kijken op de emigranten: “laten ze elkaar maar op de kast jagen zoveel ze willen; maar wat ons betreft, wie het belang van de beweging op waarde schat – werk, de rest zal voor zichzelf zorgen. Ik denk dat dat het beste is”
Deze regels werden onderschept door de tsaristische politie die de schrijver identificeerde als “de Kaukasiër Soso”, alias Djugashvili, alias Stalin!
Deze neerbuigende houding tegenover theorie, tegenover de “emigrantenruzietjes” de “storm in een theekop”, was algemeen verspreid onder de bolsjevistische activisten en lokte verhitte protesten uit van Lenin, zoals in de brief van april 1912 aan Orjonikidze, Spandaryan en Stasova (23):
“Wees niet lichtvaardig over de campagne van de liquidatoren in het buitenland. Het is een grote fout als mensen wat in het buitenland gebeurt gewoon naast zich neerleggen en het “naar de bliksem sturen”
Works, deel 35, p.33.
De verzoeningsgezindheid van Stalin, Orjonikidze en andere “practische” bolsjevieken springt in het oog door zijn grofheid, daar het noch door opportunisme, noch door een wens voor revolutionaire eenheid wordt gemotiveerd, maar door onwetendheid en onverschilligheid tegenover de meer algemene kwesties die erbij betrokken zijn.
De opkomst van de arbeidersbeweging in Rusland in 1912 gaf nieuwe moed aan de marxisten – en aan de verzoeningsgezinde stromingen in de partij. Op hetzelfde moment dat Lenin een strijd op leven en dood voerde om voor eens en altijd de revolutionaire vleugel van de partij te scheiden van de opportunistische, verdween zelfs het Woord ‘liquiidationisme” uit de bladzijden van de Pravda. Lenins artikels werden in verminkte vorm gedrukt, waarbij alle polemieken tegen de liquidatoren werd weggelaten, soms werden ze gewoon niet opgenomen, Lenins correspondentie met Pravda illustreert treffend de stand van zaken in Rusland: opnieuw zaten de “comité-mannen” van de partij zonder Lenins leiding, eens te meer waren ze hopeloos aan het zwalpen. In een brief van oktober 1912 schreef Lenin, brandend van verontwaardiging over het falen van Pravda om de liquidatoren te ontmaskeren:
“Tenzij Pravda dit alles op tijd uitlegt zal zij verantwoordeljjk zijn voor de verwarring en de verdeeldheid (d .w.z. van de arbeidersbeweging)…”. “Op dit kritieke moment wordt Nevskaya Zvezda (bolsjevistische krant) opgedoekt zonder één enkele brief of uitleg… politieke medewerkers worden in het duister gelaten… Ik ben verplicht hiertegen scherp te protesteren en elke verantwoordelijkheid af te wijzen voor deze abnormale toestand, die zwanger gaat van uitgesmeerde conflicten.”
Works, deel 36, p. 194-1 96.
Tijdens de verkiezingen van 1912 schreef Lenin aan de redactie van Pravda (waar Stalin lid van was):
“… Pravda gaat nu in de verkiezingstijd gewoon door als een slaperige oude bediende. Pravda weet niet hoe te vechten. Het valt niet aan, het vervolgt noch de Kadet (24), noch de liquidator”.
Works, deel 36, p. 198.
Ook was de ziekte van de verzoeningsgezindheid niet beperkt tot de Pravda. In de verkiezingen van 1912 werden uit de arbeidersrangen 6 bolsjevistische afgevaardigden gekozen. Lenin waarschuwde de 6 vanuit Polen tegen de invloed van de mensjevistische afgevaardigden:
“Wanneer onze 6 allemaal uit de arbeidersgelederen komen, dan moeten ze zich niet in stilte onderwerpen aan de Siberiërs(d.w.z. intellectuelen, mensjevieken). De 6 moeten duidelijk protesteren wanneer de baas over hen gespeeld wordt…”
In plaats daarvan vormden de bolsjevistîsctie afgevaardigden een “verenigde fractie” met de “Siberiërs” Een gezamenlijk manifest werd gepubliceerd -dat in de Pravda verscheen- waarin opgeroepen werd tot eenheid van alle sociaaldemocraten en de fusie van Pravda met het liquidatorische blad Luch. Samen met Gorky gaven 4 van de bolsjevistische afgevaardigden hun naam op als medewerkers van Luch.
Lenin was woedend, maar zijn protesten werden niet overgenomen. In een laatste uitbarsting van bitterheid schreef Lenin:
“We ontvingen een stomme en schaamteloze brief van de redactie (Pravda). We zullen er niet op antwoorden. We moeten ze kwijtraken… We zijn in toenemende mate verontrust over het uitblijven van nieuws over het plan voor de reorganisatie van de redactie… Reorganisatie, maar beter nog de volledige uitsluiting van alle oudgedienden is bovenal noodzakelijk”
En opnieuw:
“… we moeten onze eigen redactie in Pravda planten en de huidige er uit trappen. De zaken staan er zeer slecht voor. Het ontbreken van een campagne voor eenheid van onderaf is stom en verachtelijk… Zou jij dergelijke mensen redactoren noemen? Dat zijn geen mannen maar armzalige vaatdoeken en ze ruïneren de zaak”
Dat was de taal die Lenin gebruikte wanneer hij niet Trotski, niet de mensjevieken, maar de verzoeningsgezinden en mensjevistische meelopers in zijn eigen organisatie, de redactie van zijn eigen krant, aanviel! Zeker, Lenin had zich in die tijd als taak gesteld een “stabiele, gecentraliseerde en gedisciplineerde marxistische partij” op te richten. Hiertoe was hij meer dan eens gedwongen te vechten tegen hetzelfde apparaat waarvoor hij had gestreden om het op te bouwen.
DE “OUDE BOLSJEVIEKEN” IN 1917
Gedurende een hele historische periode – zelfs meer dan “13 of 14 jaar”- had Lenin geprobeerd een leiding op te bouwen, de kaders van het bolsjevisme in de basisideeën, de methode en het programma van het marxisme te harden. Voor alles hamerde hij op de noodzaak de arbeidersbeweging te vrijwaren van ideologische besmetting door de kapitalistische en kleinburgerlijke democratie. Hij benadrukte herhaaldelijk de absolute noodzaak voor de beweging om een complete organisatorische onafhankelijkheid te bewaren van de partijen van de kapitalistische democratie en van de opportunisten die de beweging onder de vleugels van de kapitalistische klasse probeerden te brengen. De juistheid van Lenins stellingname werd in 1917 onthuld toen de mensjevieken overgingen naar het kamp van de kapitalistische democratie. Wat was de positie van de “oude bolsjevieken” – van Kamenev, Zinoviev, Stalin en Lenins andere “trouwe volgelingen” in 1917?
Ieder van hen propageerde steun voor de Kerenski-regering (25), eenheid met de mensjevieken, m.a.w. het kamp van het marxisme in de steek laten voor dat van de kapitalistische democratie. Van alle “oude bolsjevieken”, waarvoor Lenin gestreden had om ze in de voorgaande periode te scholen, was niet één opgewassen tegen de test der gebeurterissen.
Hoe was het mogelijk dat de leiders van de bolsjevistische partij – de partij van Lenin, gestaald in de strijd, met een correcte lijn “vanaf de oprichting in 1903”- op het beslissende moment door de knieën gingen en overliepen naar de kant van het opportunisme? Van Monty Johnstone moet de verbijsterde lezer geen antwoord verwachten. Onze “onpartijdige” “wetenschappelijke” geschiedschrijver weet van het bestaan van dergelijke gebeurtenissen niets af! De overgang van februari naar oktober was blijkbaar pijnloos verlopen door het “doorgroeien” van de bolsjewieken van de democratische revolutie naar de socialistische:
“Nu de monarchie was omvergeworpen en “de burgerlijke revolutie voltooid is, voor zover Rusland nu een democratische republiek is”, mobiliseerde Lenin de bolsjevistische partij voor de tweede fase van de revolutie, die de macht in handen van de arbeiders klasse en de arme boeren moest brengen en Rusland uit de imperialistische oorlog moest halen”.
Cogito, p. 11.
Wat was de stellingname van de bolsjevistische leiders in Rusland, voorafgaand aan Lenins aankomst in april 1917? In een in het oog springende tegenstelling tot alles wat Lenin tijdens de oorlog had geleerd, propageerde de Pravda, onder de redactionele leiding van Kamenev en Stalin, de verdediging van de burgerlijk-democratische republiek:
“Wanneer leger tegenover leger staat,” schreef Kamenev, “dan zou het meest idiote beleid zijn voor te stellen dat één van de legers de wapens neerlegt en naar huis gaat. Dat zou niet een beleid van vrede zijn, maar een beleid van slavernij, dat met walging zal worden verworpen door een vrij volk”.
Lenins beleid van revolutionair defaitisme werd, door het centrale orgaan van de partij aan de vooravond van de revolutie, voorgesteld als “het meest idiote beleid” en “een beleid van slavernij”
Verderop verkondigen redactionele artikels van Pravda:
“Onze leuze is niet het betekenisloze “weg met de oorlog” Onze leuze is druk op de Voorlopige Regering met het doel haar te dwingen (!) om alle oorlogvoerende landen te bewegen (!) tot het onmiddellijk openen van onderhandelingen… en tot dan moet elke man op zijn post blijven”
Het beleid van Stalin en Kamenev was de weg van de minste weerstand, het steunen van de Voorlopige Regering, “voorzover deze strijdt tegen de reactie of de contrarevolutie” en ondertussen het bewijzen van lippendienst aan “het uiteindelijke doel van het socialisme”. Deze verschuiving van de socialistische revolutie naar de ver verwijderde toekomst, terwijl als “directe taak” de kapitulatie voor het burgerlijk liberalisme en het reformisme gesteld wordt, is natuurlijk niets nieuws voorde leiders van de communistische partijen vandaag de dag, voor wie dit juist de essentie van het “leninisme” vertegenwoordigt, zoals dat gekoesterd wordt in “de Britse weg naar het socialisme” en in het beleid van het Volksfront. Het was in wezen dezelfde politiek als die van de mensjevieken waarmee de “Oude bolsjewieken” zich onvermijdelijk verbonden voelden.
Hoe slaagde Lenin erbij zijn terugkeer in “de bolsjewieken te mobiliseren voor de tweede fase van de revolutie” wanneer alle leidende leden de Voorlopige Regering ondersteunden? Kameraad Johnstone die de hele periode in stilte overslaat, is er blijkbaar niet toe genegen in te gaan op de werking van deze wonderbaarljke “mobilisatie”. Het zou echter uiterst “onhistorisch” van ons zijn om niet aan te bieden de details voor hem in te vullen.
Vanuit het buitenland bekeek Lenin de ontwikkelingen in de partij met grote ongerustheid. Hij schreef herhaaldelijk naar Petrograd om een breuk met de kapitalistische klasse en het beleid van verdediging te eisen. Op 6 maart stuurde hij via Stockholm een telegram:
“Onze taktiek: volstrekte afwezigheid van vertrouwen; geen steun aan de nieuwe regering; vertrouw vooral Kerensky niet; bewapening van de arbeidersklasse de enige garantie, onmiddellijke verkiezingen voorde Doema van Petrograd; geen toenadering tot andere partijen”
Op 17 maart schreef Lenin:
“Onze partij zou zichzelf voorgoed in diskrediet brengen, zou zichzelf politiek ombrengen, wanneer ze deel nam aan dat soort bedrog.. Ik zou eerder kiezen voor een onmiddellijke breuk met wie dan ook in onze partij dan toegeven aan sociaal-patriottisme”
Deze woorden van Lenin waren een duidelijke waarschuwing aan Kamenev en Stalin die niettemin vasthielden aan hun stellingname, ondanks de vijandigheid van de arbeidersmilitanten die in grote getallen uit de partij stapten uit walging voor de kapitulatie van de leiders. Onmiddellijk na zijn terugkeer uit het buitenland, opende Lenin een scherpe fractiestrijd tegen de “oude bolsjewieken”. Op een bijeenkomst van bolsjevistische afgevaardigden naarde Sowjets in april 1917 sprak Lenin bitter overde kapitulatiestemming waarmee de leiding was geïnfecteerd:
“De fundamentele kwestie is de houding tegenover de oorlog. Het voornaamste dat naar voor komt wanneer je over Rusland leest en ziet wat hier gebeurt, is de overwinning van het defencisme, de overwinning van de verraders van het socialisme, het bedrog van de massas door de kapitalistenklasse… “
“We kunnen niet de geringste concessie aan het defencisme toestaan in onze houding tegen de oorlog, zeffs onder de nieuwe regering die een imperialistische blijft… “
“Zelfs onze bolsjewieken tonen vertrouwen in de regering. Dit kan alleen verklaard worden door de roes van de revolutie. Het is de dood van het socialisme. Jullie kameraden hebben een houding van vertrouwen in de regering. Als dat zo is dan scheiden onze wegen. Ik geef er de voorkeur aan in een minderheid te blijven…”
“De Pravda eist van de regering dat die afziet van annexaties. Van een kapitalistische regering eisen dat ze afziet van annexaties is idioot, een beschamende bespotting van” (notulen stoppen).
“Vanuit wetenschappelijk standpunt is dit zo’n grove misleiding die de hele internationale arbeidersklasse alle (onderbreking van de notulen)…
“Het is tijd om onze fouten toe te geven. We hebben genoeg begroetingen en resoluties gehad, het is tijd om op te treden”
Works, deel 36, p. 434-438.
Over het mensjevistische manifest van de Sowjet Aan de volkeren van de hele wereld, dat de Pravda had aangekondigd als een “bewust compromis tussen de verschillende in de Sowjet vertegenwoordigde stromingen” en waarvoor was gestemd door de bolsjevistische afgevaardigden onder de invloed van Stalin en Kamenev, merkte Lenin op:
“Het manifest van de Sowjet van arbeidersafgevaardigden bevat geen enkel woord dat bezield is met klassebewustzijn. Het is allemaal gepraat! Gepraat, gevlei van het revolutionaire volk, is hetgene wat alle revoluties geruïneerd heeft. Het hele marxisme leert ons niet toe te geven aan revolutionaire frasen, vooral op een moment wanneer ze het meest in omloop zijn”
Works, deel 36, p. 439.
Wie bekritiseerde Lenin voor het toegeven aan de “revolutionaire frase”, kameraad Johnstone? Was dat Trotski, die toen zelfs niet in het land was? Neen, kameraad Johnstone, het waren Stalin en Kamenev, die “gestaalde bolsjevieken”, die toegewijde “leninisten”, die zo’n “belangrijke rol in de partij” speelden in 1917! Drie dagen voor deze bijeenkomst had Stalin zich uitgesproken ten gunste van het voorstel van de mensjevist Tseretelli (26) voor een fusie van bolsjevieken en mensjevieken. De reden die hij ervoor opgaf was dat aangezien beide partijen het eens waren over het standpunt van het Sowjet-manifest, er geen fundamentele principiële verschillen tussen de partijen waren! Hier zijdelings naar verwijzend, gaf Lenin een scherpe waarschuwing:
“Ik heb gehoord dat in Rusland een stroming bestaat die voor fusie is, voor eenheid met de defencisten. Dit is verraad aan het socialisme. Ik denk dat het beteris alleen te blijven, net als Liebknecht (27): 1 tegen 110”.
Works, deel 36, p. 443.
Daar hebben we het dan: “verraad aan het socialisme”… “misleiding van de massas”… “onzin”… “een beschamende bespotting”… “grove misleiding”… Dat is dan de taal die Lenin moest gebruiken om de bolsjevistische partij “te mobiliseren” voor de socialistische revolutie! Na Lenins uitvallen trok Stalin zich terug uit het publieke debat, zwaar in diskrediet gebracht door zijn sociaal-patriottische stellingname, en hij ging in stilte over naar de kant van Lenin; Kamenev en Zinoviev bleven bij hun oppositie tot Oktober, toen ze tegen de opstand stemden en er binnen en buiten de partij een campagne tegen voerden. Dat was de “belangrijke rol” die door deze “oude bolsjevieken” gespeeld werd, zo belangrijk dan Lenin aan de vooravond van de Oktober-revolutie woedend hun uitsluiting uit de partij eiste.
Monty Johnstone valt Trotski aan voor zijn verzoeningsgezindheid voor 1917, maar vergeet te vermelden dat Stalin en Co. zo duidelijk over de kwestie van verzoeningsgezindheid waren, dat ze enkele maanden voor de Oktoberrevolutie een fusie met de mensjevieken voorstelden, uitgerekend op het moment dat de verschillen tussen bolsjevisme en mensjevisme (d.w.z. revolutie en contrarevolutie) op de scherpste, meest onverzoenlijke manier gesteld moesten worden.
Nadat we dit punt gemaakt hebben, is het echter nodig eraan toe te voegen, dat ondanks al hun fouten de “oude bolsjevieken” echte revolutionairen waren. Ze maakten een fundamentele fout, die zonder het ingrijpen van Lenin en Trotski tot een ramp zou geleid hebben. Zonder de leiding van Lenin en Trotski zou de Russische Revolutie niet in 1917 hebben plaatsgevonden. Een arbeidersdictatuur of Komilov-reactie (28): dat is de manier waarop Lenin in ’17 de alternatieven stelde. Zonder de strijd, die met name door Lenin werd geleverd, met zijn immense persoonlijke autoriteit, zou de beweging ongetwijfeld zijn ondergegaan onder de gepantserde vuist van de reactie.
Ondanks hun zwakheden en aarzelingen, werden Kamenev en Zinoviev niet voor de rechtbank gebracht onder beschuldiging “agenten van het Duitse imperialisme” te zijn, werden ze niet gemarteld om valse bekentenissen af te leggen en niet terechtgesteld. In de tradities van het bolsjevisme, de tradities van verdraagzaamheid en gevoel voor verhoudingen, werden Kamenev en Zinoviev niet uitgesloten, maar zelfs gekozen in het Centraal Comité en het Politburo, de hoogste verantwoordelijke posities. Zelfs daarna handelden ze niet altijd foutloos en soms maakten ze rampzalige fouten. Maar zelfs de ergste fouten van de “oude bolsjevieken” kunnen niet gelijkgesteld worden aan het openlijke verraad aan de revolutie van de stalinistische bureaucratie en zijn geloofsverdedigers internationaal. De tradities van het stalinistische totalitarisme en die van het bolsjevisme-leninisme worden gescheiden door een zee van bloed.
Voetnoten
(12) De revolutie van 1905: een grote opstand tegen tsaar Nicolaas II, waarin naast delen van de liberale burgerij voor het eerst ook de arbeiders massaal in beweging kwamen. Op 22 januari 1905 (“bloedige zondag”) werd een vreedzame arbeidersbetoging kapotgeslagen door troepen van de tsaar. Algemene stakingen in alle industriesteden volgden. Voor het eerst werden Sowjets (raden) gevormd, oorspronkelijk ontstaan als stakerscomités. De sowjet van Petersburg werd geleid door Trotski. De revolutie werd uiteindelijk gebroken door een keiharde repressie enerzijds en de instelling van een soort “parlement” (de Doema) anderzijds.
(13) Dan, Fedor lllyitsj Goerwitsj (1 871-1 947): één van de mensjevistische leiders van het Centraal Uitvoerend Comité (CEC) van het Al-Russisch Congres van Volksafgevaardigden te Petersburg tussen februarie en oktober 1917. In ’22 als vijand van de sowjetstaat uitgewezen.
(14) De “onderschatting van de boeren” door Trotski is één van de klassieke kwakkels van de stalinistische vervalsingsschool, op niets gebaseerd, noch in de feiten, noch in theorie. Al in 1918 maakte dit deel uit van een roddel- en fluistercampagne die tegen hem werd gelanceerd door de bureaucratie, gesteund door de klasse van nieuwe rijke boeren (de koelakken). Trotski reageerde er al op in zijn “Nieuwe koers” (1923). Hij stelde dat de term “onderschatting” op zich geen theoretische of politieke waarde had; waar het over ging was de verhouding tussen boeren en arbeidersklasse. Trotski stelde op dat moment voor om op de arme en “middele” boeren te steunen tegen de rijke koelakken. Lenin stelde in een artikel in 1919: “Trotski verklaart dat de geruchten die lopen over meningsveschillen tussen hem en mij tegenover de kwestie van de boeren] de meest monsterachtige en onbeschaamde leugens zijn, verspreid door grootgrondbezitters, kapitalisten en hun hulpjes willens nillens. Ik sluit me volledig aan bij de verklaring van Trotski”
(15) Een andere bekende verdraaiing is de kwestie van de splitsing van de Russische sociaal-democraten over de kwestie van het centralisme. Deze mythe gaat terug op de 22ste zitting van het 3de partijcongres (1903) en meer bepaald de discussie over paragraaf 1 van de partijstatuten. Trotski steunde toen Martov in diens opvatting dat een lid niet tot een partij-organisatie hoeft te behoren, maar evengoed kan werken o.l.v. een partij-organisatie. Lenin ging hiertegen in. Dit debat en dat over de samenstelling van de redactie van het partijblad “lskra” waren feitelijk kleinere meningsverschillen die op dat moment voor scheuren zorgden, terwijl het werkelijk revolutionaire meningsverschil tussen mensjevieken en boisjevieken nog duidelijk moest blijken. Het is zo dat Trotski op bepaalde momenten problemen had met de “kadaverdiscipline” die hij Lenin verweet te willen invoeren, maar in 1917 gaf hij volmondig toe dat – zoals de geschiedenis bewees – Lenin de correcte opvatting over de organisatie van de partij had.
(16) Stolypin, PjotrArkadyvitsj (1862-1911): eerste minister van de tsaar na 1905 die de repressie leidde. De boeren kregen wat meer vrijheid in hun lokaal bestuur, maar hij gaf tevens het bevel tot willekeurige massa-executies. De 3de juni 1907 pleegde zijn regering een staatsgreep en de 2de Doema werd uiteen gejaagd. Een nieuwe kieswet verminderde het kleine aantal vertegenwoordigers van arbeiders en boeren nog en verhoogde dat van burgerij en grootgrondbezitters. Dit noemt men de “Stolypin-reactie” of het “3 juni-regime”. Een ander aspekt van zijn politiek was het verschaffen van grond aan 6 miljoen Russische boeren, om zo een konservatieve middenklasse te kreëren (de koelakken).
(17) De liquidatoren waren een mensjevistische stroming die na de nederlaag van 1905 de partij als illegale en revolutionaire organisatie wilden opdoeken en nog slechts open werk doen o.a. via een legale partijen coöperatieven. Ze boekten geen succes onder de arbeiders. Lenin voerde een heftige polemiek tegen de likwidatoren en ook tegen Trotski die illusies had in een mogelijke hereniging met hen. In 1912 werden de likwidatoren uit de partij gestoten. De stalinisten hebben er hun specialiteit van gemaakt zoveel mogelijk uit hun kontekst getrokken citaten uit deze pennestrijd te verzamelen (waarbij Lenin inderdaad soms zeer heftig tegen Trotski tekeergaat, zoals tegen iedere tegenstander in zijn polemieken) om aan te tonen hoelang beiden al verbeten tegenstanders waren. In deze kwestie gaf Trotski later volledig zijn ongelijk tegenover Lenin toe en deze laatste heeft vanaf 1917 ook nooit meer naar dit meningsverschil verwezen. In zijn “Testament” stelde hij zelfs uitdrukkelijk dat men Trotski zijn “a-bolsjevistische” (en niet “anti-bolsjevistische” zoals Ludo Martens bewust verkeerd vertaalt) houding niet mocht kwalijk nemen.
(18) Centrisme noemt men de stroming die ontstaat in prerevolutionaire omstandigheden, die de druk van de massa’s in de richting van de revolutie weerspiegelt (meestal slechts in woorden), maar anderzijds nog altijd elementen van het reformisme met zich meedraagt (wat meestal tot uiting komt in de daden). Het is steeds een in de tijd beperkte stroming die onvermijdelijk zal ontwikkelen, hetzij in de richting van een marxistische organisatie, hetzij in een terugval in de richting van het reformisme.
(19) Zinoviev, Grigory Yevseyevitsj (pseudoniem van Ovsel Gershon Aronov Radomyslsky, 1883-1936): bolsjeviek, werkte in de periode 1909-’17 nauw samen met Lenin in ballingschap. In oktober ’17 was hij samen met Kamenev (en de stilzwijgende en afwachtende Stalin, die als rasecht eklektikus eerst “de feiten” wilde zien) tegen de machtsovername en protesteerde er zelfs op voorhand tegen in de mensjevistische pers. Toch werd hij al vlug weer in de leiding opgenomen als voorzitter van de Peterburgse Sowjet, in de Derde (Communistische) Internationale en als lid van het Centraal Comité van de partij. Na de dood van Lenin vormde hij met Kamenev en Stalin de “troika” (driemanschap) tegen Trotski. Toen hij en Kamenev het gevaarvan Stalin’s bureaucratische machtsaccumulatie inzagen, sloten ze zich bij Trotski aan in de “verenigde oppositie”. In 1926 werd hij uit het Politburo geforceerd en in ’27 uit de partij gestoten, opnieuw toegelaten en opnieuw uitgestoten in ’32 en nogmaals in ’34. In ’35 werd hij gevangen genomen en in ’36 geëxecuteerd als “fascistische samenzweerder”.
Boecharin, Nikolay lvanovitsj (1888-1938): bolsjeviek sinds 1906, lid Centraal Comité in ’17, leidde in ’18 de oppositie van de “Links-Communisten” die zich verzetten tegen o.a. het terugtrekken van de SU uit WO 1. Hij publiceerde een aantal belangrijke werken zoals “ABC van het communisme” (samen met Yevgeny Preobrazhensky). In ’24 was hij tegenstander van een doorgedreven industrialisatie en collectivisatie en dus tegen de standpunten van de “Linkse Oppositie” van Trotski. Stalin allieerde zich met hem om deze kontroverse tegen zijn opponenten te gebruiken. Toen hij in ’28 de Linkse Oppositie (fysiek) had uitgeschakeld, nam hij echter hun standpunten i.v.m. industrie en landbouw (die hij voordien utopistisch had genoemd) grotendeels over en Bucharin’s opvattingen werden veroordeeld als “rechts deviationisme” (rechtse afwijkingen). In ’29 werd hij uit het Politburo en uit de Comintern (Derde Internationale) gezet, maar in 1934 in ere hersteld als hoofdredacteur van de officiële regeringskrant “lzvestia”. In ’36 schreef hij het grootste deel van de uitstekende, maar nooit toegepaste Sowjetgrondwet. In ’37 werd hij gearresteerd in in ’38 geëxekuteerd, o.a. wegens zogenaamde moordplannen op Lenin in 1919!
Kamenev, Lev Borisovitsj (1883-1936): werd bolsjeviek in 1903. Na de burgerlijke februarirevolutie van ’17 stond hij samen met Stalin aan het hoofd van de bolsjevieken die op dat moment in Rusland zelf aanwezig waren. Kamenev en Stalin steunden de Voorlopige (burgerlijke) Regering en de verderzetting van WO 1 en kregen daarvoor een zware uitbrander van Lenin toen deze in april ’17 Rusland binnenkwam en zijn “Aprilstellingen” uitbracht. In oktober was hij tegen de machtsovername. Toch werd hij in ’19 lid van het Politburo (Lenin bekritiseerde de fouten van kameraden wel krachtig, maar gaf ze altijd nieuwe kansen en vond het zeker niet nodig om ze te liquideren!). Na Lenins dood volgde hij dezelfde – bochtige weg als zijn beste vriend Zinoviev. In ’34 werd hij door Stalin beschuldigd van de moord op Sergey Kirov, het favoriete schoothondje van de Grote Leider. In ’36 werd hijn opnieuw veroordeeld en tenslotte doodgeschoten.
(20) Deutscher, Isaac: Engels historicus, die een biografie in 3 delen over Trotski schreef en één in 2 delen over Stalin. Hij heeft Trotski nog gekend en verdedigt min of meer zijn opvattingen, maar hem een “trotskist” noemen zoals o.a. Ludo Martens doet, is zwaar overdreven.
(21) Krassin, Leonid Borisovitsj (1870-1926): vooraanstaand bolsjeviek, in 1921 volkscommissaris van buitenlandse handel.
Bogdanov: oorspronkelijk bolsjeviek, was leidervan de boycotters tegen de 2de Doema, later mensjeviek.
(22) Gorky, Maxim (pseudoniem van Alexei Maximovitsj Peshkov, 1868-1 936): één van de grootste Russische schrijvers van deze eeuw. Tijdens WO 1 ging hij akkoord met de bolsjevieken, maar bekritiseerde Lenin in ’17. Vanaf ’19 werkte hij samen met de bolsjevieken in het helpen van verarmde schrijvers en dichters, o.a. via officiële vertaalopdrachten e.d. Onder Stalin werd hij onder zware druk gezet om als broodschrijver het regime te steunen, zo moest hij o.a. verschillende malen zijn memoires aanpassen. Om met zijn geweten in het reine te blijven vermeed hij meer en meer om over politieke thema’s te schrijven en bleef voortaan op het emotionele vlak. In ’36 kwam hij in duistere omstandigheden om het leven. Veiligheidsdienst-chef en professioneel stalinistisch gifmenger Yagoda werd er tijdens de showprocessen van Moskou van beschuldigd hem te hebben vergiftigd, samen met “trotskistische geneesheren”, maar had dit waarschijnlijk gewoon in opdracht van Stalin gedaan, die het daarna als voorwendsel kon gebruiken om ook zijn eigen spionnenchef uit te schakelen.
(23) Ordjonikidze, Grigory Konstantinovitsj (1886-1937): brutale stalinist, die wegens zijn voorliefde voor slaande argumenten op vraag van Lenin verschillende malen bijna uit de partij gezet werd. Onder leiding van Stalin bracht hij het socialisme met militaire middelen binnen in Georgië (“op de loop van het geweer”), waarop een woedende Lenin zware kritiek op hem en Stalin uitte, maar om de eenheid van de partij niet in gevaar te brengen niet tot uitsluitingen overging, In 1937 zou hij door Stalin tot zelfmoord zijn gedreven.
(24) Kadetten (Constitutioneel-Democraten): liberale burgerlijke partij, gesticht in 1905, domineerde de eerste Doema (1906), maar bleef daarna gestadig verzwakken, tot het in 1917 nog een onbeduidend partijtje was qua stemmenaantal. Eind 1917 werd de KDP illegaal verklaard omdat ze opriep tot steun voor de tsaristische generaals.
(25) De Kerensky-regeiring: Aleksandr Fyodorovitsj Kerensky (1881-1970) werd in 1905 lid van de partij van de “Narodniki” (ook wel “populisten” of “sociaal-revolutionairen” genoemd). De Narodniki waren een romantische pseudo-socialistische stroming geweest die in de jaren ’60 en ’70 van de l9de eeuw grote invloed had. Ze stonden voor de afschaffing van de alleenheerschappij en de verdeling van de grond en zagen de dorpsgemeenschap als “embryo van het socialisme”. In 1905 hergroepeerden ze zich in de partij van de sociaal-revolutionairen. In 1917 was dit aanvankelijk de grootste partij. In de burgerlijke regering onder vorst Lvov die in februari 1917 aan de macht kwam na het aftreden van de tsaar, werd Kerensky eerst minister van justitie, in mei minister van oorlog (en de dominante figuur in dit kabinet) in de regering Miljoekov en in juli zelf premier. Daarna verloor hij iedere effectieve macht en zijn regering bestond nog slechts bij de gratie van de Soviets en van de bolsjevieken. Na oktober ontvluchtte hij het land.
(26) Tseretelli, lraklii Georgevitsj (1882-1959): Georgisch mensjeviek en daar lange tijd de voornaamste tegenstander van Stalin. In Georgiê, een land met een nog zeer “achterlijke” sociale struktuur waren de mensjevieken dominant over de bolsjevieken (waarvan Stalin één van de leidinggevende kaders was). Na de februarirevolutie werd hij lid van het Centraal Uitvoerend Comité van de Peterburgse Sovjet en trad in mei toe tot de burgerlijke regering. Hij begon een zware hetze tegen de bolsjevieken waarbij hij opriep tot pogroms tegen hen. Na de oktoberrevolutie emigreerde hij naar het buitenland.
(27) Liebknecht, Karl (1871-1919): samen met Rosa Luxemburg de leider van de Duitse Spartakusbund.
(28) De Komilov-reactie: Lawr Georgievitsj Kornilov (1870-1918) was een tsaristisch generaal die onder de regering van Kerensky tot opperbevelhebber van het leger werd benoemd en op 25 augustus ’17 zijn leger naar Petrograd leidde om er een persoonlijke dictatuur te vestigen en het bolsjevistisch gevaarte onderdrukken. Kerensky wilde of durfde niet zo ver gaan en onder druk van de massa ontsloeg hij zijn opperbevelhebber, wat concreet natuurlijk niets aan de situatie veranderde. De bolsjevieken organiseerden dan zelf een massaal arbeidersleger dat de troepen van Komilov tegemoet ging en gemakelijk en bijna zonder bloedvergieten uiteenjoeg of deed overlopen naar het andere kamp. Hiermee vestigden zij in de ogen van de arbeidersklasse definitief hun aanzien en gezag, zodat de tijd voor de machtsovername steeds rijper werd. Komilov werd gearresteerd door de voorlopige regering maar slaagde er al vlug in te ontsnappen. Hij organiseerde daarop een witgardistisch “vrijwilligersleger”.