Felix Morrow (1943): “Italië: De eerste fase van de revolutie”

Felix Morrow was een voortrekker van de Amerikaanse marxistische revolutionairen van de Socialist Workers Party. Zijn boek over de Spaanse revolutie is een absolute klassieker. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij heel wat bijdragen over de ontwikkelingen en in de debatten die onder marxisten gevoerd werden. Het begin van revolutie in Italië in 1943 zag Morrow terecht als een belangrijk keerpunt.

De militaire catastrofe, een van de klassieke voorwaarden voor een revolutie, heeft de Italiaanse arbeidersklasse op de been gebracht na 21 jaar van vernedering onder fascistische onderdrukking. In die zin zijn de Italiaanse arbeiders in beweging gebracht door een externe gebeurtenis. Maar oorlogsnederlagen zijn een vuurproef voor een sociale orde en voor de houding van de massa’s tegenover die orde. Het fascisme beweerde zijn superioriteit vooral in de oorlog aan te tonen. Superioriteit wordt niet alleen bewezen in tijden van succes, maar ook in tegenspoed. Het beslissende element in oorlog, wanneer de strijdende machten ook maar enigszins vergelijkbaar zijn in gevechtskracht, is het moreel van de gewone soldaat; dit geldt vooral na aanvankelijke nederlagen. Zelfs verpletterende nederlagen zoals het Franse leger in de eerste week van de Blitzkrieg leed, hoefden geen definitieve nederlaag te betekenen. Nu, zei Trotski in die dagen, zal de kwestie van het Franse moreel doorslaggevend zijn. Het gebrek aan dat moreel was een voldoende aanklacht tegen de in ontbinding verkerende burgerlijke democratie van Frankrijk. De fascisten lieten toen niet na om het verband tussen de militaire ineenstorting en het karakter van de Franse maatschappij te onderstrepen. Nu is dat verband te zien in Italië waar de allereerste nederlagen in Noord-Afrika voldoende waren om zelfs de schijn van moreel te vernietigen.

De test van de oorlog heeft de superioriteit van de sociale orde die door de Oktoberrevolutie was gevestigd bewezen, en dit onder de ongunstige omstandigheden van het verstikkende regime van Stalin. De ineenstorting van het moreel van het “democratische” Franse leger en het fascistische Italiaanse leger is een indicatie van het gebrek aan innerlijke hulpbronnen van het kapitalisme, zowel in zijn democratische als fascistische vormen. Wat er in Italië gebeurt, is de spiegel van de toekomst van Hitlers leger.

De gebeurtenissen van de eerste week

We zouden de werkelijke loop van de gebeurtenissen niet begrijpen als we zouden aannemen dat het afzetten van Mussolini deel uitmaakte van een alomvattend plan van de heersende toppen van Italië. Integendeel, hun gedrag werd gekenmerkt door paniekerige improvisatie. Ongetwijfeld hadden ze overwogen om Mussolini in de toekomst overboord te gooien in het geval van een definitieve nederlaag, zowel om de onderhandelingen met de geallieerden te vergemakkelijken als een vorm van zoethoudertje voor de massa’s van Italië. Maar het is duidelijk dat het moment van ontslag plotseling kwam, als een negatieve reactie op een voorstel van Hitler en Mussolini voor de volgende militaire stappen (blijkbaar het opgeven van Zuid-Italië). Terwijl ze dit plan afwezen, waren de regerende toppen niet tot een eigen plan gekomen, noch voor verzet, noch voor capitulatie. Noch hadden ze een plan om het ontslag te gebruiken als een zoethoudertje voor de massa’s. Integendeel, ze stelden het voor als een simpele verandering van premiers en kabinetten: een laconieke aankondiging stelde dat “Zijne Excellentie Cavaliere Benito Mussolini” zijn “ontslag” had “aangeboden” en korte proclamaties van de Koning en Badoglio zeiden niets over Mussolini en het fascisme.

Toen dit nieuws zondag werd gevolgd door gigantische massademonstraties in Rome en de belangrijkste steden, die de hele nacht duurden, waarbij de vreugde over de val van Mussolini al gepaard ging met eisen voor vrede, kon Badoglio niets anders bedenken om maandag een manifest uit te geven dat volledig was gewijd aan gedetailleerde instructies voor het onderdrukken van de demonstraties. Het wordt gekenmerkt door de bepaling dat “het absoluut verboden is om in het openbaar bijeenkomsten te houden van meer dan drie personen.” Het is duidelijk dat degenen die zo’n bevel uitvaardigden er geen flauw benul van hadden dat het niet gehandhaafd zou kunnen worden; elke bestuurder weet dat een bevel dat met succes genegeerd wordt oneindig veel erger is dan zwijgen in het aangezicht van wanordelijkheden. Dinsdag en woensdag waren er massale demonstraties van arbeiders die de Internationale zongen en rode vlaggen droegen, stakingen, moorden op fascisten, bestormingen van fascistische hoofdkwartieren en huizen, bijeenkomsten van verboden politieke partijen en tenminste één aanval op een gevangenis (in Milaan) om politieke gevangenen vrij te laten. Pas na dit alles kwam woensdag de aankondiging van de ontbinding van de fascistische partij. Donderdag waren er demonstraties in Milaan en Turijn (tenminste) met borden die vrede eisten; en het eerste gemelde bevel aan demonstranten (in Milaan) om uiteen te gaan onder dreiging van soldaten gewapend met machinepistolen. Het bevel om te schieten werd nooit gegeven omdat “de demonstranten uit hun houding hadden laten blijken dat ze deze krachtmeting wilden.” Vrijdag bestormden duizenden arbeiders met succes de Cellari gevangenis in Milaan en lieten 200 politieke gevangenen vrij, omdat de soldaten weigerden het bevel op te volgen om op hen te schieten; en de beweging verspreidde zich naar Genua waar havenarbeiders onder rode vlaggen optrokken. Tegenover dit alles kon het regime van Badoglio alleen maar thuis blijven zitten en naar andere landen uitzenden dat de betogingen in het buitenland “volledig verkeerd begrepen” werden. 3Het zijn slechts uitingen van patriottisch enthousiasme, trouw aan het Huis van Savoye en vertrouwen in de nieuwe regering.” Dit is het gemompel van mensen die overweldigd zijn door de gebeurtenissen.

De klassenaard van het fascisme

Deze wankele planloosheid van de Italiaanse bourgeoisie beroofde haar van haar enige kans om het beeld van haar werkelijke relaties met het fascisme te verdoezelen. De koning en de legerhiërarchie hadden een paleisrevolutie kunnen organiseren om Mussolini “omver te werpen” en onmiddellijk een manifest kunnen uitvaardigen dat de fascistische partij buiten de wet stelde, politieke gevangenen vrijliet, anti-joodse wetten ongeldig maakte, politieke partijen en vakbonden, kranten, vergaderingen, enz. legaliseerde. Dit manoeuvre zou het voor Roosevelt en Churchill en zelfs de top van de arbeidersorganisaties mogelijk hebben gemaakt om het Italiaanse kapitalistische regime met enige schijn van plausibiliteit te steunen.

Maar zoals het in werkelijkheid is gegaan, hebben de omstandigheden van Mussolini’s vertrek de internationale arbeidersklasse een onweerlegbaar bewijs geleverd van de naakte kapitalistische aard van het fascisme. De overgang van fascisme naar “anti”-fascisme nam slechts de vorm aan van een kabinetswissel. Dat wil zeggen, een verandering binnen het bestaande kader van de staat. Volgens een wet die op 19 december 1928 werd aangenomen, lag de bevoegdheid om een nieuwe minister-president te benoemen exclusief bij de fascistische Grote Raad en keurde de Kroon alleen zijn keuze goed. Toch hoefde de Kroon deze wet niet eens te overtreden om Badoglio te benoemen; in plaats daarvan stemde de fascistische Grote Raad, met een overweldigende meerderheid, om de Koning te vragen de nieuwe regering te benoemen, d.w.z. stemde om zichzelf te ontbinden! Deze regeling werpt het meest heldere licht op het feit dat fascisme een instrument van het kapitalisme is, dat gebruikt of opgeheven kan worden als de belangen van de sociale orde van privé-eigendom dat vereisen. De democratische rechten die de massa’s voor zichzelf opeisen in de straten en fabrieken van Italië, en die de Italiaanse burgerij morgen formeel zal erkennen, worden gezien als de verworvenheid van de massa’s zelf.

Het afzetten van Mussolini geeft dus een definitief antwoord op het debat van meer dan twee decennia over de aard van het fascisme. Het is het antwoord dat Trotski de voorhoede van de arbeiders gedurende deze donkere jaren leerde: “Voor de monopolistische bourgeoisie vertegenwoordigen de parlementaire en fascistische regimes slechts verschillende middelen van heerschappij; zij neemt haar toevlucht tot het ene of het andere, afhankelijk van de historische omstandigheden.”

De echte geschiedenis van het fascisme

De loyaliteit van de klasse strekt zich uit over het hele slagveld: de Amerikaanse pers en radio besteden miljoenen woorden aan het vrijpleiten van het Italiaanse kapitalisme van de verantwoordelijkheid voor het fascisme, waarbij ze zich laten leiden door de verklaring van generaal Eisenhower op 29 juli dat “we het Huis van Savoye prijzen” voor het verdrijven van Mussolini. Laten we als voorbeeld het lange hoofdartikel in de New York Times van 1 augustus nemen en de twee belangrijkste vervalsingen van de geschiedenis van het Italiaanse fascisme onderzoeken.

1. Niet het kapitalisme maar de revolutie is de schuldige van het fascisme: “Vanuit een historisch perspectief vertegenwoordigt het een nationalistische contrarevolutie tegen de internationale revolutie van het communisme, en waar het communisme de kop opsteekt, duikt onvermijdelijk het fascisme op.”

Het is waar dat het Italiaanse proletariaat deel uitmaakte van de grote naoorlogse revolutionaire golf; de Socialistische Partij groeide van 50.000 leden in 1914 tot 216.000 in 1919, de vakbonden van 320.000 tot 2.250.000, en onder druk van de massa’s stemde de Socialistische Partij voor toetreding tot de Derde Internationale en namen vakbondsleiders deel aan het Congres van de Rode Internationale van Vakbonden. Boeren namen land in beslag en de arbeiders, met als hoogtepunt een reeks grote gevechten, bezetten de fabrieken in september 1920.

Wat was de situatie van de fascistische partij tijdens deze revolutionaire golf? Ze had nog geen massabasis. Mussolini durfde de hoofdkwartieren van de arbeiders nog niet aan te vallen. In dit stadium volgde de kleinburgerlijke massa de oprukkende arbeiders of sympathiseerde met hen en wachtte de transformatie van de maatschappij af. Kortom, fascisme was geen gevaar tijdens de stormachtige opkomst van de Italiaanse arbeidersbeweging.

Het waren niet de fascisten die de beweging deden ontsporen. Het was de reformistische leiding van de Socialistische Partij en de vakbonden. In plaats van door te gaan en de macht te grijpen, trokken ze terug, ontruimden de fabrieken in ruil voor papieren concessies en lieten de massa’s zonder hoop op een radicale verandering achter.

Alleen toen kon Mussolini massa’s mensen uit de kleinburgerij en lompen-proletariërs rekruteren die nog steeds een verandering wilden en misleid werden door het pseudo-socialisme van de fascisten. Er was geen gevaar meer voor een revolutie (de Communistische Partij was op dat moment pas opgericht), maar het grootkapitaal en de landeigenaren besloten juist de terugtrekking van de arbeidersbeweging aan te grijpen om deze volledig te vernietigen. Zij zorgden voor het geld, het leger voor de wapens en de kerkelijke hiërarchie steunde de samenwerking van de katholieke “Volkspartij” met de fascisten onder het motto “herstel van de openbare orde en onderdrukking van het socialisme”. In november 1920 kwam de eerste fascistische aanval (in Bologna) op de gedesoriënteerde, teleurgestelde en passieve arbeiders en twee jaar later de “mars” naar Rome.

Op het Vierde Wereldcongres van de Comintern in december 1922, nadat Mussolini premier was geworden, verwoordde Zinoviev de situatie kernachtig: “De reformisten verklaren dat ze de arbeiders het onnodige lijden van de revolutie willen besparen. Welnu, de revolutie heeft niet plaatsgevonden, maar veel arbeiders zijn er het slachtoffer van geworden.”

Ook in Duitsland waren de fascisten geen serieuze kracht tijdens de revolutionaire golf van 1918-1923; pas toen in 1929 de wereldcrisis uitbrak en de sociaaldemocratische en communistische partijen opnieuw de kans kregen om de massa’s te leiden om het kapitalisme omver te werpen en ze daarin faalden; pas toen wendden de kleinburgerlijke massa’s zich tot de nazi’s. Deze overgang wordt aangegeven door de stemmen voor de nazi’s: 809.000 in 1928 en 6.401.000 in september 1930.

Een van Trotski’s grootste bijdragen aan de marxistische theorie, in het allerlaatste artikel dat hij schreef, formuleert dit proces als een sociale wet: “Zowel theoretische analyse als de rijke historische ervaring van de laatste kwart eeuw hebben met evenveel kracht aangetoond dat het fascisme telkens de laatste schakel is van een specifieke politieke cyclus die uit het volgende bestaat: de ernstigste crisis van de kapitalistische maatschappij; de groei van de radicalisering van de arbeidersklasse; de groei van de sympathie voor de arbeidersklasse en het verlangen naar verandering van de kant van de landelijke en stedelijke kleinburgerij; de extreme verwarring van de grote bourgeoisie; haar laffe en verraderlijke manoeuvres gericht op het vermijden van de revolutionaire climax; de uitputting van het proletariaat, de groeiende verwarring en onverschilligheid; de verergering van de sociale crisis; de wanhoop van de kleinburgerij, haar verlangen naar verandering, de collectieve neurose van de kleinburgerij, haar bereidheid in wonderen te geloven; haar bereidheid tot gewelddadige maatregelen; de groeiende vijandigheid jegens het proletariaat dat haar [de kleinburgerij] verwachtingen heeft beschaamd. Dit zijn de voorwaarden voor de snelle vorming van een fascistische partij en haar overwinning.”

2. Na ten onrechte de revolutionaire golf de schuld te hebben gegeven van de overwinning van het fascisme, in plaats van de neergang ervan, gaat de Times verder met het toegeven van de fascistische connectie met Big Business – maar geeft dit alleen toe om de gedachte over te brengen dat de kapitalisten er spijt van zouden krijgen: “Maar hoewel het steun vond bij zowel het leger als Big Business als een middel om de revolutionaire beweging van de communisten te splijten, verklaarde het fascisme zichzelf al snel tot een wet op zichzelf en greep het de macht door middel van geweld dat werd uitgeoefend door bendes misdadigers die door de autoriteiten werden getolereerd. Het eindigde als een totalitaire partij die de hele staat overnam, een eenpartijstelsel instelde en het leger, de arbeiders en alle bedrijven onder controle kreeg.”

We kunnen slechts een paar van de opzettelijke falsificaties van de Times opnoemen. De bendes “grepen de macht niet” door geweld. De huidige koning benoemde Mussolini tot Eerste Minister, een stap waar de hoofden van de Bankvereniging en de Federatie van Industrie op aandrongen. Van 1922 tot 1926 regeerde Mussolini in een coalitie met de partijen van het grootkapitaal en in deze periode roeiden de bendes en de staat de arbeidersorganisaties uit. Terwijl hij in deze taak slaagde, ontdeed Mussolini zich ook van de plebejische massa van de fascistische partij die de uitvoering van zijn antikapitalistische beloften eiste. In 1923 werden tienduizenden fascisten die hadden deelgenomen aan de mars op Rome het land uitgezet; een tweede zuivering vond plaats in 1925-26; een derde in 1928 toen de federatie van fascistische ‘vakbonden’ werd ontbonden. De fascistische “actie-eskaders” werden in 1923 opgenomen in de staatsmilitie en het jaar daarop bemand met legerofficieren terwijl plebejische elementen werden uitgeroeid. De fascistische jeugdorganisatie, de Opera Balilla, verloor haar autonomie en werd een militaire organisatie die gecontroleerd werd door het leger en onder de regels van het leger viel. Op deze manier maakte Mussolini de fascistische beweging ondergeschikt aan de kapitalistische staat, en niet andersom zoals de Times beweert. Naarmate de jaren verstreken verloren de kleinburgerlijke massa’s hun illusies over wat het fascisme voor hen zou betekenen en haakten af. De oorspronkelijke plebejische elementen werden vervangen door de hogere klassen.

De aard van dit proces werd geformuleerd door Trotski in 1932: “Het bureaucratisch geworden fascisme komt heel dicht in de buurt van andere vormen van militaire- en politiedictaturen.” De dictatuur leunt steeds minder op de oorspronkelijke plebejische massa’s en steeds meer op de traditionele repressieve krachten van de kapitalistische staat, het leger en de politie, waarover het grootkapitaal nooit de controle heeft verloren.

Inderdaad, is dit feit niet duidelijk geworden door het ontslag van Mussolini? Zoals een hoofdartikel de dag erna in de conservatieve New York Sun van 26 juli het nogal indiscreet verwoordde: “Wie kan een dictator ontslaan? Geen zwakke koning. Niet een onbestaand parlement. Alleen een sterkere dictator kan het. Dus de geallieerde wereld zal zich vragen moeten stellen over degenen die de leiding over Italië hebben genomen.” De Sun en de “geallieerde wereld” lieten deze kritische vragen haastig vallen, want om ze te beantwoorden, moesten ze bekennen dat de “sterkere dictator”, het leger en de politie van de kapitalistische staat, altijd Mussolini’s meester waren.

De kapitalistische aard van het fascisme, keer op keer bewezen door Trotski, werd nooit toegegeven door de reformistische arbeidersleiders, noch zullen ze het nu toegeven ondanks het beslissende bewijs van de Italiaanse gebeurtenissen.

Men kan hun huidige “theorieën” over het fascisme het beste begrijpen in het licht van hun vroegere theorieën. Zowel de Italiaanse als de Duitse sociaaldemocratie en de liberalen deden het gevaar af als slechts een “naoorlogse psychose”. Op het gebied van emigratie deden ze er alles aan om het Europese proletariaat voor het gevaar te verblinden. Nitti schreef in 1926: “Elke fascistische onderneming in de landen die een hoge graad van economische beschaving hebben bereikt zou slechts een ijdel experiment zijn …. In Duitsland zijn de democratische partijen en de republiek stevig gevestigd.” Don Luigi Sturzo verzekerde de arbeiders in 1927 dat “een mars op Londen, Parijs of Berlijn” onmogelijk was. De Duitse sociaaldemocraten, bij monde van hun theoreticus Decker, verkondigden in 1929: “Het fascisme in zijn Italiaanse vorm komt overeen met de Italiaanse omstandigheden. De georganiseerde kracht en de hoogontwikkelde politieke opvoeding van de Duitse arbeidersklasse, evenals de relatieve zwakte van de niet-proletarische massa’s in Duitsland in vergelijking met Italië, maken een dergelijke brute verplettering van de democratie onmogelijk in ons land.” Stalins theoreticus Martynov herhaalde dezelfde theorie in juli 1929 op het tiende Plenum van de Comintern: “Fascisme van het zuivere type zal alleen onze grootste vijand zijn in achtergebleven en semi-agrarische landen.” Tegenstrijdig met deze theorie, maar er wel aan gekoppeld, was de stalinistische aanduiding van de Duitse regeringen vóór Hitler als “fascistisch” en van de sociaaldemocratie als “sociaal-fascistisch”.

Toen deze theorieën instortten, bedachten de sociaaldemocraten en stalinisten andere, maar even valse theorieën. Ze verenigden zich in het bepleiten van het Volksfront om de democratie te redden. Het redde het Franse kapitalisme van de revolutionaire golf van juni 1936, terwijl de afbraak van de Franse democratie doorging totdat de ‘democraat’ Reynaud de macht overdroeg aan Pétain. In Spanje maakte het Volksfront, dat de massa’s onderdrukte om het privé-eigendom te redden en medeplichtig was aan de “non-interventie” manoeuvres van Parijs en Londen, de overwinning van Franco mogelijk.

Nu rechtvaardigen de stalinisten, sociaaldemocraten en liberalen hun steun aan de oorlog als een “strijd tegen het fascisme”. Om dit te doen moeten ze het feit negeren dat dezelfde kapitalistische klasse, onder verschillende historische omstandigheden, kan regeren door middel van fascisme of door middel van democratische vormen. Dat toegeven zou hetzelfde zijn als toegeven dat democratie op geen enkele manier een rol speelt in het conflict tussen de imperialistische machten.

De volgende fase in Italië

De contrarevolutionaire gevolgen van deze reformistische theorieën over fascisme zullen snel zichtbaar worden in Italië (en in Duitsland). De contrarevolutie zal worden gevoerd onder de slogan “Weg met het fascisme.” De kapitalistische en reformistische definities van een fascist zullen zo geformuleerd worden dat de pijlers van het fascistische regime van de afgelopen 21 jaar – de monarchie, de kerk en de legerhiërarchieën – vrijgesproken worden en dat vooral de kapitalistische klasse vrijgesproken wordt. Alleen de revolutionaire marxistische partij zal de arbeiders en boeren oproepen om een einde te maken aan het kapitalistisch systeem dat het fascisme heeft voortgebracht en dat door het fascisme werd gediend en dat opnieuw zijn toevlucht zal nemen tot het fascisme.

De revolutionairen zullen de waarheid aan hun kant hebben, bevestigd door de levende ervaring van de Italiaanse en Duitse massa’s. Al in de eerste week na het ontslag van Mussolini hebben de Italiaanse massa’s laten zien dat ze hun wil om te strijden hebben hervonden en vastbesloten zijn om over hun eigen lot te beslissen op een manier die voor altijd een einde zal maken aan het fascisme en het kapitalisme. Desondanks kunnen de revolutionaire ontwikkelingen van de eerste week niet worden gezien als een indicatie van het ononderbroken tempo dat nog komen gaat. Er zijn nazi-legers in Italië, Amerikaans-Britse troepen staan op het punt binnen te vallen. Militaire bezetting zal onvermijdelijk het revolutionaire tempo vertragen. Maar daarna zal de bezetting een nieuwe bron van revolutionaire gisting worden, net zoals in het door de nazi’s bezette Europa. Een buitenlands juk is nog ondraaglijker dan een binnenlands juk. De politiek van regeren via de Italiaanse provinciale en lokale ambtenaren zal het ook niet verlichten. Zelfs in Sicilië, waar de massa’s niet in opstand zijn gekomen, meldt de New York Times van 2 augustus: “De echte anti-fascisten hier vinden dat niet zo leuk. Blijkbaar hadden ze verwacht dat de hele fascistische opzet zou worden weggevaagd, maar dat is onmogelijk en dat zal in heel Italië zo zijn.” De massa’s die fascistische functionarissen hebben vermoord, zullen AMGOT (Allied Military Government of Occupied Territories) zeker zien als een middel om de revolutie te verpletteren en het gehate ambtenarenapparaat te bestendigen. De Italiaanse massa’s zullen de bezetting onder ogen zien net nadat ze zijn opgestaan en hun eigen kracht voelen, in tegenstelling tot de ontmoedigde en apathische toestand van de arbeiders in Frankrijk op het moment dat de nazi’s binnenmarcheerden.

Aan het begin van de oorlog schreef Trotski het “Manifest van de Vierde Internationale over de imperialistische oorlog en de proletarische revolutie.” Vier jaar lang hebben we de imperialistische oorlog gehad. Nu begint de eerste fase van de proletarische revolutie, zoals de Italiaanse gebeurtenissen aantonen. Trotski werd door Stalin vermoord voordat hij zijn voorspelling kon zien uitkomen. Op de derde verjaardag van zijn dood kunnen we al zien dat zijn revolutionaire optimisme gebaseerd was op de meest wetenschappelijke analyse van de loop der gebeurtenissen.

F.M.

2 augustus 1943

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel