Over de Rif-oorlog 100 jaar geleden: een geschiedenis van koloniale barbarij en verzet
De koloniale oorlogen van Spanje en Frankrijk tegen de opstandelingen van de Rif in Marokko zijn goed gedocumenteerd. Het zijn historische feiten die aanwezig zijn in het collectieve bewustzijn van de volkeren van Noord-Afrika, alsook in dat van de vermelde imperialistische landen. Het is echter een veel minder bekend verhaal in onder meer Duitsland, waar het gifgas werd vervaardigd dat in de jaren twintig tienduizenden burgers in Marokko doodde. Dit chemische wapen werd gebruikt door het Spaanse leger onder Generaal Franco. Bijna tien jaar later zou hij dezelfde wreedheid ‘aan het thuisfront’ loslaten op de arbeiders van Spanje.
Aan het einde van de 19e eeuw verdeelden de koloniale mogendheden de wereld onder elkaar. Frankrijk was de op één na grootste koloniale macht in de wereld. Terzelfder tijd was Spanje, eens de grootste koloniale macht, na al zijn koloniën in Amerika en op de Filippijnen te hebben verloren, een schim van zijn vroegere zelf. Maar de Spaanse monarchie en burgerij waren des te vastberadener om hun koloniale bezittingen veilig te stellen en uit te breiden. Het huidige Marokko was verdeeld in ‘invloedszones’: Frankrijk kreeg het zuiden en Spanje het noorden, bewoond door Kabylische stammen. Toen in Marokko grondstoffen werden ontdekt, haastten verschillende mogendheden zich om hun rechten te doen gelden. De inwoners, voornamelijk boeren en herders, werden met geweld verdreven. In 1904-06 en opnieuw in 1911 brak er bijna een oorlog uit tussen Duitsland en Frankrijk.
Om hun doelen te bereiken vertrouwden de koloniale machten op de oude feodale elites en enkele corrupte stamhoofden. De Sultan werkte samen met de koloniale machten, die de boeren en landarbeiders ondergeschikt hielden. Het verzet van de stammen was echter bijzonder sterk in het noorden in het Atlasgebergte. Spanje voerde daar tweemaal oorlog tegen de 39 Rif-stammen. De eerste Rif-oorlog in 1893 eindigde in een vredesverdrag. De oorlog van Melilla in 1909 (Tweede Rifoorlog) eindigde in een pijnlijke en vernederende nederlaag voor de Spaanse troepen. Terwijl de Spaanse kapitalistische klasse en het leger hun invloed over deze buitenlandse gebieden wilden veiligstellen, verzetten de Spaanse arbeiders zich tegen deze oorlog met stakingen en betogingen. Zij wilden niet gestuurd worden om de belangen van de rijken te verdedigen!(1) De ruzies van de grote mogendheden over Marokko eindigden in 1912 met de verdeling van het land. Duitsland gaf de directe controle op in ruil voor territoriale concessies in Centraal-Afrika. Ondanks de nederlaag van 1909 was de Spaanse staat in staat de Spaans-Marokkaanse regio, die in 1912 officieel tot kolonie werd uitgeroepen, met een massale militaire aanwezigheid te beveiligen.
Oprichting van de Rif-republiek
De Spaanse koloniale overheersing in Marokko was uiterst wreed. De Spaanse schrijver Arturo Barea beschreef het Rifgebied als een “mengeling van een slagveld, bordeel en taverne”. Het verzet van de stammen, die guerrillatactieken gebruikten, werd door het Spaanse leger met harde hand onderdrukt. Als afschrikmiddel werden gevangen genomen rebellen vermoord en bruut verminkt. Op foto’s voor hun familie poseerden leden van het koloniale leger met afgehakte hoofden als macabere trofeeën. Onder de generaals die de Riffijnen met deze terroristische maatregelen bestreden, bevonden zich de toekomstige militaire dictators Primo de Rivera en Francisco Franco.
Eén van de rebellenleiders die de confrontatie met de koloniale macht aanging, was Mohammed Abdelkrim. Afkomstig uit een eerder bescheiden milieu, geloofde hij aanvankelijk in samenwerking met Spanje om het land te moderniseren. Hij studeerde in Madrid, maar sloot zich aan bij het antikoloniale verzet tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij bleek consequenter te zijn dan andere leiders van de Kabylische stammen en vanaf 1920 ontstond er rond hem een opstand tegen het Spaanse kolonialisme. Als rebellenleider riep Abdelkrim de onafhankelijkheid uit van een deel van de regio.
Vanaf 1921 begon de Spaanse staat een oorlog tegen het onafhankelijke Rif-gebied. Deze derde Rif-oorlog was de langste en bloedigste van allemaal. In feite was dit Rif-gebied de eerste onafhankelijke republiek in Noord-Afrika en de Arabische wereld die uit een antikoloniale opstand ontstond. Albdelkrim was geen socialist, maar beschouwde zichzelf als een ‘nationale revolutionaire’ in de zin van Mustafa Kemal. De Rif-republiek voerde progressieve hervormingen door, verbeterde de rechten van de vrouw, verzekerde het recht op gratis onderwijs en beperkte de invloed van feodale stamhoofden. Tegelijkertijd oriënteerde hij de wet in de richting van een gematigde interpretatie van de sharia en propageerde hij een ‘jihad’ tegen de koloniale machten. Abdelkrim was een democratisch burgerlijk leider in een land waar er nauwelijks sprake was van een burgerij als zodanig. Veel conservatieve stamhoofden wezen hem af vanwege zijn nederige afkomst en wat zij beschouwden als zijn progressieve ideeën. Sommige van deze stamhoofden traden in dienst van het koloniale leger.
Er moet opgemerkt worden dat de Rif-republiek door geen enkel land ter wereld werd erkend, behalve door de Sovjet-Unie, waarvan de regering openlijk haar steun betuigde. Helaas was het voor de Sovjet-Unie onmogelijk om de jonge staat financiële of zelfs militaire hulp te bieden.
De Volkenbond, de organisatie die aan de VN voorafging en die door Lenin werd omschreven als een imperialistisch “hol van dieven” en een “praatbarak”, beschouwde de oprichting van de Rif-republiek als een aanval op de “legitieme rechten” van de koloniale mogendheden. Alle koloniale mogendheden waren het erover eens dat de Rif-republiek bestreden moest worden. Maar het leger van Abdelkrim bracht het Spaanse leger in de slag bij Anoual in 1921 een verpletterende nederlaag toe. Spanje verloor ongeveer 10.000 soldaten. Dit zette de Spaanse heersende klasse alleen maar aan tot nog meer wreedheid. Opnieuw verzetten de Spaanse arbeiders zich tegen de oorlog door middel van massabetogingen en stakingen. In 1925 kwam Frankrijk in de oorlog aan de zijde van Spanje. De Rif-republiek was nu blootgesteld aan een oorlog op twee fronten tegen twee goed bewapende legers. Pan-Arabische groeperingen en de Franse Communistische Partij toonden zich solidair en zamelden geld in voor de Rif-republiek. De oorlog kreeg veel aandacht, vooral in de communistische pers. In de Communistische Internationale van het midden van de jaren twintig bestond grote hoop dat de Rif-oorlog een golf van anti-koloniale revoluties in Noord-Afrika en de Arabische wereld op gang zou brengen. Maar de steun aan de strijdkrachten was voornamelijk moreel en propagandistisch van aard : oproepen tot donaties brachten niet genoeg op om de geconcentreerde militaire macht van de koloniale mogendheden tegen te gaan. Voor het burgerlijk establishment en de westerse pers waren de volgelingen van Abdelkrim niets anders dan “misdadigers”.
Imperialistische oorlogsmisdaden
De Spaanse staat nam al snel zijn toevlucht tot een massale terreuroorlog tegen de burgerbevolking van de kleine Rif-republiek (die slechts 150.000 inwoners telde). Het Spaanse leger kocht mosterdgas en fosgeen van de firma Hugo Stolzenberg in Hamburg. Deze chemische strijdmiddelen werden ten minste vanaf 1923 systematisch gebruikt. Vanaf 1924 werd de burgerbevolking zonder onderscheid doelwit van chemische luchtaanvallen. Hierbij vielen ongeveer 10.000 directe doden, voornamelijk onder niet-strijders. Velen stierven pas na maanden van doodsangst. Tot het einde van de oorlog werden ongeveer 10.000 containers (meer dan 500 ton) gifgas op de regio gedropt. Na bijna een eeuw veroorzaken deze wapens nog steeds ziektes. Het kankerpercentage in de getroffen gebieden ligt een pak hoger dan elders in het land. (2)
In 1921, na de ramp in Anoual, schreef de Spaanse Hoge Commissaris in Marokko, Dámaso Berenguer Fusté, in een telegram aan de Minister van Oorlog dat hij “met veel genoegen gifgas tegen de inheemse volkeren had gebruikt.” (El Mundo, 18 maart 2001). Tegelijkertijd viel de hoge officier van de Britse luchtmacht Sir Arthur Travers Harris, alias ‘Bomber Harris’, ook de burgerbevolking aan, met name in Irak. Ook hier werd willekeurige terreur vanuit de lucht ingezet tegen antikoloniale opstanden. In 1930 rechtvaardigde Harris zichzelf door te zeggen dat “het enige wat de Arabier begrijpt de harde hand is.” Het is geen verrassing dat Britse en Franse diplomaten even sympathiek stonden tegenover Spanje, dat met de hulp van Duitse gifgasfabrikanten internationaal verboden wapens in Marokko gebruikte en daarbij de voorschriften van het Verdrag van Versailles omzeilde. De vertegenwoordiger van Spanje in Genève beschreef de actie tegen de Rif-republiek als een “verdediging van de vrede” en van de naoorlogse Europese orde. Hij kreeg zelfs de goedkeuring van de winnaars van de Eerste Wereldoorlog, Frankrijk en Groot-Brittannië. Dit was ook de mening van de zogenaamde ‘democratische’ koloniale mogendheden, de steunpilaren van de Volkenbond!
Na zes jaar van hevig verzet moest de Rif-republiek toegeven aan de geconcentreerde terreur van het Spaanse en Franse imperialisme. Abdelkrim moest in ballingschap gaan. De Franse regering toonde de gevangene als een trofee in het journaal. Dit vergrootte het prestige van Abdelkrim in Arabische en Afrikaanse landen, waar hij ondanks zijn nederlaag lange tijd werd beschouwd als een symbool van antikoloniaal verzet. Hij stierf in 1963 en werd plechtig begraven in Caïro.
De moordenaars richtten ook vernielingen aan in Europa
Het extreme geweld dat de koloniale machten, ook de zogenaamde ‘democratische’ onder hen, de ‘inboorlingen’ aandeden, bleef niet beperkt tot de kolonies. Het werd later teruggebracht naar het ‘thuisfront’ van het Spaanse ‘vaderland’ en vond uitdrukking in de burgeroorlog en in de klassenstrijd. De koloniale strijder van 1893, Primo der Rivera, werd in 1923 dictator van de Spaanse staat. Hij onderdrukte de Spaanse arbeidersbeweging en probeerde de Catalaanse cultuur uit te roeien. In 1934 werd de koloniale generaal Francisco Franco door de republikeinse regering uitgestuurd om de mijnwerkersopstand in Asturië militair neer te slaan. Hij liet er marxistische en anarcho-syndicalistische arbeiders afslachten, zoals hij in het verleden had gedaan met de Kabyles van het Rif. Het koloniale leger in Marokko was één van de steunpilaren van de nationalistische staatsgreep van juli 1936, die de aanzet gaf tot de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). Tegen de Spaanse arbeidersklasse zette Franco bij voorkeur buitenlandse huurlingen in, moslims uit Marokko. Sommigen van hen behoorden tot de Kabyle-stammen die aan de zijde van de koloniale macht tegen de Rif-republiek hadden gevochten. Anderen waren echter kinderen van ongeletterde boeren of herders uit de rebellengebieden. Dit was hun kans om wraak te nemen op de ‘Spanjaarden’ voor de wreedheden begaan door hun koloniale leger. In een verraderlijke ironie was het ditzelfde koloniale leger dat hen op een veldtocht stuurde tegen de Spaanse arbeidersklasse. Tijdens de Spaanse burgeroorlog werd de taak van de fascisten onnodig gemakkelijk gemaakt door de Spaanse Volksfrontregering. Deze regering bestond uit de ‘progressieve’ burgerij, Catalaanse nationalisten, sociaaldemocraten en stalinisten. Ze weigerde de onafhankelijkheid van Marokko uit te roepen om de westerse ‘democratieën’, met name Frankrijk en Engeland, niet tegen zich in het harnas te jagen. Bovendien namen zij in hun propaganda soms hun toevlucht tot racistische vooroordelen tegen Franco’s Marokkaanse troepen, de ‘Moros’ (‘Moren’).
Frankrijks centrale bevelhebber in de koloniale strijd van de Rif-oorlog zou nadien opnieuw opduiken. Het ging om maarschalk Pétain, een ‘oorlogsheld’ uit de Eerste Wereldoorlog die de troepen leidde tegen Abdelkrim en in 1940 hoofd werd van de Vichy-regering die collaboreerde met nazi-Duitsland. Het hield Emmanual Macron niet tegen om Pétain te eren. (3)
De troepen die naar de kolonies gestuurd werden, internaliseerden de mentaliteit van het ‘superieure ras’ en een brutale opstelling in hun strijd tegen de ‘kleurlingen’. Thuis werd hun militaire kennis gericht tegen de ‘interne vijand’, tegen opstand, tegen de georganiseerde arbeidersklasse. Dit was ook het geval in Duitsland, waar een aanzienlijk deel van de troepen van de Freikorpser en de Reichswehr voormalige koloniale strijders waren. Van 1918 tot 1923 vermoordden deze huurlingen Duitse arbeiders in opdracht van de ‘helden van de democratie’ en SPD-toplui als Ebert en Noske. Een treffend voorbeeld was generaal Georg Maercker, die zich kon beroepen op zijn ervaring in Tanzania en Namibië (“Duits Zuid-Oost-Afrika” en “Duits Zuid-West-Afrika”). Vanaf 1919 bleek hij een geduchte ‘veroveraar van steden’ te zijn, die het opnam tegen revolutionaire arbeiders in Berlijn, Saksen, Braunschweig, Erfurt, Weimar, Gotha, Eisenach, Halle, Helmstedt, Leipzig en Maagdenburg. Zoals veel van zijn collega’s zag hij deze activiteit als een logische voortzetting van zijn vroegere werk…
Hetzelfde systeem dat uitbuiting en geweld in de kolonies verdedigde, trof ook de Europese arbeidersklasse – de daders van deze misdaden waren vaak dezelfde.
Voetnoten
- Onder meer met de ‘Tragische Week’ in Barcelona in 1909. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Tragische_week
- TAZ.de, 26 januari 2002. Zie: https://taz.de/!1128814/
- Der Spiegel, 7 november 2018