Kansen en gevaren in het “tijdperk van wanorde”

Document wereldperspectieven van International Socialist Alternative. Het gaat om een erg uitgebreide tekst die gemakkelijker leest als pdf of in uitgeprinte versie. Download hier de pdf-versie. 

Inleiding

Er zijn bijna vier maanden verstreken sinds de eerste versie van dit document ‘Kansen en gevaren in het tijdperk van wanorde’ werd opgesteld. In deze periode van snelle veranderingen is dat een zeer lange tijd. Als gevolg daarvan hebben zich een aantal cruciale ontwikkelingen voorgedaan die in dit document niet aan bod komen. We zijn echter van mening dat de belangrijkste tendensen die erin worden gesignaleerd, in het algemeen zijn bevestigd en versterkt.

Zoals in dit document wordt opgemerkt, “zal de massale polarisatie doorgaan en daarmee ook de verdere verzwakking van de burgerlijke instellingen.” Het jaar 2021 was nauwelijks begonnen toen mensen over de hele wereld verbijsterd toekeken hoe duizenden aanhangers van Trump en extreemrechts het Capitool in Washington DC bestormden – het hoogtepunt van Trump’s demagogische, maandenlange campagne over het verhaal van “gestolen verkiezingen”. Deze gebeurtenissen ontheiligden een onaantastbaar instituut van het Amerikaanse kapitalisme. Dat konden de dominante delen van de heersende klasse in de VS, die Trump vier jaar lang hadden getolereerd, niet verkroppen vanwege de destabiliserende effecten. De belegering van het Capitool leidde tot een zekere verscherping van de staat tegenover extreemrechts extremisme om de ontwikkelingen weer onder controle te krijgen, en het leidde tot Trump’ tweede impeachment-proces in de Senaat.

Terwijl deze gebeurtenissen de interne conflicten binnen de Republikeinse Partij verscherpten, toonden ze ook de relatieve veerkracht van de kern van de electorale basis van Trump. Veel Republikeinse verkozenen vervreemden zich niet graag van die basis. In die zin zullen noch het verval van de burgerlijke democratie in de VS noch het gevaar van een meer assertieve rechts-populistische en extreemrechtse beweging – zoals aangetoond met de gebeurtenissen van 6 januari – fundamenteel worden omgekeerd door de komst van Biden in het Witte Huis.

Ongetwijfeld is de nieuwe regering-Biden van plan “een streep in het zand te zetten” na Trump’s laatste vier jaar in functie, door een nieuw beeld van verandering te projecteren. Vooral op het binnenlandse front dwingt de diepte van de economische en gezondheidscrisis, die Biden heeft geërfd, hem om meer te doen dan alleen de façade. Het nieuwe Amerikaanse reddingsplan van 1,9 biljoen dollar, helikoptergeld, investeringen in de openbare gezondheidszorg en hulp aan lokale overheden, bevestigt een verschuiving in het economisch beleid van de heersende klasse in de VS, weg van het neoliberale draaiboek. Bovendien spreekt de regering-Biden ook over het uitgeven van $ 2 triljoen aan infrastructuur en het creëren van jobs en betalingen van $ 300 per maand per kind om de armoede onder kinderen, die 21% bedraagt, te bestrijden. In het 2019 Global Competitiveness Report van het Wereld Economisch Forum staat de VS 13e inzake infrastructuurkwaliteit. Biden waarschuwde dat China “onze lunch zal opeten” als Amerika zijn infrastructuuruitgaven niet “opvoert”. Na zijn eerste telefoongesprek met Xi Jinping zei hij aan Amerikaanse senatoren: “Ze investeren miljarden dollars in een hele reeks zaken die te maken hebben met vervoer, het milieu en een hele reeks andere dingen. We moeten gewoon een tandje bijsteken.”

Deze maatregelen kunnen en zullen zeker wat ademruimte geven aan de nieuwe regering-Biden regering, maar zullen de onderliggende, structurele tegenstellingen in het hart van de crisis niet wegnemen. Ze geven echter wel aan dat de massale stimuleringsmaatregelen en de toegenomen staatsinterventies het afgelopen jaar een eigen dynamiek hebben aangenomen, en niet snel of gemakkelijk zullen worden afgewikkeld hoewel de duurzaamheid en betaalbaarheid van deze maatregelen, die op internationale schaal worden uitgevoerd schaal, van land tot land sterk verschillen. Over het algemeen begrijpen de dominante vleugels van de burgerij dat de verwoestingen van de wereldwijde depressie van vorig jaar betekenen dat belangrijke delen van de economie nog steeds aan de beademing liggen, en dat nu de stekker eruit trekken de patiënt zou kunnen doden. Dit zou bovendien de reeds hoge niveaus van politieke en sociale instabiliteit nog versterken. Daarom zijn wij het eens met de Wall Street Journal toen deze onlangs opmerkte: “In de nasleep van de Covid crisis kunnen we wel eens veel meer overheidsinterventies zien.”

Aangezien de wereldeconomie vorig jaar de grootste en breedste inzinking in haar geschiedenis heeft gekend, die 93% van de landen heeft getroffen, is het waarschijnlijk dat veel landen in 2021 één of andere vorm van economisch herstel zullen meemaken. Maar dit zal duidelijk geen terugkeer naar de vroegere productieniveaus of stabiele groei betekenen, en verschillende factoren kunnen een nieuwe wereldwijde neergang of meer gelokaliseerde recessieterugvallen uitlokken, onder het gewicht van nieuwe Covid-19-oplevingen en beperkingen – zoals steeds waarschijnlijker lijkt in de eurozone – of teweeggebracht door een nieuwe financiële crisis – waarvan de dreiging, zoals reeds in ons document is uiteengezet, nog niet is verdwenen. De scenario’s voor de wereldeconomie zullen in niet geringe mate worden beïnvloed door de mate van doeltreffendheid van de vaccinatie tegen Covid op wereldschaal.

De aanvankelijke opleving van optimisme onder de burgerij in deze kwestie afgelopen herfst heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een meer nuchtere kijk, nu de complicaties, tegenstrijdigheden en chaos van de uitrol van de vaccins op dramatische wijze aan het licht zijn gekomen. De anarchie van de markt, de groeiende kloof tussen de armere en de rijkere landen, het winstbejag van de farmaceutische bedrijven, het concurrerende prestige en de belangen van de nationale heersende klassen, alles staat een snel, globaal en doeltreffend antwoord in de weg. Volgens de WHO hadden op 10 februari ongeveer 130 landen – waar ongeveer 2,5 miljard mensen wonen – nog geen enkele dosis vaccin toegediend gekregen. Maar zelfs in de EU-landen heeft tot dusver slechts 4% van de bevolking ten minste één dosis ontvangen. Uit een berekening van Bloomberg blijkt dat bij het huidige tempo van vaccinatie de wereld zeven jaar nodig zou hebben om groepsimmuniteit te bereiken.

Deze traagheid en het gebrek aan capaciteit voor de productie en distributie van vaccins dat veel landen in de neokoloniale wereld hebben, bieden meer ruimte voor de verspreiding van nieuwe, potentieel schadelijker en vaccinresistente varianten van de ziekte. Dit kan zelfs in de meest geavanceerde landen de reeds ondernomen inspanningen nog steeds in gevaar brengen en zou ironisch genoeg kunnen bijdragen tot een verdieping van de geopolitieke fragmentatie en de tendens tot deglobalisering.

De chaos en inefficiëntie die kenmerkend zijn voor de wereldwijde uitrol van vaccins is van groot politiek belang. Net als tijdens de eerste golf, toen er een tekort was aan persoonlijke beschermingsmiddelen, beademingsapparatuur, tests, enz., werpt de vaccinatiecrisis van het kapitalisme een licht op de beperkingen die het kapitalisme oplegt aan de productie en distributie van de meest noodzakelijke goederen. Van bijzonder belang is het fenomeen van “vaccin-nationalisme”, dat al heeft geleid tot verhitte botsingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, waardoor de Brexit-overeenkomst al dagen na het sluiten ervan op losse schroeven dreigde te komen staan. De haast van de nationale heersende klassen om eerst ‘hun eigen’ mensen in te enten, ingegeven door een wanhoop om de winstmachine weer op gang te brengen en de rivalen economisch voor te blijven, is één van de grootste bedreigingen voor de strijd tegen Covid, die een programma van internationale aanpak en inenting vereist.

Zelfs indien de pandemie van Covid-19 onder controle geraakt, is deze pandemie in ieder geval een reality check geweest van de omvang en de steeds snellere gevolgen van de voortdurende milieucatastrofe die door de kapitalistische productiewijze wordt veroorzaakt. Milieuonderzoeker John Vidal, die heeft gesproken met wetenschappelijke en medische deskundigen uit de hele wereld, waarschuwde onlangs dat, uitgaande van de voortdurende vernietiging van de natuurlijke habitat van dieren, het ergste nog moet komen op het gebied van virale bedreigingen, en drong erop aan zich voor te bereiden op een pandemie die erger is dan Covid “op de schaal van de Zwarte Dood”, die “de wereld binnen enkele weken zou kunnen treffen.” Alleen al het feit dat dergelijke scenario’s aannemelijk zijn en binnen de wetenschappelijke gemeenschap worden besproken, geeft een idee van de mate van barbaarsheid als het kapitalistische systeem standhoudt.

Het conflict tussen de VS en China zal zeker toenemen

Biden heeft zijn buitenlands beleid voorgesteld als radicaal verschillend met dat van Donald Trump. Zoals we in het document al aangaven, wijzen de eerste tekenen erop dat een koudere relatie met het Saudische regime in het verschiet ligt, en dat hij “iets” zal moeten doen met zijn beloften in de campagne om een einde te maken aan de oorlog in Jemen – een oorlog die mede door Obama’s regering tot stand kwam. De voorwaarden om de Iraanse nucleaire overeenkomst nieuw leven in te blazen, blijken een politiek mijnenveld te zijn, en de Iraanse president Rouhani – die een versoepeling van de sancties heeft geëist alvorens naar de onderhandelingstafel terug te keren – is deze zomer einde termijn.

De afgelopen weken hebben ook de illusies in rook doen opgaan dat een Democratische regering een kwalitatieve reset in de betrekkingen tussen de VS en China zou aankondigen. “President Trump had gelijk met zijn hardere aanpak van China,” zei minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken tijdens zijn eerste hoorzitting. Er komt geen beleid met één snelheid en een rechte weg, maar de grote inter-imperialistische confrontatie zal niet verdwijnen, maar wellicht net verscherpen. Biden heeft “extreme concurrentie” met China beloofd te midden van toenemende wapengekletter in de Zuid-Chinese Zee, en een toenemend conflict omtrent nieuwe technologie, waarbij heel wat landen meegesleurd worden.

Onlangs zijn verscheidene handelsovereenkomsten ondertekend, maar over de details daarvan moet nog worden onderhandeld – zoals het geval is met de overeenkomst tussen de EU en China, die in 2020 is ondertekend maar niet vóór 2022 zal worden afgerond, als dat al ooit zal gebeuren, en die nog door het Europees Parlement moet worden geratificeerd. Bovendien kunnen deze handelsovereenkomsten de context van de steeds polariserender Koude Oorlog waarin zij plaatsvinden, niet verhullen. Dit wordt geïllustreerd door het geschil tussen Australië en China, dat vrijwel onmiddellijk na de ondertekening van de RECP-overeenkomst in het gebied van Azië en de Stille Oceaan tot een nieuw hoogtepunt is gekomen. Intussen zal het ‘mensenrechten-verhaal’ van Bidens diplomatie oppervlakkig lijken naarmate zijn regering tracht de allianties met regionale Chinese rivalen te versterken, met in de eerste plaats het regime van Narendra Modi in India – waarvan het steeds antidemocratischer karakter onder meer blijkt uit zijn gewelddadige pogingen om de aanhangers van de heroïsche, maandenlange en wijdverspreide boerenopstand die zijn bewind aan het wankelen bracht, hard aan te pakken.

Het Chinese regime, dat zich zowel op het binnenlandse als het buitenlandse front sterk wil maken, heeft zijn hardhandig optreden in Hongkong geïntensiveerd. In januari heeft de CCP de grootste zuivering van oppositieleden doorgevoerd sinds zij de nationale veiligheidswet aan de stad oplegde, en vakbonden werden compleet aan banden gelegd. Zoals we in het document opmerkten, moet ISA in deze periode “kritisch en opnieuw de nadruk leggen op democratische eisen.” Dit kreeg een nieuwe en bijzonder actuele uitdrukking met de militaire staatsgreep in Myanmar op 1 februari. Maar het geldt ook voor de keerzijde van de stelling: het feit dat de terugkeer van de kapitalistische klassen naar meer autoritaire vormen van heerschappij “niet zal gebeuren zonder serieuze tegenstribbelingen.” De generaals hebben “een nieuwe revolutionaire dynamiek op gang gebracht in een tijd van intense sociale en economische beroering,” zoals een artikel in de Financial Times het treffend omschreef, met honderdduizenden jongeren en arbeiders die dagenlang de straat opgingen om zich te verzetten tegen de staatsgreep in een campagne van massale burgerlijke ongehoorzaamheid. Van het grootste belang is het feit dat de arbeidersklasse als een onafhankelijke kracht de straat is opgegaan in een groeiende golf van stakingsacties waarbij artsen, leraren, spoorwegpersoneel, ambtenaren, luchtverkeersleiders, bankbedienden, kopermijnwerkers… betrokken waren. Veelbetekenend is dat sommige politieagenten zich hebben laten beïnvloeden door deze groeiende beweging en openlijk hun solidariteit hebben betuigd met de massa’s op straat. In Haïti hebben duizenden mensen begin februari door de straten betoogd onder de slogan “Weg met de dictatuur!”, omdat de zwaar corrupte president Jovenel Moïse zich vastklampt aan de macht, al meer dan een jaar per decreet regeert en onlangs een vermeend complot voor een staatsgreep gebruikte als dekmantel om de oppositie hard aan te pakken en zijn despotische bewind te consolideren.

Ongetwijfeld hebben de arbeidersklasse en de jongeren het tempo van de strijd over de hele wereld opgevoerd, met nieuwe opstanden die bijna dagelijks de krantenkoppen halen. Het is veelbetekenend dat in het recente rapport van het Wereld Economisch Forum “desillusie onder jongeren” als één van de belangrijkste wereldwijde risicofactoren voor 2021 wordt aangemerkt. De wekenlange protestbeweging die sinds half januari Tunesië door elkaar schudt, de recente studentenprotesten die in Griekenland en Turkije zijn uitgebroken, de wijdverspreide golf van protesten naar aanleiding van de arrestatie van Alexei Nalavni in Rusland: telkens stonden jongeren vooraan in de strijd en getuigden zij van bijzonder weinig geduld met autoritarisme, corruptie en armoede. Maar de laatste maanden hebben bevestigd dat ook delen van de georganiseerde arbeidersklasse zelf, vaak aangevoerd door arbeiders in de gezondheidszorg en het onderwijs – van Groot-Brittannië tot Chicago, van Baskenland tot Bolivia – sterk zijn geradicaliseerd.

Natuurlijk tonen de aanzienlijke krachten die in veel landen gemobiliseerd worden door extreemrechtse sceptici aan dat het gevaar bestaat dat ook reactionaire krachten een vermogen tot mobilisatie ontwikkelen. De sociale basis van deze protesten wordt echter eerder gedomineerd door de middenklasse en de kleinburgerij dan door de arbeidersklasse, hetgeen ook tot uiting komt in hun programma: voor ‘vrijheid’ tegen de staat en het recht om hun bedrijven open te houden, tegen vaccinaties en de multinationale farma-industrie en sceptisch tegenover de wetenschap, zich voedend met reactionaire samenzweringstheorieën en soms openlijk antisemitisme. De rechtervleugel, die vaak de leiding heeft bij deze protesten, kan niet bestreden worden door moreel te ontmaskeren dat ze rechts zijn en door overheidsmaatregelen te verdedigen, maar door de mobilisatie tegen rechts te combineren met kritiek op het kapitalistische Covid-beleid vanuit een socialistisch perspectief. Dit gezegd zijnde, weerspiegelen sommige van de bij deze protesten betrokken lagen een zeer verward anti-systeemsentiment en zij kunnen worden overgehaald door de arbeidersbeweging als deze een sterkere stempel op de gebeurtenissen drukt.

De politieke instabiliteit en de conflicten tussen de heersende klassen nemen over de hele linie toe. Half januari zijn in één week drie nationale regeringen in Nederland, Estland en Italië ten val gekomen, omdat de heersende klassen het moeilijk hebben om door de stroomversnellingen van deze ongekende crisis te navigeren. De toenemende afkeer van gevestigde politici, coalities en partijen zal nieuwe openingen bieden voor krachten die zich voordoen als anti-establishment en anti-systeem. Dit kan het geval zijn aan de rechterkant, zoals blijkt uit de recente presidentsverkiezingen in Portugal, waar de extreemrechtse partij Chega belangrijke winst boekte tegen de achtergrond van een ineenstorting van de linkse stemmen, in het bijzonder voor het Links Blok (BE), dat als reddingsboei fungeerde voor de PS-regering en haar rampzalige aanpak van de pandemie. Maar dit kan ook het geval zijn voor links, zoals blijkt uit de eerste verkiezingsronde in Ecuador op 7 februari, waar de massa’s de aftredende rechtse regering een verpletterende nederlaag hebben toegebracht. Andrés Arauz, een medewerker van de voormalige reformistische president Correa, behaalde de meeste stemmen en de kandidaat van de inheemse Pachakuti-partij, Yaku Perez, kreeg onverwacht veel bijval en haalde nipt niet de tweede ronde (ondanks beschuldigingen van kiezersbedrog). Deze resultaten zijn een politieke voortzetting en uitdrukking van de massale opstand van oktober 2019.

In Catalonië toonden de regionale verkiezingen, na meer dan drie jaar impasse, een versterkte polarisatie, waarbij Vox voor het eerst het Catalaanse parlement binnenkwam, maar ook de linkse CUP vergrootte haar aandeel in de stemmen met 50% ten opzichte van de laatste verkiezingen in 2017. Belangrijk is dat de pro-onafhankelijkheidspartijen hun grootste meerderheid tot nu toe behalen. Samen met een mogelijke overwinning voor de SNP bij de Schotse verkiezingen in mei, onderstreept dit de punten in de tekst met betrekking tot de nationale kwestie en het voortbestaan ervan als een sleutelfactor in de komende crisis.

Terwijl het jaar 2020 eindigde met een historische overwinning voor de abortusrechtenbeweging in Argentinië, voerde de Poolse regering een maand later het besluit van het Grondwettelijk Hof uit om abortus in dat land te verbieden, ondanks het enorme verzet dat de heersende elite afgelopen najaar aan het wankelen bracht. Al deze ontwikkelingen maken duidelijk wat in ons document wordt onderstreept: het feit dat in de hele wereld de opeenvolging van progressieve en reactionaire ontwikkelingen, van opdrijving van de reactie en omwentelingen van onderaf, enorm is verscherpt en versneld door de Covid-crisis – wat scherpe verschuivingen in het massabewustzijn teweegbrengt, en onze revolutionaire internationale zowel nieuwe gevaren als verruimende mogelijkheden biedt om onze krachten op te bouwen.

 

Kansen en gevaren in het “tijdperk van wanorde”

De Covid-19-pandemie heeft de wereld voor altijd veranderd, waardoor het kapitalisme in een wervelwind van crisis van ongekende omvang terechtkomt, met dramatische gevolgen voor alle aspecten van het leven en dat alle delen van de planeet overspoelt. Het heeft het wereldwijde strategische conflict tussen de twee grootste imperialistische machten, de VS en China, aanzienlijk verergerd, wat de pogingen om een ‘mondiaal’ antwoord te vinden verder blokkeert.

Hoewel de fundamentele oorzaken van deze crisis liggen in de tegenstrijdigheden van de kapitalistische economie, is Covid-19 geen anomalie noch een “zandkorrel in de kapitalistische machine”; het is een bijproduct van dergelijke tegenstrijdigheden – in het bijzonder van de vernietiging van het milieu die het systeem heeft veroorzaakt. Op zichzelf is het bestaan van dit virus in de menselijke bevolking een aanklacht tegen de huidige productiewijze, een waarschuwing dat het kapitalisme het ecosysteem volledig uit balans duwt en op steeds grotere schaal biologische en ecologische gevaren genereert, met een dreigend massaal verlies van soorten en een bedreiging voor het bestaan van de menselijke beschaving.

Het virus is veel meer dan een simpele katalysator voor de huidige economische depressie. De resulterende effecten van de pandemie zijn geen “eenrichtingsverkeer”, maar een dialectische interactie waarin oorzaak gevolg wordt en gevolg oorzaak, de pandemie versterkt de kracht van de crisis van het systeem dat het zelf trouwens heeft veroorzaakt.

Covid-19 is een versneller geweest, omdat het alle reeds bestaande voorwaarden onder druk heeft gezet. Het heeft de dreigende recessie aangewakkerd en geïntensiveerd. Het heeft de ongelijkheid van inkomen, geslacht en ras versterkt. De gerafelde neoliberale ideologie ligt nu aan flarden. De grenzen van de natiestaat zijn door het vaccinnationalisme scherp aan het licht gekomen. Het heeft ook het groeiende besef versterkt dat de hele mensheid één planeet en een gemeenschappelijke toekomst deelt en heeft de steun voor de ideeën van planning en samenwerking versterkt. Vanuit economisch oogpunt heeft deze pandemie het idee van het kapitalisme als een “zelfregulerend” systeem volledig aan stukken gescheurd. De “onzichtbare hand van de markt” heeft de controle over de krachten die het heeft ontketend totaal verloren – en is gedwongen om plaats te maken voor de “leidende hand van de staat” in een wanhopige poging om een schijn van controle over de situatie terug te krijgen. Maar aangezien het privébezit van de productiemiddelen, de winstmaximalisatie en de concurrentie tussen natiestaten de hoekstenen van het wereldkapitalisme blijven, is dit gedoemd te mislukken en zal het de zaken uiteindelijk alleen maar erger maken. Het rampzalige aanvankelijke wanbeheer van de uitbraak door de Chinese staat onderstreept ook de grenzen van de staatskapitalistische “oplossingen”.

De wereld is een kwalitatief nieuwe fase ingegaan van algehele instabiliteit, waarbij wereld- en klassenverhoudingen opnieuw vorm krijgen, alle reeds bestaande tegenstellingen worden versneld en nieuwe ontstaan. Ondanks de onvermijdelijkheid van tijdelijke stabilisatiefasen in dit of dat land of gebied, zullen revolutionaire en contrarevolutionaire stuiptrekkingen, belangrijke kenmerken van het vorige decennium, aanzienlijk worden versterkt.

Deze crisis veroorzaakt monumentale calamiteiten voor de massa en maakt de weg vrij voor nog grotere calamiteiten in de toekomst. Maar het maakt ook de weg vrij voor enorme veranderingen in het bewustzijn van tientallen miljoenen arbeiders en jongeren over de hele wereld, en voor vulkanische politieke en sociale omwentelingen op alle continenten. Vragen die eerder werden gesteld door een minderheid die politiek bewuster was, zullen in toenemende mate brandende vragen worden van een grote massa mensen. De crisis heeft al veel gevestigde overtuigingen door elkaar geschud, het ideologische corpus van het neoliberalisme overboord gegooid en een debat uitgelokt over hoe de menselijke samenleving is georganiseerd. Dit gebeurt op een schaal die al tientallen jaren niet meer is waargenomen.

De objectieve omstandigheden waarmee de mensheid vandaag wordt geconfronteerd, schreeuwen om democratische planning en internationaal socialisme als nooit tevoren. Maar, zoals Lenin opmerkte, zal er geen definitieve crisis van het kapitalisme zijn – tenzij het een doodsteek krijgt van de arbeidersklasse, zullen miljarden mensen blijven lijden, het milieu verder decimeren en nieuwe oorlogen veroorzaken.

Het kapitalisme heeft veel langer stand gehouden dan de grote marxistische leiders van de 19e en begin 20e eeuw zich hadden voorgesteld. Het heeft blijk gegeven van grote flexibiliteit, maar ook van brute onderdrukking en bedrieglijkheid. Maar de lange levensduur van het kapitalisme heeft tot enorme tegenstellingen geleid, die ook groter waren dan de leiders van het verleden zich hadden kunnen voorstellen. Nu werken deze tegenstrijdigheden op elkaar in en botsen ze, waardoor het kapitalisme, en als het niet verdwijnt, de mensheid met een veelvoud aan crises en rampen confronteert.

Het is moeilijk een periode van stabiliteit in het verschiet te zien. Het kapitalisme zal echter niet zomaar verdwijnen, het zal veeleer naar allerlei manieren grijpen om aan deze ketenen te ontsnappen. De heersende klasse zal in het wilde weg zigzaggen, tegenstrijdig beleid voeren, in het verleden naar oplossingen zoeken en nieuwe ideeën omarmen. Zij zal hervormingen uitproberen, grote hoeveelheden overheidsgeld uitgeven, meedogenloos besparen, reactionair beleid voeren en nog veel meer.

De arbeidersklasse en de jongeren zullen vooral kijken naar internationale oplossingen en samenwerking, en in toenemende mate naar het socialisme, om een einde te maken aan de gevangenis van eindeloze instabiliteit en lijden. We staan voor tijden van rust en zelfs wanhoop, maar meer nog voor massale bewegingen en explosies. De laatste twintig jaar zijn een generale repetitie, nu de arbeidersklasse de ineenstorting van het stalinisme in de achteruitkijkspiegel laat liggen, voor wat ons te wachten staat. De waarheid van de 21e eeuw is dat het kapitalisme moet worden afgeschaft om de mensheid te bevrijden van een grimmige toekomst, en in plaats daarvan een wereld van veiligheid, welzijn en ecologische harmonie binnen te gaan.

De bewuste tussenkomst van marxisten in deze dreigende en explosieve periode en de opbouw van machtige revolutionaire partijen en een Internationale om de arbeidersklasse te helpen het kapitalisme omver te werpen en het socialisme op te bouwen, blijven uiteindelijk het enige vaccin tegen dit zieke systeem.

De metabole kloof met de natuur wordt een afgrond

In de schaduw van de gezondheids- en economische crisissen wordt de klimaatcrisis steeds dieper. Zoals de zaken er nu voorstaan, is het Arctische zee-ijs sinds 1979 met 44% afgenomen, zijn de zeeën sinds 1880 met 25 centimeter gestegen, is koolstofdioxide in de atmosfeer de afgelopen tien jaar met 6% gestegen (tot 413 ppm) en is de gemiddelde temperatuur 1,2 graden Celsius gestegen sinds de pre-industriële tijd. In januari 2021 heeft de wereld minder dan zeven jaar de tijd om een einde te maken aan de uitstoot van fossiele brandstoffen om de opwarming van de aarde te beperken tot het streefcijfer van 1,5 graden zoals vastgelegd in het Akkoord van Parijs. Toch is 87% van de wereldwijde energieproductie gebaseerd op fossiele brandstoffen.

In 2020 daalde de CO2-uitstoot met ongeveer 7% als gevolg van lockdowns en economische vertraging. De eerste illusies van “natuurgenezing” werden echter beschaamd – het jaar 2020 heeft verschillende onheilspellende records gevestigd. De 29 tropische stormen die zich dit jaar tot dusver in de Atlantische Oceaan hebben gevormd, vormen het hoogste aantal sinds het begin van de waarnemingen in 1851. 82% van de wereldzeeën heeft dit jaar minstens één hittegolf op zee meegemaakt. Volgens de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) leek het er begin december op dat 2020 het op één na warmste jaar ooit zou worden, net na 2016. Het WMO merkt ook op dat het decennium 2011-2020 het warmste ooit waargenomen is, met 2015 tot 2020 als de zes heetste jaren.

Het nieuwe onderzoeksveld “extreme weersomstandigheden” kan nu een duidelijk verband aantonen tussen extreme weersomstandigheden en klimaatverandering – bijvoorbeeld de ongekende Siberische hittegolf in 2020, met de catastrofale olielekkage in Norilsk veroorzaakt door het smelten van permafrost. Deze ramp had minstens 600 keer meer kans om voor te komen door de klimaatverandering.

Sommige omslagpunten zijn misschien al gepasseerd: studies dit jaar hebben aangetoond dat het smelten van de ijskappen van zowel Groenland als Antarctica zal doorgaan, zelfs als de doelstellingen van Parijs zouden worden gehaald. De omvangrijke bosbranden van vorig jaar en hun bijdrage aan de stijging van de CO2-uitstoot met 2,6%, in tegenstelling tot het jaarlijkse gemiddelde van 1,4 procent sinds 2010, is een waarschuwing voor feedbackloops die in gang zijn gezet. Volgens de WMO kan de gemiddelde temperatuurstijging in 2024 al boven de 1,5 graden uitkomen.

De klimaatcrisis hangt nauw samen met andere tikkende ecologische tijdbommen, zoals de aanhoudende massa-uitsterving (68% van de gewervelde dieren is sinds 1970 verdwenen volgens het WWF en 24% van de insecten is mogelijk in de afgelopen 30 jaar verdwenen). De aantasting van de natuur door de landbouw en de industrie, die zo cruciaal is voor het ontstaan van de Covid-19-pandemie, heeft extreme niveaus bereikt. Er zijn nog maar weinig en steeds minder gebieden die “niet sterk door menselijke activiteit worden beïnvloed” op land en ter zee. Negen op de tien mensen leven nu in gebieden die ernstig zijn getroffen door luchtverontreiniging, dat naar schatting jaarlijks de dood van zeven miljoen mensen veroorzaakt.

Dit onderstreept de diepe klassenverdeling achter het omslaan van wat Marx beschreef als een metabolische kloof tussen mens en milieu naar een gapende afgrond. De armste helft van de wereldbevolking is verantwoordelijk voor minder dan de helft van de CO2-uitstoot van de rijkste 1%. Dat het kapitalisme een systeem is dat moet worden afgeschaft om de kans te krijgen om de klimaatverandering en de achteruitgang van het milieu een halt toe te roepen en zich aan te passen, is een inzicht dat zich in de komende jaren zal opdringen in de hoofden van brede lagen van de jongeren, arbeiders en armen.

Nieuwe lockdowns – een mokerslag voor de wereldeconomie

Volgens de laatste World Economic Outlook van het IMF (14 oktober) zal de coronaviruscrisis blijvende schade toebrengen aan de levensstandaard over de hele wereld. Het IMF verwacht dat de wereldeconomie met -4,4% zal krimpen, minder dan de -5,2% die in juni werd geraamd. Dit is nog steeds verreweg het ergste sinds de Grote Depressie van de vroege jaren 1930. Deze cijfers zijn wellicht te optimistisch. Het IMF-rapport werd gepubliceerd net voordat de heropleving van de pandemie in volle gang ging. Sindsdien zijn de gedeeltelijke lockdowns en beperkingen geïntensiveerd, aangezien de regeringen na zes maanden pandemie nog steeds niet in staat zijn om veilige werk- en leefomstandigheden te garanderen.

In veel landen geldt een avondklok. Cafés en restaurants zijn gesloten. Tot een derde daarvan zal nooit meer opengaan. Reisverboden worden opnieuw ingevoerd en reisbureaus gaan failliet. Het aantal mensen dat men kan ontmoeten is beperkt, evenals het vrije verkeer. Landen worstelen om hun gezondheidssystemen te redden van de ineenstorting. Dit is vooral het geval in Tsjechië en andere Midden- en Oost-Europese landen die relatief gespaard werden tijdens de eerste golf van het virus, maar nu in het oog van de storm staan. Jarenlang emigreerden gezondheidswerkers uit de regio in groten getale, voornamelijk naar West-Europa, aangetrokken door betere lonen en levensomstandigheden. Artsen in Hongarije krijgen 3 € per uur betaald en zijn niet onder de indruk van de beloofde loonsverhoging van 120%, omdat dit verbonden is met overal in het land inzetbaar te zijn.

Maar zelfs in rijkere landen wordt het gezondheidssysteem bedreigd. Het hoofd boven water houden is een prioriteit, evenals het vermijden van sluiting van scholen en werkplekken, want “de economie kan zich geen nieuwe volledige lockdown veroorloven”, om de nieuwe Belgische premier te citeren. In Frankrijk is 25% van de infectieclusters ontstaan op de werkplek, waarbij scholen de tweede belangrijkste bron van infecties zijn. De heersende klassen zijn bereid ons leven op te offeren voor hun winst, maar in veel landen wordt deze benadering onhoudbaar en eindigt het in nieuwe lockdowns, ook al is het iets minder draconisch dan de maatregelen die tijdens de eerste golf werden genomen. Dit is als een mokerslag voor de economische groeiprognoses van de burgerij, met brede gevolgen voor alle aspecten van het leven.

De strijd om een vaccin

Aan de andere kant leken er op het moment van schrijven steeds betere vooruitzichten te zijn voor de succesvolle ontwikkeling van een eerste generatie Covid-vaccins in de winter van 2020/21. Hoewel dit enige verademing zou kunnen bieden voor de wereldeconomie, en mogelijk door de burgerij kan worden gezien als een weg uit de intermitterende lockdowns op korte tot middellange termijn, moeten we onderstrepen dat een Covid-vaccin de wereldeconomie niet zal vaccineren tegen de dreiging van een nieuwe Grote Depressie, noch de pandemie in de nabije toekomst zal stoppen. Bovendien heeft de legitimiteitscrisis van het politieke establishment de neiging tot ‘vaccinscepsis’ vergroot, met peilingen in verschillende landen van Amerika tot Europa die erop wijzen dat ongeveer de helft van de bevolking van die landen de eerste generatie van vaccins niet zou nemen. Dit zal echter waarschijnlijk geen invloed hebben op de algemene benadering van de burgerij, wiens onmiddellijke prioriteit het verminderen van het dodental is om hun economieën volledig te heropenen.

Zelfs in westerse landen zal de massaproductie en distributie van vaccins een langdurig proces zijn en worden geteisterd door problemen en tegenstrijdigheden. Opnieuw is er een zeer uitgesproken Koude Oorlog-dimensie, die doet denken aan de ruimtewedloop tussen de VS en de USSR, in de concurrerende ‘vaccindiplomatie’ van het Chinese, Russische en westerse kapitalisme tegenover hun eigen bevolking en die in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. De incompetentie en chaos die kenmerkend waren voor de strijd om persoonlijke beschermingsmiddelen, tests en beademingsapparatuur – die voortkwam uit de kapitalistische ketenen van privébezit en de natiestaat – zullen weer de kop opsteken in de zoektocht naar een effectief wereldwijd vaccinatieprogramma.

De kwestie van vaccinatie zal ook de aandacht vestigen op de snel escalerende ongelijkheid tussen klassen, naties en regio’s in de wereld, die een belangrijk kenmerk is van de wereldsituatie. Productie, opslag, logistiek en koeling worden al genoemd als obstakels voor de levering en distributie van de eerste generatie Covid-vaccins in de neokoloniale wereld. De extreme beperkingen van kapitalistische “planning” zullen de komende maanden in de schijnwerpers staan, aangezien concurrerende nationale en bedrijfsbelangen een snelle en efficiënte distributie van bestaande vaccins belemmeren. ISA moet propaganda en een overgangsprogramma ontwikkelen waarin de behoefte aan een massaal, universeel en gratis wereldwijd programma voor veilige Covid-vaccinatie centraal staat, waarbij de belangen van eerstelijnswerkers en de kwetsbaren overal ter wereld voorop staan.

De kloof tussen Wall Street en Main Street wordt breder

Het IMF geeft toe dat tegen het einde van 2020 bijna 90 miljoen extra mensen in extreme armoede zullen vervallen, terwijl de Wereldbank het aantal schat op 150 miljoen. Dat zou het deel van de wereldbevolking dat van minder dan $ 1,90 per dag moet leven, doen toenemen van 8,4 naar 9,1%. Alle vermeende winsten die de afgelopen twee decennia zijn geboekt bij het terugdringen van de armoede, voornamelijk geconcentreerd in China, zullen worden uitgewist. Volgens Oxfam zouden nog een half miljard mensen in armoede kunnen worden geduwd voordat de pandemie voorbij is. Er kunnen meer mensen door honger omkomen dan door de ziekte zelf. Dit zou kunnen leiden tot broodopstanden, zoals we vaak in de geschiedenis hebben gezien.

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zegt dat in het tweede kwartaal van 2020 het equivalent van meer dan een half miljard voltijdse banen verloren is gegaan. Deze verwoesting is geconcentreerd onder de meest kwetsbare, laagbetaalde arbeiders, migrerende arbeiders en informele arbeiders. Vrouwen zijn verantwoordelijk voor 54% van het banenverlies, terwijl ze 39% van de wereldwijde beroepsbevolking vertegenwoordigen. Officiële werkloosheidsstatistieken onderschatten de werkelijke omvang van de ramp. In de OESO en opkomende economieën komen zo’n 30 miljoen ontmoedigde werknemers niet voor in de officiële statistieken. In China zijn de meeste werkloze werknemers interne migranten en ontbreken ook zij in de officiële statistieken, met geloofwaardige onafhankelijke rapporten die zeggen dat 50 miljoen van deze migrerende werknemers nog steeds werkloos zijn, ondanks het zogenaamde economische herstel.

Een aanzienlijk deel van het banenverlies vindt plaats in kleine bedrijven. De IAO schat dat wereldwijd ongeveer 436 miljoen kleine bedrijven worden bedreigd. Eén van de gevolgen van de crisis was een gigantische sprong in kapitaalconcentratie. Geschat wordt dat ‘s werelds top 20 procent ‘marktleider’ bedrijven $ 335 miljard aan marktwaardering hebben verdiend, terwijl de onderste 20% ‘slecht presterende’ bedrijven $ 303 miljard aan marktwaardering hebben verloren. Tegelijkertijd zagen de miljardairs van de wereld volgens UBS hun rijkdom sinds januari met 27,5% toenemen, tot maar liefst $ 10,2 biljoen (=10200 miljard).

Het zijn overwegend werknemers met een lager inkomen, waaronder veel jongeren, vrouwen en mensen met een migratie-achtergrond, die in 2020 de sterkste inkomensdaling hebben gekend. De werknemers aan de bovenkant van de inkomensschaal hebben zelfs een inkomensstijging gezien, omdat zij veilig en comfortabel van thuis uit kunnen werken en dus kunnen besparen op woon-werkverkeer, enzovoort. De welgestelden hebben spaargeld vergaard door uitgaven die tijdens de COVID zijn opgeschort. De toegenomen ongelijkheid als gevolg van de COVID zal zich bij een eventueel herstel voortzetten. Er is steeds meer sprake van een K-vormig herstel, dat ten goede komt aan de rijken ten koste van de armen, zowel binnen landen als tussen rijkere en armere landen. Zelfs het IMF beveelt meer progressieve belastingstelsels aan. De OESO heeft een ‘blauwdruk’ opgesteld voor een ‘revolutie’ in de vennootschapsbelasting, gericht op $ 100 miljard, die de inning van vennootschapsbelasting met 4% zou verhogen – ‘indien overeengekomen’. Gita Gopinath, hoofdeconoom van het IMF, waarschuwt dat de herstelperiode na de crisis “lang, ongelijk en onzeker” zal zijn. De geavanceerde economieën zullen naar verwachting eind 2021 4,7% kleiner zijn dan begin 2020 geraamd. Opkomende economieën zouden 8,1% kleiner kunnen zijn. Tenminste, als de pandemie in 2021 onder controle wordt gebracht. Het IMF voegt eraan toe dat “deze ongelijke herstelmaatregelen de vooruitzichten voor wereldwijde convergentie in inkomensniveaus verslechteren.”

Dit alles ondanks monetaire injecties ter waarde van $ 8,7 biljoen (=8700 miljard), waardoor de balansen van de centrale banken met 10% van het BBP zijn gestegen. Historisch gezien werden centrale banken opgericht uit angst voor oncontroleerbare inflatie, juist om buitensporige liquiditeit tegen te gaan. Van WO II tot 2008 varieerde het saldo van de Fed tussen 4% en 6% van het BBP, maar als reactie op de Grote Recessie (2008-09) steeg het tot 22% van het BBP. Dit leidde niet tot een toename van de inflatie, omdat, zoals we eerder hebben opgemerkt, de enorme sommen geld die via kwantitatieve versoepeling in de financiële sector werden gepompt, voor het overgrote deel in speculatie terechtkwamen, wat zich vertaalde in activa in plaats van in prijsinflatie. Een andere factor is de onderliggende deflatoire dynamiek in de wereldeconomie die wordt veroorzaakt door overproductie en overcapaciteit.

De ongelijke verdeling van de toegenomen geldhoeveelheid zorgt voor een evenwicht tussen inflatie in sommige gebieden en deflatie in andere. Terwijl de werknemers met ontslagen en inkomensverlies te kampen hadden, wonnen de miljardairs in de VS tijdens de pandemie 1 biljoen dollar. Bij gebrek aan rendabele investeringen in de productie, gingen niet alleen de monetaire injecties maar ook een groot deel van de fiscale stimuli naar speculatie, waardoor het fictieve kapitaal verder werd opgeblazen. Het draagt bij aan de huidige beursrally, waarbij de indexen naar nieuwe historische hoogten stijgen, midden in een wereldwijde crisis. Terwijl miljoenen hun huur niet kunnen betalen, stijgen de huizenprijzen (VS: 13% in december jaar op jaar) omdat vastgoedspeculanten concurreren met degenen die de kans grijpen om een (tweede) huis te kopen dankzij de zeer lage rentetarieven. De prijzen voor halfgeleiders, koper (+25%) en andere grondstoffen stijgen.

Dit evenwicht kan echter omslaan wanneer de lockdowns eindigen en de economie zich begint te herstellen. Hoewel het geen onmiddellijke bedreiging vormt, zou het spookbeeld van inflatie de komende jaren wel eens kunnen opdoemen. In feite zou een beperkte, gecontroleerde inflatie door burgerlijke economen worden toegejuicht, omdat de schuldenbergen zouden devalueren. Centrale banken in de VS en Groot-Brittannië (de ECB zal waarschijnlijk volgen) passen hun inflatiedoelstellingen aan om flexibeler te zijn, en gaan voor hogere percentages dan de 2% die als “gezond” wordt beschouwd, omdat dat overeenkomt met het verwachte groeipotentieel. Een hoge inflatie brengt echter het gevaar met zich mee dat sociale explosies worden veroorzaakt, omdat de lonen van de werknemers de stijgende prijzen niet kunnen bijhouden en de waarde van spaargeld wordt uitgehold. Inflatie is moeilijk onder controle te houden, mocht zij boven het gewenste niveau uitstijgen, dan zouden de rentetarieven moeten worden verhoogd, waardoor de herfinanciering van de particuliere en openbare schuldenbergen in het gedrang zou kunnen komen, hetgeen een rentesneeuwbaleffect kan veroorzaken.

Het Keynesianisme van na de oorlog mondde uit in stagflatie, toen massale overheidsuitgaven tot stijgende prijzen leidden, maar er niet in slaagden de overspannen economie te stimuleren. De Keynesiaanse illusie dat inflatie zonder volledige werkgelegenheid uitgesloten was, bleek onjuist, evenals het klassieke concept dat werkloosheid en inflatie nooit tegelijk kunnen stijgen. De krachten die leidden tot het “einde van het Keynesianisme van na de oorlog”, voornamelijk de opbouw van overcapaciteit, overaccumulatie die leidde tot een gebrek aan rentabiliteit en als gevolg daarvan een afkeer van productieve investeringen alsmede de opeenstapeling van schulden, zijn ook door het neoliberalisme niet overwonnen. Keynesiaanse maatregelen kunnen weliswaar tijd rekken, maar bieden geen oplossingen voor de fundamentele onderliggende tegenspraken die in de kapitalistische productiewijze verankerd zijn

De dreiging van een financiële ineenstorting is helemaal niet verdwenen. Economen waarschuwen al jaren voor onhoudbare schulden in veel landen. Vóór de pandemie waren bijna 20% van de Amerikaanse bedrijven zombiebedrijven geworden, in leven gehouden door leningen die ze niet konden betalen. Als ze zouden instorten, zou dit een niet te stoppen kettingreactie kunnen veroorzaken. Maar de rentetarieven zijn al historisch laag en, zoals hierboven is aangetoond, hebben de centrale banken geen geld meer. Het Institute of Finance zegt dat de wereldwijde schuldquota in het eerste kwartaal van 2020 met 10% is gestegen, de grootste driemaandelijkse stijging ooit, tot 331%. Zowel de overheidsschuld als de schulden van huishoudens en bedrijven stijgen met een ongelooflijke snelheid.

De groei van de overheidsschuld heeft ook geleid tot discussies over de schulddrempel, wat betekent dat het punt waarop het vermogen van een land om schulden af te lossen wordt ingehaald door het bedrag aan te betalen rente, wat een schuldensneeuwbal veroorzaakt. Het wordt geschat op een gemiddelde schuldquota van 130% ten opzichte van het BBP, maar het is sterk afhankelijk van de reële rente- en groeicijfers. De staatsschuld van Japan bedraagt al jaren meer dan 200% zonder onhoudbaar te worden, terwijl Griekenland al decennia veroordeeld is tot primaire begrotingsoverschotten.

Vandaar het verschijnen van illusies, zoals het idee dat economieën uit de schulden kunnen groeien zonder ooit een begrotingsoverschot te hoeven maken ‘zolang’ de rentetarieven lager blijven dan de nominale economische groei. Het is eenvoudigweg ondenkbaar dat alle grote economieën tegelijkertijd gedurende een langere periode de verleiding zouden weerstaan om het rentepeil boven het niveau van de nominale economische groei te verhogen, hetzij om extra kapitaalinstroom aan te trekken, hetzij – hoewel dat niet de onmiddellijke bedreiging is – om inflatie te bestrijden. Als één grote economie dat zou doen, zouden anderen dit voorbeeld volgen.

Sommigen pleiten voor variaties op de moderne monetaire theorie, in feite regeringen die uit het niets onbeperkt geld creëren, gesteund door centrale banken die hun balansen oppompen tegen rentetarieven van nul procent, voor onbepaalde of voor een zeer lange periode (100 jaar). Het is een moderne turbo-versie van ‘geld drukken’. In kapitalistische economieën gebaseerd op privébezit en internationale arbeidsdeling, is dit een gevaarlijke utopie. Het zou een exponentiële groei van de productie van goederen en diensten vereisen voor deze instroom en vermenigvuldiging van geld, om geen hoge inflatiecijfers te ontketenen. Valuta’s die de werkelijke waarde niet voldoende weerspiegelen, zouden op de zwarte lijst komen te staan in de internationale handel en uitwisseling, waardoor die landen gedwongen zouden worden uitsluitend op hun deviezenreserves te vertrouwen.

Van fiscale orthodoxie tot fiscaal activisme

De Grote Depressie van de jaren dertig illustreerde dat de politiek van ‘laissez faire’ niet werkte. Het idee van Adam Smith dat algemeen belang het beste gediend is wanneer iedereen zijn eigen belang nastreeft, stoot tegen een bakstenen muur. In wezen was Keynes voorstander van een anticyclische benadering: regeringen moeten zich een weg banen uit recessies en zich terugtrekken als het herstel begint. Roosevelt paste het aarzelend toe, met als doel het kapitalisme te redden. Het mislukte, niet omdat hij niet genoeg deed, maar omdat geen van de onderliggende oorzaken van de Grote Depressie was aangepakt. Het was de vroedvrouw van de revolutie, de oorlog, de vernietiging door de oorlog en haar uitkomst: de krachtsverhoudingen die uit de oorlog voortvloeiden, die het proces veel verder duwden dan Keynes ooit had verwacht. De dominante positie van het VS-imperialisme na WO II, het opleggen van de GATT en de $ als de internationale valuta, gecombineerd met het bestaan van een alternatief systeem in de vorm van de stalinistische karikatuur van het socialisme en de klassenstrijd, leidde tot de verzorgingsstaten – in de ontwikkelde kapitalistische landen en enkele delen van de neokoloniale wereld – opnieuw om revolutie te vermijden. Het einde van de na-oorlogse groei (1973-75) met stagflatie en dalende winstcijfers, deden het naoorlogse keynesianisme aan wat de Grote Depressie van de jaren dertig had gedaan met ‘laissez faire’.

Het neoliberalisme kwam niet kant-en-klaar op het toneel. Terwijl de Chileense massa’s nu de grondwet van Pinochet naar de vuilbak verwezen hebben, creëerde zijn staatsgreep in ’73 de krachtsverhouding die nodig was om voor het eerst de rampzalige concepten van de monetaristische school in Chicago in het echt te testen. Elders was er gedurende een periode van 5 à 10 jaar grote klassenstrijd nodig, voordat de heersende klasse het vertrouwen en de kracht kreeg om het neoliberalisme als de dominante politiek op te leggen. Deze klassenstrijd eindigde in strategische nederlagen voor de werkende klasse in sleutellanden, in het bijzonder de VS en Groot-Brittannië, snel versterkt door de mogelijkheden van nieuwe IT en communicatietechnologie, wat de weg opende voor een meer uitgesproken ontwikkeling van The City and toenemende delokalisaties. Het resultaat van die klassenstrijd was verre van vooraf gegarandeerd, maar het was duidelijk dat het naoorlogse keynesianisme zijn grenzen had bereikt en geen uitweg bood, noch voor de heersende klassen, noch voor de arbeidersklasse.

Monetarisme was een belangrijk beleid dat de aanzet gaf tot wat later bekend zou worden als neoliberalisme. Het beschouwt in wezen geldhoeveelheid, niet fiscaal beleid, als het belangrijkste instrument van economische regulering, gegarandeerd door centrale banken die onafhankelijk zijn van gekozen regeringen. Zij beschouwt politieke interventie in de economie, als onderhevig aan druk ten gunste van gelijkheid van inkomen en welvaart, ten koste gaat van economische efficiëntie. De beheersing van de geldhoeveelheid, het wezenlijke element van het monetarisme, had tot doel de waarde van de valuta te stabiliseren en de devaluatie van het monetaire kapitaal te voorkomen, maar bracht ook minder investeringen door de staat en verlaging van de vennootschapsbelasting met zich mee. In een poging om het probleem van de overaccumulatie van kapitaal te overwinnen, zocht de kapitalistische klasse naar verdere winstgevende investeringsmogelijkheden en manieren om hun winstpercentages te verhogen. Dit betekende aanvallen op lonen en arbeidsvoorwaarden, alsmede het openstellen van buitenlandse markten voor de export van overtollig kapitaal en goederen, vrij verkeer van kapitaal, vooral financieel kapitaal. Naarmate de deregulering, financialisering, liberalisering en privatisering vorderden, kreeg het neoliberalisme vorm. Het werd verder versterkt door het zich versnellende globaliseringsproces na de ineenstorting van het stalinisme. Hoewel het mogelijk is om enkele karakteristieke kenmerken te noemen, moet neoliberalisme niet worden opgevat als een vaste reeks regels, maar als het beleid zoals het zich ontwikkelde in een historisch tijdperk.

In de crisis van 2007-2009 bleken veel van de overtuigingen van het monetarisme en het neoliberalisme ontoereikend om een ineenstorting van de economie te voorkomen. In plaats van zich buiten de economie te houden, greep de staat massaal in. In plaats van de groei van de geldhoeveelheid te beperken in overeenstemming met de verwachte groei van de economie binnen een smalle bandbreedte, explodeerde de geldhoeveelheid door de rentevoeten van de centrale banken te verlagen en programma’s voor het opkopen van staatsobligaties uit te voeren. In plaats van de overheidsschuld terug te dringen, werd deze opgedreven tot nieuwe recordniveaus. Deze maatregelen, die in strijd zijn met de centrale ideeën van het neoliberalisme, zijn in de loop van de huidige crisis opnieuw toegepast, ditmaal op een kwalitatief grotere schaal. Ondanks de existentiële crisis van het neoliberalisme, haar bezuinigingen, toegenomen flexibiliteit, zijn aspecten van liberalisering en privatisering vandaag echter nog lang niet van de tafel geveegd. Aanvallen op de werkende klasse toen de klassenstrijd de belangen en de macht van de heersende klasse bedreigde, verdwenen evenmin tijdens het keynesianisme van de jaren 1930. Roosevelt combineerde verhoogde sociale uitgaven, infrastructuurwerken en het creëren van banen om het systeem te redden. Maar geen van deze tijdelijke maatregelen loste de onderliggende problemen van de economie op en ging gepaard met brute onderdrukking van de arbeidersstrijd, verdere concentratie van kapitaal, nu bij willekeurige winnaars in plaats van de ‘natuurlijke’ concentratie onder het laissez faire-beleid. De verschuiving van het beleid, weg van het neoliberalisme, betekent niet dat er geen pogingen zullen worden gedaan om de lasten naar de arbeiders te verschuiven, maar het zal eerder nationale bezuinigingen zijn in plaats van een internationaal regime.

India bijvoorbeeld, terwijl het zijn eigen fiscale stimuleringsmaatregelen van $ 20 miljard lanceerde, is begonnen met het doorvoeren van een privatiseringsagenda te midden van de pandemie. Een verdere verhoging van de pensioenleeftijd wordt voorgesteld. Maar de ervaring sinds de Grote Recessie heeft aangetoond dat het monetaire beleid niet over de munitie beschikt om een ​​depressie zo diep als nu het hoofd te bieden. Carmen Reinhart, hoofdeconoom bij de Wereldbank, die ongeveer tien jaar geleden een vooraanstaand pleitbezorger was van bezuinigingen en fiscale orthodoxie, raadt landen nu aan zwaar te lenen: “Eerst maak je je zorgen over het voeren van de oorlog, dan zoek je uit hoe je ervoor moet betalen.” Het IMF schat dat landen hun uitgaven hebben verhoogd en belastingen hebben verlaagd met maar liefst $ 11,7 biljoen (=11700 miljard), 12% van het mondiale BBP in 2020! Veel meer dan de stimulans ter waarde van 2% van het mondiale BBP die uiteindelijk door de G20 werd goedgekeurd na de Grote Recessie. Het doet Chris Gilles, economisch redacteur van de Financial Times, tot de conclusie komen dat de fiscale orthodoxie is vervangen door fiscaal activisme. Een belangrijke uitzondering ten opzichte van de vorige crisis is China, dat in 2009 met zijn monsterstimuleringspakket “het mondiale kapitalisme redde”, maar deze keer ver achterloopt op de andere grote economieën. Dit komt voornamelijk door de schuldenberg, die een erfenis is van die interventie en die nu de beleidsopties van het Chinese regime verkleint.

Aardverschuiving in het economisch beleid

Wij geloven dat dit deel uitmaakt van een aardverschuiving in het economisch beleid van de kapitalisten. Natuurlijk is de situatie waarmee we worden geconfronteerd in veel opzichten uniek. Het is normaal dat dit in een gezonde democratische organisatie vragen oproept ter verduidelijking, twijfels en discussie, zoals het ook gebeurde bij andere grote unieke gebeurtenissen. Een hoeksteen van de marxistische methode is het onderzoeken van de ontwikkelingswetten die in de menselijke geschiedenis aan het werk zijn om de processen die zich ontwikkelen beter te begrijpen. De dichtstbijzijnde parallel met de feitelijke situatie waarin we leven, is de periode die de Grote Depressie van de jaren 30 omvatte. De beleidswijziging die wordt toegepast is niet het statistisch commandokapitalisme van de nazi’s, noch de bureaucratisch geplande economie van het stalinisme. Het gaat evenmin om de maatregelen van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog, die gebaseerd waren op de wederopbouw na de oorlog, de vernieuwing van de infrastructuur en de productiecapaciteit in de richting van een veralgemeende massaproductie, de bijzondere dominantie van het VS-imperialisme aan het eind van de oorlog, waardoor het in staat was de GATT en de $ als internationale valuta op te leggen en het Marshallplan te lanceren, het bestaan van een alternatief systeem in het door de USSR geleide blok en de radicalisering van de arbeiders als gevolg van de oorlog die gedeeltelijk tot uiting kwam in de georganiseerde arbeidersbeweging. Het vertoont overeenkomsten met de Keynesiaanse methoden & staatsinterventie zoals toegepast in de jaren 30. Natuurlijk zijn alle vergelijkingen gebrekkig en wie wat verder kijkt, zal veel verschillen aan het licht brengen.

Zal dit beleid van korte duur zijn? Zal het neoliberalisme na een korte onderbreking snel hervatten, net als in de nasleep van de Grote Recessie? Natuurlijk kan een economische terugkeer niet worden uitgesloten. Maar dat is in dit stadium niet het gangbare denken in heersende kringen. Wordt dit beleid in een rechte lijn toegepast? Nee, we zullen wendingen zien, zien hoe het op verschillende manieren wordt geïmplementeerd in verschillende landen en regio’s van de wereld. Maar los van al deze verschillen, zal de dominante trend in de wereldeconomie één zijn van intensievere staatsinterventie – politiek en financieel – waarbij minder gewicht wordt toegekend aan het klassieke “neoliberale” dogma van het terugdringen van de tekorten. Het kapitalisme bevindt zich in een staat van multimorbiditeit, een aandoening waarbij een lichaam tegelijkertijd door meerdere ziekten wordt getroffen. De crisisgevoeligheid van de kapitalistische economie is de hoofdoorzaak van steeds grotere crises op het gebied van politieke legitimiteit en stabiliteit, ecologie en gezondheid, met als gevolg één van de diepste mondiale crises in de geschiedenis van het kapitalisme. Burgerlijke economen en politici zijn wanhopig op zoek naar een uitweg. Het federale tekort van de VS bedroeg dit jaar 3,13 biljoen dollar (=3130 miljard), 15,2% van het BBP, meer dan drie keer zoveel als in 2019 en het hoogste sinds net na de Tweede Wereldoorlog. De overheidsschuld overtreft de omvang van de economie, het hoogste niveau sinds 1946. Niettemin zegt Fed-voorzitter Jerome Powell: “Dit is niet het moment om prioriteit te geven aan die zorgen.” Hij beschouwt “het risico van overdrijven kleiner dan niet genoeg doen.” Newsweek vroeg 12 economische experts naar hun advies aan de volgende Amerikaanse president. Het woord dat herhaaldelijk werd gehoord was ‘uitgeven’ of, zoals een econoom het uitdrukte, ‘geld en veel ervan’. De gereedschapskist van de burgerij bleek ontoereikend om de crisis van 2008-2009 op te lossen – het huidige massaal lenen en creëren van geld zal in de toekomst voor nog meer problemen zorgen.

Het blok van de negentien landen van de eurozone stevent af op een gecombineerd begrotingstekort van € 1 biljoen (=1000 miljard), 8,9% van het BBP van het blok, tien keer hoger dan in 2019. Maar Christine Lagarde, president van de ECB, zegt: “Het is duidelijk dat zowel fiscale als monetaire beleidsondersteuning zo lang als nodig, moeten blijven bestaan ​​en ‘cliff-effecten’ moeten worden vermeden.” Marco Valli van UniCredit zegt: “Blijf alles uitgeven wat nodig is om de economieën te ondersteunen en … schade op lange termijn te verminderen.” Vanwege de ingebouwde constructiefouten in de EU, zelf een gevolg van het onvermogen van het kapitalisme om de beperkingen van de natiestaten te overwinnen, zijn deze berichten vaak aan dovemansoren gericht. Het historische ‘herstel- en veerkrachtpakket’ ter waarde van € 750 miljard, dat gedeeltelijk de herstelinspanning verdeelt, is nog ‘in behandeling’, net als de EU-begroting. Duitsland heeft al plannen aangekondigd om zijn begrotingstekort in 2021 met 4,25% van het BBP te verminderen, terwijl Frankrijk ook van plan is zijn tekort terug te dringen. Hoewel er binnen de Duitse regering discussies gaande zijn over het omzeilen of zelfs afschaffen van de Duitse grondwettelijke schuldenrem, werpt het toch een schaduw over de EU. Dit zou kunnen worden veroorzaakt door de stijging van de overheidsschuld in de eurozone met 15% om tegen eind 2020 naar verwachting 100% van het gecombineerde BBP te bereiken.

De ECB-prognose van september van een herstel van 3% voor het vierde kwartaal versterkte onmiddellijk de discussie over het al dan niet beëindigen van het Pandemic Emergency Purchase Program. Dat programma omzeilt in feite de regels en het verbod om regeringen rechtstreeks te financieren. De ECB kocht zelfs Griekse staatsobligaties. Sinds de heropleving van het virus is een recessie met dubbele dip echter waarschijnlijker (de groei voor het vierde kwartaal is sindsdien bijgesteld naar -2,3%). Als gevolg hiervan wordt verwacht dat de ECB het blikje verder op de weg voor zich uit zal schoppen en haar opkoopprogramma voor noodobligaties in december met € 500 miljard zal verhogen. Dat betekent niet dat de langdurige nationale tegenstellingen van het continent worden overwonnen.

De depressie voedt middelpuntvliedende tendensen – binnen bestaande landen, maar nog meer binnen de EU als geheel – die tot nieuwe crises kunnen leiden, zoals we die in 2010 hebben gezien. Het tussen het VK en de EU overeengekomen handelsakkoord, dat de voltooiing van de Brexit betekende, biedt geen fundamentele oplossing voor de kernproblemen die de onderhandelingen 4,5 jaar hebben opgehouden. Regelmatige diplomatieke en economische botsingen zijn waarschijnlijk. Hoewel het VK er slechter vanaf is gekomen, is de EU ongetwijfeld verzwakt – en zal zij zich zorgen maken over een heropleving van anti-EU-sentimenten in andere lidstaten (waar deze gedeeltelijk waren afgenomen), met name vanwege de slechte prestaties van de EU op het gebied van de distributie van vaccins, ook in vergelijking met Groot-Brittannië. De ruzie over de uitvoer van het AstraZeneca-vaccin laat zien hoe flinterdun de overeenkomst was – met beide partijen die bereid zijn elementen eruit te gooien wanneer het hen uitkomt. Binnen vijf weken na de ondertekening van de overeenkomst heeft de EU gedreigd artikel 16 in werking te stellen, de zogenaamde vrijwaringsclausules die ertoe kunnen leiden dat het Noord-Ierse protocol terzijde wordt geschoven en die opnieuw het vooruitzicht op een grens tussen Noord- en Zuid-Ierland doen ontstaan. Dit heeft de sektarische spanningen opgevoerd in een context waarin het protocol door een groot deel van de protestantse bevolking wordt gezien als een belangrijke stap in de richting van een “economisch verenigd Ierland”. Er zijn al bedreigingen geweest tegen havenpersoneel en een campagne van Unionisme om de Britse regering artikel 16 in werking te laten stellen. Naast bredere processen doet dit de vraag rijzen of het Noord-Ierse “vredesproces” in zijn huidige vorm kan worden voortgezet. Over het protocol moet bijvoorbeeld hoe dan ook om de vier jaar worden gestemd in de Noord-Ierse assemblee, waardoor de kwestie levend en omstreden zal blijven. Soortgelijke botsingen kunnen elk ogenblik plaatsvinden over handel, overheidssteun en visserij.

Een overgangsperiode naar een ‘tijdperk van wanorde’

Noch het IMF, noch enige andere grote internationale instelling, noch de belangrijkste opiniemakers pleiten er in dit stadium voor om de fiscale steun snel op te geven. Het is niet realistisch en ook niet gewenst. Net als de Grote Depressie van de jaren 30 of de ‘oliecrisis’ van 73-75, illustreert deze depressie dat de dominante politiek van de afgelopen decennia zijn grenzen heeft bereikt. De voortzetting ervan zal alleen maar tot nog grotere rampen leiden. Zoals gewoonlijk wordt de staat opgeroepen om het systeem overeind te houden en het vervolgens te redden door hervorming, of in de taal van het IMF ‘om te helpen aanpassen’. Maar deze aanpassingen zullen enorm zijn. De pandemie en de depressie die het veroorzaakte, zullen economieën minder geglobaliseerd, meer gedigitaliseerd en minder gelijk maken. Kantoormedewerkers zullen in ieder geval gedeeltelijk vanuit huis blijven werken. Velen die in sectoren werken die waarschijnlijk zullen krimpen, zullen permanent werkloos worden. Dergelijke overgangsperioden zijn inherent onstabiel met elementen uit het verleden die naast nieuwe bestaan. Voor marxisten is de sleutel om te zien hoe processen evolueren en wat de richting is.

Voordat een fundamenteel nieuwe periode vorm kan krijgen, vereist het vallen en opstaan, het testen van de machtsverhoudingen, oorlog of proxy-oorlog en uiteindelijk klassenoorlog, waarvan de uitkomst niet van tevoren is bepaald. Dat wordt weerspiegeld in een rapport dat in september door Deutsche Bank werd gepubliceerd en waarin het einde werd aangekondigd van vier decennia van globalisering en de opening van een nieuw ‘Tijdperk van wanorde’. Er is een sectie hieronder in deze resolutie die specifiek gaat over imperialistische spanningen die deze nieuwe maar andere “koude oorlog”, de-globalisering, het afbrokkelen van internationale instellingen, handelsoorlogen en economisch protectionisme behandelen. Het volstaat hier te zeggen dat dit alles enorm is voortgestuwd door de pandemie en de economische depressie.

China is uit de lockdown gekomen en heeft de economie nieuw leven ingeblazen, terwijl zijn belangrijkste concurrenten nog steeds worden geteisterd door de pandemie. Dit leidde tot paniek in de heersende klasse van de VS, uit angst voor haar wereldwijd marktaandeel. Tegelijkertijd neemt het Chinese regime, gezien de felle economische en geopolitieke rivaliteit met het Westen, ongetwijfeld zijn toevlucht tot ‘creatieve boekhouding’ en masseert het zijn economische gegevens in nog grotere mate dan voorheen. Er zijn sterke redenen om de betrouwbaarheid van de kwartaalcijfers van het BBP in China in twijfel te trekken, bijvoorbeeld voor het eerste kwartaal (-6,8% is waarschijnlijk een aanzienlijk understatement) en het derde kwartaal (+ 4,9% is waarschijnlijk overdreven). De positie van Xi Jinping, meer dan voorheen onder druk gezet door een heropleving van de interne machtsstrijd binnen het regime, versterkt ook de verleiding om de economische gegevens te manipuleren.

Het nog steeds beperkte herstel van China werd gestimuleerd met door de staat gesteunde infrastructuuruitgaven en een sterke exportvraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen en materiaal voor thuiswerk. De vastgoedbeleggingen stegen met 5,6%. Een belangrijk ontbrekend element in het herstel is de vraag van de consumenten. Volgens het Chinese statistiekbureau zijn de consumentenbestedingen per hoofd van de bevolking in de eerste negen maanden van 2020 met 6,6 procent gedaald. Hoewel dit sinds september gedeeltelijk is hersteld, is dit voornamelijk gebaseerd op de rijke Chinese uitgaven aan luxegoederen en vakanties, terwijl armere mensen nog steeds lijden onder banen en inkomensverliezen als gevolg van de pandemie. Een schatting laat zien dat de armste 60 procent van de huishoudens in de eerste helft van het jaar naar schatting $ 200 miljard aan inkomen heeft verloren. Cruciaal was dat de investeringen in vaste activa in de eerste negen maanden van het jaar officieel een magere 0,8% bedroegen, een cijfer dat vrijwel zeker vervalst was en in werkelijkheid negatief was. Met zowel consumptie als investeringen in werkelijkheid op minus tijdens het derde kwartaal, “zou de verandering van het BBP bijna een daling van 5 procent bedragen, en geen groei van 5 procent,” aldus Derek Scissors, hoofdeconoom van het in New York gevestigde China Beige Book. Dit is van groot belang voor China, aangezien de economie al enkele jaren worstelt met de zogenaamde ‘middeninkomensval’, verwijzend naar landen die een snelle groei hebben doorgemaakt, maar die vervolgens de hogere inkomenseconomieën niet hebben ingehaald opgesloten raken.

Hoewel de Chinese economie de voor de meeste oudere kapitalistische landen voorspelde enorme dalingen van het BBP kan vermijden, wordt ze nog steeds geconfronteerd met ongekende druk en de zwakste prestaties van het BBP sinds het laatste jaar van Mao Zedongs regering. De hernieuwde hevige concurrentie om mondiale markten en bronnen van groei zal de spanningen tussen de VS en China verder doen oplaaien. Het is veelbetekenend dat het nieuwe ‘vijfjarenplan’ (2021-25) van het regime voor de allereerste keer niet eens een jaarlijkse doelstelling voor BBP-groei voorschrijft. Dit toont een verhoogde mate van onzekerheid en voorzichtigheid in heersende kringen. Mogelijk zal er een BBP-doelstelling worden ingevoerd tegen de tijd dat het plan wordt gestempeld op het Nationale Volkscongres in maart, maar dit is helemaal niet zeker. In andere opzichten is het nieuwe plan opmerkelijk als een nauwelijks verhulde blauwdruk voor een ‘economie uit de Koude Oorlog’, om de economische druk van het Amerikaanse imperialisme te weerstaan ​​door zich te concentreren op het opbouwen van binnenlandse consumptie en het versnellen van het creëren van een sterkere technologische basis (de belangrijkste kenmerken van Xi Jinping’s “dubbele circulatie”-strategie). De inhoud van dit plan is “voor 30 procent te wijten aan Amerikaanse factoren”, merkte een Chinese ambtenaar op die betrokken was bij de voorbereiding. Het bevat voor het eerst een hoofdstuk over de modernisering van de Chinese strijdkrachten

Verandering van beleid lost onderliggende oorzaken niet op

De veranderingen in beleid zullen de talrijke onderliggende zwakheden en de tegenstellingen van het kapitalisme niet oplossen. De productiekrachten zijn de kapitalistische productiewijze en de eigendomsverhoudingen reeds lang ontgroeid. Ze zijn van een relatieve rem op de ontwikkeling een absolute belemmering geworden. De productieve ontwikkeling heeft reeds lang geleden een stadium bereikt dat democratische planning, internationale samenwerking en uitwisseling en openbare controle en eigendom van de hulpbronnen vereist, maar dat stuit op de winsthonger van het systeem. Hoewel overheidsinvesteringen in infrastructuur en onderzoek, zoals voorgesteld door het IMF en veel economen, zullen worden toegejuicht door de arbeidersklasse, zullen zij niet voldoende zijn om de ineenstorting op te vangen. Evenmin zal het een oplossing bieden voor de crisis van de winstgevendheid die verband houdt met overaccumulatie, noch zal het leiden tot een boom van particuliere investeringen.

De ontkoppeling en de-globalisering zullen verder versnellen. Volgens het World Investment Report van de UNCTAD van januari 2021 zijn de wereldwijde directe buitenlandse investeringen (FDI) in 2020 ingestort, met een daling van 42% van 1,5 biljoen dollar in 2019 tot een geschatte 859 miljard dollar. Daarmee komt het FDI op een niveau dat voor het laatst in de jaren negentig is gezien. De ineenstorting is veel groter in de ontwikkelde landen dan in de ontwikkelingslanden. Het is meer dan 30% lager dan tijdens de Grote Recessie van 2008/9. Hoewel gezegd moet worden dat de extreme omvang van de daling te wijten is aan de pandemie, verwacht de UNCTAD dat de wereldwijde FDI-stromen gedurende heel 2021 zwak zullen blijven en dat het herstel niet voor 2022 zal beginnen. Tussen 2002-2011 leverde het wereldhandelsvolume met een gemiddelde jaarlijkse groei van 5,7% een nettobijdrage aan de wereldproductie, die gemiddeld met 4,1% toenam. Sindsdien is de wereldhandel een last voor de wereldproductie geworden. In oktober 2020 verwachtte het IMF dat de wereldhandel voor het hele jaar met -10,4% zou krimpen, terwijl de Wereldbank in januari 2021 uitging van -9,5%. Afhankelijk van de pandemie ramen de meeste voorspellers voor 2021 een opleving van de wereldhandel met 5 tot 8% wanneer de economieën beginnen open te gaan, maar er zijn veel neerwaartse risico’s en het zal de verliezen niet goedmaken.

Zolang het kapitalisme bestaat, zal gelijk welk beleid altijd ten goede komen van de rijken ten koste van de armen. Zoals één van onze Nigeriaanse kameraden onlangs opmerkte: wanneer de prijs van ruwe olie stijgt, vertaalt zich dat in een stijging van de brandstof- en elektriciteitsprijzen. Maar wanneer de prijs van ruwe olie daalt – aangezien de Nigeriaanse raffinaderijen al meer dan tien jaar niet meer functioneren en het land geraffineerde olie importeert – vertalen de lagere inkomsten uit de verkoop van ruwe olie zich ook in hogere brandstof- en elektriciteitsprijzen. Tegelijkertijd keerde Seplat Petroleum, Nigeria’s grootste oliemaatschappij, in de eerste helft van 2020 132% van haar winst uit aan haar aandeelhouders.

Op wereldschaal is de mate waarin bedrijven winst uitkeren aan aandeelhouders via dividenden en buybacks zonder precedent. Tussen 2010 en 2019 hebben bedrijven die in de S&P 500-index zijn opgenomen gemiddeld 90% van hun winst aan aandeelhouders uitgekeerd. Oxfam ontdekte dat de 25 meest winstgevende wereldwijde bedrijven in de S&P Global 100 index van plan zijn om 124% van hun nettowinst van 2020 aan aandeelhouders uit te keren, tegenover 103% in het jaar vóór de pandemie.

In zijn Overgangsprogramma wees Trotski erop dat de New Deal alleen mogelijk was in een land waar de burgerij erin geslaagd was onmeetbare rijkdom te vergaren. In veel armere landen is zoiets niet in te voeren op een grote schaal. Dat neemt niet weg dat in sommige van die landen beperkte varianten op het neoliberale receptenboek mogelijk zijn, zeker wanneer de burgerij de druk van massabewegingen voelt of vreest. Zo was Modi’s nieuwe stimuleringspakket in oktober gericht op het stimuleren van de consumentenvraag en extra overheidsuitgaven voor infrastructuurprojecten, terwijl het maandelijkse noodhulppakket van de Braziliaanse regering sinds april aan 67 miljoen arme mensen cash uitbetalingen heeft gedaan. Dit is een belangrijke factor achter de opleving van Bolsonaro’s populariteit in de tweede helft van 2020, ondanks zijn rampzalige aanpak van de pandemie. Momenteel is zijn populariteit opnieuw gedaald door de combinatie van de verergerende gezondheidscrisis en het einde van de noodhulp. De regering staat onder druk om een manier te vinden om enige noodhulp aan de armsten te handhaven ondanks de gevolgen voor de overheidsuitgaven en de grondwettelijke beperkingen die aan de overheidsuitgaven zijn opgelegd.

Volgens het IMF dreigt ongeveer de helft van de economieën met een laag inkomen in gebreke te blijven. De meeste van hen zijn er veel slechter aan toe dan voor de Grote Recessie van 2008-2009. Een groot deel van hun schuld is uitgedrukt in Amerikaanse dollars, waarvan de waarde als veilige haven stijgt, waardoor de betalingslast nog toeneemt. De G20 heeft een schuldenmoratorium goedgekeurd dat aan het eind van het jaar afloopt. De leiders van het IMF en de Wereldbank houden welsprekende toespraken en verstrekken noodfinanciering aan 80 landen, maar deze is gekoppeld aan bezuinigingen, “harder, sneller en breder” zoals het Europese netwerk voor schuld en ontwikkeling (eurodad) het omschrijft. In 59 van die landen zullen de besparingen in de komende drie jaar, zoals opgelegd door het IMF, 4,8 keer zo hoog zijn als het bedrag dat in 2020 aan Covid-19-pakketten zal worden besteed. Indirecte belastingen die de armen harder treffen, zullen in ten minste 40 van die landen worden verhoogd. Bezuinigingen op openbare diensten maken driekwart uit van de totale dreigende besparingen. Niettemin zouden 56 van deze landen tegen 2023 nog steeds een hogere schuldenlast hebben. Terwijl we elementen van protectionisme zien in de meeste geavanceerde kapitalistische landen, zullen we meer druk zien om neokoloniale landen verder open te stellen voor het imperialisme, met meer uitbuiting en vernietiging van het ecosysteem en het produceren van meer vluchtelingen. Nu China een belangrijke geldschieter is geworden, worden de besprekingen over schuldsanering vermengd met inter-imperialistische concurrentie, waardoor ze nog ingewikkelder worden, zoals in het geval van Zambia werd aangetoond. Alleen kwijtschelding van de schulden kan een nieuw verloren decennium in deze landen voorkomen. De politieke gevolgen van deze nachtmerrie zonder einde voor de massa’s vormen in de huidige periode van opstand op alle continenten aanleiding tot strijd op nog grotere schaal en de opkomst van links-nationalistische, populistische, “anti-neoliberale” en links-populistische politieke krachten en figuren, niettegenstaande de gevaren van reactie in verschillende vormen, zoals militaire staatsgrepen, rechts-populisme en religieuze en etnische botsingen.

Het VS/China-conflict

Het VS/China-conflict tussen het opkomende Chinese imperialisme en de afnemende imperialistische hegemonie van de VS is niet slechts het resultaat van toevallige ontwikkelingen zoals de opkomst van Donald Trump en zal in de nabije toekomst voortduren.

Maar de Trump-jaren waren zeker een keerpunt. Verdieping van de spanningen komt tot uiting in oplaaiende retoriek. Minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo stelde dat de VS zich verdedigen tegen de “tirannie” van de Chinese communistische partij. In juli verklaarde hij verder: “Als we nu niet handelen, zal de [CCP] uiteindelijk onze vrijheden uithollen en de op regels gebaseerde orde ondermijnen waarvoor onze vrije samenlevingen zo hard hebben gewerkt … Het oude paradigma van blinde betrokkenheid bij China zal het gewoon niet voor elkaar krijgen. We moeten er niet mee doorgaan. We moeten er niet naar terugkeren.” De retoriek van de VS wordt geëvenaard door die van de Chinese “Wolf Warrior” diplomaten. Onlangs gebruikte Xi Jinping de 70e verjaardag van China’s deelname aan de Koreaanse oorlog om het anti-VS nationalisme aan te wakkeren: “Het Chinese volk heeft een diep begrip dat ze in reactie op indringers met hen moet spreken in een taal die zij begrijpen.”

Intussen heeft iedereen het over een Nieuwe Koude Oorlog. Het is belangrijk te stellen dat de oorzaak van de Nieuwe Koude Oorlog totaal verschillend is van de oorzaak van de Koude Oorlog die bestond vóór de ineenstorting van het stalinisme. Toen waren het de leidende kapitalistische landen die samen vochten tegen een niet-kapitalistisch systeem. De Nieuwe Koude Oorlog weerspiegelt een bredere verschuiving in de heersende klasse in de VS. Veelzeggend is dat de Democraten zich niet hebben verzet tegen het algemene beleid van de Trump-administratie.

Dit is nu een conflict over het hele spectrum, verergerd door de wereldwijde pandemie en het begin van een wereldwijde economische depressie. De handelsoorlog is belangrijk, maar op dit moment niet de hoofdzaak. De hogere kosten en risico’s van zaken doen in China en de druk van het Trump-regime leidden tot een versnelling van de “ontkoppeling” van de Amerikaanse en de Chinese economie. Dit is een proces dat in werkelijkheid 12-15 jaar geleden is begonnen, toen fabrikanten China begonnen te verlaten voor andere Zuidoost-Aziatische landen vanwege de stijgende productiekosten. Gezien de complexiteit van de economische verwevenheid tussen beide landen zal een meer volledige ontkoppeling nog vele jaren vergen, maar dit is de trend van de ontwikkelingen.

De Amerikaanse Kamer van Koophandel meldt dat in de afgelopen twee jaar ongeveer 40% van de Amerikaanse bedrijven productiefaciliteiten uit China heeft verplaatst of overweegt dit te doen. De Kamer van Koophandel meldt ook dat slechts 28% van de bij hen aangesloten bedrijven dit jaar de investeringen in China zal verhogen, tegen 81% in 2016.

Het zijn echter niet alleen de VS, maar ook andere bondgenoten zoals Japan en Taiwan die er bij hun bedrijven op aandringen om zich uit China terug te trekken. Japan heeft 87 bedrijven betaald om hun productie te verplaatsen (Washington Post, 21 juli).

In toenemende mate worden grote Amerikaanse bedrijven gedwongen zich achter de bredere belangen van het Amerikaanse imperialisme te scharen: om Ben Simpfendorfer, chief executive van Silk Road Associates, te citeren: “Als je aan Google of Facebook levert, moet je laten zien dat het geen Chinees product is.” Bovendien verschijnt er een reeks nieuwe financiële regels nu westerse regeringen Chinese investeringen en bedrijfsovernames willen blokkeren en pensioenfondsen en andere financiële instellingen willen verhinderen om in Chinese aandelen te investeren. Tegen het einde van 2021 zullen meer dan 200 Chinese bedrijven die op Wall Street genoteerd zijn, moeten voldoen aan de Amerikaanse boekhoudregels, wat een golf van Chinese de-listings kan veroorzaken. Deze beginnende “financiële oorlog” is de belangrijkste drijvende kracht achter de inspanningen van het Chinese regime om een digitale munt in te voeren als middel om het op de dollar gebaseerde wereldwijde betalingssysteem te omzeilen, dat de VS een unieke machtspositie verschaft.

Een ander belangrijk kenmerk van het conflict tussen de twee machten is de strijd om de dominantie op het gebied van de 5G-technologie, die zich toespitst op Huawei. Het is zeer opvallend hoe de regering-Trump er, ondanks haar lafhartige aanpak, in is geslaagd Groot-Brittannië zover te krijgen Huawei uit te schakelen, net als Australië en India. Ook Frankrijk heeft beperkingen opgelegd die neerkomen op een virtueel verbod. Meer recentelijk heeft Zweden zich aangesloten bij de nu vrij lange lijst van Europese landen die Huawei verbieden of aan strenge beperkingen onderwerpen. Duitsland, dat zeer nauwe banden met China onderhoudt, lijkt deze trend vooralsnog te doorbreken. Het op de zwarte lijst plaatsen van Huawei is volgens de Eurasia Group “een dodelijke slag voor China’s belangrijkste technologiebedrijf”, en de grootste tegenslag voor het Chinese regime in de loop van het huidige conflict. Hoewel de regering-Biden sommige aspecten van het Huawei-verbod wellicht zal herzien, is het zeer onwaarschijnlijk dat het beleid zal worden teruggedraaid vanwege het strategische karakter ervan, nu geavanceerde technologieën het belangrijkste strijdtoneel tussen de imperialistische mogendheden worden.

Deze afstemming op het standpunt van de VS was echter niet in de eerste plaats te danken aan de druk of de overreding van Trump, maar weerspiegelt dat andere belangrijke mogendheden om hun eigen redenen tot de conclusie komen dat de verdere opkomst van China ook een bedreiging voor hun belangen vormt. Zij hebben de verspreiding van China’s “Belt and Road”-initiatief (BRI, de ‘nieuwe zijderoute’), zijn militaire opbouw en zijn niet aflatende diplomatieke druk met toenemend wantrouwen gadegeslagen. Hoewel de Chinezen ook hun overtollige industriële capaciteit moeten exporteren, gebruiken zij het BRI duidelijk om een blok van landen te ontwikkelen die van hen afhankelijk zijn/aan hen gebonden zijn in dit mondiale conflict om dominantie.

China, de VS en andere mogendheden wedijveren om nieuwe technologie te ontwikkelen en te beschermen. Deze concurrentie speelt niet alleen in 5G, maar ook in halfgeleiders, AI, “big data” en quantumcomputing en andere gebieden. Dit betekent toenemende staatsinterventie. We kunnen dit zien in de race om de ontwikkeling van vaccins voor Covid 19, waarbij de VS, China en Rusland allemaal schaamteloos hun farmaceutische sector gebruiken om nationale belangen te bevorderen. Een duistere manier waarop dit conflict zich heeft ontwikkeld, is in een toenemende strijd over officiële wereldwijde technische normen. Dit kan in sommige gevallen leiden tot parallelle technologieën die letterlijk niet op elkaar aansluiten. Deze conflicterende technologieën en de daarmee gepaard gaande productieprocessen zouden dan alleen binnen bepaalde zones van de wereldeconomie functioneren.

Dit alles wijst op een gedeeltelijke afbraak van de geïntegreerde wereldwijde toeleveringsketens, waarbij er een tendens is om deze te vervangen door regionale toeleveringsketens. De grootste bevindt zich in Oost-Azië, een andere in Noord-Amerika en de derde gecentreerd rond Duitsland en Oost-Europa. De voorzitter van de Taiwanese productiereus Foxconn, Young Liu, verklaarde onlangs: “Het model uit het verleden, waarbij [de productie] in een paar landen is geconcentreerd als een wereldfabriek, zal niet langer bestaan…Wat we waarschijnlijker achten in de toekomst zijn regionale productienetwerken.”

Er zijn kenmerken van dit proces in de oprichting van de 15 leden tellende Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP), gelanceerd in november na acht jaar van gesprekken, waarbinnen China de drijvende kracht is. De totstandkoming van het RCEP, dat in geografisch opzicht “het grootste handelsakkoord ter wereld” is, is ongetwijfeld een diplomatieke overwinning voor het Chinese regime tegen de achtergrond van de handelsoorlog in de VS en het toenemende politieke isolement van China in de huidige crisis. Maar in economische termen is het RCEP eerder “oppervlakkig” en “beperkt”, volgens economische commentatoren. Het is een veel minder geavanceerd handelsblok dan de EU of de USMCA (voorheen NAFTA), omdat dat het hoogst haalbare was onder de heersende omstandigheden. India, de op twee na grootste economie van Azië, heeft zich in 2019 uit het RCEP-proces teruggetrokken. De lancering van RCEP kan de VS onder Biden ertoe aanzetten om opnieuw aan te dringen op lidmaatschap van de Comprehensive and Progressive Agreement for Trans-Pacific Partnership (voorheen bekend als TPP), waar Trump zich in 2017 uit terugtrok, en dat een veel dieper kapitalistisch economisch blok is dat specifiek is ontworpen om China uit te sluiten.

De regionalisering van de wereldeconomie op de huidige basis bevat de logica van pogingen om het niveau van uitbuiting binnen die regionale blokken te verhogen, aangezien de kapitalisten proberen de gevolgen van de versplintering van de wereldeconomie te compenseren. Dit betekent pogingen om de uitbuiting van kleinere machten door grotere machten en van de arbeidersklasse in het algemeen te vergroten, zoals we bijvoorbeeld zien in de Noord-Zuid verdeeldheid binnen de EU en de besparingsaanval in alle Europese landen van de afgelopen 10 jaar, het meest uitgesproken in de Mediterrane landen. Dit heeft echter politieke grenzen, zowel in termen van botsingen tussen de kapitalisten onderling als in termen van verzet van de arbeidersklasse. We hebben dit gezien in de EU tussen de Duitse en geallieerde regeringen tegen niet alleen Griekenland, maar ook de Italiaanse, Franse en Britse regeringen, en de bewegingen van de arbeidersklasse, misschien wel het meest uitgesproken in Frankrijk tijdens en na de beweging van de gele hesjes. We zien dit ook in de spanningen binnen Nafta (nu USMCA) tussen de VS en Mexico, de verkiezing van AMLO tot Mexicaanse president en de strijd die dit heeft ontketend, onder meer in de maquiladores-fabrieken [Een maquiladora is een fabriek die belastingvrij ruwe grondstoffen importeert en waarin vervaardiging en assemblage plaatsvinden] voor hogere lonen, waarbij het overwicht van de maquiladores-fabrieken een direct gevolg is van de intensievere uitbuiting die Nafta moest opleveren. Wat voor de EU en de Nafta geldt, zal evenzeer, misschien zelfs meer, gelden voor het RCEP. Het is gemakkelijk te zien hoe de botsingen tussen de regeringen en de kapitalistische klassen van de regio zich kunnen ontwikkelen, en ook hoe de strijd in belangrijke RCEP-landen zoals Indonesië politieke grenzen kan stellen aan de mate waarin de RCEP-overeenkomst daadwerkelijk kan worden uitgevoerd.

Versnellende deglobalisering

Dit betekent een ernstige verschuiving ten opzichte van het neoliberale globaliseringsmodel, dat gebaseerd was op het vrije verkeer van kapitaal, handel en arbeid. Het is belangrijk nogmaals te benadrukken dat wij niet zeggen dat de globalisering volledig zal worden teruggedraaid. De tendens tot ontwikkeling van de wereldeconomie is een kenmerk van het kapitalisme sedert het begin ervan met het ontstaan van de handelsimperia. Maar het is geen constant proces geweest, dat altijd vooruitging. De globalisering bereikte een zeer hoog niveau tegen het einde van de negentiende eeuw, wat werd gevolgd door een lange periode van effectieve deglobalisering na de Eerste Wereldoorlog, culminerend in het zeer hoge niveau van protectionisme in de jaren dertig van de twintigste eeuw.

Protectionisme en de afbraak van een “wereldorde” bereikten hun hoogtepunt in de jaren dertig. Deze heropleving van de natiestaat weerspiegelde de terminale aftakeling van het kapitalistische systeem in het interbellum, die na de Tweede Wereldoorlog tijdelijk werd omgekeerd als gevolg van een reeks uitzonderlijke factoren. Sinds 2008 is het kapitalisme opnieuw in een fase van vergevorderde crisis beland. Het deglobaliseringsproces gaat nu zo wellicht niet zo ver als in de jaren dertig, maar het is al op weg om de wereldverhoudingen radicaal te herschikken.

De VS en China zijn van de belangrijkste motoren van globalisering nu de belangrijkste drijfkrachten achter de deglobalisering geworden. Dit komt tot uiting in de groei van het protectionisme, de toenemende staatsbemoeienis met de economie en de tendens om de geïntegreerde mondiale toeleveringsketens te verbreken.

Het wereldkapitalisme zit gevangen in tegenstellingen. Kapitalistische productie en handel vinden plaats op wereldschaal, maar politiek gezien zit het systeem gevangen binnen de grenzen van de natiestaat. In de laatste decennia kon deze tegenstrijdigheid gedeeltelijk worden overwonnen door de algemene groei van de wereldmarkten voor goederen, diensten en kapitaal (niet in de laatste plaats financiële activa). De globalisering ging steeds verder omdat de kapitalistische klasse in praktisch elk land ervan profiteerde. Nu ontwikkelt de situatie zich in een andere richting: de wereldtaart groeit niet meer, maar krimpt. Winst maken is in toenemende mate alleen nog mogelijk ten koste van anderen. Er is de noodzaak om een steeds groeiende massa kapitaal winstgevend te benutten, dat wil zeggen het kapitaal te investeren en de producten in het buitenland te verkopen. Het kapitalisme kan niet zonder meer de klok vier of vijf decennia terugdraaien, toen de wereldhandel en vooral de export van kapitaal nog gering waren in vergelijking met vandaag. Daarom zullen er nieuwe handelsovereenkomsten komen, zullen er nieuwe blokken worden gevormd, zal er meer uitwisseling komen op bi-, multilateraal en regionaal niveau en zal er tegelijkertijd een tendens zijn tot ontkoppeling en deglobalisering op wereldniveau.

Toenemende militaire spanningen

De militaire dimensie van het conflict tussen de VS en China is ook verscherpt met zowel de Zuid- en Oost-Chinese Zee als Taiwan als voornaamste brandhaarden. De Zuid-Chinese Zee bevat grote visgronden en olie- en gasreserves, maar het belangrijkste is dat het hier om een strategisch knelpunt gaat. Wie de Zuid-Chinese Zee controleert, heeft controle over het westelijk deel van de Stille Oceaan en China daagt de Amerikaanse militaire overheersing in deze regio agressief uit.

China heeft getracht feiten op het terrein te creëren langs de “negenstreeplijn” die volgens het land zijn territoriale wateren definieert, door militaire infrastructuur op diverse kleine atollen te bouwen. De Chinezen hebben ook de grootste zeemacht ter wereld opgebouwd, maar het land is militair gezien nog steeds veel zwakker dan de VS. De Chinese theorie lijkt te zijn dat de VS een veel groter gebied moeten bestrijken, terwijl zij hun strijdkrachten in het westelijk deel van de Stille Oceaan kunnen concentreren. Hoewel China enig succes heeft geboekt bij het ontwikkelen van zijn aanwezigheid in de Zuid-Chinese Zee, is dit ten koste gegaan van het steeds meer tegenwerken van andere landen in de regio die aanspraak maken op delen van dezelfde wateren. Dit duwt deze landen dichter naar de VS. De Filippijnen, bijvoorbeeld, waren onder president Rodrigo Duterte dichter naar China toegegroeid en dreigden een reeks militaire overeenkomsten met de VS op te zeggen, maar zijn nu op hun standpunt teruggekomen en hebben de Amerikanen toegestaan terug te keren.

Het andere brandpunt is Taiwan, dat de CCP en het Chinese nationalisme nooit zullen aanvaarden als een “onafhankelijke” staat die opgenomen wordt in een Westers of “anti-China” blok. De VS zetten nu agressiever in op hun relatie met Taiwan, met eerder dit jaar een officieel bezoek op het hoogste niveau in decennia. Er werd zelfs gespeculeerd dat Trump misschien al een bezoek aan het plannen was voordat hij Covid kreeg. De Chinese luchtmacht heeft een steeds agressievere houding aangenomen met regelmatige invallen van haar straaljagers in het Taiwanese luchtruim.

In de Zuid-Chinese Zee of in Taiwan zou de koude oorlog “heet” kunnen worden, zoals reeds is gebeurd aan de Indiaas-Chinese grens in de Himalaya. Zoals we herhaaldelijk hebben beklemtoond, is de kans op een grootschalige oorlog tussen de VS en China of China en India zeer klein wegens hun nucleaire arsenalen, maar zelfs een “kleine” oorlog zou zeer gevaarlijk zijn en enorme implicaties hebben. Het zou ook internationaal een massale anti-oorlogsbeweging kunnen uitlokken.

Het conflict verergert de tegenstellingen

China heeft een aantal tegenslagen te verwerken gekregen, bijvoorbeeld wat 5G betreft, en is op het wereldtoneel meer geïsoleerd dan een jaar geleden. Het prestige van het CCP-regime heeft aanzienlijke schade opgelopen door het misdadige falen om de uitbraak van het coronavirus in het begin in te dammen en de daaropvolgende doofpotaffaire. Maar na een brutale lockdown slaagde China er grotendeels in het virus in te dammen, wat een dramatisch contrast oplevert met de “geavanceerde kapitalistische landen” in Europa en de VS. De Chinese economie is de enige grote wereldeconomie die in 2020 een positieve, zij het zwakke, groei kan vertonen en het regime maakt nu agressief gebruik van “vaccindiplomatie” in Zuidoost-Azië en andere delen van de neokoloniale wereld.

In ons materiaal wordt erop gewezen dat het conflict tussen het opkomende Chinese imperialisme en het afnemende Amerikaanse imperialisme onvermijdelijk is, maar dat het ook de neiging heeft beide machten te verzwakken. Aspecten van het conflict worden gedreven door de wens om de aandacht af te leiden van interne problemen, zoals Trump heeft gedaan met voortdurende verwijzingen naar het “China-virus”. De retoriek van het Chinese regime is er ook op gericht de bevolking af te leiden en uitbarstingen van sociaal protest, waaronder arbeidersstrijd, te wijten aan “buitenlandse krachten”. Maar in beide gevallen kan het opkloppen van nationalisme een gevaarlijke druk creëren om verder te gaan in provocaties.

De CCP-dictatuur vreest protesten en revolutionaire processen ten zeerste en binnen de leiding van de CCP heerst scherpe verdeeldheid over de vraag hoe het nu verder moet, met een vleugel die tegen Xi is en die het conflict met de VS wil de-escaleren. Het steeds brutalere karakter van de dictatuur (in Hongkong, tegenover nationale minderheden in Xinjiang en Binnen-Mongolië) en het conflict met de VS zijn zowel een bron als een resultaat van Han-supremacistisch nationalisme.

In de VS is er sprake van massale politieke polarisatie, een zekere heropleving van de arbeidersbeweging en een enorme golf van protest tegen structureel racisme. Trump gebruikt nationalisme om zijn basis te mobiliseren, maar dit zou in de komende jaren nog sterker kunnen worden naarmate de interne sociale en economische crisis in de VS verergert en de heersende klasse de sociale strijd probeert te doorbreken. In China zijn deze processen veel minder zichtbaar door de ongekende totalitaire controle die er heerst, maar er vindt een enorme radicalisering plaats van vooral jonge mensen. Een uiting hiervan is de grote groei van de steun voor het “maoïsme”, maar met cruciale verschillen ten opzichte van het verleden. Veel van China’s jonge maoïsten (een algemene term in China) verschillen radicaal van de maoïstische “norm” in andere landen in die zin dat zij geen steun geven aan de Chinese dictatuur en het Chinese kapitalisme.

Andere inter-imperialistische spanningen

Een toenemend kenmerk van de wereldbetrekkingen is de verscherping van de inter-imperialistische conflicten, zowel tussen de grote imperialistische mogendheden als tussen de regionale imperialistische mogendheden. Het conflict tussen de VS en China is slechts het voornaamste voorbeeld. In een aantal gevallen worden deze conflicten gevoerd via proxy-krachten.

In het oostelijke Middellandse Zeegebied heeft een langlopend geschil een nieuwe verhitte wending genomen. De marines van Griekenland en Turkije, beide lid van de NAVO, stonden in augustus tegenover elkaar over de rechten op aardgaswinning. Israël, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten en Frankrijk steunen Griekenland en de Republiek Cyprus, die hebben getracht Turkije de toegang tot de reserves te beletten. Hoewel dit niet tot een vuurgevecht heeft geleid, zijn de problemen allerminst opgelost.

In oktober brak een gewapend conflict uit tussen Armenië en Azerbeidzjan over de Armeense enclave Nagorno-Karabach, waarbij Armenië aanzienlijke verliezen leed. De Azerbeidzjanen werden gesteund door Turkije en Israël, terwijl Rusland militaire bases heeft in Armenië. Hoewel harde cijfers moeilijk te geven zijn, zijn er meer dan duizend doden gevallen in de grootste botsing tussen de twee landen sinds de oorlog die uitbrak na het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie. Rusland heeft nu een staakt-het-vuren tot stand gebracht, waarbij Russische “vredestroepen” zijn ingezet om de nieuwe bestandslijn te bewaken.

Hoewel de kwestie Nagorno-Karabach niet nieuw is, is zij uitgegroeid tot een proxy-conflict tussen Turkije, dat de ambitie heeft zich te vestigen als een regionale imperialistische macht, en Rusland. Voor zowel Turkije als Rusland zijn interne economische problemen en verscherping van de politieke spanningen een factor achter het toegenomen wapengekletter. Het buitenlands beleid van het Erdogan-regime is deels gebaseerd op het balanceren tussen verschillende imperialistische belangen, met name die van de VS en Rusland. Het is niet alleen in conflict geraakt met Griekenland, maar ook met Rusland in Syrië en Libië, en ook steeds meer met de EU, vooral met Frankrijk, dat zich aan de andere kant van de Libische burgeroorlog bevindt.

En dan hebben we het nog niet eens over de voortdurende oorlog in Jemen, die ten dele een afspiegeling is van het bredere conflict tussen Iran en een reeks andere landen, waaronder Saoedi-Arabië, de VAE en Israël in het Midden-Oosten. Dit conflict is ook scherp in Afrika, met name in de Hoorn van Afrika, waarbij ook zowel het VS-imperialisme als China betrokken zijn. De oorlog in Tigray, Ethiopië, tussen het nationale leger en de TPLF-strijdkrachten, kan de regio verder destabiliseren, hongersnood veroorzaken en miljoenen op de vlucht doen slaan. Het is een vernietigend oordeel over de kapitalistische propaganda dat Ethiopië door zijn hoge economische groei een voorbeeld was voor andere arme landen. Dit model was gebouwd op een dictatuur en imperialistische uitbuiting, zonder voordelen voor de massa’s.

Bredere centrifugale tendensen – de nationale kwestie

Terwijl de Nieuwe Koude Oorlog de belangrijkste drijvende kracht is die het geopolitieke evenwicht van het wereldkapitalisme ondermijnt en ontmantelt, zijn er bredere centrifugale tendensen (in de richting van fragmentatie) over de hele planeet aan de gang. Dit komt tot uiting in de verscherping van de nationale kwestie, nog een van de hardnekkige problemen van het kapitalisme. De diepe legitimiteitscrisis die alle pijlers van de bestaande burgerlijke orde teistert, gaat zelfs zover dat de territoriale integriteit van sommige van haar oudste en meest gevestigde natiestaten wordt bedreigd.

Tijdens de Grote Recessie zijn nationale vraagstukken, die in het voorafgaande tijdperk althans gedeeltelijk sluimerden, weer opgedoken en zijn reeds bestaande vraagstukken, met Schotland en Catalonië in de voorste gelederen, ernstig aangescherpt. Hoewel in sommige gevallen de intensiteit van deze crises een tijdlang is afgenomen, blijven het tikkende tijdbommen die lang niet onschadelijk zijn gemaakt. De situatie wijst in de richting van nieuwe, mogelijk nog explosievere stuiptrekkingen op dit gebied in de jaren 2020. Het uitbreken van de oorlog in Nagorno-Karabach, de crisis, de protesten en de onderdrukking door de CCP in Binnen-Mongolië, het steeds harder optreden van het Erdogan-regime tegen de Koerden in Turkije en zijn nieuwe militaire offensief tegen de PKK in Zuid-Koerdistan, het afbreken van een drie decennia durend staakt-het-vuren tussen het Polisario-front en de Marokkaanse staat over de kwestie van de Westelijke Sahara, zijn hiervan het bewijs.

In de Spaanse staat verkeert het territoriale model van “autonome regio’s”, dat is bedacht als onderdeel van de mislukte “overgang” van het Spaanse kapitalisme na het Franco-regime, in een existentiële crisis, en dit is een constante factor geweest tijdens de gehele pandemie. In Catalonië, waar in 2017 elementen van een revolutionaire situatie bestonden toen miljoenen brutale staatsrepressie trotseerden om hun recht op zelfbeschikking te doen gelden, ligt de grondwettelijke crisis drie jaar later nog steeds volledig open. Tientallen voormalige ministers en leiders van de beweging blijven verbannen of gevangengezet voor de “misdaad” van het organiseren van een referendum.

De zich ontwikkelende economische depressie, die de Spaanse staat harder zal treffen dan de meeste andere Europese landen, zal niet alleen de basis leggen voor nieuwe rondes van crisis en massastrijd in Catalonië, maar heeft ook het potentieel om elders op het schiereiland nieuwe fronten van nationale crisis te openen. Baskenland was het epicentrum van de eerste golf van de pandemie en zag spontane stakingen in de auto-industrie die onwillige bazen bij Michelin, Seat en elders tot sluiting dwongen. De voorbije maanden zijn er ook stakingen geweest in de gezondheids- en onderwijssector.

In Groot-Brittannië werd Boris Johnson de afgelopen maanden regelmatig “premier van Engeland” genoemd, met meer dan een kern van waarheid. Een cocktail van factoren, waaronder de economische crisis, Covid en Brexit, versnellen de tendensen naar fragmentatie van het “Verenigd Koninkrijk”. In Schotland ligt de steun voor onafhankelijkheid in de opiniepeilingen steevast voor (tot 8%), terwijl meer dan 75% van de jongeren vóór is. In Noord-Ierland zorgen deze factoren, in combinatie met demografische veranderingen, met inbegrip van de druk voor een referendum over de grens en dus over Ierse eenheid en het gevaar van een ernstige escalatie van het sektarisme, doen samen de vraag rijzen of het broze “vredesproces” volledig zal ontrafelen, wanneer het conflict van nationale aspiraties uitgesproken wordt.

ISA’s trotse traditie van marxistische analyse en interventie met betrekking tot de nationale kwestie – een flexibele aanpak, rustend op de principiële pijlers van strijd voor de nationale rechten van allen onder leiding van de arbeidersklasse, terwijl gestreefd wordt naar maximale arbeiderseenheid en socialistisch internationalisme – is een cruciale troef om deze nieuwe periode in te gaan. Inzicht in het revolutionaire potentieel dat inherent is aan de strijd voor democratische rechten, als motor en katalysator van grote klassengevechten, is van centraal belang. Hetzelfde geldt voor een principieel, internationalistisch verzet tegen de druk van burgerlijk en kleinburgerlijk nationalisme.

Aan de andere kant kunnen onopgeloste nationale vraagstukken ook bijdragen tot het aanwakkeren van brutale conflicten, zoals momenteel het geval is in de Kaukasus, delen van het Midden-Oosten en Afrika ten zuiden van de Sahara. Op een aantal plaatsen zijn de gevaren van “Balkanisering” en tendensen tot gewelddadige fragmentatie van landen waarneembaar, zoals in Jemen, Libië of meer recentelijk in Ethiopië. De toenemende druk van de economische crisis, de inmenging van buitenlandse mogendheden en de zwakte of terugval van de arbeidersbeweging zijn allemaal factoren die dergelijke conflicten en tendensen kunnen verergeren – waar socialisten een programma tegenover moeten stellen dat op gevoelige wijze streeft naar het smeden van klasse-eenheid door te strijden tegen alle uitingen van nationale onderdrukking en geweld, en voor éénmakende klasse-eisen.

Strijd en bewustzijn: de jaren 2010 op steroïden

2019, door veel nieuwskanalen bejubeld als “het jaar van de wereldwijde protesten”, was wereldwijd een hoogtepunt in de strijd. Terwijl de pandemie deze tendens aanvankelijk doorkruiste, markeerde de explosie van de BLM-opstand halverwege 2020 de spectaculaire heropkomst ervan, versterkt door de effecten van de pandemie en van de nieuwe economische depressie. De uitbarsting van de massa’s in Wit-Rusland tegen het regime van Loekasjenko, de ongekende opstanden van de jeugd in Thailand en Nigeria, de grote zomerstakingsgolf in Iran, de bezettingen door scholieren in Griekenland, de heropleving van massaprotesten in Libanon en Chili, de algemene stakingen in Zuid-Afrika en Indonesië, hebben allemaal het veralgemeend ongenoegen en het explosieve potentieel van deze periode bevestigd naarmate het revolutionair proces ontwikkelt.

In een studie van twee Italiaanse academici werd onlangs opgemerkt dat de pandemie en de gevolgen van de crisis voor de sociale en economische verhoudingen “een latent gevoel van ontevredenheid bij het publiek teweegbrengen, zodat verwacht kan worden dat het niveau van de sociale conflicten in de periode na de epidemie aanzienlijk zal toenemen.” Een analyse van het wereldwijde risicobedrijf Verisk Maplecroft voorspelde eveneens dat de economische schok van de pandemie in combinatie met bestaande grieven een “perfecte storm” vormt die “wijdverspreide publieke opstanden onvermijdelijk maakt.” Deze studies bevestigen de analyse van ISA over deze nieuwe crisis als een uitvergroter van de klassenspanningen die zich reeds hadden opgehoopt tijdens de pre-covid periode, en als de broedmachine van nog explosievere en sneller verlopende sociale en politieke ontwikkelingen – alsook van scherpe verschuivingen in de stemming van de massa’s in de komende maanden en jaren.

Burgerlijke analisten hebben erop gewezen hoe broodrellen één van de katalysatoren waren van de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2010-2011 – een wijze waarschuwing, gezien het feit dat de wereldvoedselprijzen al enkele maanden achtereen onverminderd stijgen, terwijl miljoenen mensen hun middelen van bestaan verliezen. Het is moeilijk precies te voorspellen welke factor of gelegenheid tot explosies zal leiden en wanneer; maar de omvang van de sudderende woede en frustratie van de massa over de hele wereld is zo groot dat elke ogenschijnlijk bijkomstige kwestie, van een corruptieschandaal tot een daad van brutaal staatsoptreden, bijna overal een uitbarsting van onderaf kan uitlokken.

Zoals Marx ooit uitlegde, maken mensen hun eigen geschiedenis niet onder omstandigheden die zij zelf hebben gekozen, maar onder omstandigheden die uit het verleden zijn overgeleverd. Hiertoe behoort ook de voortdurende afwezigheid op wereldschaal van linkse massapartijen die geloofwaardig zijn en wortels hebben onder belangrijke lagen van de arbeidersklasse. De huidige versnelling van historische gebeurtenissen blijft, vooralsnog, gecombineerd met een nogal uitgesproken “Achilleshiel” geërfd van het vorige historische tijdperk, in de vorm van de zwakte van de subjectieve factor.

De voornaamste onderliggende tendensen zijn de ontplooiing van een diepe crisis voor het kapitalisme en de opkomst van oppositie en bewegingen van de arbeidersklasse van onderaf. De oppositie, de organisatie en het bewustzijn ontwikkelen zich weliswaar, maar zijn veel minder dan zij potentieel zouden kunnen zijn door de afwezigheid van een sterke subjectieve factor, die als forum of “broeikas” voor de ontwikkeling zou kunnen fungeren. Ook het bewustzijn ontwikkelt zich, en soms zullen veranderingen erg drastisch zijn. Maar op dit ogenblik is de arbeidersklasse in de meeste landen in algemene zin nog steeds geen klasse voor zich, zij voert nog niet volledig of bewust de klassenstrijd tegen de vormen van uitbuiting en onderdrukking van het kapitalisme.

Uit de Grote Recessie en de besparingen die in veel landen zijn opgelegd, zijn zeer belangrijke gevechten en gebeurtenissen voortgevloeid. Deze geven een eerste beperkt beeld van wat er in de toekomst zal gebeuren. Maar hoewel deze gebeurtenissen de zaken vooruit hebben geholpen, gingen zij in het algemeen niet ver genoeg om in de meeste landen tot een kwalitatieve doorbraak te leiden in de zin van het organiseren van de kracht van de arbeidersklasse of het oprichten en consolideren van sterke en zich ontwikkelende massale linkse bewegingen. Het uitblijven van een doorbraak van sterke politieke bewegingen hield het bewustzijn van bepaalde lagen tegen – wat zich vertaalde in verwarring, nog voor de groei in sommige landen van samenzweringstheorieën tijdens de pandemie. Op een bepaald moment zullen gebeurtenissen in de samenleving, met name strijd, het algemene bewustzijn vooruit stuwen, maar in sommige landen kan er een tegenstrijdige, gepolariseerde en complexe situatie ontstaan binnen de arbeidersklasse, waarbij sommigen vooruit gaan terwijl anderen tegelijkertijd kunnen worden beïnvloed door rechts-populistische ideeën enz.

De instabiliteit van het systeem is echter zo groot, dat de omstandigheden voortdurend veranderen en het is van groot belang dat we geen starre of schematische kijk hebben. Aan de oppervlakte kan het soms lijken alsof de maatschappij zelf vastloopt of dat de verschillende krachten elkaar opheffen. Hoewel tegenstrijdige elementen altijd aanwezig zijn, waren onze kameraden in het verleden meer gewend aan objectieve omstandigheden met duidelijke fasen die over het algemeen gunstig waren, om te worden vervangen door minder gunstige enz, en omgekeerd. Vandaag moeten we begrijpen dat positieve en reactionaire ontwikkelingen zich op precies hetzelfde moment kunnen voordoen. We moeten politiek sterk, duidelijk en gedisciplineerd genoeg zijn om niet gedesoriënteerd te raken door negatieve elementen, om daarmee om te gaan en ons vooral te concentreren op het grijpen van de kansen die zich aandienen. We moeten ook aantonen dat de zweep van de reactie altijd een belangrijke factor is geweest om het bewustzijn van de beste en meest gevorderde lagen vooruit te stuwen, en we kunnen in de komende maanden en jaren belangrijke vooruitgang boeken bij deze vitale elementen.

De afwezigheid van een sterke subjectieve factor is ook een van de redenen waarom we een perspectief hebben dat er explosies van onderaf kunnen komen. De afwezigheid van strijdbare vakbonden en partijen voor de arbeidersklasse kan betekenen dat er niets wordt gedaan met de problemen die de mensen raken waardoor de omstandigheden verslechteren. Maar net zoals een veer die wordt teruggeduwd onvermijdelijk knapt en explosief terugslaat, zo kan ook de woede van de uitgebuitenen en onderdrukten exploderen. We hebben meer discussie nodig over wat de aard van deze explosies kan zijn. In sommige gevallen hebben we explosies gezien die bewegingen op gang brachten die hardnekkig een weg voorwaarts smeedden.

In andere gevallen worden explosies niet gesignaleerd en kunnen zij zich snel voordoen, maar ook weer snel verdwijnen. Zij kunnen ook een uitzonderlijk potentieel in zich dragen en resulteren in kwalitatieve veranderingen in de omstandigheden en het bewustzijn, onder meer in het tot stand brengen of leggen van de basis voor de nieuwe politieke organisatie van de arbeidersklasse. We moeten ons niet alleen voorbereiden op wat er kan gebeuren in vakbonden of met nieuwe linkse formaties, maar we moeten ook aandachtig kijken naar het potentieel van de bewegingen rond vrouwenonderdrukking, gender, klimaatverandering, ongeorganiseerde arbeidersstrijd, strijd in gemeenschappen en van jongeren in het algemeen, ook in termen van impact die ze kunnen hebben op de politieke organisatie en het begrip van de arbeidersklasse meer in het algemeen.

De arbeidersklasse gaat echter ook de jaren 2020 in met de ervaring van een decennium dat gekenmerkt werd door de economische, politieke en sociale repercussies van wat toen de grootste kapitalistische crisis in generaties was. Dit decennium werd gekenmerkt door belangrijke episodes van massaal verzet en zelfs revolutionaire opstanden, die allemaal een diepe stempel hebben gedrukt op het bewustzijn van miljoenen mensen en die het kapitalisme – in het bijzonder zijn neoliberale variant – samen met zijn partijen en instellingen met een sterk verminderde autoriteit hebben achtergelaten. De Global Peace Index 2020 heeft berekend dat het aantal rellen in de wereld de afgelopen tien jaar met 282% is toegenomen en het aantal algemene stakingen met 821%!

Voor de zogenaamde “millennials”, en nog meer voor de “generatie Z”, wordt de “normale” toestand van het kapitalisme gelijkgesteld met permanente economische instabiliteit en milieucatastrofe. Veel van de millennials zijn tijdens en na de laatste recessie op de arbeidsmarkt gekomen en worden nu geconfronteerd met een nieuwe en nog brutalere recessie. Zelfs vóór de ineenstorting van het stalinisme hadden jongeren – die zich de ineenstorting van het stalinisme en de gevolgen daarvan steeds minder herinneren – het kapitalisme in steeds grotere getale afgewezen en stonden zij meer open voor socialistische ideeën, hoewel het bewustzijn verward blijft over wat dit precies inhoudt en over hoe de noodzakelijke socialistische verandering kan bekomen worden.

Het diskrediet van het kapitalistische systeem is nog verergerd door de crisis van dit jaar. Uit de enquête van de “Victims of Communism Memorial Foundation”, uitgevoerd door onderzoeksbureau YouGov, blijkt dat de steun voor het socialisme onder Gen Z (leeftijdsgroep 16-23) in de VS is gestegen van 40% vorig jaar tot 49% dit jaar. Volgens hetzelfde rapport is 60% van de millennials (24 tot 39 jaar) en 57% van Gen Z voorstander van een “volledige verandering van economisch systeem, weg van het kapitalisme”: dit zijn stijgingen met respectievelijk 8 en 14 procentpunten ten opzichte van slechts een jaar geleden. De omstandigheden die door de pandemie zijn ontstaan, zorgen voor een proces van politieke radicalisering onder de jonge generaties zoals we dat waarschijnlijk in decennia niet hebben gezien – terwijl zelfs bij de oudere generaties het besef groeit dat er iets fundamenteel mis is met de manier waarop de samenleving is georganiseerd, en dat de ontwikkelingen internationaal met elkaar verbonden zijn. Volgens een opiniepeiling van het onderzoeksbureau EKOS bijvoorbeeld verwacht 73% van de Canadezen in alle leeftijdsgroepen een “brede transformatie van onze samenleving” wanneer de Covid-19-crisis voorbij is. De stemming en het bewustzijn van jongeren, die dit jaar de aanzet heeft gegeven tot veel protestbewegingen, moet gezien worden als een potentieel erg belangrijke factor die de toon kan zetten en inspiratie opleveren aan andere delen van de werkende klasse op vlak van ideeën, thema’s, eisen en strijd. Dit kan een impact hebben op de processen in de bredere werkende klasse.

In de beginfase leek de huidige crisis de politiek bijna “opgeschort” te hebben, waardoor de massale strijd naar de achtergrond verdween en elementen van angst, verwarring en een zeker “voordeel van de twijfel” voor de nationale regeringen naar boven kwamen, maar deze beginfase is niet van lange duur geweest. De wilde stakingen van werknemers in een aantal landen waren een vroeg teken van de onhoudbaarheid en holheid van de “nationale eenheid”-retoriek.

Onder de oppervlakte heeft de crisis de ingrediënten opgedreven die nodig zijn om de wijdverspreide woede te laten losbarsten open klassenconflicten en massabewegingen – met een over het algemeen hoger bewustzijn dan in de bewegingen die het vorige decennium hebben gekenmerkt. De andere radicaliseringskanalen en strijdpunten die de jaren voor Covid-19 hebben gekenmerkt (onderdrukking op basis van geslacht en ras, vernietiging van het milieu, enz.) zijn verre van verdwenen, maar hebben juist veel meer gewicht gekregen, waardoor deze ontvlambare mix alleen maar is verergerd.

Het zou natuurlijk een vergissing zijn te veronderstellen dat dit een rechte lijn zal volgen of zich op een uniforme manier zal ontwikkelen in alle lagen van de bevolking in elk deel van de wereld. De stoom van de massale strijd is niet grenzeloos, perioden van vermoeidheid en ook tegenslagen en nederlagen zijn onvermijdelijk bij gebrek aan partijen, leiders en programma’s die in staat zijn hen voort te stuwen.

De subjectieve factor is op zichzelf geen voorwaarde voor het uitbreken van massabewegingen en zelfs revoluties. Zelfs zonder leiderschap kunnen spontane gevechten tijdelijke overwinningen behalen of de heersende klasse dwingen stappen terug te doen en gedeeltelijke toegevingen te doen – zoals we in de afgelopen maanden bij vele gelegenheden hebben gezien. Maar zulke spontaniteit zal uiteindelijk grenzen krijgen, en zulke concessies kunnen worden teruggedraaid als deze bewegingen niet in staat zijn zichzelf op een hoger en meer georganiseerd niveau te brengen, onder andere door een programma te omarmen dat verder gaat dan de logica van het kapitalisme.

Het feit dat de ex-premier van Libanon, Saad Hariri, de opdracht heeft gekregen een nieuw kabinet te leiden, ondanks het feit dat zijn vorige regering door de oktoberopstand van 2019 ten val was gebracht, geeft niet alleen de politieke impasse weer waarin de burgerlijke elite van het land zich bevindt, maar ook de tekortkomingen van de beweging, die er niet in geslaagd is haar eigen, op de klasse gebaseerde alternatief te formuleren en op te leggen. De grote rol die “toevallige figuren” in sommige van de recente bewegingen hebben gespeeld, zoals Imam Mahmoud Dicko in de massaprotesten in Mali, de verbannen oppositieleider Svetlana Tikhanovskaja in de protesten in Wit-Rusland, of ex-gevangene Sadyr Japarov die door de protesten in Kirgizië tot president werd opgestuwd, spreekt boekdelen over het vacuüm van politiek leiderschap in de arbeidersklasse in deze landen.

Bovendien hebben de vakbondsleiders vrijwel overal in meer of mindere mate de strijd van de arbeiders afgeremd, waardoor het potentieel voor een serieus collectief verzet tegen het nieuwe kapitalistische offensief tegen jobs, lonen en arbeidsvoorwaarden wordt tegengehouden. Dit heft de ontwikkeling van belangrijke vakbondsstrijd in een aantal landen, zoals de VS, Frankijk en India, niet gestopt. Maar in deze omstandigheden kunnen en zullen brutale economische schokken en het spookbeeld van massawerkloosheid soms een verbluffend effect hebben op de dynamiek van de klassenstrijd. Massale economische nood zonder tastbaar collectief antwoord kan leiden tot wanhoopsdaden, individuele terreur, ongeorganiseerde rellen of uitbarstingen van communautair, sektarisch of stammengeweld, vooral in de neokoloniale wereld.

De COVID-19 pandemie en de wereldwijde economische crisis hebben ook de neerwaartse trend in het geestelijk welzijn wereldwijd enorm versneld, vooral onder jongeren. Het fysieke isolement, de sluiting van scholen, de verminderde toegang tot gezondheidszorg, het banenverlies, de toegenomen economische onrust en de angst voor een klimaatramp hebben een bijzonder giftige combinatie opgeleverd. Meer dan de helft (51%) van de 3 500 respondenten die door het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) in zeven landen werden ondervraagd, verklaarden dat de pandemie een negatieve invloed heeft gehad op hun geestelijke gezondheid. Deskundigen waarschuwen allemaal dat sommige van deze effecten langdurig zullen zijn.

Een ander kenmerk van de ziekte van de samenleving is dat in de VS en delen van Canada de levensverwachting, vooral voor mannen, is gedaald. Een belangrijke factor is de explosie van het aantal opioïdendoden, die in 2020 meer mensen het leven kostte in British Columbia dan COVID – 1.716 tegen 901. Regeringen blijven veel geestelijke gezondheidsproblemen behandelen met het strafrechtelijk systeem, dus weigeren veilige toevoer van gecontroleerde drugs en de politie mishandelt en vermoordt voortdurend mensen met een slechte gezondheid.

In Hongkong heeft de massale strijd van vorig jaar een zware nederlaag geleden, waarbij angst en demoralisatie de kop opsteken tegen de achtergrond van een verscherping van de repressie door het Chinese regime en zijn stromannen. Het uitbreken van militaire conflicten en toegenomen nationalistische spanningen kunnen ook de stemming van de massa’s beïnvloeden en de vloedgolven van de klassenstrijd doorsnijden. Bij gebrek aan een sterke stempel van de arbeidersklasse in sommige bewegingen, kan de dynamiek van de “Koude Oorlog” die op wereldschaal speelt, illusies wekken in één van de twee imperialistische blokken als tegenwicht tegen wat wordt gezien als de meest directe vijand – zoals blijkt uit de verwarring rond de zogenaamde Milk Tea Alliance, waarbij activistische jongeren in Hongkong, Taiwan en Thailand hun blik richten op de “democratische” VS tegen het autocratische China en de Thaise generaals.

Evenwichtige marxistische perspectieven zijn echter niet louter een “zero sum game”; ondanks de verschillende complicaties moeten we vaststellen wat de dominante kenmerken zijn van de processen die op wereldschaal spelen. In algemene zin lijdt het geen twijfel dat, ondanks de genoemde tegenstellingen en de verschillen tussen de verschillende delen van de planeet, de pandemie en de nieuwe wereldcrisis het klassenbewustzijn eerder vooruit dan achteruit hebben helpen stuwen. Hoewel de strijd vanaf een lager punt dan vorig jaar opnieuw is begonnen, heeft hij in veel gevallen dezelfde weg gevolgd.

Een belangrijk kenmerk van de huidige periode is dat het ritme van de conjuncturele schommelingen, d.w.z. de opeenvolging van periodes van opgang en neergang van klassenstrijd, van revolutionaire en contrarevolutionaire ontwikkelingen, enorm is versneld. Hetzelfde geldt voor de verplaatsing van het geografische zwaartepunt van de strijd, die zich in versneld tempo van het ene land naar het andere en van het ene continent naar het andere verplaatst. Het niveau van de klassenongelijkheden en de instabiliteit van het kapitalistische systeem als geheel zijn op wereldschaal tot zulke historisch hoge niveaus opgelopen, dat de taak van de heersende klasse om de elementaire beweging van de massa’s te beheersen steeds meer lijkt op een brandweerman die worstelt om een steeds groter aantal branden te blussen.

Terwijl in veel van deze bewegingen het inzicht in de rol van de arbeidersklasse bij het tot stand brengen van effectieve veranderingen nog op een betrekkelijk laag pitje staat, hebben meer uitgesproken arbeidersklasse-acties en -methoden hun stempel gedrukt op sommige van deze bewegingen – getuige de terugkeer van de “massastaking” in landen als Indonesië, Zuid-Afrika en Wit-Rusland. Zoals zelfs het tijdschrift Teen Vogue erkende, zit het klassenbewustzijn op alle continenten in een stijgende curve en is het gestimuleerd door de pandemie en de gevolgen van de lockdowns. Hoewel we ons bewust zijn van de onvermijdelijke eb en vloed en van hun huidige politieke beperkingen, kunnen we met een gerust hart stellen dat massale opstanden, revoluties en scherpere conflicten tussen de klassen, samen met serieuzere sprongen in de groei van de steun voor socialistische ideeën en marxistische krachten, één van de dominante kenmerken van het komende decennium zullen zijn.

Het proces van massale strijd, zijn overwinningen en zijn nederlagen, is ook een cumulatieve ervaring, waaruit lessen worden getrokken en conclusies worden getrokken. Bij de recente stakingsgolf in Iran was er bijvoorbeeld sprake van een uniek niveau van coördinatie tussen verschillende industrieën, waarbij arbeiders uit alle sectoren gelijktijdig en uit solidariteit met elkaar het werk neerlegden, ook in de 54 olie-, gas- en petrochemische installaties. Dit is duidelijk gebaseerd op tactische lessen die zijn getrokken uit eerdere ronden van strijd tegen het regime. En wat in één land geldt, geldt tot op zekere hoogte ook internationaal.

De effecten van decennia van globalisering en de massale ontwikkeling van internet en communicatie via de sociale media hebben de materiële basis gelegd voor de opkomst van een nieuwe, rudimentaire vorm van internationalisme, met name onder de jongere generaties. Hoewel het in dit stadium nog geen organisatorische of volwaardige politieke aanvulling heeft, is deze instinctief internationalistische blik en neiging om naar de strijd in andere landen te kijken voor inspiratie en lessen, een kenmerkende eigenschap van recente bewegingen, die hun snelle verspreiding heeft vergemakkelijkt. Het volledig universele karakter van de pandemie en van de economische crisis, die globaler is dan de Grote Recessie van 2008, hebben het argument versterkt dat geen van de problemen van vandaag kan worden aangepakt binnen een zuiver nationaal kader. In een tijd waarin de nationalistische trommels van de heersende klassen steeds luider slaan, hebben de ideeën van internationale samenwerking en grensoverschrijdende solidariteit en strijd van de arbeidersklasse al een weerklank gevonden bij groeiende lagen van arbeiders en jongeren en dat zal ook in de toekomst zo blijven – zoals de wereldwijde klimaatstakingen in 2019, en Black Lives Matter en de wereldwijde antiracistische beweging in 2020, treffend illustreren. Initiatieven van ISA en haar afdelingen, gebaseerd op deze groeiende internationalistische stemming, zoals we hebben gedaan in reactie op het conflict in het oostelijke Middellandse Zeegebied of op de “normalisatie” overeenkomst tussen Soedan en Israël, kunnen als baken fungeren voor deze lagen.

Het gevoel dat dit systeem kapot is en geen toekomst biedt, is waarschijnlijk op een historisch hoogtepunt sinds de periode direct na de Eerste Wereldoorlog. Ook massastrijd neemt op mondiale schaal toe met de explosieve bewegingen in 2019 en 2020. Tegelijkertijd is het idee van hoe een alternatief voor het huidige systeem eruit zou kunnen zien en vooral de vraag hoe dit bereikt zou kunnen worden nog erg onduidelijk. Gekoppeld daaraan maar ook aan de verburgerlijking van voormalige arbeiderspartijen en de rol die de vakbonden de afgelopen decennia hebben gespeeld, is de bereidheid om zich te organiseren nog steeds erg laag. Alleen door meer klassenstrijd, overwinningen voor de arbeidersklasse en bredere lagen die ervaringen opdoen, kan dit obstakel worden overwonnen.

Scholen en ziekenhuizen: een sociale tondeldoos

In de loop van de Covid-19 pandemie is het strategische belang van gezondheidswerkers en onderwijspersoneel voor de reproductie, opleiding en fysieke instandhouding van de huidige en toekomstige werkende klasse uiterst scherp naar voren gekomen.

In veel geavanceerde kapitalistische landen behoren de ziekenhuizen als gevolg van de de-industrialisatie tot een van de werkplaatsen met de meeste arbeidskrachten. Zoals ISA in een eerder stadium van de crisis vaststelde, werd zowel de woede als het zelfvertrouwen aangewakkerd bij werknemers in de gezondheidszorg, de sociale zorg en andere vormen van zorg, die geconfronteerd werden met toegenomen risico’s in hun werk en tegelijkertijd profiteerden van een unieke mate van sympathie bij het publiek. Ze zijn over de hele wereld overgegaan tot militante stakingsacties – waaronder, misschien wel het opvallendst, in een groot aantal Afrikaanse landen. De slogan die we tussen de eerste en de tweede golf zagen in Frankrijk tijdens demonstraties van zorgwerkers, “Klaar met het applaus, maak nu plaats voor de mobilisatie”, geeft een breed gedeeld ongeduld weer om de rekening te vereffenen met de kapitalistische politici die in de sector grote schade hebben aangericht. Hoewel deze tendens tijdelijk kan worden ondermijnd door de werkdruk in de context van nieuwe golven, kan zij met hernieuwde kracht terugkeren zodra de pandemie afneemt.

De pandemie kwam bovenop een groeiende tegenstrijdigheid in het kapitalistische systeem: door de manier waarop de maatschappij zich heeft ontwikkeld, zijn steeds meer mensen afhankelijk van de gezondheidszorg of de sociale sector. De samenleving wordt ouder, de verslechterende arbeids- en levensomstandigheden hebben een negatief effect op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de arbeidersklasse en de jeugd, en de armoede en dakloosheid nemen toe. Het belang van de sector neemt dus voortdurend toe, evenals zijn positie in de samenleving. Tegelijkertijd willen de kapitalisten in een situatie van economische crisis de historische verworvenheden van de arbeidersklasse afbreken en ook de gezondheids- en sociale sector openstellen voor privé-kapitaal. Dit alles maakt de gezondheids- en sociale sector tot een centraal slagveld in de klassenstrijd vandaag. Over de hele wereld zien we veel van de meest strijdlustige klassenstrijd in deze sector. De Corona-crisis zal dit proces alleen maar versnellen. Daarom moeten onze internationale en alle afdelingen een strategische oriëntatie ontwikkelen naar de arbeiders in de gezondheids- en sociale sector.

De pandemie bracht ook leraren en hun vakbonden in de voorhoede van het debat over hoe scholen weer veilig kunnen worden geopend. De sluiting van scholen en universiteiten heeft wereldwijd meer dan een miljard scholieren en studenten getroffen en is een doorn in het oog van de kapitalistische klasse geworden vanwege het sneeuwbaleffect dat deze sluitingen hebben gehad op de rest van de arbeidersklasse. Tegelijkertijd hebben ze grote gevolgen voor arbeidersgezinnen, met nadelige impact op de ontwikkeling van kinderen en een verhoging van de lasten binnen individuele huishoudens, met een opgevoerde druk die vooral op de schouders van vrouwen terechtkomt. Aan de positieve kant heeft deze situatie het zelfvertrouwen van leerkrachten en werknemers in het onderwijs enorm versterkt, wat maakt dat de komende strijd zich ook in deze sector zal afspelen, zoals we reeds in november 2020 in Frankrijk zagen met de “gezondheidsstaking” van leerkrachten.

In Groot-Brittannië heeft de grootste lerarenvakbond, de NEU, sinds het begin van de pandemie het ledental zien stijgen met meer dan 50.000 nieuwe leden – het hoogste aantal sinds vele jaren. In de VS bedroeg de publieke steun voor vakbonden tijdens de Grote Recessie in 2009 slechts 48%, maar volgens de laatste Gallup-peiling van juli-augustus 2020 is dat nu 65%. Hoewel de situatie waarmee de vakbondsbeweging wordt geconfronteerd van land tot land sterk verschilt, geven deze cijfers wel een idee van het potentieel van vakbonden om hun aanhang in deze periode te versterken, als hun leiders bereid zijn om te vechten – of daartoe worden gepusht. Onder druk van onderaf zullen sommige vakbonden soms verder tot actie worden geduwd dan hun leiders wilden. Maar de diepte van de economische depressie, de massaontslagen in veel landen en de toegenomen klassenpolarisatie betekenen ook dat besluiteloosheid, verzoeningsgezindheid en verraad (die de bijproducten zijn van een reformistische aanpak van de vakbondsleidingen) zich sneller kunnen vertalen in ernstige dalingen van het aantal vakbondsleden. Het kan hele vakbonden in een crisis storten. Dit kan op zijn beurt leiden tot splitsingen of de oprichting van nieuwe, potentieel meer militante vakbondsformaties. Dit maakt het werk van revolutionaire socialisten in het helpen opbouwen en leiden van een strijdbare vakbeweging des te belangrijker. Maar het zal ook een enorme flexibiliteit van socialisten vergen, om de traditionele vakbonden niet in de handen van de bureaucratie te laten vallen en tegelijkertijd deel uit te maken van elke belangrijke doorbraak in de ontwikkeling van nieuwe vakbondsstructuren, en ondertussen concrete voorstellen te formuleren voor eengemaakte actie van de arbeidersklasse over de vakbonden heen.

Sectoren die het afgelopen jaar in de frontlinie van de strijd stonden, zijn ook sterk vervrouwelijkt. Dat geldt ook voor de sectoren die het zwaarst door de economische crisis zijn getroffen, zoals de detailhandel, de horeca en huishoudelijk werk. De maandenlange strijd van de arbeiders van winkelketen Debenhams in Ierland is een goed voorbeeld van hoe vrouwen uit de arbeidersklasse zich in de voorhoede van het wereldwijde verzet tegen de kapitalistische aanvallen hebben geplaatst. In navolging van wat de laatste jaren wereldwijd is waargenomen, hebben vrouwen dit jaar ook een voortrekkersrol gespeeld in de massabewegingen, van Nigeria tot Wit-Rusland. In Thailand hebben zij hun eigen eisen ingebracht in de massale jongerenstrijd, door de loonkloof tussen mannen en vrouwen, de verkrachtingscultuur, de restrictieve abortuswetten en de vermarkting van vrouwenlichamen aan de kaak te stellen.

In de context van een crisis waarin vrouwen te maken krijgen met hernieuwde economische druk, aanvallen op hun reproductieve rechten en een dramatische toename van gender-gerelateerd geweld op alle vlakken, blijft het potentieel voor strijd over kwesties die rechtstreeks verband houden met gender-gerelateerde onderdrukking groot. Dit bleek opnieuw met de protesten in India na de brute verkrachting van en moord op een Dalit-meisje in Uttar Pradesh; of in Turkije waar duizenden vrouwen in de zomer van 2020 in verschillende steden op straat zijn gegaan tegen feminicides en geweld binnen het gezin. Dat waren in Turkije de belangrijkste betogingen sinds het begin van de pandemie.

Maar het is ongetwijfeld in Polen dat het potentieel van deze kwesties om tot grote sociale omwentelingen te leiden, het meest levendig tot uiting is gekomen. De frontale aanval op de abortusrechten door de rechtse PiS-regering heeft – tijdens een pandemie met beperkende maatregelen – de grootste betogingen in het land sinds de jaren ’80 uitgelokt. Er was duidelijk een meer vastberaden, breder gedragen en meer politieke stemming van opstand dan tijdens de beweging van vier jaar geleden. Er was sprake van een aanzet tot algemene staking, die tot een echte had kunnen uitgroeien als de vakbondsleiding haar werk had gedaan. Deze plotselinge explosie was een complete verrassing voor de regering, deed haar wankelen en dwong haar tot een gedeeltelijke terugtrekking.

Het feit dat een massale terugschroeving van vrouwenrechten plaatsvindt na jaren van historische vrouwenstrijd op internationaal niveau is een duidelijke uitdrukking van het falen van reformistische ideeën om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bereiken, en zal meer en meer vrouwen uit de arbeidersklasse tot revolutionaire conclusies brengen.

Enorme ontwikkelingen in de VS

2020 begon met een enthousiasmerende presidentscampagne van Bernie Sanders, wiens programma linkser was dan in 2016. Sanders’ campagne vormde een serieuze bedreiging voor het neoliberale establishment van de Democratische Partij, dat een harde campagne voerde om hem te blokkeren en de kandidatuur te overhandigen aan de zeer zwakke Joe Biden. Sanders capituleerde in het licht van deze aanval en liet progressieve arbeiders en jongeren zonder effectief leiderschap achter in een jaar van diepe crisis. De steun voor belangrijke elementen van zijn programma is er echter niet minder op geworden.

Dit is belangrijk om in gedachten te houden als we kijken naar wat er sindsdien is gebeurd. Trump heeft de pandemie op criminele wijze aangepakt, wat heeft geleid tot de dood van honderdduizenden in het machtigste kapitalistische land ter wereld. Er waren catastrofale economische gevolgen, waaronder lange rijen voor voedselbedeling in het hele land. Ongeveer één op de drie gezinnen met kinderen had de afgelopen maanden te kampen met voedselonzekerheid. Dit alles onthulde de lelijke realiteit van massale ongelijkheid en precariteit en de rampzalige staat van de publieke gezondheidszorg in de VS.

De wedergeboorte van de Black Lives Matter-beweging werd rechtstreeks door deze omstandigheden beïnvloed. Het was een multiraciale opstand van jongeren, onder leiding van zwarte jongeren, tegen racisme en een steeds somberder wordende toekomst onder het kapitalisme. Dit was de grootste protestbeweging in de geschiedenis van de VS, die de reactionairen tijdelijk op hun achterste poten zette en een belangrijk positief effect had op het massabewustzijn. Het ontbrak echter ook aan een duidelijk leiderschap, programma, democratische structuur en strategie om tastbare winst te behalen. Dit maakte de capitulatie van Sanders – die in dit opzicht een belangrijke rol had kunnen spelen – des te misdadiger. De Democraten in de grote steden waren in staat om de beweging uit te zitten en de ultralinkse fouten van een deel van de beweging te benutten. Dit gaf Trump een opening waar hij hard gebruik van maakte.

Resultaat van de presidentsverkiezing

De nederlaag van Donald Trump werd door honderden miljoenen over de hele wereld met opluchting onthaald. Het is objectief gezien een belangrijke tegenslag voor rechts populisme en extreemrechts. De gewone mensen overwonnen de massale pogingen om hen weg te jagen van de stembussen, de schaamteloze onderdrukking van de kiezers in vele staten, vooral gericht tegen zwarte en latino kiezers, en de niet aflatende dreigementen van Trump om de verkiezingen te stelen. De heersende klasse maakte ook duidelijk dat zij niet wilde dat de burgerlijke democratie verder werd ondermijnd en gebruikte de massamedia om de “integriteit” van de verkiezingen en het proces van de stemtellingen meedogenloos te verdedigen.

Het aantal stemmen voor Trump, ondanks zijn rampzalige aanpak van de pandemie, houdt echter wel ernstige waarschuwingen in voor de arbeidersbeweging als deze er niet in slaagt om in de komende periode een echt links alternatief voor de Democraten op te bouwen.

Zoals onze sectie in de VS in haar materiaal heeft uitgelegd, won Trump de steun van de overgrote meerderheid die de economie als het belangrijkste punt beschouwde; hij won ook met één maatregel de steun van 40% van de vakbondsleden in de VS. Hoewel we de analyse die de uitkomst herleidt tot “blank racisme” ten stelligste afwijzen, is het waar dat populistisch rechts een basis consolideert binnen de blanke arbeidersklasse en middenklasse die gedeeltelijk op racisme is gebaseerd.

Maar tegelijkertijd steunde een iets groter deel van de blanke arbeidersklasse in het algemeen Biden in vergelijking met Clinton in 2016. Dit is een indicatie van wat Sanders had kunnen doen als hij de kandidaat was geweest in plaats van Biden, die letterlijk niets te zeggen had tegen welk deel van de arbeidersklasse dan ook en openlijk een nationaal ziektekostenverzekeringssysteem (Medicare-for-All) en de Green New Deal afwees.

De uitkomst betekent dat de massale polarisatie zich zal verderzetten en daarmee gepaard de verdere verzwakking van de burgerlijke instellingen. Het establishment van de Republikeinse Partij dat toch wel stevig onder de controle van Trump werd gebracht, zal op korte termijn geen eenvoudige weg vinden om de controle terug te krijgen. Maar er zijn diepe tegenstellingen binnen de Republikeinse Partij die in de komende periode op een bepaald moment zouden kunnen leiden tot een splitsing en de vorming van een duidelijker extreemrechtse partij. Momenteel gebruikt Trump de fase na de verkiezingen om zijn basis verder te consolideren rondom het verhaal dat de verkiezingen zijn gestolen.

Hoewel dit een gevaarlijke ontwikkeling zou zijn, kan het ook de functie van de “zweep van de contrarevolutie” spelen die leidt tot ontwikkelingen aan linkse kant. De verdeeldheid binnen de Democratische Partij is duidelijk zichtbaar: “gematigden” vallen AOC en links aan als de oorzaak voor verlies in de Congresverkiezingen. Tegelijkertijd zijn AOC en de “Squad” in het Huis van Afgevaardigden versterkt en zouden zij het machtsevenwicht in handen kunnen houden.

Met miljoenen, vooral jonge mensen, geradicaliseerd door de economische crisis van het kapitalisme, de zich ontwikkelende klimaatramp en de strijd tegen raciale en andere vormen van onderdrukking, is er sinds ten minste de jaren zeventig geen grotere objectieve ruimte geweest voor een links politiek alternatief in de VS. Het potentieel om opnieuw een strijdbare arbeidersbeweging op te bouwen werd ook duidelijk aangetoond met de lerarenopstand van 2018 en de daaropvolgende stakingsgolf.

De ontbrekende factor is leiderschap, de sleutelfiguren ter linkerzijde, zoals AOC, zitten nog steeds vast in de Democratische Partij en kunnen alleen maar klagen dat zij niet serieus worden genomen door de leiding. Maar zij zullen de komende tijd onder enorme druk komen te staan om een positie te nemen tegenover Biden, nu de crisis een nieuwe fase ingaat.

Perspectieven voor Biden’s binnenlands beleid

Biden zegt dat hij “geld zal uitgeven” om de crisis aan te pakken, wat gedurfd kan klinken. Maar dit is letterlijk wat het IMF en de Federal Reserve de Amerikaanse regering vragen te doen. Geld uitgeven in een noodsituatie is natuurlijk niet hetzelfde als toezeggingen doen voor programma’s op langere termijn die de werkende bevolking wezenlijk ten goede komen. Dergelijke verbintenissen zijn grotendeels afwezig, hoewel hij de orders die Trump liet uitvoeren om de milieuregelgeving te ondermijnen en de migratie te beperken, kan terugdraaien, wat zijn “wittebroodsweken” wat zou kunnen verlengen. Tegelijkertijd bereiden de door Democraten geleide lokale overheden zich voor op grootschalige besparingen op bestaande sociale programma’s.

Maar de komende twee jaar zullen geen herhaling worden van 2008-10, toen de arbeidersbeweging en links weigerden terug te slaan toen Obama de banken redde terwijl miljoenen mensen hun huis kwijtraakten. Er waren bij Obama reële illusies die er bij Biden niet zijn, en de werkende mensen zullen zich sterk verzetten tegen een herhaling van wat er tien jaar geleden gebeurde. We kunnen niet met zekerheid zeggen wanneer en hoe het conflict tussen delen van de arbeidersklasse en jongeren en de regering-Biden zich precies zal ontwikkelen, maar we kunnen er absoluut zeker van zijn dat er veel potentiële brandhaarden zullen zijn, waaronder de dreiging van massale uitzettingen, strijd tegen besparingen op stedelijk niveau en niveau van de staten en bedreigingen van de abortusrechten door het rechtse Hooggerechtshof. Proberen om hetzelfde neoliberale draaiboek te gebruiken als Obama deed, zal deze keer heel andere resultaten opleveren.

Als de arbeidersbeweging en links er echter niet in slagen de situatie het hoofd te bieden en een duidelijk alternatief voor te stellen, zal er de komende jaren een grote opening ontstaan voor extreemrechts om te groeien. Zoals we al zeiden, zou het Trumpisme gevolgd kunnen worden door een nog gevaarlijker fenomeen.

Regering-Biden en buitenlands beleid

De belangrijkste vraag die we moeten beantwoorden is in welke mate de regering-Biden een “reset” in de wereldverhoudingen zal betekenen. Biden zal snel stappen zetten die de nieuwe regering, althans op het niveau van retoriek, sterk zal onderscheiden met deze van Trump. Hij zal opnieuw toetreden tot het Klimaatakkoord van Parijs, dat de VS onlangs officieel had verlaten, en tot de WHO. Meer in het algemeen zal hij zich opnieuw engageren met de internationale kapitalistische instellingen die Trump had verlaten en met de traditionele bondgenootschappen van de VS, zoals de NAVO.

Maar het akkoord van Parijs is uiterst beperkt en de herintreding van de VS zal op zich geen serieuze verandering brengen in de halsbrekende stormloop richting klimaatramp. Het beëindigen van de “Amerika eerst”-retoriek en het streven naar samenwerking met de WTO kan eveneens de groei van het protectionisme afremmen. Maar de trend van de afgelopen jaren is nog lang niet omgebogen. Biden heeft beloofd om voor jobs te zorgen onder het label “Made in America”.

Dit is vooral duidelijk in het conflict tussen de VS en China. Biden kan bijvoorbeeld proberen om met China tot een akkoord te komen om de invoertarieven terug te schroeven, maar het Amerikaanse “engagement” beleid met China, dat begon met het bezoek van Nixon in 1972 en leidde tot de toetreding van China tot de WTO in 2000, is nu definitief voorbij. Zoals we hebben benadrukt is dit niet alleen het resultaat van Trump’s economisch nationalistische beleid, maar weerspiegelt het een bredere verschuiving in de heersende klasse in de VS. Zelfs vóór Trump was het doel van Obama om met de TPP handelsalliantie, waar Trump zich uit heeft teruggetrokken, China te “omsingelen” en zijn verdere ontwikkeling in te dammen. We kunnen verwachten dat Biden in veel sterkere mate dan Trump de nadruk zal leggen op “mensenrechten” als onderdeel van de indammingscampagne van het Amerikaanse imperialisme. We hoeven geen serieuze verandering te verwachten in het conflict over technologie of de algemene stappen in de richting van ontkoppeling.

Biden en zijn team zijn vastbesloten om te proberen de nucleaire overeenkomst met Iran een nieuw leven in te blazen, maar in de praktijk zal dit zeer moeilijk blijken. Iran geeft aan dat het de intrekking van de sancties onder Trump eist, maar voor Biden is het wellicht politiek onmogelijk om daarmee in te stemmen. Volgend jaar zijn er ook verkiezingen in Iran, waardoor het presidentschap mogelijk weer in handen komt van de hardline fractie van het regime, wat een herleving van de deal nog ingewikkelder zou maken. Er zijn aanwijzingen dat Biden een minder vriendelijke houding zal aannemen tegenover het Saudische regime. De verwijdering van Trump uit het Witte Huis, die door Mohamed Bin Salman als dekmantel werd gebruikt om de macht sterker rond zichzelf te centraliseren, zou de innerlijke vetes binnen de Saoedische heersende elite opnieuw kunnen aanwakkeren. De relatie met Netanyahu zal ijzig zijn, omdat de regering-Biden waarschijnlijk zal proberen minder agressief en provocerend ten gunste van het Israëlische regime over te komen, en de communicatielijnen met het Palestijnse leiderschap, die onder Trump waren stukgelopen, zal heropenen. Het ziet er echter niet naar uit dat de illusie van een door de imperialisten gesteund vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen hoe dan ook een prioriteit zal zijn voor Biden.

De overwinning van Biden is zeer welkom voor de leiders van de belangrijkste EU-landen, hoewel niet voor de regeringen in Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije, en hij zal zeker een meer vijandige houding aannemen tegenover Rusland. Hij is tegen Brexit, maar erkent anderzijds dat het een uitgemaakte zaak is.

Politieke polarisatie verdiept

Aanhoudende besparingen, groeiende ongelijkheid en concurrentie tussen armen om sociale voorzieningen die de maatschappelijke aanvaarding van het neoliberalisme al ondermijnden, zijn belangrijke kenmerken van de huidige crisis. Politieke vertegenwoordigers, links en rechts, en instellingen werden allemaal door groeiende lagen van de bevolking gezien als onderdeel van de krachten die werken ten gunste van een status quo die de elites bevoordeelt. Bovendien is het aanzien van de belangrijkste vakbondsleiders in de afgelopen periode aanzienlijk verminderd, in uiteenlopende mate in verschillende landen en binnen verschillende landen. Oorlogen moesten de wereld veiliger maken en de “democratie” uitbreiden. Ze leidden in plaats daarvan tot meer onveiligheid, wrede dictaturen en terrorisme op een nooit eerder geziene schaal. “Onthullingen” en geruchten over de “diepe staat” en de invloed van geheime diensten van buitenlandse mogendheden ondermijnen de reeds verzwakte geloofwaardigheid van kapitalistische instellingen nog verder. De strijd om grondstoffen en rijkdom heeft de spanningen tussen handelsblokken, landen en zelfs regio’s in landen verder doen toenemen, waardoor nationale vraagstukken en open breuken tussen lokale, regionale en nationale autoriteiten worden aangewakkerd. Escalatie van milieurampen drijft het gevoel van urgentie om de klimaatverandering aan te pakken op, maar jaagt ook diegenen schrik aan die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van vervuilende industrieën. Deze smeltkroes van tegenstrijdigheden voedt misleiding, onzekerheid, wantrouwen en angst, dat nog verder verergerd door het systematische falen om de gezondheidscrisis en de economische depressie aan te pakken.

Een opiniepeiling van oktober 2020 toont aan dat 79% van de Fransen zouden overwegen om een anti-systeemstem uit te brengen. Dit maakt deel uit van een internationale trend, die het afgelopen jaar tot uiting is gekomen in sociale bewegingen. Politieke partijen of figuren die bereid zijn op deze stemming in te spelen, zouden vooruitgang kunnen boeken. Helaas lijkt in dit stadium internationaal geen enkele linkse figuur of nieuwe linkse formatie bereid te zijn de uitdaging aan te gaan; in plaats daarvan proberen zij constructief en respectabel te zijn. Linkse figuren binnen de Britse Labourpartij en de Amerikaanse Democratische Partij weerspiegelden een groeiende linkse tendens in de samenleving, maar hebben in meer of mindere mate gecapituleerd voor het establishment. In het geval van “de Squad” in de VS kunnen zij in een later stadium onder druk van hun basis naar links worden geduwd. In andere gevallen is “nieuw links” er vooral niet in geslaagd een georganiseerde politieke kracht te vormen die in staat is electorale successen te consolideren, strijd te leveren en ervoor te zorgen dat strijd binnen de eigen gelederen wordt weerspiegeld, en een sterke verankering op te bouwen in de werkplaatsen en de arbeidersgemeenschappen. Op verschillende manieren weerspiegelen de beperkingen van Melenchon’s France Insoumise en AMLO’s politieke structuur beide hoe halverwege op weg naar een nieuwe linkse partij wordt gestopt, door leiders die een halve stap in die richting hebben gezet.

De meeste vakbondsleiders vrezen ook voor de gevolgen van wat zou kunnen ontketend worden indien zij deze massale woede en frustratie zouden omzetten in concrete eisen en actie. De linkse vakbonden zijn in dit stadium veel zwakker dan tientallen jaren geleden en beginnen in sommige landen zich pas weer op te bouwen, en zijn in de meeste gevallen niet in staat om het bureaucratische apparaat over te nemen en te omzeilen.

Rechts populisme en extreemrechts

Dit biedt rechtse populisten en zelfs extreemrechts de kans om zich op te werpen als de belangrijkste, zo niet de enige anti-systeemkracht. Zelfs na vier jaar presidentschap, met al zijn racistische en vrouwenhatende beledigingen, na de slechte aanpak van de gezondheidscrisis, slaagde Trump erin zich nog steeds op te werpen als “anti-establishment”, de verdediger van de blanke arbeidersklasse en het aantrekken van een belangrijke groep Latino’s en zelfs zwarte mensen. Trump en extreemrechts maakten gebruik van de angst voor achteruitgang, om werkloos te worden door covid-19 lockdowns, om zich op te werpen als de verdedigers van de “vrijheid”. Het wantrouwen tegenover het establishment na jaren van desillusies, verraad en regelrechte leugens wordt aangegrepen om samenzweringstheorieën te voeden. Een gevoel van patriottisme om recht en orde te herstellen wordt opgezweept om “onze manier van leven” te beschermen tegen de zogenaamde anarchie die door “links” wordt gepropageerd en door de “maffia van de vakbonden en de Democratische Partij” en “the deep state” wordt aangewakkerd om de VS in verval te storten.

Rechtse populisten en extreemrechts in Europa komen met een vergelijkbaar verhaal. Het aanwakkeren van racisme, het promoten van recht en orde en het verdedigen van “onze christelijke waarden” wordt nu aangevuld met het uitbuiten van de angst van kleine ondernemers die gedwongen zullen worden te sluiten, het inspelen op de frustratie over antidemocratische maatregelen die gewone mensen worden aangedaan terwijl grote bedrijven blijven draaien en het gebruik maken van de woede en het gebrek aan vertrouwen in mainstreampolitici, de pers en bureaucratische instellingen.

Er zijn echter serieuze grenzen, met elementen van extreemrechts die uit de pas lopen en een veel belangrijkere tegenreactie uitlokken. Antifascistisch links in Griekenland heeft Gouden Dageraad zodanig teruggedrongen dat de gevestigde orde zich genoodzaakt voelde hen voorlopig te laten vallen. Hoewel dit een belangrijke overwinning is, kunnen we niet uitsluiten dat het neofascisme in een later stadium onder een nieuwe naam terugkomt. Kleine maar groeiende neofascistische strijdgroeperingen zijn nuttige instrumenten voor de extreemrechtse partijen, maar hun aanwezigheid leidt ook tot interne conflicten en splitsingen die extreemrechts electoraal tijdelijk terug kunnen brengen, zoals de Duitse AfD is overkomen. Allianties tussen rechtsconservatieven en cryptofascisten onder het dak van rechtspopulisme blijven onstabiel. De groei en het succes van de Duitse AfD wordt keer op keer verlamd door de interne strijd tussen de twee rechtervleugels. De radicale anti-establishment groep rond de fascist Björn Höcke wil nauwer aansluiten bij de bewegingen van het racistische Pegida tot het Covid-ontkennende Querdenken en heeft een nationalistisch-sociaal programma, terwijl de patriottisch-conservatieve groep rond Jörg Meuthen de partij onder een protectionistisch en neoliberaal programma klaar wil stomen voor regeringsdeelname. De nationaalconservatieven profiteren van het anti-establishment-imago van de partij, en de cryptofascisten hebben de nationaalconservatieven nodig als een braaf vijgenblad. Beide vleugels hebben elkaar nodig om te overleven, maar ze kunnen ook niet met elkaar leven. Hun geschil zou in een later stadium kunnen escaleren en tot een nieuwe breuk kunnen leiden.

In de oppositie reactionaire ideeën populariseren die vervolgens door meer traditionele partijen worden overgenomen is één ding, maar er een consequent regeringsbeleid van maken zou een zo verregaande inmenging in de economische besluitvorming vergen dat zij regelrecht in botsing zouden komen met de heersende klasse wiens belangen zij beogen te dienen. Wanneer ideologische motieven terzijde worden geschoven, nemen carrièrezucht en hebzucht de overhand, zoals de voormalige Oostenrijkse vicekanselier Strache treffend illustreert. Hoewel er geen garantie is dat rechtspopulisten en extreemrechts automatisch een electorale nederlaag zullen lijden door deel te nemen aan de regering zolang de voedingsbodem waarop zij kunnen bouwen niet is verdwenen, is het toch opvallend dat zowel de FPÖ in Oostenrijk als de Lega in Italië lager staan in de peilingen. Een deel van de sociale basis van de Lega wordt nu veroverd door de nog rechtsere Fratelli d’Italia.

Echter is het fundamentele obstakel, het obstakel waarop we moeten voortbouwen, het wegdrukken van hun historische sociale basis, de middenklasse, ten gunste van een numeriek groeiende arbeidersklasse. De potentiële krachtsverhouding tussen de klassen, zelfs wanneer de arbeidersklasse organisatorisch zwak en politiek verward is, is het grootste obstakel voor een daadkrachtig rechts-populistisch en extreemrechts beleid. Zelfs waar autoritaire rechtspopulisten steunen op een ontluikende binnenlandse burgerij, zoals in het grootste deel van Midden- en Oost-Europa, beperkt dit niettemin enorm hun vermogen om hun beleid op te leggen. Dit bleek uit de massale beweging tegen de nieuwe abortuswet in Polen. De oproep van Kaczyński om zich aan te sluiten bij de fascistische milities om de kerken te beschermen en het dreigement om de organisatoren te vervolgen met maximaal acht jaar gevangenisstraf en de deelnemers te beboeten, werden allemaal van tafel geveegd door de massale stroom van demonstranten, onder wie veel vrouwen en mannen uit de arbeidersklasse.

India’s krachtpatser Modi, die een hindoe-chauvinistische rechts-nationalistische regering leidt, werd in januari 2020 niettemin geconfronteerd met een algemene staking van 250 miljoen mensen en, wat belangrijk is, massaprotesten tegen zijn wet op het staatsburgerschap van 2019. Andere rechts-populistische machthebbers zoals Orban of Bolsonaro zouden met soortgelijke weerstand kunnen worden geconfronteerd. De nederlaag van Trump, zij het na een recordaantal stemmen, zal hun beperkingen nog vergroten.

Het is begrijpelijk dat sommigen figuren als Trump, Modi of Loekasjenko instinctief gelijkstellen met het fascisme. Neostalinistische, anarchistische stromingen, establishmentfiguren en vakbondsbureaucraten propageren dit valse idee dat een klassenoverschrijdende eenheid tegen “de belangrijkste vijand” rechtvaardigt, waarbij de sociale kwesties die aan de basis liggen van de bredere aantrekkingskracht van rechtspopulisten en extreemrechts, terzijde worden geschoven. De afwezigheid van een echt links alternatief of een strijdbare arbeidersbeweging die een duidelijke klassenoproep doet, maakt het mogelijk dat rechtspopulisten een grotere aantrekkingskracht hebben bij delen van de arbeidersklasse op grond van het feit dat zij strijden tegen “stedelijke liberale elites”. Als daartegen niets wordt ingebracht, bestaat het gevaar dat het rechtspopulisme de deur opent naar extreemrechts en dieper wortelt in zowel de middenklasse als meer vervreemde delen van de arbeidersklasse. Maar in de meeste landen blijven de werkelijk georganiseerde krachten van extreemrechts en zeker van het fascisme in dit stadium objectief gezien zeer zwak.

Het echte fascisme is een massabeweging met als doel elke organisatie van de arbeidersklasse te vernietigen en te verbrijzelen. Het vereist een beslissende nederlaag van de arbeidersklasse. Hoewel de heersende klasse in sommige gevallen gebruik zal maken van fascistische of paramilitaire groeperingen als instrument om terreur en verdeeldheid te zaaien onder de arbeidersklasse en de onderdrukte lagen (zoals bijvoorbeeld de RSS in India doet), is het gevaar dat fascistische krachten de staatsmacht veroveren om de arbeidersbeweging te verpletteren niet aan de orde van de dag. Afgezien van de objectief veranderde klassenbalans die een dergelijke optie onuitvoerbaarder maakt, voelen de heersende klassen vandaag niet dezelfde behoefte om die weg in te slaan als in de jaren dertig in Duitsland, Italië en Spanje, toen zij een viscerale en onmiddellijke angst hadden voor een socialistische revolutie. Daarop wijzen betekent geenszins een onderschatting van de gevaren. Als de arbeidersklasse zwak georganiseerd en politiek verward blijft, zijn grote nederlagen niet uit te sluiten, die aanleiding kunnen geven tot nog brutalere repressie en verdere, nog gevaarlijkere, groei van extreemrechts. De hamvraag is het verzet van de arbeidersklasse, haar organisatorische kracht, haar programma, strategie en tactiek en het leiderschap voortgekomen uit haar ervaringen.

Nieuwe linkse formaties

Toen wij in het midden van de jaren negentig voor het eerst de noodzaak van “nieuwe arbeiderspartijen” aan de orde stelden, werd dit door links betwist. Onze analyse dat de ineenstorting van het stalinisme de “verburgerlijking” van de massale politieke organisaties zeer waarschijnlijk maakte, was zowel scherp als door de gebeurtenissen bevestigd. Ons perspectief en de basis voor onze programmatische oproep tot nieuwe arbeiderspartijen zijn ook bevestigd in die zin dat er in de loop van de daaropvolgende twee decennia vele pogingen zijn gedaan om nieuwe entiteiten links van de sociaaldemocratie op te richten, die in sommige landen al snel belangrijke factoren werden. In sommige landen kreeg dit proces een bijzondere impuls in de periode na de Grote Recessie. Het is echter ook waar dat onze verwachting dat er in het algemeen nieuwe massapartijen zouden ontstaan, niet is uitgekomen.

Sommige van de opgerichte formaties verdwenen snel, andere werden verdrongen door nieuwe, weer andere bestaan nog steeds en zouden in de toekomst nog een belangrijke rol kunnen spelen. De belangrijkste nieuwe partij die zich vóór de Grote Recessie ontwikkelde, de Italiaanse Rifundazione Communista (PRC, opgericht in 1991), waaraan tienduizenden arbeidersactivisten actief deelnamen, werd vernietigd toen zij toetrad tot de tweede besparingsregering van Prodi (2006-8). Het reformisme geeft voorrang aan parlementaire rekenkunde en manoeuvres boven het geloof in de kracht van de organisatie, mobilisatie en strijd van de arbeidersklasse als de drijvende kracht achter verandering. Helaas werd de verkeerde politiek van “coalitievorming” met pro-kapitalistische partijen, op zichzelf een duidelijke uitdrukking van de failliete benadering van het hedendaagse reformisme, in de daaropvolgende periode ad nauseum herhaald door de leiders van veel nieuwe formaties, vaak met verwoestende gevolgen.

Na de ineenstorting van de PRC blijven de gevolgen van het verraad en de demoralisatie die het teweegbracht tot vandaag voortduren. Maar in die tijd was de globalisering in volle gang, en hoewel er toen de anti-globaliserings- en anti-oorlogsbewegingen waren, stond de globale klassenstrijd op een ander niveau dan in de nasleep van de grote recessie en in de aanloop naar de huidige crisis.

Nieuwe linkse formaties werden gevormd in een periode van permanente aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden. In tegenstelling tot de vroegere sociaaldemocratische en communistische partijen die een massabasis hadden opgebouwd en een nauwe band met de arbeidersklasse hadden gedurende een lange periode van kapitalistische stabiliteit die gekenmerkt werd door verbeteringen voor de arbeidersklasse, vooral in het Westen na de Tweede Wereldoorlog, werden de nieuwe linkse formaties onmiddellijk op de proef gesteld door de eisen van het tijdperk van het neoliberalisme. Hun bestaan was dus inherent instabieler. Hoewel ze in een aantal landen een aanzienlijke electorale vertegenwoordiging kregen, bleven ze tot de Grote Recessie van 2008-9 en de daaropvolgende harde aanvallen tegen arbeiders voornamelijk “zweeppartijen”. Na een aanvankelijke periode van verlamming werden sommige van die partijen al snel mededingers voor de macht.

In Griekenland lokte de interventie van de trojka massaal verzet en opstanden uit. Niet minder dan 40 algemene stakingen werden uitgeroepen tussen de lente van 2010, het begin van het eerste memorandum, en de beslissende verkiezingsoverwinning van Syriza. Het feit dat Syriza door de crisis en het politieke vacuüm tot de kern van dit nieuwe project werd gekatapulteerd, is een nuttige herinnering aan de noodzaak van flexibiliteit in onze vooruitzichten voor de opkomst van nieuwe massale politieke linkse krachten in de komende periode.

Eenmaal aan de macht onderschatte Tsipras de weerstand die hij zou ondervinden. Na de verkiezingen stroomden dagelijks honderden miljoenen euro’s het land uit. De ECB bevroor de liquiditeit van de banken en dwong hen hun deuren te sluiten. Tsipras kon ofwel de voorwaarden van de Trojka aanvaarden, ofwel in het offensief gaan: kapitaalcontroles opleggen, schuldaflossing weigeren, de banken nationaliseren, een nationale munt invoeren, grote openbare werken opstarten, de sleutelsectoren van de economie nationaliseren, de economie plannen, een staatsmonopolie op buitenlandse handel, arbeiderscontrole en -beheer opleggen en de arbeiders elders in Europa om steun verzoeken. In plaats daarvan schreef Tsipras op 5 juli 2015 een referendum uit. Een enorme meerderheid van 61,5% verwierp een nieuw memorandum en gaf hem het mandaat om in het offensief te gaan en te weigeren de schuld te betalen, maar een week later capituleerde hij. Het leidde tot een gigantische demoralisatie, geen enkele belangrijke afdeling van Syriza of breder links was in staat om een massale reactie van de arbeidersklasse te mobiliseren van het soort dat nodig was, en het was integendeel de rechtse ND die zich terug naar de macht wrong.

Bij de Indignados-beweging (2011) in de Spaanse staat waren op het hoogtepunt meer dan acht miljoen voornamelijk jonge mensen uit de arbeidersklasse en de middenklasse betrokken bij betogingen en bezettingen. De jongeren keerden zich af van de officiële partijen en de vakbonden, met inbegrip van het door de CP geleide Izquierda Unida, die in de peilingen een aanzienlijke groei had gekend en de beweging publiekelijk had gesteund, maar niet in staat was er voldoende aansluiting bij te vinden. Vervolgens lanceerde een groep intellectuelen, linkse en mediafiguren rond Pablo Iglesias in 2014 Podemos. Zijn aanvallen op “La casta” van corrupte politici en oligarchen, gecombineerd met een radicaal links reformistisch programma, speelden in op de sfeer in de beweging. Bij de parlementsverkiezingen in 2015 scoorde het meer dan 20%, door vijf miljoen stemmen af te snoepen van de sociaaldemocratie.

In de daaropvolgende jaren vonden verscheidene algemene stakingen en talrijke strijdgolven plaats tegen privatiseringen, voor vrouwenrechten, voor het milieu, tegen de lage lonen en vooral rond de nationale kwestie. Deze strijd werd vaak gekenmerkt door arbeiders en jongeren die in opstand kwamen tegen de officiële leiding van de arbeidersbeweging, en een militante weg van strijd van onderaf oplegden. In plaats van zich op deze dynamiek te baseren om een vastberaden strijd om de macht te beginnen, richtte de leiding van Podemos (nu geallieerd met het voormalige Izquierda Unida) zich op institutionele manoeuvres, waarbij ze haar politieke programma afzwakte en zich presenteerde als een partij die zich inzette voor “constitutionele” kapitalistische stabiliteit.

Covid-19 veranderde de setting. Na vier verkiezingen op vier jaar tijd is de “linkse” regering PSOE-Unidos-Podemos gevormd. Zij staat onder enorme druk van onderaf om de besparingen van de afgelopen jaren terug te draaien. In juni introduceerde zij wat zij ten onrechte een universeel basisinkomen noemt, en in werkelijkheid openbare bijstand voor de armen is, vergelijkbaar met wat in andere Europese landen bestaat. Niettemin zullen 850.000 gezinnen hiervan profiteren, wat meer dan 3 miljard euro per jaar zal kosten. Door stakingen, betogingen en andere acties rond de gezondheidszorg zag de regering zich genoodzaakt de middelen voor de gezondheidszorg voor 2021 met 151% te verhogen en een verdere verhoging met 10% te beloven van wat zij sociale investeringen noemt. Het is niet, zoals Iglesias trots beweert, “het begin van een nieuw tijdperk dat het neoliberalisme definitief achter zich laat en de arbeids- en sociale rechten zal herstellen, alsmede de openbare diensten.” De verhoging van de middelen voor de gezondheidszorg omvat bijvoorbeeld de aankoop van vaccins. Maar na jaren van eindeloze besparingen zal dit worden gezien als een welkom teken van verandering en zal het een stimulans zijn voor verdere eisen van werknemers, waaronder die voor nationalisaties.

Op de Europese economische schaal weegt Spanje in 2020 zwaarder dan Griekenland in 2010, is zijn staatsschuld in verhouding tot het bbp lager en is zijn toegang tot de geldmarkten nog geen probleem. Maar het weerspiegelt ook het proces dat in gang is gezet door de pandemie en de depressie, de bocht weg van het neoliberalisme, met ruimte, althans voorlopig, om je een weg uit de depressie te spenderen, ook in Europa. Maar het beleid van de regering toont ook haar politieke grenzen. Slechts 2 miljard euro van het benodigde geld is gepland via een belastingverhoging van 2% op veelverdieners (meer dan 300.000 euro), 3% op kapitaalinkomsten, en een kleine verlaging van de belastingvrijstellingen voor buitenlandse dividenden. Het grootste deel zal worden betaald met een “voorschot” van 27 miljard euro uit het EU-herstelfonds. Met een economie die in 2020 naar verwachting met 11,2% zal krimpen en een werkloosheidscijfer van 16,3% in het derde kwartaal, zal de regering klem komen te zitten tussen de eisen van de werknemers om veel verder te gaan en het verzet van het establishment, bijgestaan door de EU en de ECB, die de subsidies uit het EU-herstelfonds zullen gebruiken als hefboom om de last op de werknemers af te wentelen.

De Griekse en Spaanse voorbeelden bevatten beide veel lessen voor vandaag. Positief is dat ze illustreren hoe grote gebeurtenissen en belangrijke sociale bewegingen, zelfs na uitputting of na van de straat verdreven te zijn, kleine linkse formaties of nieuw opgerichte formaties in een paar jaar kunnen omvormen tot belangrijke instrumenten, op voorwaarde dat ze in staat zijn enkele van de belangrijkste sentimenten te verwoorden, zoals Syriza in Griekenland deed door op te roepen tot een regering van links of Podemos in Spanje toen het “La Casta” bekritiseerde. Het verraad van PRC in Italië en later van Syriza in Griekenland bemoeilijkt ongetwijfeld de toekomstige ontwikkelingen. Maar niet alle nederlagen zijn gelijk, en ze vinden ook niet in dezelfde context of periode plaats.

De capitulatie van Sanders is weliswaar een belangrijke tegenslag, maar heeft de ontwikkeling van de BLM-beweging geenszins tegengehouden, noch vermindert het de aantrekkingskracht voor een nieuwe linkse partij. Die aantrekkingskracht zal toenemen na een eerste periode tijdens het presidentschap van Biden. In periodes van massale politisering en crisis kan de impact van nederlagen ook verschillend zijn tussen verschillende lagen. Belangrijke lagen kunnen meer verregaande conclusies uit de nederlagen trekken en dichter bij een begrip van het failliet van het reformisme komen. In Groot-Brittannië heeft wat de definitieve nederlaag van het Corbynisme lijkt te zijn, ertoe geleid dat een aanzienlijke laag nieuwe activisten op zoek is gegaan naar alternatieven verder naar links, waaronder een belangrijk aantal dat onze afdeling heeft benaderd, van wie er velen zijn toegetreden.

De complicaties zijn talrijk. Wat wel duidelijk is, is dat de processen die tot sociale revoltes hebben geleid vanaf het laatste deel van 2019, na een korte onderbreking, doorgaan, zelfs terwijl de pandemie nog in volle gang is. Bolivia en Chili zijn slechts de belangrijkste uitingen van hoe die bewegingen zich ook kunnen vertalen in overweldigende meerderheidsstemmen, hetzij in verkiezingen, hetzij in referenda. Het is belangrijk voor de vastberadenheid van elke beweging om te voelen dat zij de mening van de meerderheid vertegenwoordigt. Dergelijke bewegingen in Brazilië of Argentinië zouden de PSOL en het FIT tot grote krachten kunnen maken, die vervolgens de vorming van soortgelijke krachten in heel Latijns-Amerika zouden stimuleren. Zelfs in Nigeria, na de jongerenopstand, of in Zuid-Afrika, waar de jeugd en delen van de nog steeds gigantische arbeidersbeweging bij betrokken zijn, zou de kwestie van nieuwe linkse formaties in de nabije toekomst aan de orde kunnen worden gesteld. In Zuid-Afrika zal het bestaan van de EFF echter een extra complicerende factor zijn.

Kan de enorme kloof tussen de rijpheid van de objectieve voorwaarden, de wil om met vastberadenheid te strijden voor radicale verandering, de internationalistische visie enerzijds en het gebrek aan organisatie en leiderschap anderzijds alleen maar leiden tot nederlagen en een onvermijdelijke terugslag van de reactie? Of zal de beweging, vanwege haar potentiële kracht, in golven komen, soms in het offensief, dan weer teruggedrongen, en in plaats daarvan leren van haar nederlagen, terwijl zij in de loop van de actie de organisatorische instrumenten en een leiderschap smeedt dat meer in overeenstemming is met de uitdagingen? Er is geen a priori antwoord op deze vragen.

Hoewel de reeks hardnekkige crises waarmee het wereldkapitalisme wordt geconfronteerd een groeiende laag, vooral onder jongeren, ertoe zal brengen in te zien dat een breuk met het systeem noodzakelijk is, zullen veel arbeiders en jongeren nog steeds de grenzen van het reformisme in de praktijk moeten aftasten voordat zij een revolutionair standpunt innemen. Dit betekent niet dat het een langzaam proces is. In feite voltrekken zulke veranderingen zich vaak snel en dramatisch. We mogen geen starre opvatting hebben over hoe die ervaring precies zal worden beleefd, onder meer dat zij in alle gevallen via nieuwe massapartijen moet verlopen. Evenmin mogen we de opvatting huldigen dat, tenzij dergelijke nieuwe massapartijen spoedig worden opgericht, er een onoverkomelijke hinderpaal bestaat voor de ontwikkeling van het bewustzijn van de arbeidersklasse en de jongeren.

Een van de belangrijkste taken van revolutionaire partijen is het veralgemenen en integreren van de lessen uit het verleden in haar programma en optreden. Hoewel belangrijke delen van de analyse en het perspectief van het CWI omtrent nieuwe linkse formaties werden bevestigd door de gebeurtenissen, maakt het feit dat belangrijke delen van onze perspectieven niet ontwikkelden zoals gedacht dat een kritische evaluatie nodig is. Tot op zekere hoogte was er een tendens om te verwachten dat nieuwe formaties meer op de “massale arbeiderspartijen” van het verleden zouden lijken dan het geval was. We moeten in gedachten houden dat, net zoals de partijen van het verleden gebaseerd waren op unieke historische omstandigheden, wat er in het heden en de toekomst gebeurt, zal worden beïnvloed door de omstandigheden die zich sindsdien hebben ontwikkeld. Alvorens een oordeel te vellen over de toekomstige politieke perspectieven moet rekening worden gehouden met tal van nieuwere factoren, zoals de onafhankelijke bewegingen van de arbeidersklasse, de integratie van de vrouwen- en genderbewegingen, de strijd voor het milieu en in het bijzonder de radicalisering van de jeugd. Geradicaliseerde jongeren kunnen een belangrijk element zijn in de perspectieven voor nieuwe partijen. Nieuwe partijen die zich in de jaren 2020 ontwikkelen en groeien, zullen de kenmerken van ons tijdperk dragen.

We hebben de zwakke wortels in de arbeidersklasse van de nieuwe linkse formaties beschreven. Deze formaties werden vaak gedomineerd door kleinburgerlijke lagen, vooral in de leiding. Hun “heruitvinding van de democratie” verdoezelt vaak de afwezigheid van echte democratische structuren en een top-down benadering. We weten dat ze zich vooral richten op verkiezingen en coalities, zonder dat er sprake is van mobilisaties, waardoor een cruciaal potentieel verloren gaat. We hebben de beperkingen van hun reformistische programma gezien, hun gebrek aan voorbereiding en vastberadenheid, wat op belangrijke momenten tot capitulatie leidt.

We moeten deze lessen echter toepassen in de huidige situatie. Vandaag geven de heersende klassen, gedwongen door de omstandigheden, meer manoeuvreerruimte, althans voorlopig en ook in verschillende mate afhankelijk van de rijkdom die in een land aanwezig is en de krachtsverhoudingen tussen de klassen. Ongetwijfeld zullen politici van allerlei pluimage, onder wie Iglesias, dit aangrijpen. Velen zullen het beschouwen als een welkome opluchting, als een echte verandering en zullen streven naar meer. Het ontkennen van de veranderde omstandigheden zou ons alleen maar onvoorbereid laten en ons afsnijden van belangrijke lagen. Integendeel, we moeten het enthousiasme delen om voor meer te strijden, maar ons geen illusies maken en waarschuwen voor de grenzen van de reformistische aanpak en van wat mogelijk is binnen het kader van het kapitalisme.

Het perspectief en de oproep voor de vorming van nieuwe, brede arbeiderspartijen of zelfs brede linkse partijen zonder duidelijk klassenkarakter blijft van cruciaal belang als instrumenten voor gemeenschappelijke ervaring in actie. Onze ervaring tot nu toe leert dat de behoefte aan en de basis voor dergelijke partijen objectief kan worden gesteld – zoals bijvoorbeeld in de VS het geval is geweest – voor soms lange perioden, maar dat het enige tijd en grote gebeurtenissen kan vergen voordat zij ontstaan, bij gebrek aan een strijdbaar leiderschap van de arbeidersklasse met het vertrouwen om het initiatief te nemen. Anderzijds wijst de ervaring er ook op dat vacuüms de neiging hebben te worden opgevuld, op soms complexe en onvoorziene manieren.

Er zal harde strijd van de werkende klasse nodig zijn om nieuwe massapartijen van de grond te krijgen. Als ze opgericht worden, zal het weer een nieuwe strijd vergen om een gezonde sociale samenstelling, democratische structuren en een oriëntatie op concrete actie en bewegingen te garanderen. En dan zal er weer een voortdurende strijd zijn over het programma tegen zowel opportunisme als ultralinks. Tenzij er strijd is, met een belangrijk deel van die partijen die in een socialistische, revolutionaire en marxistische richting gaan, is er geen garantie dat zij het lot zullen vermijden van hun voorgangers. Voor veel arbeiders en jongeren zullen nieuwe partijen en formaties echter het openbloeien van een nieuw politiek leven betekenen, wat hen blind kan maken voor cruciale tekortkomingen.

We kunnen ook verwachten dat een relatief kleinere, maar niettemin veel grotere laag dan in de afgelopen decennia, het stadium van illusies in reformistische massapartijen overslaat en onmiddellijk uitkijkt naar een revolutionaire partij. We moeten hen winnen en integreren, hen vormen in onze principiële (overgangs-) benadering om deel uit te maken van de ruggengraat van onze interventies in bewegingen, in bredere partijen, wanneer we geconfronteerd worden met repressie en gedeeltelijke nederlagen en ons helpen de kern op te bouwen van een toekomstige revolutionaire massale arbeidersinternationale.

In het verleden spraken we vaak over de “dubbele taak” om te helpen bij de wederopbouw van een strijdende arbeidersbeweging en tegelijkertijd revolutionaire krachten op te bouwen. Dit blijft een sleutelbegrip, hoewel we het misschien anders moeten formuleren, omdat het in het verleden tot enige verwarring heeft geleid. Het betekent niet een gelijkwaardige afweging tussen het opbouwen van de brede arbeidersbeweging en het opbouwen van de revolutionaire partij. Terwijl het opbouwen van de arbeidersbeweging en nieuwe formaties/partijen aan relatieve urgentie kan winnen of verliezen, afhankelijk van de concrete uitdagingen, blijft onze primaire, strategische taak het opbouwen van een revolutionaire kern. Dit werd bevestigd door onze ervaringen in de afgelopen dertig jaar met nieuwe linkse formaties. Maar om het grootste deel van de massa’s te bereiken zal een vaardige en pedagogische toepassing van de tactiek van het verenigd front nodig blijven.

Wij zullen natuurlijk deel uitmaken van elke beslissende stap in de richting van politieke onafhankelijkheid van de arbeidersklasse, terwijl we altijd zullen strijden voor een duidelijk revolutionair programma. Maar er is geen tactische aanpak die van tevoren kan worden uitgewerkt en die in alle omstandigheden zal gelden.

Staatsrepressie, en de strijd voor democratische rechten

Hoewel deze nieuwe periode gekenmerkt zal worden door meer explosieve klassenstrijd, moeten socialisten ook voorbereid zijn op agressievere vormen van staatsreactie.

Het uitbreken van de Covid-19 pandemie is gepaard gegaan met een wereldwijde golf van aanvallen op democratische rechten – de “nationale veiligheidswet” in Hongkong is het meest ingrijpende stuk repressieve wetgeving dat tot dusverre is opgelegd sinds het begin van deze nieuwe crisis. In een studie van de NGO Freedom House worden 80 landen geïdentificeerd waar “de democratie tijdens de pandemie een klap heeft gekregen.” De heersende klasse heeft van het virus gebruik gemaakt om de staatsrepressie op te voeren en draconische wetgeving te rechtvaardigen die in ‘gewone’ tijden veel minder gemakkelijk in te voeren is.

Zodra de pandemie wegebt, zullen zij ongetwijfeld proberen zoveel mogelijk vast te houden aan deze nieuwe beperkingen van de democratische rechten – ook al hebben op een aantal plaatsen uitbarstingen van strijd de situatie “ontsloten” en de heersende klasse gedwongen haar ambities in te perken. Zo zag de Thaise premier zich in oktober genoodzaakt de noodtoestand, die een week eerder was afgekondigd, op te heffen omdat deze de facto was “geannuleerd” door de escalatie van straatprotest.

De regeringen in het imperialistische Westen hebben snel met een beschuldigende vinger gewezen naar “autoritaire regimes” die de crisis aangrijpen om de repressie op te voeren. Daarmee bedoelen zij natuurlijk alleen die regimes die niet in overeenstemming zijn met hun geopolitieke belangen. In feite zijn de “liberale democratieën” in de geavanceerde kapitalistische wereld zelf het toneel geweest van een sluipende vorm van autoritarisme en overschrijding van de traditionele normen van burgerlijk democratisch bestuur. Dit is geen nieuwe tendens, maar zij is wel versterkt door de pandemie en de massale economische neergang.

De crisis van het kapitalisme ondermijnt de middenklasse en maakt haar boos, en creëert wijdverspreide gisting onder de arbeidersklasse. Traditionele burgerlijke partijen zijn aanzienlijke delen van hun achterban kwijtgeraakt na vele jaren van neoliberale aanvallen. Het kapitalisme sleept daarom in toenemende mate zijn staatsapparaat naar de frontlinie om de toenemende sociale tegenstellingen die het heeft veroorzaakt te bedwingen. Zoals Trotski ooit uitlegde: onder de gewelddadige druk van klassen- en internationale tegenstellingen, barsten de schakelaars en zekeringen van de democratie.

In Frankrijk is Macron van plan een “anti-separatisme”-wet door te drukken die de aanzet vormt van een reeks ijzeren-vuist-maatregelen die vooral tegen de moslimgemeenschap zijn gericht, maar ook, zoals de minister van Binnenlandse Zaken verklaarde, tegen “delen van ultralinks.” Het Israëlische regime, dat zichzelf vaak aanprijst als de “enige democratie in het Midden-Oosten,” heeft in het kader van de pandemie enkele van de meest extreme antidemocratische maatregelen doorgevoerd, waaronder het verlenen van onbeperkte bevoegdheden aan de geheime politie om toezicht te houden.

Het hardere racistische beleid en de racistische praktijk van de staat maken deel uit van het politieke nationalisme, dat in wisselwerking staat met het nationalisme op economisch gebied. Een bijzonder scherp punt van de hardere staatsrepressie is gericht tegen vluchtelingen. De Europese Unie lanceerde in september een voorstel voor een nieuw ‘migratiepact’ dat in Orwelliaanse newspeak spreekt over “solidariteit” – de solidariteit van lidstaten die elkaar bijstaan bij gedwongen deportaties en een versnelde procedure voor het beoordelen (lees: afwijzen) van asielaanvragen. De vervanging van het afgebrande Moria-kamp op Lesbos door een kamp dat nog meer op een gevangenis lijkt, is veelzeggend, net als de onthullingen over de EU-praktijk van “push-backs” op de Middellandse Zee (het dwingen van vluchtelingenboten naar internationale wateren waar er geen wettelijke verplichting is om hen te redden).

Terwijl de EU op deze manieren de “vluchtelingencrisis van 2015” op brutale wijze een framing in de verleden tijd heeft gegeven, is de feitelijke vluchtelingencrisis alleen maar gegroeid. Volgens de VN waren er eind 2019 minstens 79,5 miljoen mensen op de vlucht – het hoogste aantal sinds de Tweede Wereldoorlog – en die aantallen zullen nog stijgen naarmate de politieke en ecologische instabiliteit escaleert. De nieuwe burgeroorlog in Ethiopië zou wel eens 200.000 burgers op de vlucht kunnen jagen. Volgens het Institute for Ecology and Peace (IEP) zijn in de afgelopen jaren jaarlijks ongeveer 24 miljoen mensen ontheemd geraakt door ecologische rampen. Het IEP schat dat tegen 2050 maar liefst 1,2 miljard mensen “klimaatvluchteling” kunnen zijn.

Met andere woorden, het vluchtelingenvraagstuk zal nog veel dringender worden. Nu de meeste vluchtelingen ontheemd zijn binnen hun eigen zwaar beproefde landen en regio’s, zullen de heersende elites proberen xenofobe gevoelens en geweld aan te wakkeren (zoals bijvoorbeeld in Zuid-Afrika in oktober) om de schuld voor hun eigen falen af te leiden. Terwijl regeringen, rechts-populisten en extreemrechts proberen de slachtoffers buiten te sluiten, te criminaliseren, de schuld te geven en te straffen, en daarbij gebruik maken van racistische en reactionaire standpunten en deze aanwakkeren, bevat deze kwestie ook een explosief potentieel voor solidariteit en protest van de arbeidersklasse. De eerste reactie in Europa in 2015 was er één van massale solidariteit. Nu is de rol die migrerende werknemers hebben gespeeld in het overeind houden van de gezondheids- en ouderenzorg in de rijke landen, duidelijk geworden onder hun collega’s en in bredere kring. De protesten naar aanleiding van de Franse massale uitzetting van vluchtelingen en tegen de nieuwe “veiligheidswet” wijzen daarop.

In de neokoloniale wereld is de situatie nog nijpender. De crisis heeft de naakte brutaliteit van de Indiase staat, samen met zijn kasteïstische en communalistische eigenschappen, scherp naar de voorgrond gebracht. In oktober heeft het parlement van Sri Lanka een grondwetswijziging goedgekeurd die voorziet in een ingrijpende uitbreiding van de bevoegdheden van president Gotabaya Rajapaksa, waardoor hij onbeperkte controle krijgt over belangrijke instellingen en de parlementaire controle wordt uitgeschakeld – een stap die het afglijden van het land naar een volwaardige bonapartistische dictatuur bevestigt. Volgens het Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED), dat verschuivingen in protestpatronen over de hele wereld heeft gevolgd via de COVID-19 Disorder Tracker (CDT), is de staatsrepressie in Afrika met 30% toegenomen, met bijna 1.800 incidenten waarbij de staatstroepen burgers als doelwit hebben gekozen. De militaire staatsgreep in Mali is in die zin tekenend voor een bredere trend op het continent, waarbij het leger of delen ervan een prominentere rol spelen.

Dit is niet alleen ingegeven door het feit dat de heersende klassen hun messen slijpen als voorbereiding op ernstigere sociale explosies. Scenario’s van economische ineenstorting kunnen ook de ontevredenheid in de lagere en middelste rangen van het staatsapparaat doen toenemen. Wanneer de te plunderen koek kleiner wordt, kan ook de onderlinge strijd tussen de verschillende vleugels van de lokale heersende elites en aan de top van de staat toenemen. De massale ontevredenheid in de samenleving kan dan een hefboom worden om de macht voor zichzelf te grijpen, onpopulaire leiders af te zetten en dergelijke militaire machtsovernames voor te stellen als in overeenstemming met de wil van de straat.

Dergelijke staatsgrepen kunnen in hun beginfase op een zekere steun rekenen. Net als in Soedan vorig jaar werd de staatsgreep in Mali aanvankelijk door delen van de bevolking toegejuicht, omdat president Keita, tegen wie de massa’s maandenlang hadden geprotesteerd, werd afgezet. Maar alleen al het feit dat de coupplegers gedwongen waren hun actie voor te stellen als een voortzetting van de massastrijd, impliceert dat de krachtsverhoudingen niet definitief zijn verschoven ten gunste van de contrarevolutionaire junta, en dat de beweging waarschijnlijk opnieuw zal opleven in een tegenreactie tegen de militaire nieuwkomers, aangezien zij er niet in slagen een einde te maken aan de jihadistische opstand, de omvangrijke corruptie in de staat en de wijdverbreide armoede en sociale problemen.

In Bolivia, minder dan een jaar na de rechtse staatsgreep tegen Evo Morales, maakten de massa’s een spectaculaire comeback, met twee weken van massamobilisaties in augustus gevolgd door de klinkende verkiezingsoverwinning van de MAS bij de verkiezingen in oktober. Ook daar slaagde de staatsgreep er niet in om de beweging van de arbeidersklasse, de inheemse bevolking en de arme boeren een langdurige slag toe te brengen.

Dit betekent natuurlijk niet dat dergelijke verpletterende klappen in de toekomst niet kunnen of zullen voorkomen. Maar over het algemeen zullen bewegingen in deze periode de neiging hebben zich sneller van nederlagen te herstellen dan in het verleden het geval was. Het grotere sociale gewicht van de arbeidersklasse in vergelijking met vroegere historische perioden en de overeenkomstige uitputting en proletarisering van de gelederen van de kleinburgerij – de traditionele sociale basis van de reactie – betekent dat de burgerij niet hetzelfde reservoir heeft om uit te putten om regelrechte militaire dictaturen te consolideren, laat staan fascistische regimes.

Het verloop van het bewind van Sisi in Egypte illustreert dat het voor de heersende klassen een steeds grotere uitdaging wordt om openlijke dictatoriale regimes gedurende een lange periode in stand te houden. Sisi’s militaire staatsgreep in 2013 opende de deur voor een meedogenloze contrarevolutie, waarbij de “voorhoede” van de revolutie van 2011 fysiek werd gezuiverd via massamoorden en gevangenneming, marteling en gedwongen ballingschap. Maar zes jaar later “is Egypte terug naar af, in een situatie die in grote lijnen vergelijkbaar is met die van voor de revolutie van 2011: aan de oppervlakte stabiel, maar met diepe structurele problemen en sudderende sociale grieven, en de beschikbare buffers om die te verzachten raken uitgeput” – zoals een artikel van het Arab Research Initiative onlangs opmerkte. In hetzelfde artikel werd ook gewaarschuwd dat een sociale explosie waarschijnlijk is “door het ontbreken van schokdempers.”

ISA moet in deze periode kritisch en opnieuw de nadruk leggen op democratische aspiraties en eisen, omdat de uitholling van deze rechten een brandpunt van woede wordt, vooral onder jongeren, wat radicalisering tegen het systeem aanwakkert en tot massale uitbarstingen leidt. Protesten tegen politiegeweld zijn een bepalend en internationaal kenmerk van de strijd in 2020 geweest, onder meer in de VS, Colombia, Tunesië, Nigeria, en op een aantal andere plaatsen – waaruit blijkt dat de wending van de kapitalistische klassen naar meer staatsgeweld en meer autoritaire vormen van heerschappij niet zal plaatsvinden zonder serieuze tegenacties.

Vooral in landen met dictaturen, semi-dictaturen, overblijfselen van vroegere dictaturen, buitenlandse overheersing of onvolledige vormen van burgerlijke democratische overheersing, bevatten democratische eisen een groot revolutionair potentieel, en zullen zij een cruciaal onderdeel vormen van een offensief mobilisatieprogramma tegen het systeem. De ervaring met de stemming over de grondwetgevende vergadering in Chili heeft dit nog eens duidelijk gemaakt. Deze kwam als direct resultaat van de opstand van arbeiders en jongeren in 2019, die qua schaal en intensiteit verder ging dan veel van de bewegingen die in 2019 explodeerden. Het resultaat van de volksraadpleging in oktober was een klap in het gezicht van Piñera en het establishment, en een boost voor het vertrouwen van de Chileense massa’s. Het “constituerende proces” (om een nieuwe grondwet op te maken) dat zal volgen, is een tactische poging van de heersende klasse om het revolutionaire potentieel van de strijd te doen ontsporen en te zoeken naar een oppervlakkige “reset” die de fundamenten van het systeem intact laat. Aan de andere kant zal het ook een breed maatschappelijk debat uitlokken over de noodzaak van structurele veranderingen, waar marxisten zich mee moeten bemoeien door uit te leggen wat de beperkingen zijn van een louter “politieke revolutie” die de bovenbouw van het systeem aanpast en de noodzaak van een sociale revolutie om een fundamenteel andere socialistische maatschappij op te bouwen. In het algemeen kunnen marxisten het zich niet veroorloven deze kwesties over te laten aan de “liberale” vleugels van de heersende klasse. Marxisten moeten in plaats daarvan strijden als de meest consequente democraten, terwijl zij de democratische eisen verbinden met de noodzaak van een revolutionaire strijd voor socialistische verandering.

Hoewel er een wijdverspreide stemming bestaat om de democratische rechten te verdedigen, gaat die ook gepaard met een steeds diepere legitimiteitscrisis van de officiële instellingen van de burgerlijke democratie, die worden gezien als corrupt en bevooroordeeld ten gunste van de rijken en machtigen. Uit onderzoek van het Centre for the Future of Democracy van de universiteit van Cambridge blijkt dat de ontevredenheid over de “democratie” wereldwijd toeneemt, een sentiment dat sterk is gestegen na de Grote Recessie van 2008. Het overduidelijke onvermogen van de heersende klasse om de pandemie aan te pakken, heeft dit wantrouwen verder doen toenemen. Verschillende populistische en extreemrechtse krachten spelen hierop in en proberen de legitimiteit van centrale instellingen van de burgerlijke democratie te betwisten, zoals blijkt uit de campagne van Trump, die het had over verkiezingsfraude bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Terwijl we ons verzetten tegen elke aanval op democratische rechten, moeten socialisten altijd duidelijk maken dat we niet vechten voor het behoud van de in verval geraakte instellingen van de kapitalistische democratie, maar pleiten voor een programma van echte democratie dat democratische rechten op de werkplek, op school, in de buurt en in de hele samenleving omvat – waarbij we de nadruk leggen op de centrale en actieve rol die de arbeidersklasse en de jongeren moeten spelen in de strijd voor en het bereiken van echte verandering.

Het is de moeite waard eraan te herinneren dat de onderdrukking van de vrije meningsuiting in China een centrale rol heeft gespeeld bij het uitgroeien van de Covid-19 tot een wereldwijde pandemie. Op dezelfde manier zal de afwezigheid van democratische arbeiderscontrole en controle in alle aspecten van het leven onder het kapitalisme het in twijfel trekken van het systeem door groeiende lagen van arbeiders en jongeren vergroten, en dat moet stoutmoedig worden opgenomen in het programma van al onze afdelingen.

Conclusie

De pandemie en de economische crisis zijn kenmerken van een diepere impasse waarin het kapitalisme zich bevindt: haar onvermogen om de productiekrachten van de wereldeconomie op een harmonieuze basis verder te ontwikkelen. En terwijl de aandacht op deze twee crises is gericht, vormt de dreigende klimaatcatastrofe een nog fundamentelere bedreiging voor onze toekomst, tenzij we een einde maken aan dit steeds meer parasitair systeem.

De heersende klasse is gedwongen af te wijken van het neoliberale draaiboek om een nog diepere economische ineenstorting te voorkomen. Ze is evenmin in staat dezelfde ideologische rechtvaardigingen voor haar heerschappij te gebruiken als in het neoliberale tijdperk. De heersende klassen zullen zich steeds meer wenden tot nationalisme en racisme om de werkende mensen verdeeld te houden. Maar de zweep van de contrarevolutie die we in het ene land na het andere zien, kan de arbeidersklasse en de onderdrukten er ook toe aanzetten zich economisch en politiek te organiseren.

Massabewegingen hebben laten zien dat zij in staat zijn de heersende klasse terug te dringen. De tegenslagen en nederlagen die er waren, zijn niet doorslaggevend geweest. We bevinden ons nog steeds in een opleving van de massastrijd. Als de subjectieve zwakheden en de desorganisatie van de arbeidersbeweging in de volgende periode niet worden overwonnen, zouden we natuurlijk wel met het vooruitzicht van ernstigere nederlagen te maken kunnen krijgen.

Onze rol en taak als revolutionaire organisatie zijn dringender dan ooit. Het meest gunstige aspect van de huidige situatie voor ons is de radicalisering van jonge mensen, vooral jonge vrouwen, en het instinctieve internationalisme dat we hebben gezien in de protestbewegingen van 2019 en 2020. We zijn er vast van overtuigd dat er in de komende maanden en jaren aanzienlijke mogelijkheden zullen zijn om onze krachten op te bouwen.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel