De aanhoudende crisis van het wereldkapitalisme. Politieke, sociale en ecologische gevolgen en taken van de arbeidersbeweging
De volgende tekst is een verklaring van het CWI en werd goedgekeurd op het Internationaal Uitvoerend Bureau dat begin december bijeenkwam. Dat orgaan is de internationale verkozen leiding van het CWI. Er waren een 70-tal vertegenwoordigers aanwezig vanop alle continenten. Deze verklaring is de centrale politieke tekst vanop de bijeenkomst.
Het centrale element voor de arbeiders en armen in de wereld is de aanhoudende economische crisis van het wereldkapitalisme. Er is geen eenvoudige of snelle uitweg voor het kapitalisme uit de ergste economische moeilijkheden sinds de jaren 1930. De gevolgen van de enorme financiële zeepbel, of zeepbellen, die het kapitalisme schijnbaar in de economische stratosfeer leek te sturen – het nieuwe “paradigma” – vormt vandaag een belangrijke hinderpaal voor een blijvend economisch herstel. Het “herstel” zal erg beperkt zijn en van korte duur. Op de internationale bijeenkomst van het CWI in december 2008 stelden we reeds dat de burgerij had geleerd van de Grote Depressie in de jaren 1930 en er alles aan zou doen om een gelijkaardig scenario vandaag te vermijden. Dat is effectief wat we de afgelopen maanden hebben gezien. Er waren enorme reddingsoperaties om het financiële systeem te redden. Deze operaties bedroegen samen tot 14 triljoen dollar, dat is evenveel als het bruto binnenlands product (bbp) van de belangrijkste en machtigste economie ter wereld, de Amerikaanse economie. Bovendien werd overgegaan tot methoden als “quantitative easing” (bijdrukken van geld) en andere methoden om de gevolgen van de neergang wat af te zwakken. Dit heeft evenwel geen oplossing geboden voor de onderliggende problemen.
De wereldeconomische crisis vormt een nieuw tijdperk voor het kapitalisme, de arbeidersklasse en de krachten van het CWI. Er waren belangrijke strijdbewegingen van arbeiders en jongeren in een aantal Europese landen. In Groot-Brittannië waren er stakingen en bezettingen bij Lindsey, Linamar, Visteon, Vestas en bij het postpersoneel. Dat is een belangrijke verandering in het land. In Ierland waren er stakingen van de elektriciteitswerkers, de publieke sector, bij Coca Cola, de dokwerkers en andere arbeiders. Dat toont aan hoe explosief de situatie in dat land is geworden. In Frankrijk waren er “bossnappings”, bezettingen en twee nationale stakingen. Ook in Griekenland waren er algemene stakingen en jongerenbewegingen. Dat maakt de onderliggende sfeer duidelijk. Samen met de jongerenbewegingen in Duitsland en Oostenrijk toont dit aan dat de arbeiders en jongeren bereid zijn om te strijden tegen de aanvallen van de heersende klasse.
De afwezigheid van een massaal socialistisch alternatief en de soms conservatieve en laffe houding van de vakbondsleiding kan een tijdlang vermijden dat strijdbewegingen echt tot ontwikkeling komen. Maar de situatie waarin het wereldkapitalisme verkeert, zal leiden tot nieuwe fasen in het conflict en tot verzet onder de arbeiders en jongeren tegen de gevolgen van de crisis. Dit zal grotere kansen bieden voor de arbeidersklasse en voor onze organisatie.
De historische analyse van het CWI de afgelopen 30 jaar dat het kapitalisme in de greep was van “elementen van depressie” wordt nu erkend door een aantal economen. De vraag staat onder druk om het aandeel van de rijkdom die naar de arbeidersklasse gaat is afgenomen. De winstgevendheid neemt af, zeker in de industrie. De mogelijkheden voor winstgevende investeringen zijn hierdoor beperkt. Er werd een uitweg gevonden voor deze problemen met een enorme uitbreiding van de financiële sector en daarmee samen gaand van krediet. De maatregelen van het neoliberalisme met financiële deregulering en privatiseringen bevorderden dit proces. Dit werd nog bijkomend versterkt door de val van het stalinisme en de ineenstorting van de geplande economieën waardoor nieuwe markten en investeringsgebieden ontstonden. Dat was op een beperkte schaal en zeker niet zo omvangrijk als door de kapitalisten verwacht op het ogenblik van de val van de Berlijnse Muur. De expansie van het kapitalisme ging echter gepaard met een achteruitgang van de industrie in de geïndustrialiseerde landen, waar heel wat bedrijven de deuren sloten om overgeplaatst te worden naar de vroegere Stalinistische landen of de neokoloniale wereld.
Dit heeft niet geleid tot een substantiële groei van het kapitalisme, zeker niet op het niveau van de structurele groei van 1950-75. De ineenstorting van de enige rivaal voor de hegemonie van het wereldkapitalisme – het stalinisme en Rusland in het bijzonder – werd gebruikt om het onderliggende probleem van stagnatie te verbergen. De financiële sector kende een forse groei, de industrie niet. Het aantal jobs in de Amerikaanse industrie is tijdens deze crisis al afgenomen van het lage aantal van 17 miljoen tot een catastrofale 12 miljoen. De protectionistische maatregelen die al werden aangekondigd, hebben de vakbonden in de automobiel- en staalsector aangezet tot eisen van meer maatregelen tegen de invoer van industriële goederen uit het buitenland, in het bijzonder uit Azië. Er waren gelijkaardige protectionistische gevoelens in Europa bij de problemen rond General Motors. De huidige wereldcrisis heeft de onderliggende zwakte van het wereldkapitalisme bloot gelegd. Die zwakte bestond al langere tijd, net zoals de crisis die bestond in de stalinistische landen (zeker in Oost-Duitsland) al langere tijd bestond vooraleer het leidde tot een ineenstorting.
De financiële sector als levenslijn voor het wereldkapitalisme werd bijna volledig neergehaald in deze crisis, ook al is het onwaarschijnlijk dat het wereldkapitalisme zonder een kredietsysteem zou kunnen bestaan. Maar deze sector wordt nu gezien als “sociaal onnuttig” terwijl de industriële sector wordt gezien als nuttig. Dat stelde alvast een Britse industrieel, Adair Turner. In de werkelijkheid wordt het kapitalisme op zich steeds minder gezien als “sociaal nuttig”. De arbeidersklasse en in het bijzonder de werklozen en armen, de slachtoffers van dit systeem, hebben een steeds minder positief beeld van het systeem. Barry Eikengreen en Kevin O’Rourke, twee economen die de Grote Depressie van de jaren 1930 vergeleken met de “Grote Recessie” van vandaag, kwamen tot de conclusie dat de huidige economische situatie heel wat gelijkenissen vertoont met de gebeurtenissen tussen 1929 en 1933.
In de Amerikaanse economie zijn er op twee jaar tijd acht miljoen jobs verloren gegaan. De herstelmaatregelen van Obama hebben een bescheiden herstel van een miljoen nieuwe jobs opgeleverd, maar dat volstaat niet om het volledige jobverlies op te vangen. In Groot-Brittannië is de regering-Brown overgegaan tot het bijdrukken van geld (quantitative easing), nu al voor een waarde van 200 miljard pond. Delen van de burgerij zijn in paniek omdat dit geen resultaat oplevert. Ze eisen dat de regering nog eens minstens 25 miljard pond uitgeeft om de Britse economie uit haar “Bermuda driehoek” weg te trekken. Dat wordt algemeen als een grens gezien, de “nucleaire optie”, de laatste wanhopige poging om de Britse economie te redden. Maar het is niet zeker dat dit resultaat zal opleveren. Het alternatief van een mogelijke Tory-regering onder leiding van Cameron – waarbij het zwaard wordt opgenomen om te snijden in de publieke uitgaven en om het begrotingstekort aan te pakken – zal iedere kans op herstel de kop indrukken. Bovendien kan het leiden tot de grootste sociale onrust in Groot-Brittannië sinds de periode voor de algemene staking van 1926.
Het wereldkapitalisme heeft enorme verliezen van de private sector, de banken en de financiële sector overgedragen op de schouders van de staat. Dat leidt tot verzet van de klasse en eisen om de “banksters” (bankiers die gangsters zijn) te bestraffen. Hun hoge levensstandaard en toplonen hebben de huidige economische crisis versterkt en dat zet het leven van miljoenen arbeiders onder druk. In tegenstelling tot de Amerikaanse bankencrisis van de jaren 1980, toen een duizendtal bankiers voor de rechtbank moesten verschijnen en zelfs gevangenisstraffen kregen, wordt nu niet opgetreden tegen de bankiers. Zelfs twee verantwoordelijken van Bear Stearns gingen vrijuit. De situatie wordt nog moeilijker nu blijkt dat de enorme middelen die door de regeringen aan de banken werden gegeven niet worden gebruikt om krediet te geven aan de industrie, de kleine bedrijven of kleine banken. In de VS alleen zijn er meer dan 100 kleine banken over de kop gegaan. De middelen werden door de banksters aangewend om de eigen balans in evenwicht te krijgen, opnieuw enorme bonussen aan zichzelf uit te betalen (er zullen slechts 117 bankiers worden geraakt door de eis van Obama om de bonussen te beperken) en om een nieuwe orgie van speculatie en financiële zeepbellen op te zetten in de ”carry trade”. Dit is een poging om terug te keren naar de risicovolle beleggingen die mee aan de basis lagen van de financiële ineenstorting.
Dubbele dip
De opeenstapeling van risicovolle beleggingen kan, zoals Nouriel Roubini reeds aangaf, leiden tot een grotere financiële crisis dan diegene voor de huidige economische ineenstorting. Een aantal burgerlijke economen zijn het eens met het CWI dat een vorm van dubbele dip waarschijnlijk wordt, een “L”, “W” of “Saxofoon” vorm. Sommigen hebben de situatie vandaag vergeleken met “bungeejumpen”. De economie valt van een grote rots, de activiteit blijft een tijdlang naar beneden gaan. Vervolgens komt er een terugslag waarbij er tijdelijk opnieuw naar boven wordt gegaan. Die terugslag ziet er goed uit en de economen kunnen vasthouden aan hun rechtlijnige denken. Maar de economie keert nooit terug naar het niveau van waar het is vertrokken, het blijft aan een slappe koord vasthangen. In de plaats van de “groene scheuten”, zal het “groene onkruid” van de vorige periode dominant blijven en zal dat een hinderpaal vormen om tot een echte groei te komen. Ondanks het feit dat de wereldregeringen de financiële sector op de spoeddiensten hebben ondergebracht, is de patiënt nog lang niet toe aan enig echt “herstel”. Er is bijvoorbeeld een grote accumulatie van credit default swaps (CDS) bij de banken. Tegelijk is de Amerikaanse consument – de markt van de laatste toevlucht en nog steeds de grootste ter wereld – bezig om opnieuw te sparen voor een waarde van gemiddeld 4% van het bbp. De consument wordt aangezet om te investeren in “risicovolle beleggingen” wat kan leiden tot een nieuwe zeepbel die de sociale gevolgen van de crisis enkel nog dieper zal maken.
Op dit ogenblik lijken de Amerikaanse en Europese economie technisch gezien uit de recessie te komen. Maar zoals de Financial Times het stelde, blijft het aanvoelen als een “recessie”. De aandelenprijzen zijn gestegen, net als de olieprijs. Er is een zoektocht naar veilige beleggingen en kwaliteitsvolle investeringen in goud en grondstoffen. Er was een zeker herstel in de “BRIC”-landen, in het bijzonder in Brazilië en China was er een belangrijke groei. Een versterking van de Braziliaanse munt, de real, heeft de regering van Lula ertoe aangezet om de toevoer van speculatief kapitaal te belasten. Het Chinese regime heeft een belangrijke overheidssector en was in staat om de meest succesvolle stimulusmaatregelen te nemen, wat heeft geleid tot een belangrijke groei (of althans beweerde groei). Het regime heeft bovendien de staatssector versterkt, de private industrie heeft amper een rol gespeeld in de groei. De Chinese financiële zeepbel wordt wel groter en kan op ieder ogenblik tot uitbarsten komen, wat ook enorme gevolgen zou hebben voor de “reële economie”.
De poging om de wereldeconomie terug op evenwicht te krijgen, zal niet lukken. China, India en andere “groeilanden” zijn niet in staat om de achteruitgang als gevolg van de ineenstorting van de Amerikaanse consumptie en de grote schuldenberg op te vangen. Tegelijk was er het idee bij het Internationaal Monetair Fonds om de Chinese munt, de renminbi, samen met de dollar te laten dienen als reservemunt op wereldvlak. Ook dat idee zal niet stand houden. De Renminbi kan een ruilmiddel zijn tussen China en andere landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië die het Chinese regime probeert mee te krijgen in een handelsblok. Maar de Amerikaanse economie blijft de dominante en sterkste economie van het wereldkapitalisme. Ondanks alle gevaren en complicaties is de dollar nog steeds de wereldmunt. Tegen oktober 2009 kende de dollar haar laagste niveau sinds 14 maanden. Dat heeft de concurrentiepositie van de Amerikaanse industrie versterkt, maar ook die van de Chinese economie aangezien de renminbi verbonden is met de dollar. Dit gebeurde ten koste van de rest van de wereld. De dollar kan vandaag niet vervangen worden door één andere munt, maar het is mogelijk dat er gekozen wordt voor een mand van munten waarbij de euro en de renminbi een belangrijke rol spelen voor de reserves van nationale regeringen. Er zal wel geen nieuw evenwicht tot stand komen waarbij de gevolgen van de crisis worden tenietgedaan.
Dat is in het bijzonder het geval in Centraal en Oost-Europa waar het verschil tussen een “recessie” en een “depressie” voer voor academici is. Volgens de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling zal de achteruitgang van het bbp in de “overgangslanden” gemiddeld 6,2% bedragen in 2009. De achteruitgang varieert, met een sterke van 18,4% in Litouwen, 16% in Letland, 14% in de Oekraïene en 13,2% in Estland. Dat zijn “depressiecijfers” aldus Martin Wolf van de Financial Times. In Slovenië is er een achteruitgang van 6,5%, in Slovakije van 6% en in Tsjechië van 4,3%. Hongarije werd hard geraakt, niet alleen de arbeiders maar ook de middenklasse ondervindt de gevolgen van de crisis en bevindt zich in een catastrofale positie. Rusland kende na de donkere dagen vlak na de val het stalinisme begin jaren 1990 een aantal gloriedagen omwille van de sterk gestegen olieprijzen. Vandaag is er een terugkeer naar de donkere dagen. Volledige steden, zoals Togliatti – “mono-towns”, steden afhankelijk van de productie van één goed – staan op de rand van het faillissement met de mogelijkheid van tienduizenden ontslagen. Het bonapartistische regime van Medvedev en Poetin, met een dunne laag “democratisch vernis”, zal de komende periode onder druk staan van de crises.
Waar is de economisch productieve afzetmarkt voor het wereldkapitalisme in haar chronische crisis? De regeringen worden geconfronteerd met tekorten van 10% op hun begrotingen en gaan over tot het snijden in jobs en diensten. De helft van de ziekenhuizen in Letland zijn al gesloten. Dat is ook wat er in een niet al te verre toekomst staat te gebeuren in andere landen, ook in de “rijke” wereld. Gecombineerd met een enorme kloof tussen de inkomens – een klassenpolarisatie – en de problemen van een gebrekkige vraag, biedt dit weinig ruimte voor groei.
Het doel van de kapitalisten en uiteindelijk ook voor hun raden van bestuur (hun regeringen) is niet om sociale behoeften in te vullen maar om de winstgevendheid te verdedigen en te verbeteren. Deze periode zal niet gekenmerkt worden door één crisis, maar door een reeks van crisissen doorheen verschillende jaren. Dat zal gekenmerkt worden door de onderliggende stagnatie van de productiekrachten, af en toe een zwak “herstel”, maar mogelijk op een bepaald ogenblik ook een terugkeer van inflatie, muntcrisissen en grote tekorten op de begrotingen. Dat kan alleen worden recht gezet door een grotere aanval op de levensstandaard van de arbeidersklasse.
De burgerij was van bij het begin geschokt door deze crisis, er werd ten onrechte gedacht dat deze slechts een jaar zou duren. Nu blijkt evenwel dat de crisis eerder begon in 2007 en daarvoor al in de Amerikaanse immobiliënsector. De crisis heeft verschillende economieën en industriële sectoren aan de rand van de afgrond gebracht. Er werd niet alleen gevreesd voor de economische toekomst van dit systeem en de enorme ineenstorting die dreigde, maar ook voor de sociale gevolgen en de politieke weerslag met een massale revolte tegen dit systeem. Ze waren niet langer in staat om te argumenteren dat het kapitalisme tot vooruitgang zou leiden, miljoenen mensen voelen immers het falen van dit systeem, waardoor er nu naar andere argumenten wordt gegrepen. De voormalige conservatieve Britse premier Churchill wordt terug van onder het stof gehaald met zijn uitspraak dat het kapitalisme “het slechtst mogelijke economische systeem is, met uitzondering van alle alternatieven.” Dit soort argumentatie wordt bovengehaald omdat het stalinistische model heeft gefaald en omdat er geen sterk democratisch socialistisch alternatief aan bod komt.
De economische crisis gaat samen met een immense ecologische crisis. De klimaatcrisis is nauw verbonden met de economische crisis. Het IPCC stelde dat de globale mediaan temperatuur sinds midden de 19e eeuw met 0,8 graden is toegenomen. De reeds uitgestoten emissies zullen de temperatuur nog eens 0,9 graden doen toenemen, samen is dat goed voor 1,7 graden. De gevolgen van een temperatuursstijging van twee graden zijn algemeen gekend: het verder afsmelten van de Noordpool, een stijging van de zeespiegel, een uitbreiding van woestijnen, droogte en watertekort,… De arbeiders en armen zullen het hardste worden getroffen, zeker in de armste landen. De VN-klimaattop in Kopenhagen bracht geen enkele oplossing. De nationale en kapitalistische belangen gaan niet samen met het nemen van globale maatregelen en plannen van de productie.
De strijd voor werk en onze levensstandaard, gaat niet in tegen oplossingen voor het milieu. Integendeel, het fundamentele obstakel in beide gevallen is het kapitalistische systeem, gesymboliseerd door de macht van de olie- en energiereuzen maar ook de automobiel of luchtvaartindustrie. Enkel de arbeidersklasse kan de samenleving verandering om een democratisch socialistisch geplande economie te vestigen, waarbij vervuilende industrieën worden omgevormd tot milieuvriendelijke bedrijven. De interimperialistische tegenstellingen in de discussie rond het klimaat kunnen enkel worden overstegen door een echte internationalistische en socialistische arbeidersbeweging die opkomt voor het milieu.
Groeiend ongenoegen, meer openheid voor anti-kapitalistische standpunten
Er is een groeiend ongenoegen en openheid voor anti-kapitalistische gevoelens. De BBC ondernam een peiling waaruit bleek dat er een enorme desillusie is tegenover de vrije markt. De val van de Sovjetunie wordt vandaag helemaal anders gezien dan in 1989. “Een meerderheid in Egypte, Rusland en de Oekraïne stelt dat de desintegratie [van de Sovjetunie] een slechte zaak was”. Bovendien: “Moet je eraan toevoegen dat in Brazilië, Indonesië en Frankrijk een meerderheid van de bevolking wil dat de regeringen de centrale industrieën moet controleren.” Het feit dat dit nog niet heeft geleid tot een andere politieke positionering van de massa’s met een heropleving van socialistische standpunten is het resultaat van verschillende factoren. Enerzijds was er bij het begin van de crisis de hoop dat deze crisis slechts een tijdelijk fenomeen zou zijn en dat er hierna een groei zou komen waarbij de situatie van voor de crisis opnieuw zou worden hersteld. Tegelijk waren er gen massale arbeiderspartijen die opkwamen voor een “socialistisch” antwoord in de brede zin, zoals de meest bekwame leiders van de sociaal-democratie dat wel konden op hun hoogtepunt in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog of in bij de reële hervormingen in de groeiperiode van 1950-75.
Ook in de jaren 1930 waren de directe politieke gevolgen anders dan wat we de afgelopen 18 tot 24 maanden hebben gezien. De crisis van 1929 leidde tot verlamming van de arbeidersklasse op syndicaal vlak, zeker in de VS. Maar zelfs daar was er een politieke radicalisering met een groei van linkse partijen als de Communistische Partij. Dat gebeurde zowel onmiddellijk na de crash van 1929 als doorheen de jaren 1930. De jaren 1930 waren een periode van revolutie en contrarevolutie met een radicalisering en zelfs een revolutionaire opmars, bijvoorbeeld in Spanje in 1931 wat leidde tot de gebeurtenissen van 1936-37 of in Frankrijk waar de gevolgen van de crash pas enige tijd later merkbaar werden. De fascisten konden in Duitsland en Spanje (Italië was voorheen een prototype voor fascistische regimes) pas de macht grijpen na het falen van de arbeidersklasse en haar leiding om de macht zelf over te nemen.
Nieuwe linkse partijen en allianties
Er is nog een ontwikkeling van een brede socialistische laag in de ontwikkelde kapitalistische landen of in de ontwikkelingslanden, laat staan in de voormalige stalinistische landen van Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie. Zelfs de bestaande nieuwe linkse organisaties – Die Linke in Duitsland, Syriza in Griekenland en het voorheen veelbelovende experiment van de P-Sol in Brazilië – ontwikkelen niet in een consistente linkse richting. Hun leiders hebben geen duidelijk beeld van een toekomstige socialistische samenleving. Zelfs de NPA in Frankrijk – opgezet door trotskisten of ex-trotskisten van de Mandel-tendens – heeft geen duidelijk anti-kapitalistisch programma ontwikkeld en maakt geen verband tussen de explosieve strijd in Frankrijk op dit ogenblik en de nood aan democratisch socialistische verandering. In deze formaties is er een sterke tendens voor het idee van coalitievorming. Dat is op zich een uitdrukking van het onontwikkeld karakter van het bewustzijn van de massa’s en de leden die aansluiten bij deze formaties. Dit standpunt zal ongetwijfeld veranderen. De loop van de gebeurtenissen en het consistente werk van onze krachten kan leiden tot een polarisering in deze partijen waarbij we proberen om ze naar links te duwen.
In een aantal landen, zoals Groot-Brittannië en Griekenland, is er het idee van het “minste kwaad” dat leeft onder een aanzienlijk deel van de massa’s. In Groot-Brittannië is het de angst voor een terugkeer van de Tories die veel arbeiders, daarin gesteund door rechtse vakbondsleiders, doet overwegen om bij de verkiezingen ten alle prijze te vermijden dat Cameron een regering kan vormen. In Griekenland was er een enorme afkeer tegen de regering van de Nieuwe Democratie en dat ging gepaard met de verwachting dat het sociaal-democratische Pasok “beter” zou doen. Nochtans hebben vroegere Pasok-regeringen enkel geleid tot ontgoochelingen. De hoop van een laag van arbeiders in een Pasok-regering, zijn echter niet vergelijkbaar met de illusies in deze partij en de sociale basis die ze had in de jaren 1970 en 1980. Syriza heeft een aantal politieke zwaktes, maar blijft een belangrijke kracht waaraan iedere ernstige marxistische kracht moet deelnemen. Tegelijk zijn we erg flexibel in onze werking en de activiteiten die we organiseren om ook in te spelen op andere kansen onder arbeiders en jongeren.
Deze nieuwe formaties zijn geen eindstation, een aantal kunnen mogelijk zelfs verdwijnen. Dat is een mogelijkheid voor P-Sol, dat van start ging als de meest linkse kracht met een brede laag die uitkeek naar deze partij als een mogelijk verzamelpunt voor linkse revolutionairen. Onder de invloed van een leider die uit de voormalige trotskistische Morenistische tendens voortkwam en diegenen die overkwamen vanuit de PT, is het mogelijk dat de partij zelfs niet eens zal opkomen bij de volgende presidentsverkiezingen en dat ze zich zal beperken tot “kritische” steun aan de Groene kandidaat. Indien deze nieuwe formaties stagneren of verdwijnen (zoals de Rifondazione Comunista in Italië of P-Sol) dan kan dit een meer ontwikkelde laag van de arbeidersbeweging ontgoochelen. Maar het maakt geen einde aan de noodzaak van linkse massakrachten, die noodzaak zit in de huidige periode ingebakken. Het CWI heeft geen fetisj tegenover gelijk welke politieke kracht. We proberen flexibel te zijn in onze werking en activiteiten, maar we proberen vooral daar te zijn waar een laag van arbeiders en jongeren actief is. We willen de nieuwe formaties niet zomaar verlaten, tenzij ze niet langer een progressieve rol kunnen spelen of totaal uitgehold zijn.
Marx benadrukte in de tweede helft van de 19de eeuw reeds dat een echte beweging van de arbeidersklasse evenveel waard was als tien programma’s. We moeten eenzelfde benadering hebben tegenover de taken van de arbeidersbeweging in het bijzonder onder de meest ontwikkelde lagen. Nieuwe partijen, zelfs indien ze slechts een schim vormen met een relatief kleine actieve laag, kunnen onder de druk van de gebeurtenissen snel worden opgevuld met een nieuwe frisse laag van arbeiders en jongeren. Ze kunnen soms op een steun rekenen die niet volledig tot uiting komt in relatief kalme periodes. Dit is nog meer het geval met de vakbonden, die in heel wat landen door de groei van de (tijdelijke) werkloosheid verzwakt zijn op het vlak van hun ledenaantal en invloed. Doorheen belangrijke gebeurtenissen, en zo staan er heel wat te gebeuren, kunnen de vakbonden snel aan impact winnen.
De ontwikkeling van een massale marxistische partij zal onvermijdelijk worden voorafgegaan door voorposten in de vorm van bredere formaties waarin marxisten samenwerken met anderen die nog niet tot een uitgewerkt socialistisch, marxistisch standpunt zijn gekomen. Zelfs daar waar het proces tot stilstand lijkt te zijn gekomen of waar stappen achterut zijn gezet, zullen wij opkomen voor een verdere ontwikkeling van deze formaties om linkse krachten te verzamelen en dan vooral de meest strijdbare elementen van de arbeidersklasse. De ervaring van bredere lagen van arbeiders in dergelijke formaties is van onschatbare waarde en zelfs noodzakelijk om een breed socialistisch bewustzijn te creëren. Een dergelijk bewustzijn kan worden versterkt worden door deze nieuwe partijen, maar ook door de ervaringen van de massa’s in strijd. Tegelijk moeten we deze taak combineren met de opbouw en het consolideren van een marxistische kracht rond het programma en de ideeën van het CWI. De mogelijkheden voor marxisten zijn vandaag groter dan op gelijk welk ogenblik sinds midden jaren 1980.
Crisis zal overal in Europa toeslaan
In Europa is er geen enkel land dat de gevolgen van de crisis zal kunnen ontlopen. In de machinekamer van Europa, Duitsland, is de onderliggende economische situatie explosief. De industrie in Duitsland is goed voor het grootste aandeel in het bbp van gelijk welke grote ontwikkelde economie. Met 24% van het bbp is de industrie daar goed voor een aandeel dat bijna dubbel zoveel is als de 13% in Groot-Brittannië. In 2009 stevent de Duitse industrie voor het eerst sinds 1945 af op een groot verlies. De industrie werd grotendeels in stand gehouden door een toenemende export en onder meer verkoop aan China. Pogingen van de regering om de industrie overeind te houden, zouden goed zijn voor 1% van het bbp. Er zijn immers maatregelen zoals het in dienst houden van “overbodige” arbeiders, waarbij de regering een deel van het loon overneemt indien er minder wordt gewerkt. Dat zorgt voor een grote druk op het overheidsbudget met een mogelijk tekort van 100 miljard euro in 2010. Dat is 2,5 keer zoveel als de vorige piek van 40 miljard euro tekort toen het land de kosten van de Duitse hereniging moest dragen onder de CDU-regering van Kohl in 1996.
De belofte van Merkel om de belastingen te verlagen en tegelijk grote besparingen in de uitgaven te vermijden, heeft geleid tot een ongemakkelijke situatie in de nieuwe coalitie van CDU en FDP. De voorloper van toekomstige moeilijkheden, splitsingen en zelfs de mogelijkheid van een vervroegd aftreden van de coalitie bleek toen niet alle parlementsleden van de meerderheid voor de regering stemden waardoor Merkel slechts 11 stemmen op overschot had in het parlement. Het Duitse kapitalisme, net als de kapitalisten in de rest van Europa, moet overgaan tot een confrontatie met de arbeidersklasse om de hard bevochten verworvenheden uit het verleden in te dijken. De onvermijdelijke aanvallen op pensioenen en lonen – met pogingen om de lonen van “nieuwkomers” op de arbeidersmarkt te beperken – samen met de toenemende werkloosheid die de tendens heeft om permanent te worden, zijn allemaal garanties op een enorme klassenpolarisering en een intensere strijd tussen de klassen.
Net zoals dit met oorlogen het geval is, vechten ook de klassen meer intensief over de verdeling van een de kleiner geworden taart. Geen enkel land in Europa zal de komende maanden en jaren gespaard blijven van een scherper klassenconflict. Dat werd gesymboliseerd door de golf van bedrijfsbezettingen in Ierland, Groot-Brittannië en Frankrijk, met ook de “bossnappings” en zelfs het dreigement om een fabriek in Frankrijk op te blazen. Dit zal zich herhalen in andere landen waar het patronaat probeert om fabrieken te sluiten. Bij bezettingen wordt het “heilige” controlerecht van de directie op het bedrijf in vraag gesteld. Het controlerecht van de directies lijkt volgens Sarkozy steeds meer op de dictatuur van het kapitaal. In de Europese situatie en in ieder land zien we niet alleen belangrijke conflicten, maar zullen er ook algemene stakingen plaatsvinden – mogelijk eerst in de publieke sector, maar in de komende periode zullen ook steeds meer arbeiders uit de private sector in actie komen. Dat is tegen de achtergrond van een numerieke verzwakking van de vakbonden in heel wat landen. In Frankrijk is nog slechts 8% van de werknemers lid van de vakbond. In Groot-Brittannië, Spanje, Portugal en wellicht zelfs Italië zijn de vakbonden verzwakt.
In Groot-Brittannië ziet het er naar uit dat het conflict erg intensief zal zijn nu de leiding van New Labour niet langer de “ster” van het neoliberale firmament is, maar moet omgaan met een crisis waarbij het enkel het Italië van Berlusconi moet laten voorgaan. In Griekenland was er een enorme afkeer tegenover de rechtse regering van de Nieuwe Democratie, wat heeft geleid tot een overwinning voor de voorheen gediscrediteerde sociaal-democratische Pasok. Er dreigt een enorme confrontatie in het land. De overheidsschuld bedraagt er meer dan 100% van het bbp en de kredietrating van het land wordt naar beneden herzien. Dat zal het moeilijk maken om obligaties aan de man te brengen. Het bankroet is niet alleen een bedreiging voor bedrijven, maar voor volledige landen. Eerder hebben we dat al in Argentinië gezien. Maar er is nog een groot verschil tussen een geïsoleerd land dat failliet is, en anderzijds een groep landen. Dat laatste zagen we in de jaren 1930 en vandaag dreigt een gelijkaardige situatie plaats te vinden in Oost-Europa en de neokoloniale wereld.
Ondanks de aanhoudende sterkte van de euro tegenover de dollar, is de Europese burgerij er niet in geslaagd om geïntegreerd rivaliserend blok te vormen tegenover dat van de VS. De euro kan met haar huidige sterkte de dollar in de ogen kijken, maar het is tegelijk ook een hindernis voor economisch hard getroffen landen als Ierland en Italië die hun munt niet kunnen devalueren zoals vandaag in de VS wordt gedaan. Deze methode om de gevolgen van de crisis wat te verzachten, kan niet worden toegepast. De kapitalistische klassen in Europa wilden een eenmaking en een unie om concurrentie aan de hand van het devalueren van de munten te vermijden. De invoering van de euro maakte dit onmogelijk, maar hierdoor moeten landen “interne devaluaties” doorvoeren (het besparen op lonen, uitgaven,…). Als de crisis verder verdiept en de moeilijkheden toenemen, dan is het mogelijk dat één of twee landen uit de euro stappen. Dat zal geen oplossing bieden voor de kapitalistische crisis, ook al kan het tijdelijk een verzachting betekenen voor een nationale groep kapitalisten. Het zal uiteindelijk vooral de interne en internationale spanningen doen toenemen.
Kapitalistische commentatoren zoals Philip Stephens van de Financial Times verwijzen openlijk en wat provocatorisch naar Europa als het “museum” dat niet in staat is om succesvol te concurreren met de VS. Het goedkeuren van het verdrag van Lissabon met het tweede referendum in Ierland en de handtekening van de Tsjechische president wordt voorgesteld als een overwinning voor de Europese trein. Het komt evenwel net op een ogenblik dat de zwaktes van het kapitalistische Europese project duidelijk worden en dat die eenmaking uit elkaar kan vallen. De Europese grondwet wil net zoals het eerdere Verdrag van Rome het kapitalisme voor eeuwig declameren als het ultieme economische model. Deze grondwet is gebaseerd op het neoliberale kapitalisme door zich uit te spreken tegen staatsinterventies in de industrie of nationalisaties, met een steun aan privatiseringen,… Het karakter van dit document en van de Europese Commissie blijkt uit de “richtlijn” aan de Britse regering om de winstgevende delen van de genationaliseerde bankensector opnieuw te verkopen met het oog op de “concurrentie”. Een gelijkaardige anti-arbeidersaanpak vinden we in tal van Europese richtlijnen.
Internationale benadering
Wat er ook van de grondwet zal overblijven, net als alle kapitalistische wetten is ook dit een stukje papier dat aan de kant kan worden geschoven eens de arbeidersklasse haar oplossingen begint op te leggen. Dat zagen we bij de acties bij Lindsey in Groot-Brittannië. Dat was geen staking voor “Britse jobs voor Britse arbeiders”, zoals ultralinkse groepen zoals de Britse SWP aangaven. Door de interventie van bewuste socialisten, in het bijzonder van de Socialist Party, werd het element van nationalisme dat in alle conflicten aanwezig kan zijn (denk maar aan de strijd bij General Motors) beantwoord met een duidelijke internationalistische klassenbenadering. Marxisten verzetten zich tegen het inzetten van Europese richtlijnen om de arbeiders onder het mom van “vrij verkeer van arbeid” een neerwaartse spiraal op te leggen op het vlak van lonen en arbeidsomstandigheden. We staan voor een verenigde klassenbenadering, waarbij de lonen en arbeidsomstandigheden centraal staan. We verzetten ons tegen de pogingen om van de bazen, soms bijgestaan door vakbondsleiders, om delen van de arbeidersklasse tegen andere delen op te zetten: arbeiders uit de private sector tegenover deze uit de publieke sector, jongeren tegen ouderen of arbeiders van het ene land tegen die van andere landen.
De realiteit van de kapitalistische pogingen tot het “verenigen van Europa” is dat er tegelijk door de bazen wordt ingespeeld op nationalisme, etnische tegenstellingen en racisme in het aloude beleid van verdelen om te heersen. Die politiek is er enkel op gericht om de eigen positie te versterken en de winsten op te drijven. De integratie van de productiekrachten op wereldvlak en in het bijzonder in Europa maakt een internationale benadering in strijdbewegingen noodzakelijk. Dat is noodzakelijk bij de verdediging van verworvenheden uit het verleden zoals pensioenen en uitkeringen en om in te gaan tegen de groeiende dreiging van extreem-rechts. Het recente succes van extreem-rechts, met de verkiezing van Griffin van de British National Party bij de Europese verkiezingen, is een uitdrukking van de bocht naar rechts, naar een pro-kapitalistische positie, van de leiders van voormalige arbeidersorganisaties en zelfs van vakbondsleiders. Er is een enorm vacuüm dat nog groter is geworden door het falen om een levendig links alternatief op te zetten. De kloof tussen de onderliggende objectieve situatie en het bewustzijn van de massa’s is nog nooit zo groot geweest. Het succes van Die Linke in Duitsland, althans op electoraal vlak, heeft in dat land een substantiële doorbraak van extreem-rechts en neo-fascistische krachten op nationaal vlak tegen gehouden. Het gevaar is echter niet verdwenen. In feite zijn we dat extreem-rechts in het algemeen als eerste de vruchten kan plukken van de groeiende afkeer als gevolg van de crisis.
Migratie is een belangrijk thema voor de linkerzijde en de arbeidersbeweging in Europa. Er mag geen enkele toegeving worden gedaan aan racisme of discriminatie op basis van etnische afkomst of religieuze overtuiging. Anderzijds volstaat het in een periode van massale werkloosheid – in Spanje loopt dit bijvoorbeeld op tot 20% terwijl er een belangrijke migrantenbevolking is – niet om verzet tegen racisme gewoon af te kondigen. Het wordt steeds belangrijker om anti-racisme te verbinden met sociale eisen zoals jobs, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en de nood aan verenigde strijd. De kapitalistische regeringen willen een hardere politiek voeren met quota’s voor migratie. We verzetten ons tegen dergelijke maatregelen die geen enkele oplossing bieden voor de problemen die aan de basis van migratie liggen. Geen enkele kapitalistische maatregel zal de hongerigen en armen – zeker in een tijdperk van massacommunicatie – tegenhouden om hun onderdrukking en uitbuiting te ontvluchten en elders een “beter leven” te zoeken. Migratie zal de problemen van de armen en onderdrukten niet oplossen, slechts weinigen hebben de middelen om in de geïndustrialiseerde landen te geraken. We moeten nadruk leggen op de nood aan een algemene socialistische oplossing voor de problemen. En dat gaat in tegen het behoud van het grootgrondbezit en het kapitalisme in de neokoloniale wereld.
Einde van de wittebroodsweken van Obama
In de VS is er onvermijdelijk wat glans van de Obama-regering verdwenen als gevolg van de economische crisis. Dat gaat samen met een onwinbare oorlog in Afghanistan en een blijvende onoplosbare situatie in het Midden-Oosten, aangevuld met het vooruitzicht van burgeroorlog in Irak. Waar vlak na de verkiezingen 70% van de Amerikanen stelde het beleid van Obama te steunen, is dat percentage vandaag afgenomen tot zowat 50%. De economische crisis heeft de volledige VS geraakt, maar in een aantal staten en steden wordt het niveau van een depressie bereikt. Het is de dialectiek van de geschiedenis dat staten die in het verleden economisch gezien vooraan stonden, vandaag het hardst geraakt worden door de crisis. Californië, de vroegere “Gouden Staat”, kent massale werkloosheid, besparingen op de lonen en uitkeringen van het overheidspersoneel, duizenden daklozen die op straat of in hun auto wonen,… Er slapen iedere nacht tot 100.000 mensen op straat in Los Angeles. Californië is niet de enige staat die wordt geraakt. 10 staten – samen goed voor een derde van de Amerikaanse bevolking – bevinden zich in een zelfde situatie en hun aantal kan het komende jaar verder toenemen.
Detroit is een voorbeeld van de crisis in de steden. In de jaren 1950 kende “Motown” het hoogste mediaan inkomen en het grootste aantal huiseigenaars van alle Amerikaanse steden. Na decennia van verval van de industriële basis, vooral in de wereldberoemde auto-industrie, staat de stad aan de rand van de afgrond. Vijftig jaar geleden werd Detroit geroemd voor haar democratische maatregelen en was het met twee miljoen inwoners de vierde stad van de VS. Vandaag blijven er nog 900.000 inwoners over, een derde van de stad is gewoon verlaten met onkruid dat woekert en stedelijke boerderijen die opduiken. In de binnenstad staan er zelfs verlaten appartementen waarbij er bomen op het dak groeien. Er is een werkloosheidsgraad van 29% en de crisis heeft een enorme impact op grote delen van de middenklasse, zowel in Detroit als in andere steden. Californië zou als onafhankelijk land de achtste economie ter wereld vormen, maar is vandaag economisch gezien failliet.
Zelfs wie nog werk heeft, wordt steeds meer afhankelijk van voedselbonnen van de overheid. De gemiddelde arbeidsweek bedraagt nog 33 uur, het laagste ooit. Het aantal arbeiders dat deeltijds moet werken omdat ze geen voltijds werk vinden, is het afgelopen jaar met meer dan 50% toegenomen tot 8,8 miljoen mensen. De lonen en uitkeringen zijn er op achteruitgegaan. De officiële werkloosheid bedraagt 10%, met onvrijwillig deeltijds werk erbij loopt dat op tot meer dan 15%. De Financial Times stelde dat 40% van de gezinnen die voedselbonnen van de overheid gebruiken zelf over een inkomen uit arbeid beschikt, twee jaar geleden was dat slechts 25%. Daarnaast was er een harde tegenaanval van de Republikeinse rechterzijde en haar bondgenoten tegen de erg gematigde hervorming van de gezondheidszorg die ervoor zou moeten instaan dat een meerderheid van de bevolking (meer dan 90%) toegang zou hebben tot gezondheidszorg.
Deze omstandigheden ondermijnen de basis van Obama. Zowat één op de vijf jongeren en meer dan één op zeven Afro-Amerikanen zit zonder werk. Een derde van de jonge zwarte mannen is werkloos. Zeven van de tien staten met de hoogste werkloosheidspercentages stemde Democratisch bij de presidentsverkiezingen. Bij een electorale test in Virginia werden de Democraten verslagen door de Republikeinen. Dit zal niet noodzakelijk leiden tot een nederlaag van Obama bij de verkiezingen van 2012. Roosevelt kende tijdens zijn eerste termijn na 1932 een periode met werkloosheid van meer dan 15%, maar werd toch herverkozen in 1936. Het succes van de regering-Obama zal afhangen van de mogelijkheid om minstens deels de vraag naar werk te kunnen beantwoorden. Obama beloofde, net zoals destijds met de New Deal, een massale toename van door de overheid gesteunde maatregelen om werk te creëren. Maar die voorstellen moeten dan nog door het parlement geraken en dat kan problematisch blijken.
Zoals in andere landen is er een dringende nood aan een nieuwe radicale massapartij. Een arbeider in Detroit die klaagde over de ruines in zijn stad, stelde: “Arme mensen hebben niet de politieke mogelijkheden om te lobbyen en om te bekomen wat ze nodig hebben, zoals Wall Street dat doet.” Dat is een samenvatting van het dilemma waarmee de Amerikaanse arbeidersklasse wordt geconfronteerd. De mogelijkheden voor linkse socialisten in de VS zijn enorm als we de kansen grijpen die zich stellen onder jongeren, arbeiders, Latino’s, Afro-Amerikanen,…
Irak en Afpak
De wereldrelaties na de machtsovername door Obama en het verdwijnen van het gehate Bush-regime blijven onstabiel. De unipolaire positie van Bush is verdwenen, Obama moest dat al erkennen voor de verkiezingen. De VS blijft economisch de dominante macht op wereldvlak en behoudt haar capaciteit om militair tussen te komen. Maar de enorme beperkingen van die macht blijken erg scherp in Afpak (Afghanistan en Pakistan). De regering van Obama besliste om Amerikaanse troepen terug te trekken uit de Irakese steden, maar dat bracht geen vrede en stabiliteit voor de bevolking. Het was een voorbereiding voor een nieuwe sectaire burgeroorlog waarbij de Soennitische elite uit de regering van Maliki werd gezet en bijgevolg zal overgaan tot verdere aanvallen op de Sjiietische meerderheid. In Kirkuk en andere steden is een nieuw sectair conflict mogelijk met een strijd over de controle van de olie in de regio. Dit regime zal ook door de Sjiieten worden verworpen omwille van de stroomonderbrekingen, massale werkloosheid en scherpe toename van de inflatie. De Amerikaanse troepen zullen mogelijk snel opnieuw in het conflict betrokken raken en het is duidelijk dat er geen makkelijke uitweg uit het moeras is.
Afghanistan is nog erger. De VS-troepen zijn er al acht jaar betrokken bij een oorlog, dat is dubbel zo lang als de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog. De situatie is onoplosbaar. De huidige verantwoordelijke voor de Britse troepen stelde dat er mogelijk een conflict van 30 tot 40 jaar zal zijn. Dat is onaanvaardbaar voor de meerderheid van de Britse bevolking, in peilingen neemt de steun voor een onmiddellijke terugtrekking van de Britse troepen uit Afghanistan fors toe. De terugkeer van doodskisten met jonge Britse soldaten versterkt dit enkel. Er is ook een belangrijke groei van anti-oorlogsgevoelens in de VS. Het aantal Amerikaanse doden bevindt zich nog niet op het niveau van Vietnam en er is vandaag een professioneel leger in de plaats van verplichte legerdienst. Maar Obama dreigt wel een “Vietnam-moment” te kennen met het inzetten van extra Amerikaanse troepen in Afghanistan. Hij wordt geconfronteerd met het zelfde dilemma als JF Kennedy begin jaren 1960 met betrekking tot Vietnam, en na de moord op Kennedy Lyndon Johnson: ofwel verdergaan met het conflict ofwel terugtrekken. Deze situatie bevestigt wat we destijds al stelden: Bush zou er na 11 september 2001 niet in slagen om het “Vietnam-syndroom” te doen verdwijnen onder de Amerikaanse bevolking.
De eis van 40.000 extra troepen van de Amerikaanse commandant generaal McChrystal dreigt het conflict verder te doen escaleren naar het niveau van Vietnam. Zelfs indien Obama opteert voor een “McChrystal-light” versie met bijvoorbeeld 30.000 extra troepen of minder, dan nog zal dat samen gaan met enorm verzet in de regio en de VS zelf. Het zal ook geen einde maken aan de uitbreiding van het geweld naar Pakistan. De regering-Obama dringt aan bij het regime van Zardari in Pakistan om de Taliban aan te pakken, maar dat levert geen resultaat op. Hillary Clinton stelde tijdens een bezoek aan het land dat het regime de Taliban moet aanpakken en al-Qa’ida verdrijven. De geheime diensten van Pakistan, de ISI, wisten een tijdlang waar Osama Bin Laden zich bevond in Waziristan. Ze konden hem wellicht op een dag tijd vinden en oppakken. Dat zal echter niet gebeuren zolang Pakistan een conflict kent met India. Afghanistan wordt traditioneel gezien als de militaire achtertuin van Pakistan, een buffer tegen India en voor het aanhoudende conflict in Kasjmir. In het door India bezette deel van Kasjmir zijn nog steeds een half miljoen soldaten gevestigd. Het VS-imperialisme en de regering-Obama bevinden zich in een onmogelijke positie.
Het Afghaanse conflict heeft geleid tot de “talibanisering” van delen van Pakistan. Een Amerikaanse terugtrekking uit de regio zou dit proces enkel nog versnellen, met mogelijk Islamitische fundamentalisten die de controle verwerven over de Pakistaanse kernwapens. Zelfs een militaire staatsgreep, wat niet meteen op de agenda staat, kan op een gegeven ogenblik een optie worden omwille van het falen van de burgerlijke regering van Zardari of een andere regering om de situatie onder controle te houden. Het aanhoudend gebruik van onbemande bommenwerpers (drones) in Pathaanse gebieden, zal de afkeer tegenover het VS-imperialisme enkel maar versterken. De situatie is dermate wanhopig dat begin november werd gezegd dat het Amerikaanse leger overwoog om troepen in Pakistan te vestigen om, met instemming van de regering, de nucleaire installaties te beschermen.
De recente verkiezingen in Afghanistan hebben de beperkte sociale basis voor het regime van Karzai getoond. Dit regime is vooral gebaseerd op de Pathaanse bevolking, goed voor 40% van de totale bevolking. De Taliban kan nooit de volledige controle uitoefenen over Afghanistan of Pakistan omwille van de stammentegenstellingen en de etnische verschillen. Geen enkele buitenlandse militaire kracht is er ooit in geslaagd om het land effectief te bezetten. Het was ook een “Vietnam-moment” voor de Russische troepen toen ze moesten terugtrekken uit Afghanistan. De VS en Groot-Brittannië gaan niet tegen het nationalisme op zich in, er is in Afghanistan slechts een beperkt nationaal bewustzijn maar eerder een lokaal nationalisme of, zoals een commentator recent stelde, eerder een verbondenheid aan een vallei. Dit betekent dat de belangen van de stam en de vallei voorgaan op “nationale projecten”. De huidige Amerikaanse en Britse aanwezigheid gewoon behouden, zet het land onder enorme druk en heeft een weerslag op Pakistan. De troepen terugtrekken, zou de hele regio in chaos onderdompelen en het prestige van de VS zeker op militair vlak ondermijnen. Dat is de achtergrond van de discussie bij de Amerikaanse en Britse regeringen over het zoeken van steun bij minstens een deel van de leiders van de opstandelingen in de hoop dat daarmee de eigen interventie kan worden afgebouwd.
Een zelfde situatie zien we in Israël-Palestina. De rampzalige interventie van Hillary Clinton die weigerde om kritiek te geven op de Israëlische regering en aanvaardde dat er geen bevriezing zou komen van de bouw van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, heeft de crisis in de regering-Abbas enkel nog versterkt en dit kan leiden tot een explosieve situatie. Het netto resultaat is een versterking van Hamas en de rechtse politieke Islamitische fundamentalistische krachten in de Palestijnse gebieden. De mogelijkheid van een twee-statenoplossing wordt daarbij steeds meer in vraag gesteld. Hamas heeft zich formeel aangepast en legt grotere nadruk op het idee van een Palestijnse staat “van de rivier tot aan de zee”. Tegelijk blijven delen van de leiding de discussie verderzetten met de mogelijkheid van een tweestatenoplossing als opstap naar één staat. De Israëlische bevolking zal het idee van één Palestijnse staat niet aanvaarden als alternatief op de huidige situatie. Anderzijds zal de weigering van de Palestijnse burgerij om zelfs een gewapende tweestatenoplossing te aanvaarden, er nu toe leiden dat er een “Zuid-Afrikaans” type van ontwikkeling kan zijn: een campagne om te komen tot “één persoon, één stem.”
De Palestijnen kunnen redeneren dat er geen mogelijkheid is dat de Israëlische staat hun recht op een eigen natie zal erkennen en dat bijgevolg de strijd voor gelijke rechten beter in Israël zelf wordt gevoerd. De Israëlische heersende klasse zal dat niet aanvaarden. Als de “Israëlische Arabieren” (Palestijnen die in Israël wonen) zich achter dit soort eisen beginnen te scharen, dan kan dit leiden tot een massale uitwijzing van Palestijnen. Dat kan leiden tot een massaal bloedbad dat de twee intifada’s overtreft. Bovendien zou het regionale gevolgen hebben met de mogelijkheid van een nieuwe oorlog in het Midden Oosten met alle gevolgen van dien als Israël effectief kernwapens zou gebruiken bij een militaire belegering. Het kan ook leiden tot een nieuw olie-embargo waarmee economische schade kan worden aangericht. Het enige alternatief op deze nachtmerrie is dat van onze Israëlische en Arabische kameraden voor een socialistische confederatie met nationale rechten voor zowel de Palestijnen als de Israëli. Het kapitalisme biedt geen enkele uitweg uit de huidige situatie.
Tegelijk hebben we de afgelopen periode een golf van onrusten gezien in Latijns-Amerika waar de strijd van de massa’s vooraan staat in de klassenstrijd, zeker in het Andesgebied van Venezuela, Bolivia, Ecuador en El Salvador. Het aan de macht komen van Chavez in Venezuela en Morales in Bolivië waren uitdrukkingen van een belangrijke ontwikkeling. Het was een uitdrukking van een groeiende revolte van de massa’s tegen het neoliberalisme en deze regeringen waren onder druk van deze revolte verplicht om een aantal populaire hervormingen door te voeren en de overheidstussenkomsten op te drijven. Chavez moest het idee van socialisme terug op de politieke agenda zetten en dat is een belangrijke stap vooruit. Er is nu een kritiek ogenblik in zowel Venezuela als Bolivië. De top-down bureaucratische methoden van het regime van Chavez en het falen van het regime om het kapitalisme omver te werpen hebben – zoals we elders uitgebreid hebben beschreven – geleid tot een impasse in het land. Dit kan ook de ideeën van het socialisme discrediteren. In Bolivië werd Morales met een grote overwinning herverkozen, dat zal ongetwijfeld leiden tot een nieuwe fase in de strijd. De massa’s eisen dat er verder wordt gegaan dan de beperkte hervormingen die reeds werden doorgevoerd door de regering. Morales en de MAS hebben nu geen enkel excuus meer om de beweging tegen te houden. De eisen van de massa’s om het revolutionaire proces vooruit te stuwen, zullen ingaan tegen de reformistische politiek en methoden van de MAS-leiding en dit kan leiden tot een explosieve situatie met een grote impact op Venezuela en de rest van Latijns-Amerika.
De regionale macht Brazilië is er samen met Chili totnutoe in geslaagd om de volledige impact van de crisis te ontlopen. Dat heeft geleid tot een relatief beperkt niveau van strijd in deze en sommige andere landen. Lula slaagt er op deze basis in om een grote steun te behouden in de peilingen. Dit zal echter niet onbeperkt blijven duren en eens de enorm machtige arbeidersklassen van Brazilië, Argentinië, Chili en Mexico – met sterke revolutionaire tradities – in actie zullen komen, dan zal dit een grote impact hebben op de strijd en de revolutionaire processen op heel het continent. De staatsgreep in Honduras is een waarschuwing voor de arbeidersklasse en de armen op het continent en benadrukt de nood aan onafhankelijke organisaties van de arbeidersklasse met een revolutionair socialistisch programma om het kapitalisme en het grootgrondbezit omver te werpen. De afwezigheid van dergelijke onafhankelijke organisaties en partijen, maakt de groei van radicale populistische krachten in heel wat landen mogelijk. Die bewegingen vormen een fase van de beweging en we moeten dit overkomen door te bouwen aan onafhankelijke organisaties en partij van de arbeidersklasse.
In Afrika zijn er heel wat kansen om het CWI op te bouwen en onze verantwoordelijkheid is erg groot. Arbeiders en armen op heel het continent hebben amper iets gevoeld van de wereldwijde economische groei van de afgelopen jaren. Op een ogenblik van recessie is er al helemaal geen vooruitzicht op verbetering in hun situatie. Dat zal er enkel toe leiden dat de heersende elite haar plundertocht verder zet en alles steelt dat maar kan gestolen worden. Dat is een van de redenen achter de aanhoudende conflicten in centraal en oostelijk Afrika. De afgelopen jaren was er wel een nieuwe opgang van protest tegen de stijgende prijzen voor voedsel en brandstof.
In Zuid-Afrika heeft de vervanging van Mbeki door president Zuma de verwachtingen onder de bevolking doen toenemen en daarmee is de deur open gezet voor een nieuwe periode van strijd. In Nigeria is er een groeiende bereidheid om tot actie over te gaan tegenover de aanhoudende aanvallen van de regering op de levensstandaard en tegen de plundering van de rijkdom van het land. Na verschillende massale protestacties, waaronder zes algemene stakingen sinds 2000, is er een groeiend besef dat “regimeverandering” nodig is. Het is een uitdaging om te bouwen aan een onafhankelijke beweging van de arbeiders en armen om de macht over te nemen. De ontwikkelingen in Guinea sinds de militaire staatsgreep van december 2008 tonen de gevaren aan van een situatie waarbij de militairen orde op zaken zetten. Enkel massa-actie, onder leiding van de arbeidersklasse, kan een antwoord bieden op de corruptie, de democratische rechten verdedigen en door te breken met het kapitalisme en imperialisme beginnen aan de socialistisch omvorming van de samenleving.
Beslissende periode
Voor het CWI is dit een nieuwe en beslissende periode. We zijn nieuwe krachten aan het opbouwen. In Ierland, dat bijzonder hard geraakt wordt door de economische crisis, was er het spectaculaire succes van Joe Higgins bij de Europese verkiezing en een belangrijke rol van de Socialist Party in de campagne tegen het Verdrag van Lissabon. Het profiel en de rol van de SP en Joe blijken onder meer uit de publicatie van vier nieuwe boeken over de “Keltische Tijger” waarin telkens wordt verwezen naar ons Europees parlementslid en onze partij.
Heel wat CWI-leden worden lid als vechters, veelal maar niet steeds met een ruw anti-kapitalistisch bewustzijn. Dat is een gevolg van de enorme ideologische campagne tegen het “socialisme” die door de kapitalisten en hun agenten werd gevoerd na de val van het stalinisme en de ineenstorting van de bureaucratisch geplande economieën. Dit effect werd versterkt door de wereldwijde groei in de jaren 1990 en de eerste helft van deze eeuw. De overgrote meerderheid van de officiële leiders van de arbeidersbeweging hebben het socialistisch project opgegeven, veel linkse intellectuelen en zelfs een aantal “marxisten” en “trotskisten” deden hetzelfde. Het CWI is steeds de verdediging van socialistische opvattingen blijven opnemen met het historische doel om deze standpunten opnieuw naar voor te brengen in de programma’s van nieuwe arbeiderspartijen. Tegelijk proberen we de revolutionaire krachten van het CWI te behouden en uit te breiden. We moeten nog steeds strijd voeren om onze ideeën naar voor te brengen. Maar tegelijk slagen we er in om tegen de achtergrond van een afgenomen politiek bewustzijn (als gevolg van de hoger genoemde factoren) heel wat vechters tegen het huidige systeem over te winnen en kennis te laten maken met een socialistisch begrip, ook al gaat het vaak nog niet om activisten met een marxistische benadering. We moeten onze krachten opbouwen en onze invloed in de arbeidersbeweging uitbreiden, maar tegelijk moeten we een marxistische vorming meegeven aan diegenen die onze rangen vervoegen.
Onze taak is gelijkaardig – maar dan op een hoger niveau – als die van de arbeiderspartijen voor de Eerste Wereldoorlog. In een bijna maagdelijk terrein moesten ze partijen opbouwen vanuit de ruwe massa’s. Velen die lid werden van de massa sociaal-democratische partijen in Frankrijk, Duitsland,… – partijen die zichzelf “marxistisch” verklaarden – werden binnen deze partijen gevormd en ontwikkeld tot marxisten en socialisten. Daarbij was het essentieel om kaders te ontwikkelen, een proces dat niet louter samen hangt met vorming maar ook verbonden is met gebeurtenissen. De Bolsjewieken konden geen kracht worden die in staat was om de samenleving te veranderen zonder de heroïsche voorgangers van generaties die in strijd gingen – de Narodniki, de Emancipatie van Arbeid groep in de jaren 1890 in Rusland, de revolutie van 1905, 1917 en de internationale gevolgen van de revolutie. Gebeurtenissen kunnen snel ontwikkelen en kansen bieden aan het CWI om een gelijkaardige rol te spelen, aanvankelijk op een kleinere schaal, maar met de hoop om een kracht te worden van tienduizenden aanhangers en nadien van miljoenen arbeiders. Het CWI wil deze uitdagingen aangaan om voorbereid te zijn op de tumultueuze gebeurtenissen die ons te wachten staan.