Kapitalisme en stalinisme gediscrediteerd. Welk alternatief?
Er was wel pracht en praal, maar de herdenkingen van de val van de Berlijnse Muur hebben slechts weinig enthousiasme teweeggebracht. Het regende, maar het was niet zozeer het weer dat het enthousiasme van de kapitalisten bekoelde. Destijds stond er geen limiet op hun vurigheid en opwinding, sommigen hadden het zelfs over “het einde van de geschiedenis”. 20 jaar later is niet enkel het stalinisme verdwenen, maar kent het kapitalistisch systeem haar ergste crisis in 80 jaar
20ste verjaardag van de val van de Muur. Van euforie tot onzekere toekomst
Zelfs het zakenblad De Tijd moeten erkennen dat de euforie van twintig jaar geleden over de zogenaamde “overwinning van het kapitalisme” zijn doel is voorbijgeschoten. De krant stelde: “Voor heel wat ideologen betekende de val van de Muur de definitieve overwinning van de vrije markt op de staatsgeleide economie. Met de Muur verdween immers ook het communisme in Oost-Europa. Maar 20 jaar later ligt die stelling niet meer voor de hand. Het kapitalisme mag in de wereld dan wel de dominante economische vorm zijn, de invulling ervan is heel divers.”
Het is inderdaad moeilijk om te praten over de superioriteit van het kapitalisme als in België dagelijks 350 jobs verloren gaan, als één op zeven mensen onder de armoedegrens leeft,… En dan is België nog zeker niet het land dat het hardst is geraakt door armoede, werkloosheid en crisis. In de VS kwamen er sinds het begin van de crisis 8,2 miljoen werklozen bij, goed voor een verdubbeling van het werkloosheidscijfer tot 10,2%. De lonen blijven dalen. Dit ontlokte zelfs een onderzoeker van de Internationale Arbeidsorganisatie de volgende uitspraak “dit doet ernstige vragen rijzen over de echte waarde van de prille economische heropleving.” Het einde van Koude Oorlog heeft niet geleid tot vrede, denk maar aan de oorlogen in de Balkan, Irak, de Grote Meren in Afrika, Afghanistan, Sri Lanka,… Voor velen is chaos vandaag het enige toekomstbeeld.
Wat de crisis betreft, horen we hier en daar spreken over een heropleving. Maar het enige terrein waar die heropleving zich voordoet, is dat van de speculatie. De Amerikaanse bank Goldman Sachs werd in 2008 gered door de overheid die aan deze operatie 13 miljard euro moest besteden. Terwijl de bevolking de rekening van de staatshulp betaalt, heeft de bank gedurende het derde trimester van 2009 een nettowinst van meer dan 3 miljard euro geboekt. Maar Lloyd Blankfein, de topman van de bank, ziet het zo: “als het financiële systeem ons de crisis heeft binnen geleid, zal het ons er ook opnieuw uithalen”. Wanneer het gaat over de bonussen voor de financiële kaders, is er “geen sprake van het beperken van hun ambitie”. Men moet geen waarzegger zijn om te zien dat dezelfde recepten leiden tot dezelfde schotels.
In dit kader hebben de herdenkingen van de val van de Muur voor de Europese leiders vooral gediend als afleiding. Ze hebben allemaal, elk op hun manier, geprobeerd om het evenement te gebruiken in hun voordeel. Het summum van bespottelijkheid werd bereikt door de Franse president Nicolas Sarkozy. Die probeerde het voor te stellen alsof hij hoogst persoonlijk de muur ten val bracht. De Franse journalist Jack Dion schreef in het magazine Marianne: “Het is beter de avonden van november 1989 steeds opnieuw uit te zenden dan zich te interesseren in de bokkensprongen van de crisis die overal toeslaat, in het bijzonder in de landen die van de communistische ijstijd overgegaan zijn naar het wilde neoliberalisme.”
Dat is zowat het ordewoord dat eenstemmig werd gevolgd door de media. Dat gebeurde soms op een zodanig karikaturale wijze dat het leek alsof de gecontroleerde pers van onder de stalinistische dictaturen terug was van weggeweest. Een aantal broodschrijvers blijft koppig vasthouden aan hun versie. Zo stelde Jurek Kuckiewicz in Le Soir (10-11 november): “Zijn de beloften van de val van de Muur dan niet ingelost? De 136 miljoen nieuwe burgers die het communistische juk hebben gekend, zijn het alvast niet eens met die stelling.” Ondanks de ideologische wens om tegen alles in te beweren dat de vrije markt vooruitgang heeft gebracht, wijzen alle feiten in een andere richting. De vrije markt is niets anders dan de vrijheid van de vos in het kippenhok. Onder de bevolking heerst intussen een groeiende afkeer tegenover die vrije markt. Een gemiddeld maandloon in Bulgarije bedraagt slechts 300 euro, een gemiddeld pensioen slechts 80 euro. In landen als Polen, Tsjechië,… is de situatie niet veel beter. De gemiddelde Oost-Duitse levensstandaard loopt 30% achter op de West-Duitse!
In de voormalige Oostbloklanden heeft het enthousiasme en de euforie van 20 jaar geleden plaats gemaakt voor ontgoocheling en woede. Er kwam officieel meer vrijheid, maar er werd daarom niet meer rekening gehouden met de mening van de bevolking. Het enige verschil is dat het onderdrukken van kritische standpunten vandaag in de meeste landen op een minder openlijk repressieve manier gebeurt.
De corruptie van de apparatsjiks werd vervangen door de corruptie van de politieke en economische elite. De golf van privatiseringen en liberaliseringen heeft in het hele Oostblok extreem negatieve gevolgen voortgebracht. Het genationaliseerde en bureaucratisch geplande systeem – dat ondanks alles garant stond voor enkele niet verwaarloosbare verworvenheden op het vlak van werk, pensioenen, gezondheidszorg of onderwijs – werd brutaal gepluimd. De sociale diensten werden tot op het bot afgebroken. In januari 2009 publiceerde de Financial Times een artikel onder de titel “’Schoktherapie’ verantwoordelijk voor een miljoen sterfgevallen”. Het artikel sprak over een studie naar de dood van drie miljoen mannen uit het voormalige Oostblok die begin jaren negentig op een leeftijd waren om te werken. We kunnen in deze studie lezen dat “minstens een derde van deze sterfgevallen te wijten waren aan de massale privatiseringen die geleid hebben tot een veralgemeende werkloosheid en een diepgaande sociale desorganisatie”. Zelfs de bisschop van Berlijn moest naar aanleiding van de herdenkingen in november erkennen dat de werkloosheid niet daalt ondanks alle inspanningen van de laatste jaren en dat het feitelijk nodig blijft om te vechten voor vrijheid.
Geen haar op ons hoofd dat eraan denkt de bureaucratische dictatuur van de stalinistische regimes te rechtvaardigen. Maar achter het parasitisme van de bureaucratische kaste stond het systeem van de geplande economie nog talrijke sociale verworvenheden toe. Als er enkel wordt gesproken over de repressie, de Stasi, de KGB, de goelags,… wordt geen volledig beeld gebracht. Het is alsof van een overledene enkel zijn kanker wordt herinnerd. Maar ook na het einde van de Koude Oorlog wordt de ideologische strijd verder gezet. Wij minimaliseren of rechtvaardigen de repressieve aard van het stalinisme zeker niet, maar dit element wordt vandaag door de verdedigers van het kapitalisme gebruikt om kritieken op hun systeem te ontwijken en de zoektocht naar een alternatief te bemoeilijken.
20 jaar na de val van de Muur. Enkele feiten
In een artikel van het agentschap Reuters (In Eastern Europe, Peoples Pine for Socialism) legt een Bulgaarse van 31 jaar uit dat in de periode van het stalinistische regime “we op vakantie naar de zee en de bergen vertrokken, we toegang hadden tot veel kledij, schoenen, voeding. Vandaag verdwijnt het grootste deel van ons inkomen naar voeding. De universitairen zijn werkloos en trekken naar het buitenland.” In dit land wordt de lange regeerperiode van de dictator Todor Zhizkov vandaag steeds meer beschouwd als een gouden periode in vergelijking met de huidige ravage van corruptie, misdaad en miserie. Voor een zeer grote groep mensen in de voormalige Oostbloklanden wegen de nadelen van de huidige situatie zwaarder door dan de ellenlange rijen en de repressie van het oude regime. En dat kan tellen!
In Duitsland wordt de term “Ostalgie” gebruikt als het gaat over nostalgie naar de DDR. De “ostalgie” is een omvangrijk fenomeen, 74% van de Oost-Duitsers stelt dat het socialisme een goed idee is. Een meerderheid stelt dat de DDR “meer positieve dan negatieve kanten” had. Dit heeft niet zozeer met nostalgie te maken dan wel met woede als gevolg van de sociale catastrofe die werd aangericht door het kapitalisme. In Oost-Duitsland bedraagt het officiële werkloosheidscijfer 13,2%, één van de hoogste in Europa.
In Hongarije werd in mei 2008 een peiling gehouden waaruit bleek dat de periode onder de stalinistische leider Janos Kadar (1957-1989) voor 62% van de ondervraagden het meest gelukkige tijdperk voor het land was. In 2001 dacht 53% er zo over. De laatste twee decennia worden door maar liefst 60% van de ondervraagden gezien als de ergste. Het Amerikaanse bureau Pew Research Center onderzocht in september de steun voor “democratie en kapitalisme” in het voormalige Oostblok. In 1991 steunde 72% van de Oekraïense bevolking de val van het regime, vandaag is dat nog slechts 30%. In Bulgarije en Litouwen was er in 1991 zowat 75% steun voor het verdwijnen van de oude regimes, maar dat is vandaag gedaald tot 50%. De mensenrechtenorganisatie Freedom House stelt dat deze cijfers het resultaat zijn van een gebrek aan onafhankelijke media en de toename van de corruptie bovenop de economische crisis. Dat zou de ideologische basis voor de steun aan het kapitalisme ondermijnen. Er is een sterk gevoel van onrechtvaardigheid in het Oostblok, dat groeit met de toename van de kloof tussen arm en rijk. 70% van de Hongaren die volwassen waren in 1989 stellen vandaag dat ze ontevreden zijn over de omwenteling van 1989.
Na twee decennia van privatiseringen, verkoop van staatsgoederen en verspreiding van miserie weigert de bevolking nog verdere opofferingen te doen. Dat is overigens een gevoel dat gedeeld wordt langs beide kanten van het vroegere IJzeren Gordijn.
Ontevreden met het kapitalisme – voor een socialistisch alternatief
Onder de titel “De wereld is ontevreden met het kapitalisme” wees de krant De Tijd op een peiling waarbij 29.000 mensen uit 27 landen werden ondervraagd over hun standpunt ten aanzien van de “vrije markt”. Het resultaat is opvallend: slechts 11% vindt dat het systeem goed functioneert, 51% wil het hervormen en – het meest frappante cijfer – 23% acht een ander economisch systeem noodzakelijk. Dat laatste cijfer loopt op tot 38% in Mexico en maar liefst 43% in Frankrijk.
Zelfs in de Verenigde Staten, het “hol van de neoliberale leeuw”, denkt slechts 25% dat de vrije markt goed functioneert. Het gaat daarbij wellicht om mensen die hun huis niet zijn verloren door de subprime-crisis en die hun job hebben behouden. 13% van de Amerikanen wil een ander economisch systeem. 20 jaar na de val van de Muur denken slechts 12% van de Russen dat de vrije markt een goed systeem is. In China gaat het om 11%, in de Filippijnen en Panama 9%, Brazilië en Japan komen aan 8% en Turkije aan 6%. Ook in Europa is er in een aantal landen weinig enthousiasme voor de vrije markt: slechts 6% in Frankrijk en de Oekraïne vindt het een perfect systeem, in Spanje en Italië is dat 5%. Het land waar het enthousiasme bijna onder nul gaat, is Mexico: slechts 2% van de ondervraagden is fan van de vrije markt.
20 jaar na de val van de Muur is euforie ongepast voor de kapitalisten en hun aanhangers. De balans die vandaag wordt opgemaakt met de economische en ecologische crisissen en de sociale gevolgen van de herinvoering van het kapitalisme, is niet bepaald positief voor dit systeem. In Le Soir (10-11 november) lazen we: “Het kapitalisme als systeem van het organiseren van de productieverhoudingen en de ruil tussen mensen, is als dominant systeem minder dan vijf eeuwen oud. (…) Er zal iets anders komen. Het probleem is dat we niet weten of dat beter of slechter zal zijn.”
Capitalism: a love story
De vraag naar een alternatief wordt steeds meer gesteld. Dat blijkt ook uit de populariteit van de nieuwe film van Michael Moore, Capitalism a love story. Zelf beschouwt hij dit als de beste documentaire die hij ooit heeft gemaakt. De centrale boodschap van de film is dat het kapitalisme niet deugt en dat er nood is aan iets anders. Op het einde van de film komt Michael Moore tot volgende conclusie: “Het kapitalisme is slecht en je kan het kwaad niet reguleren. Je moet er een einde aan maken en het vervangen door iets dat goed is voor iedereen.” Moore roept op om actief te worden in de opbouw van bewegingen die ingaan tegen de heerschappij van de grote bedrijven.
Hij biedt jammer genoeg geen alternatief aan dat in de plaats van het kapitalisme moet komen. Hij heeft het vaag over “democratie” en brengt een terechte kritiek op het ondemocratische karakter van het kapitalisme: “De rijkste één procent [van de Amerikanen] heeft nu meer rijkdom dan de 95% armsten samen. Met een dergelijke situatie bezitten die één procent rijksten niet alleen de rijkdom, maar ook het Congress. Klopt het dan wel als we dit een democratie noemen? Kunnen we dit een de mocratie noemen omdat we af en toe eens mogen stemmen terwijl we niets over de economie te zeggen hebben?”
Michael Moore raakt daarmee een essentieel en zelfs cruciaal punt aan: er is ook nood aan controle over de economie. Deze kritiek gaat overigens ook op voor het stalinisme: een geplande economie heeft nood aan democratie zoals een lichaam nood heeft aan zuurstof, om het met de woorden van de Russische revolutionair Leon Trotski te zeggen. Trotski was bij de eersten om het stalinisme te bekritiseren en bekocht uiteindelijk de strijd voor echt socialisme met zijn leven. Deze discussie wordt door de stalinisten gezien als onbelangrijk en iets van het verleden. Die houding zal Bush binnenkort wellicht ook aannemen als het over Irak gaat. De nood aan democratie in een geplande economie blijft ook vandaag van groot belang.
Groeiende interesse in socialisme
De interesse voor socialistische ideeën neemt elke dag verder toe. In de VS was er een peiling die aantoonde dat onder jongeren (-30 jarigen) 37% het kapitalisme verkoos boven het socialisme, terwijl 33% stelde een voorkeur te hebben voor socialisme. De overige 30% gaf aan geen mening over deze vraag te hebben. Wat die 33% ziet als socialisme is onduidelijk. Maar wij willen de discussie over een socialistisch alternatief aangaan omdat het cruciaal is voor de toekomst van de mensheid, maar ook om de strijd vandaag richting te geven.
We zien hoe vandaag verschillende bedrijven in concurrentie met elkaar produceren zonder rekening te houden met wat er eigenlijk nodig is voor de meerderheid van de bevolking. Deze anarchistische productiewijze leidt tot een enorme verspilling van zowel natuurlijke als menselijke middelen. Nochtans bestaan er mogelijkheden om op grote schaal over te gaan tot planning, dat zien we al in de organisatie van de multinationals. Terwijl het in ondernemingen algemeen aanvaard wordt dat een geplande aanpak beter is, zal het doorvoeren van een planning van de volledige economie en de samenleving enkel mogelijk zijn na een breuk met het systeem van de “vrije markt”. Dat horen de grote aandeelhouders en patroons uiteraard niet graag.
Een socialistisch antwoord
De bestaande technologische mogelijkheden zouden verder kunnen worden uitgewerkt en dat om de productie rationeel te organiseren. Dat is de enige manier om de uitstoot van koolstofdioxide onder controle te houden en om een meer gelijke verdeling van de rijkdommen te verkrijgen. De voordelen van een democratisch geplande economie zijn enorm. De arbeid zou kunnen worden herverdeeld onder de beschikbare werkkrachten. Dat zou een drastische daling van de arbeidstijd en de werkdruk met zich meebrengen, waardoor iedereen meer tijd zou hebben om persoonlijke talenten en interesses te ontwikkelen alsook om een rol te spelen in de organisatie en het collectief beheer van de samenleving. Dat laatste element is van cruciaal belang, een actieve betrokkenheid van de arbeiders is fundamenteel opdat de productie zou gericht zijn op de belangen van de meerderheid van de bevolking. Dat moet een bureaucratisering zoals destijds in de Sovjetunie onmogelijk maken. Een echte arbeidersdemocratie moet zich baseren op verkozen vertegenwoordigers die steeds verantwoording verschuldigd zijn en dus ook kunnen worden afgezet. Deze vertegenwoordigers mogen geen enkel privilege kennen en niet meer verdienen dan een gemiddeld arbeidersloon.
Dat zijn enkele grote lijnen van wat wij onder socialisme verstaan: een harmonieuze samenleving waarin de mensheid de mogelijkheid krijgt om haar energie in te zetten voor een globale vooruitgang en de ontplooiing van iedereen.
Artikel door Nicolas Croes