8. Socialisme in één land

De titel van het hoofdstuk “Het debat over het socialisme in één land” waarschuwt de lezer welke aanpak Monty Johnstone in deze kwestie zal gebruiken. Hij begint met een ernstige waarschuwing:

“De grote historische controverse over de mogelijkheid van de opbouw van het socialisme in Rusland wordt vandaag nog steeds in nevelen gehuld door tientallen jaren vervalsingen en verkeerde voorstellingen. Zo presenteren de trotskisten Stalin alsof hij sinds 1924, toen hij voor de eerste keer zijn theorie formuleerde, het socialisme in één land plaatste tegenover het uitbreiden van de revolutie naar andere landen. Aan de andere kant presenteren Sovjet-historici Trotski’s oppositie tegen Stalin’s theorie nog steeds als verzet tegen de socialistische industrialisatie van de Sovjet-Unie ten gunste van een export van de revolutie met wapens. Beide versies zijn even onjuist.”
Cogito, p. 24.

Nadat hij 2 vogelverschrikkers heeft opgebouwd en ze zonder moeite heeft verslagen, kan Johnstone zijn gebruikelijke comfortabele positie “halverwege de twee uitersten” innemen. (Zo’n comfortabele “objectiviteit” wordt geacht de essentie van de marxistische methode te zijn!) Monty Johnstone vervolgt zijn lezing:

“Stalin’s stelling was dat de uitbreiding van de revolutie naar het Westen duidelijk het meest wenselijke was, maar dat Rusland door de vertraging hiervan geen andere keuze had dan zichzelf tot doel te stellen het socialisme op te bouwen in het vertrouwen dat het over alles beschikte dat nodig was om dat te voltooien.”
Cogito, p. 24.

Na een paar toepasselijke citaten van Stalin eraan toegevoegd te hebben, constateert Johnstone dan triomfantelijk:

“De loop van de revoluties in de wereld, die vandaag een groeiend socialistisch kamp ziet dat het oude imperialistische uitdaagt, heeft in niet geringe mate Stalins algemeen perspectief bevestigt.”
Cogito, p. 24

Hoe kwam Stalin ertoe dit “algemene perspectief uit te werken dat de geschiedenis zo triomfantelijk bevestigd heeft? In 1924 vatte Stalin in zijn Fundamenten van het Leninisme Lenins kijk op het opbouwen van het socialisme met de volgende woorden samen:

“De omverwerping van de macht van de kapitalistische klasse en de vestiging van een arbeidersregering in één land garandeert nog niet de volledige overwinning van het socialisme. De voornaamste taak van het socialisme,- het organiseren van de socialistische productie -ligt nog voor ons. Kan dit bereikt worden, kan de uiteindelijke overwinning van het socialisme in één land bereikt worden, zonder de gezamenlijke inspanningen van de arbeidersklassen van verscheidene ontwikkelde landen? Neen, dat is onmogelijk. Om de kapitalistische klasse omver te werpen zijnde inspanningen van één land voldoende – de geschiedenis van onze revolutie bevestigt dit. Voor de uiteindelijke overwinning van het socialisme, zijnde inspan-ningen van een enkel land, met name van zo’n boerenland als Rusland, niet voldoende. Hiervoor zijn de inspanningen van de arbeiders van verschillende ontwikkelde landen nodig. Dat zijn, in het algemeen, de kenmerkende trekken van de leninistische theorie van de arbeidersrevolutie.”

Dat dit precies de “kenmerkende trekken van de leninistische theorie van de arbeidersrevolutie” waren, werd tot aan de eerste helft van 1924 nergens betwist. Ze waren keer op keer herhaald in honderden toespraken, artikels en documenten van Lenin sinds 1905. We hebben al voldoende voorbeelden geciteerd: ze kunnen naar believen worden uitgebreid. En toch werd tegen het einde van ’24 Stalin’s boek herzien en werd precies het omgekeerde ervoor in de plaats gezet. Tegen november ’26 zei Stalin zonder blikken of blozen:

“De partij nam altijd als uitgangspunt het idee dat de overwinning van het socialisme in één land bereikt kan worden met de krachten van één enkel land.”

Verstrikt in bewondering voor Stalin’s “algemene perspectieven” die de geschiedenis “in het algemeen” bevestigd heeft, kan Johnstone alleen maar doortraptheid en “onderschatting van de interne krachten van het Russische socialisme” zien in Trotski’s verzet tegen de “theorie” van het socialisme in één land. Johnstone legt dit “dogmatische toverwoord” van Trotski uit:

“Voortgesproten uit zijn theorie van de “permanente revolutie” die we hiervoor hebben besproken (!) was het in feite eigenlijk een uitdrukking van zijn ongeloof in het vermogen van de Sovjet-Unie om zelfs maar te blijven bestaan als een arbeidersstaat wanneer de revolutie zich niet uitbreidde tot meer ontwikkelde landen.”
Cogito, p. 26

Trotski had in 1906 geschreven dat

“zonder de directe staatssteun van de Europese arbeiders klasse kan de arbeidersklasse van Rusland zijn tijdelijke overheersing niet veranderen in een blijvende socialistische dictatuur. Hier kan geen twijfel over zijn… Overgelaten aan zijn eigen hulpbronnen zal de arbeidersklasse van Rusland onvermijdelijk worden verpletterd door de contrarevolutie op het moment dat de boerenstand hem de rug toekeert.”

Vloeide deze prognose alleen voort uit de theorie van de permanente revolutie? Lenin die, naar wij aangetoond hebben, in die tijd niet dezelfde positie innam als Trotski, schreef in 1905:

“De arbeidersklasse strijdt al om de democratische verworvenheden te bewaren voor de zaak van de socialistische revolutie. Deze strijd zou bijna hopeloos zijn voor de Russische arbeidersklasse alleen, en de nederlaag ervan zou onvermijdelijk zijn… Wanneer de Europese socialistische arbeidersklasse de Russische arbeiders niet te hulp kwam… In die fase zullen de liberale kapitalistische klasse en de gegoede boerenstand (plus een deel van de middelste laag enz..) een contra-revolutie organiseren. Onder deze omstandigheden kan de Russische arbeidersklasse een tweede overwinning boeken. De zaak is dan niet verloren.De tweede overwinning zal de socialistische revolutie in Europa zijn. De Europese arbeiders zullen ons tonen “hoe het gedaan moet worden”.”

Lenins stellingname, die helemaal niet “voortkwam uit de theorie van de permanente revolutie” is heel duidelijk. Maar laat ons een andere autoriteit citeren die ook licht in deze zaak kan brengen. Op een conferentie die in mei 1905 werd gehouden, werd het volgende standpunt goedgekeurd:

“Alleen in één geval zou de sociaal-democratie op eigen initiatief zijn pogingen richten op het verwerven van de machten die zo lang mogelijk vasthouden -namelijk in het geval van het naar de ontwikkelde landen van West-Europa uitspreiden van de revolutie, waarde voorwaarden voor het realiseren van het socialisme al een zekere rijpheid hebben bereikt. In dit geval kunnende beperkte historische grenzen van de Russische revolutie aanzienlijk worden verlegd en zal de mogelijkheid zich voordoen van het voortschrijden op het pad van de socialistische transformatie.”

De genoemde conferentie was die van de Russische mensjevieken, de stroming die het verst van allemaal van de theorie van de permanente revolutie verwijderd was!

De lezer kan, los van verschillen op andere punten, zien dat elk van de stromingen van het Russische marxisme het over één ding eens was: de onmogelijkheid om de socialistische transformatie in Rusland tot stand te brengen zonder een socialistische revolutie in het Westen.

Op dit punt was Lenin meer uitgesproken dan Trotski. Terwijl Trotski in 1905 de mogelijkheid voorzag van de dictatuur van de arbeidersklasse in Rusland voor de arbeidersrevolutie in het Westen, baseerde Lenin zijn perspectief op de socialistische revolutie in Rusland volgend op de revolutie in West-Europa.

Monty Johnstone weet niet wat hij wil. Eerst besteedt hij de helft van zijn werk aan het “bewijzen” van Lenins onverzettelijke vijandigheid tegenover de theorie van de permanente revolutie en dan besteed hij de andere helft aan het “bewijzen” dat de positie die alle stromingen van het Russische marxisme aanvaardden zonder enige twijfel voortkomen uit de theorie van de permanente revolutie! In werkelijkheid ontsprong de houding van Trotski, de bolsjevieken en de mensjevieken tegenover de onmogelijkheid om het socialisme op te bouwen in Rusland alleen (niemand durfde tot ’24 die mogelijkheid ook maar te noemen) niet uit de theorie van de permanente revolutie alleen, maar uit de fundamentele ideeën van het marxisme zelf.

Marx en Engels legden uit dat de meest fundamentele factor van de kapitalistische ontwikkeling de steeds toenemende concentratie van de productiemiddelen is die de smalle marges van het kapitalisme doorbreekt: aan de ene kant de particuliere eigendom van de productiemiddelen, aan de andere kant de nationale grenzen, die veranderden van progressieve elementen die economische groei aanmoedigden, tot reactionaire remmen op de productieve krachten. Vandaag zijn die processen, die theoretisch al uitgewerkt werden in het Communistisch Manifest, de overheersende factor geworden van het moderne leven. Anderzijds heeft het kapitalisme de hele aardbol in één enkel, onderling verbonden, onderling afhankelijk geheel verenigd. Het bankroet van het “nationale kapitalisme” wordt treffend onthuld door het feit dat een VS-onderneming, General Motors, kapitaal tot zijn beschikking heeft dat het overheidsbudget van België te boven gaat, dat de kapitalistische klassen van West-Europa gedwongen zijn zich in een Gemeenschappelijke Markt aan elkaar vast te klampen in een wanhopige poging te overleven. Zo probeert zelfs de burgerij, hoe inadequaat ook, de beperkingen van de nationale markt te overwinnen.

Twee catastrofale wereldoorlogen zouden het ook voor de dikste schedels duidelijk hebben moeten maken dat er een onontkoombare tegenspraak is tussen het bestaan van verouderde nationale staten en de ontwikkeling van de productieve krachten van de planeet, die het meest volledige en vrije gebruik vereisen van de rijkdommen van alle landen. De ontwikkeling van gigantische internationale ondernemingen die de continenten aan zich onderwerpen, presenteren de arbeiders van verschillende landen met een gemeenschappelijke vijand. Nu geldt meer dan ooit het internationalisme van het Communistisch Manifest als de enige weg vooruit voor de mensheid en als het enige programma voor een echt socialistische beweging. Socialistisch internationalisme is niet gebaseerd op utopisme en sentimentaliteit, maar op de ontwikkeling van de kapitalistische productie op wereldschaal.

Monty Johnstone probeert de strijd van de Linkse Oppositie tegen het stalinistische uitgangspunt van “het socialisme in één land” af te schilderen als een academische discussie, zonder praktische betekenis. Om een respectabele autoriteit aan zijn stelling toe te voegen, maakt Johnstone gebruik van een klassiek stuk Deutscherisme: het “debat” over socialisme in één land” was als een “discussie over de vraag of het mogelijk zou zijn om een gebouw te voorzien van een dak waarin beide kanten ervoor zijn om met het werk te beginnen en het er al over eens zijn over de vorm en de te gebruiken materialen”.

Het zou moeilijk zijn, zelfs in de stapel van theoretische onrijpheden en halve waarheden die Deutscher in overvloed verschaft, een nog dommere karakterisering te vinden. De verschillen tussen de Linkse Oppositie en de stalinistische bureaucratie gingen helemaal niet over de noodzaak de economie van de Sovjet-Unie langs socialistische lijnen te ontwikkelen. In feite was het (voor zover die kwestie aan de orde kwam) de Oppositie die strijd voerde voor een programma van planning en industrialisatie en waren het de voorstanders van “het socialisme in één land” die dat tot 1929 verwierpen en er de voorkeur aan gaven te steunen op de koelakken en NEP-mensen. Het was de Oppositie die onverzettelijk was in zijn steun voor de internationalistische perpectieven van het bolsjevisme en duidelijk stond voor de socialistische opbouw in Rusland. En dat was geen toeval.

De conflicten die in deze tijd in Rusland ontstonden, waren helemaal geen academische “debatten”, maar hadden te maken met vitale kwesties over de levens en het welzijn van de Russische arbeidersklasse en de toekomst van de Russische en de internationale revolutie. We hebben de processen al geschetst die toen in Rusland plaatsvonden. We hebben laten zien dat het idee van het “socialisme in Rusland alleen” de stemming van reactie en cynisme verwoordde van die maatschappelijke laag die goed geboerd had door de revolutie en nu een rem wilde zetten op het proces dat in oktober 1917 in gang was gezet om zodoende het “evenwicht “te herstellen. De strijd van de Linkse Oppositie tegen deze theorie was een onlosmakelijk onderdeel van de strijd van het bolsjevisme-leninisme om zich staande te houden tegenover de kleinburgerlijke en bureaucratische reactie tegen Oktober.

De stalinistische bureaucratie had zijn wortels in de economische en culturele onderontwikkeldheid die de revolutie van het Tsarisme geërfd had. Het voedde zich met elke nederlaag van de internationale arbeidersklasse, die als enige in staat zou geweest zijn de Sovjet-staat de hulpbronnen te leveren om de chronische problemen van onontwikkeldheid te overwinnen en de volledige omvorming van de samenleving langs socialistische lijnen door te voeren. De bureaucratie steunde op de meest onontwikkelde, anti-socialistische elementen binnen Rusland (de rijke boeren en NEP-speculanten) om slagen toe te brengen aan de arbeidersklasse en haar voorhoede – de Linkse Oppositie. Anderzijds werkte het, door het volledig gebrek aan vertrouwen in het vermogen van de Westerse arbeiders om een revolutie uit te voeren, als een rem op de ontwikkeling van de jonge, onrijpe partijen van de Communistische Internationale.

De geest van revolutionair optimisme waarmee de geschriften van Lenin en Trotski zijn doordrenkt, is een weerspiegeling van hun vertrouwen in het vermogen van de arbeidersklasse om de samenleving te veranderen. De oprichting van de Derde (Communistische) Internationale, na de machtsovername in Rusland, was de hoogste uitdrukking van het bolsjevistische idee van de revolutie, niet als een nationaal verschijnsel, geldig alleen binnen de grenzen van het vroegere tsaristische rijk, maar als een internationale gebeurtenis. Vanaf het begin zagen Lenin en de bolsjevieken Oktober als het begin van de wereldrevolutie. Zonder dat perspectief zou de socialistische revolutie in Rusland een avontuur geweest zijn, zoals de mensjevieken beweerden. In november 1918 beantwoordde Lenin deze critici als volgt:

“De feiten van de geschiedenis hebben de Russischo patriotten – die in niets geïnteresseerd zijn behalve in do onmiddellijke belangen van hun land, opgevat op de oude manier- bewezen dat de omvorming van onze Russische revolutie in een socialistische revolutie, geen avontuur was maar een noodzakelijkheid aangezien er geen andere keuze was; het Brits-Franse en liet Amerikaanse imperialisme zullen onvermijdelijk de onafhankelijkheid en vrijheid van Rusland wurgen tenzij de wereldwijde socialistische revolutie, het wereldwijde bolsjevisme triomfeert.”

Trotski “overschatte” volgens Monty Johnstone de vooruitzichten voor de internationale socialistische revolutie en “onderschatte” de mogelijkheden voor het opbouwen van het socialisme in Rusland alleen. De wijsheid van de Deutschers en Johnstones, die in wezen hetzelfde is als het “realisme” van de reformistische politici, bestaat uit een slaafse aanbidding van het voldongen feit: “Lenin en Trotski voorspelden een wereldrevolutie. Dat gebeurde niet. Lenin en Trotski zeiden dat zonder een wereldrevolutie het socialisme niet opgebouwd kon worden in Rusland. Maar dat is wat gebeurde. Dus is het bolsjevisme niet meer dan een utopie en is het stalinisme juist. “Dat is de “filosofie” van het Deutscherisme, ontdaan van de stilistische tierlatijntjes, Johnstone voegt niet toe aan de diepzinnig heden van zijn gids, maar laat slechts Lenins naam weg.

De wijsheid van de leslokalen komt niet toe aan de fundamentele kwestie: waarom was er “geen revolutie” in Europa? Of om meer precies te zijn: waarom leidde de reeks van revolutionaire bewegingen In Europa tussen ’18 en ’23 niet tot machtsovername door de arbeidersklasse? Van Monty Johnstone krijgen we de feiten: de revolutie faalde. Maar juist voor een marxist kan de zaak daar niet bij blijven. Wanneer we niet geïnteresseerd zijn in het aannemen van geleerde poses, maar in het echt veranderen van de samenleving, dan moeten we de lessen van de geschiedenis begrijpen, vooral de lessen van grote revolutionaire bewegingen. Dat was altijd de methode van het bolsjevisme, van Lenin en Trotski. Wie niet in staat is uit gemaakte fouten te leren, is gedoemd ze te herhalen.

De revolutionaire beweging die in ’18-’20 over Europa heen golfde werd verslagen door de verraderlijkheid van de sociaal-democratische leiding. Dezelfde verraders die in ’14 de zaak verkwanseld hadden en rechtstreeks verantwoordelijk waren voor de slachtpartij onder miljoenen arbeiders in uniform tijdens de oorlog, deinsden nu in heilige afschuw terug voor het vooruitzicht van een “bloedige burgeroorlog”. In het ene land na het andere, in Duitsland, Oostenrijk, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, gingen de massa’s de weg van revolutie op om door de lafheid en dwaasheid van hun ‘leiders” de pas afgesneden te worden. Zo “overhandigde” de Duitse sociaal-democratische leiding van 1918, waar de revolutie de macht op vreedzame wijze in handen van de arbeiders had gelegd, deze “vrijwillig” aan de kapitalistische klasse. Alleen de rotheid van hun leiding voorkwam dat de Duitse arbeiders de vruchten konden plukken van hun overwinning en de belegerde Sovjet-Republiek te hulp konden komen.

Toen Lenin en Trotski uitlegden dat zonder de socialistische revolutie in het Westen de Russische arbeidersstaat onvermijdelijk door de reactie of een imperialistische oorlog verpletterd zou worden, was dat niet zoals Johnstone beweert een uitdrukking van “defaitisme, maar eentje van uiterst revolutionair realisme. Het marxisme is een materialistische (en daarom door en door realistische) filosofie, door en door doordrenkt met een geest van revolutionair optimisme. Het valt niet te vergelijken met het soort zelfvoldane “realistische” bekrompenheid die hart en ziel vormt van alle vormen van het reformisme. Lenin en Trotski waren altijd eerlijk en realistisch in hun inschatting van de vooruitzichten van de revolutie in Rusland en internationaal. Zij begrepen dat de enige echte garantie voor de toekomst van de Sovjet-Republiek in de socialistische revolutie in het Westen lag. Ze susten de arbeidersklasse niet in slaap met zoete illusies over “vreedzame coëxistentie” maar hamerden genadeloos op het feit dat zonder een socialistische transformatie op wereldschaal, nieuwe imperialistische wereldoorlogen – een tweede, een derde, een tiende wereldoorlog – onvermijdelijk zouden zijn.

Het optimisme van Lenin en Trotski over de vooruitzichten van de internationale socialistische revolutie werd volledig gerechtvaardigd door de prachtige beweging van de arbeiders na de Eerste Wereldoorlog. Maar noch Lenin, noch Trotski, noch wie dan ook, kan het slagen van een revolutionaire beweging garanderen. Dat hangt van een aantal factoren af: de impasse van het kapitalistische stelsel, de crisis van de regering, de beweging van de werkende massa’s en de onvrede van de middenlagen van de samenleving. Maar één van de meest doorslaggevende factoren is de aanwezigheid van een leiding van de arbeidersklasse die deze naam waard is. De afwezigheid van zo’n leiding in West-Europa leidde de arbeidersbeweging van de ene nederlaag naar de andere en bereidde in de volgende periode de weg voor de fascistische reactie en een nieuwe en verschrikkelijke wereldoorlog voor. Zevenentwintig miljoen Russische doden en de vernietiging van het gros van de door de heldhaftige zelfopofferingen van de Russische arbeiders opgebouwde industrie, waren een harde bevestiging van de realistische verwachtingen van Lenin en Trotski.

Het is niet mogelijk hier In detail in te gaan op de internationale politiek van het stalinisme. Laat het genoeg zijn aan te geven dat het beleid van “het socialisme in één land” leidde tot de geleidelijke verandering van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie van een revolutionaire strategie, gebaseerd op de arbeidersklasse van alle landen die via de Derde Internationale probeerde in sterke communistische partijen op te bouwen als revolutionaire leiding, tot één van maneuvers en “handeitjes” met kapitalistische regeringen, vakbondsbureaucraten en koloniale “democraten” van het type van Tsjang Kai-Shek.

Oorzaak en gevolg zijn geen eeuwige tegengestelden, maar wisselen vaak van plaats, waarbij de een in de ander overgaat. De opkomst van de Sovjet-bureaucratie had als voorwaarde het isolement van de revolutie in een onderontwikkeld land. De verschrikkelijke nederlagen van de arbeidersklasse in Duitsland en Bulgarije in ’23, in Groot-Brittannië in ’26 en voor alles in ’27 in China, die voortvloeiden uit de rampzalige politiek van de Stalin-Boekharin leiding, versterkten op hun beurt de positie van de bureaucratie en de voorstanders van “het socialisme in één land” en veroordeelden de bolsjevistisch-Ieninistische Oppositie tot de nederlaag. De uitsluiting in ’27 van de Oppositie bereidde de weg voor een nieuwe en nog meer reactionaire wending in Rusland in de periode van de stalinistische consolidatie. Het lot van de revolutie in Rusland en internationaal waren onlosmakelijk met elkaar verbonden en hadden elkaar tot voorwaarden, in plaats van mechanisch gescheiden ‘fasen” met de internationale revolutie als een wenselijke, maar niet volstrekt noodzakelijke toevoeging (de engel op de kerstboom).

TROTSKI EN DE VIJFJARENPLANNEN

Dankzij een opvallend staaltje hersengymnastiek schrijft Monty Johnstone Trotski een defaitistische” houding toe m.b.t. de socialistische planning in de Sovjet-Unie. Waarin schuilde Trotski’s zogenaamde “defaitisme”? Zoals we gezien hebben, streden Trotski en de Linkse Oppositie gedurende een hele periode ’23-’27) voor het idee van de ontwikkeling van de industrie door middel van vijfjarenplannen, tegen het verzet en de belachelijkmakerij van de stalinisten in. Na de uitsluiting van de Linkse Oppositie (’27) opende de stalinistische fractie de strijd tegen de “rechtse afwijking” van Boekharin en nam ze – om die groep een slag toe te brengen – in een karikaturale vorm zekere aspecten van het programma van de Linkse Oppositie over. Terwijl ze delen negeerden die wezen op de noodzaak van arbeidersdemocratie, eigenden de stalinisten zich het idee van industrialisatie en de vijfjarenplannen toe. Het gevaar van het kapitalistisch herstel, waartegen de Oppositie gewaarschuwd had en die de stalinisten herhaaldelijk in de voorgaande periode ontkend hadden, werd nu door de fractie van Stalin gebruikt als een stok om hun vroegere Boekharinistische aanhangers te slaan. Over dit maneuver van de stalinisten schrijft Monty Johnstone:

“Het is één van de mythes van het platvloerse trotskisme dat de invoering na 1928 door Stalin van verdergaande plannen (?) dan door de Oppositie waren voorgesteld, op zich bewijst dat deze gelijk had. Zoals Maurice Dobbs schrijft: “Er volgt niet uit dat wat in 1928-1929 mogelijk was, noodzakelijkerwijs in een eerdere fase mogelijk was, toen zowel de industrie als de landbouw zwakker waren”.

“Maar ik zou het argument aanvaarden dat wanneer de partjj eerder naar de waarschuwingen van de Oppositie tegen de gevaarlijke groei van de macht van de Koelakken (rijke boeren) op het platteland geluisterd had, het proces van collectivisatie in 1929-’33 minder gewelddadig (!) geweest had kunnen zijn. Hier tegenover liep het economische beleid van de trotskisten, dat de uitbuiting van het platteland door de stad bevorderde (!) door een prijsbeleid, dat de prijs van industrieproducten hoog hield ten koste van de landbouwprijzen (zie bvb. The New Economics door Preobrazhensky, de voornaamste econoom van de Oppositie), in theorie vooruit op veel van de aanpak tegenover de boeren die Stalin na 1929 in de praktijk zou brengen. (!)”
Cogito, p. 25, voetnoot.

Over Stalins “verdergaande plannen” zullen we het straks hebben. Maar laten we eerst afrekenen met de “rode professor Maurice Dobbs”. Is het juist om te zeggen dat het in ’28-’29 gemakkelijker was om met het beleid van industrialisatie en vijfjarenplannen te beginnen dan in de voorafgaande periode? Johnstone beantwoordt dat staaltje onzin zelf met zijn verwijzing naar de waarschuwingen van de Oppositie voor het gevaar van de koelakken.

Tegenover het beleid van concessies aan de koelakken en speculanten (NEP-mensen) van Stalin-Boekharin ten koste van de arme boeren en de industrie arbeiders, stelde de Oppositie het heffen van belasting op de rijke boeren voor om de nodige investeringen voor de industrialisatie te financieren. Alleen op basis van industrialisatie zouden aan de dorpen de middelen gegeven kunnen worden om de eeuwenoude onderontwikkeldheid van de Russische landbouw te overwinnen. Alleen op basis van mechanisatie van de landbouw kon collectivisatie op basis van vrijwilligheid doorgevoerd worden. Het beleid van het aanpakken van de koelakken beschrijven als “het door de stad uitbuiten van het platteland” is niets anders dan de herhaling van de laster van de stalinisten tegen de Linkse Oppositie voordat ze zelf overgingen tot een maniakale, gewelddadige collectivisatie!

Toen de stalinisten na het wegwerken van de Linkse Oppositie gedwongen waren zich te keren tegen de “rechtsen” – waar achter de groeiende dreiging van de koelakkenreactie stond – was de toestand op het platteland al wanhopig, terwijl de zware industrie – de noodzakelijke basis voor de socialistische opbouw – een hele periode had gestagneerd. Het is een leugen te stellen dat het stalinistische verzet tegen industrialisatie in de periode ’23-’27 werd gedicteerd door hun bedoeling de industrie en de landbouw op te bouwen. Integendeel: ze moedigden juist die elementen in de Sovjet-economie aan, die een verschrikkelijke hindernis zouden blijken voor de ontwikkeling van de productie in de periode van de eerste vijfjarenplannen. Met zijn gebruikelijke grootmoedigheid geeft Johnstone toe dat, wanneer de partij geluisterd zou hebben naar de waarschuwingen van de Oppositie tegen het gevaar van de koelakken, “het proces van collectivisering in 1929-1930 minder gewelddadig had kunnen zijn”.

En hoe “gewelddadig” was dit “proces van collectivisering” precies, kameraad Johnstone? In 1930 bedroeg de totale graanoogst 835 miljoen centenaren. In de volgende 2 jaar daalde die tot 200 miljoen. En dat in een tijd waarin de graanproductie al nauwelijks voldoende was om de bevolking te voeden, In dezelfde periode daalde de productie van suiker van 109 miljoen poed (1 poed = 16,36 kg) tot 48 miljoen. Nog verschrikkelijker was het verlies aan levende have. Het waanzinnige tempo van de collectivisering en de smerige methodes die werden gebruikt, dwongen de boerenstand tot wanhopig verzet, dat het platteland in een nieuwe en bloedige burgeroorlog stortte. De woedende boeren slachtten uit protest hun paarden en vee. Het aantal paarden daalde van 34,9 miljoen in 1929 tot 15,6 miljoen in 1934, d.w.z. een verlies van 55%. Het aantal hoornvee daalde van 30,7 miljoen tot 19,5 miljoen, een verlies van 40%. Het aantal schapen 66%, varkens 55%. Tot op vandaag heeft de Sovjet-landbouw zich niet hersteld van de klap die door de collectivisatie werd toegebracht. Maar de meest afschuwelijke statistiek is die van de miljoenen boeren die in deze periode omkwamen – door honger, koude, ziekte, in achterhoedegevechten met het Rode Leger of in de slavenkampen na afloop. Het getal van 10 miljoen uitgeroeiden werd door Stalin niet ontkend; de laagste schatting is 4 miljoen.

Dat is het beetje “geweld” waarnaar Monty Johnstone in zijn voetnoot terloops verwijst. Stalin’s plan voor collectivisatie ging inderdaad “veel verder” dan de voorstellen die door de Oppositie waren ingediend! Trotski klaagde het aan als een avontuur. Gegeven de materiële onderontwikkeldheid van de Russische landbouw betekenden Stalin’s “algemene perspectieven” een ramp voor die landbouw. Maar hoe stond het met de industrie? Bewezen het succes van Stalin’s plannen, die “veel verder” gingen dan de perspectieven van de Linkse Oppositie, niet hoe “pessimistisch” Trotski was?

Toen Trotski na de beruchte schijnprocessen in Moskou vrijwillig verscheen voor de Dewey Commissie (70), die de tegen hem en de Oppositie ingebrachte beschuldigingen onderzocht, beantwoordde hij onder andere een aantal vragen over de meningsverschillen met de stalinisten over de kwestie van de industrialisatie in ’23-’29. We citeren letterlijk de tekst van zijn verklaring:

    Goldman:
    Meneer Trotski, wat was met betrekking tot de industrialisatie van de Sovjet-Unie, uw houding voorafgaand aan uw verbanning?

    Trotski:
    In de periode van 1922 tot ’29 streed ik voor de noodzaak van een versnelde industrialisatie. Ik schreef in het begin van ’25 een boek waarin ik probeerde te bewijzen dat door planning en leiding van de industrie het mogelijk was een jaarlijkse toename van de industrialisatie te hebben van maximaal 20%. Ik werd in die tijd afgedaan als een fantast, een super-industrialist. Dat was de officiële naam voor trotskisten in die tijd: super-industrialisten.

    Goldman:
    Wat was de titel van het boek dat u schreef?

    Trotski:
    “Waarheen gaat Rusland, kapitalisme of socialisme?”

    Goldman:
    Ik ben er zeer zeker van dat het in het Engels werd gepubliceerd onder de titel “Whither Russia, Toward Capitalism or Socialism?”

    Trotski:
    De loop der gebeurtenissen toonde aan dat ik te voorzichtig was, en niet te overmoedig, in mijn inschatting van de mogelijkheden van de planeconomie. Dit was mijn strijd tussen ’22 en ’25, en ook de strijd voor het vijfjarenplan. Het begint met het jaar ’23, toen de linkse Oppositie begon te strijden voor de noodzaak het vijfjarenplan te gebruiken.

    Goldman:
    En Stalin noemde u in die tijd een “super-industrialist”?

    Trotski:
    Ja.

    Goldman:
    Hij was gekant tegen de snelle industrialisatie van het land?

    Trotski:
    Sta me toe te zeggen dat in ’27, toen ik voorzitter was van de Commissie in Dnjeprostroy voor een waterkrachtcentrale, een elektriciteitscentrale; dat ik in een zitting van het Centraal Comité aandrong op de noodzaak die centrale te bouwen. Stalin antwoordde, en dat is gepubliceerd:
    “Voor ons is het bouwen van de Dnjeprostroy-centrale hetzelfde als voor een boer het kopen van een grammofoon in plaats van een koe.”

The Case of Leon Trotsky, p. 245

Dat was de reikwijdte van Stalin’s “algemene perspectieven” in ’27! In die tijd was de beschuldiging van de stalinisten tegen de Oppositie niet dat ze “pessimistisch” waren, maar dat ze “superindustrialisten” waren! Hoe staat het met de stelling dat de plannen die later door Stalin werden doorgevoerd “veel verder” gingen dan die van Trotski?

De jaren ’25-’27 werden in beslag genomen door de strijd van de Oppositie tegen de economische lafheid van de Stalin-Boekharin-leiding. De stalinisten stelden in ’26 eerst een “plan” voor dat zou beginnen met een groeipercentage van 9% voor het eerste jaar, 8% voor het tweede en langzaam zakkend tot 4 – een afnemende groei! Trotski, die door de heersende kliek werd gebrandmerkt als een “super-industrialist”, beschreef dit miserabele excuus voor een plan als de “sabotage van de industrie” (natuurlijk niet in de letterlijke betekenis), Later werd het plan herzien om elk van de 5 jaren het groeipercentage van 9% te geven. Trotski streed voor een percentage van 18-20%. Hij wees erop dat het groeipercentage zelfs onder het kapitalisme 6% was geweest! De heersende kliek besteedde geen aandacht aan de Oppositie en ging door met hun kleinmoedige plan. In plaats van de door de “algemene perspectieven” van Stalin-Boekharin geprojecteerde 9% bevestigden de resultaten van het eerste jaar van het vijfjarenplan volledig het perspectief van de Oppositie en stelde ze de volledige onjuistheid van het door Stalin en co. voorgestelde percentage aan de kaak. Tengevolge daarvan stortten deze zich het volgende jaar in het rampzalige avontuur van het “5-jarenplan in 4 jaar”. Tevergeefs waarschuwde Trotski tegen dit waanidee dat alles volledig in de war stuurde. Per bureaucratisch decreet kondigde de leiding nu een groeipercentage van 30-35% af! De ontsporing in de industrie in deze periode, waar de ongelukkige slachtoffers van de “sabotage-processen” de schuld van kregen, was in werkelijkheid het resultaat van het avonturisme van de stalinisten. Hun najagen van de hersenschimmen van het “socialisme in één land” en van het “5-jarenplan in 4jaar” leidde tot het vastlopen van de economie en tot ongekende ellende voor de arbeidersklasse van de Sovjet-Unie.

Laten we als antwoord op Johnstone’s verkeerde voorstellingen en halve waarheden van Trotski’s houding tegenover de vijfjarenplannen, eens kijken naar wat Trotski zelf te zeggen had voor de Dewey Commissie:

    Trotski:
    Mijn houding tegenover de economische ontwikkelingen van de Sowjet-Unie kan als volgt gekarakteriseerd worden: ik verdedigde Sovjet-economie tegen de kapitalistische en de sociaal-democratische critici, en ik bekritiseer de buro kratische metoden van de leiding. De gevolgtrekkingen waren zeereenvoudig. Ze waren gebaseerd op de Sowjetpers zelf. We hebben een zekere vrijheid van de bureaucratische hypnose. Het was volkomen mogelijk alle gevaren te zien op basis van de Sovjet-pers zelf.

    Goldman:
    Kunt u ons -heel in het algemeen- een idee geven van de successen van de industrialisatie in de Sovjet -Unie?

    Trotski:
    De successen zijn heel belangrijk en ik onderstreepte dat elke keer. Ze zijn te danken aan de afschaffing van het particuliere eigendom en aan de mogelijkheden die inherent zijn aan de planeconomie. Maar ze zijn – ik kan dat niet exact aangeven- 2 tot 3 maal minder dan ze geweest zouden zijn onder een regime van sovjetdemocratie.

    Goldman:
    Dus de stappen vooruit zijn er ondanks de bureaucratische controle en methoden gekomen.

    Trotski:
    Ze zijn te danken aan de mogelijkheden die inherent zijn aan de socialisatie van de productiekrachten.

The Case of Leon Trotsky, p. 249

Op zoek naar aanvullend bewijs van Trotski’s pessimisme, citeert Johnstone uit “The Third International After Lenin”:

“In die zin dat de arbeidsproductiviteit en de productiviteit van een maatschappelijk stelsel als geheel in de markt gemeten worden door de verhoudingen van de prijzen, is het niet zozeer militaire interventie, maar de interventie van goedkopere kapitalistische waren die misschien de grootste directe bedreiging vormt van de Sovjet-economie.”

Deze regels werden in ’28 geschreven, in een tijd dat de kapitalistische marktkrachten zich opnieuw voordeden in de Sovjet-economie onder de NEP, toen de koelakken (rijke boeren) de raad van Boekharin: “Verrijk jezelf!” opvolgden en het gevaar van een werkelijk herstel van het kapitalisme waartegen de Linkse Oppositie waarschuwde, heel reëel was. Commentaar leverend op Trotski’s woorden zonder de context uit te leggen, schrijft Johnstone:

“Het monopolie op de buitenlandse handel, dat Stalin en de partijmeerderheid terecht onderstreepten, en het middel waarmee de Sovjet-Unie zich tegen dergelijke economische ondermijning beschermde, werd voor Trotski een “bewijs voor de ernst en het gevaarlijke karakter van onze afhankelijkheid”.”
Cogito, blz. 26-27.

Monty Johnstones geheugen is gemakshalve zeer kort. Want diezelfde “Stalin en de partijmeerderheid” (d.w.z. Boekharin) hadden nog geen 5 jaar daarvoor gestaan voor de afschaffing van het staatsmonopolie op de buitenlandse handel en namen op 12 oktober ’22 in het Centraal Comité zelfs een motie aan waarin ze dat monopolie afschaften. De Russische editie van Lenins Verzamelde werken bevat een hele reeks brieven aan Trotski waarin hij deze vraagt een blok te vormen om te strijden voor het handhaven van het monopolie op de buitenlandse handel.

Zo schreef Lenin op 13 december 1922 aan Trotski:

“Hoe dan ook, ik smeek je op het komende Plenum de verdediging op je te nemen van ons gezamenlijk standpunt over de onvoorwaardelijke noodzaak van het behoud en de versterking van het monopolie op de buitenlanse handel”.
Lenin, Collected Works, Russische editie, deel 54, p. 324.

Wat bedoelde Trotski met zijn uitspraak dat “goedkope buitenlandse waren” een bedreiging vormden van de sovjet-macht? In 1917 had de arbeidersrevolutie niet, zoals Marx en Engels zich dat hadden voorgesteld, plaatsgevonden in een ontwikkeld kapitalistisch land, maar in een onderontwikkelde semi-feodale economie. Dat gebeurde niet omdat alle voor het opbouwen van het socialisme nodige voorwaarden” vervuld waren, maar vanwege het volstrekte onvermogen van de Russische kapitalistische klasse om ook maar één van haar historische taken te vervullen op basis van het kapitalistische stelsel. Rusland werd tot revolutie gedreven, niet omdat het de meest ontwikkelde maar juist omdat het de meest onderontwikkelde van de Europese machten was. Zoals Lenin het uitdrukte: het kapitalisme was op zijn zwakste schakel gebroken. De overwinning van de Russische arbeiderklasse in de Oktoberrevolutie was de voorwaarde voor het begin van de omvorming van de Russische samenleving. De historische taken van de burgerlijke revolutie konden in Rusland enkel vervuld worden onder de dictatuur van de arbeidersklasse. Dat is de wezenlijke betekenis van Trotski’s theorie van de permanente revolutie die hij in 1905 uitwerkte. De nationalisatie van de industrie, het staatsplan, het monopolie op de buitenlandse handel, dat waren de middelen waarmee de Russische arbeidersklasse Rusland uit het moeras van eeuwenoude achterlijkheid sleurde. De historische successen van de vijfjarenplannen in de Sovjet-Unie zijn op zich al voldoende rechtvaardiging voor de Oktoberrevolutie. Zoals Trotski schreef in “Revolution Betrayed”:

“Het socialisme bewees zijn recht op de overwinning, niet op de pagina’s van “Het Kapitaal” maar in een industrieel gebied dat 1/6 van de aardoppervlakte besloeg; niet in de taal van de dialectiek, maar in de taal van staal, cement en elektriciteit.”

Maar de kwestie van het historische lot van de USSR kan niet worden afgehandeld door het opsommen van een waslijst successen van de vijfjarenplannen. Lenin stelde al eerder de centrale vraag in de treffende uitdrukking: “Wie zal de overhand krijgen?”. De Sovjet-Unie is geen eiland in de woestijn, maar onderdeel van een internationaal economisch en politiek stelsel, waarin het lot van geen enkel land van het geheel kan worden geïsoleerd. De USSR moet ondanks de enorme successen zijn kracht nog altijd afmeten tegen die van de imperialistische machten van het Westen.

Het kapitalistische stelsel begon – hoewel het al alle symptomen vertoont van seniele aftakeling – met onmetelijke voordelen tegenover de Sovjet-Unie. Vanaf het begin moesten de bolsjevieken strijden tegen het overheersend laag cultureel niveau van de massa’s, het ontbreken van een geschoolde arbeidersbevolking, kortom tegen de lage arbeidsproductiviteit. Deze factor – en niet het productievolume in algemene termen – is de werkelijke maat van economische successen en sociale vooruitgang. Op dit beslissende terrein ploetert de USSR na 50 jaar Sovjetmacht nog altijd ver achter de VS.

De officiële sovjet-statistieken geven aan dat de industriële productie per hoofd van de bevolking slechts 50 tot 60% is van die van de VS. Met een grotere arbeidersklasse, met het dubbele aantal technici en ingenieurs, is de werkelijke productie van Rusland slechts 65% van die van de VS. De productie-index van de zware industrie is de meest dramatische. De staalproductie in de USSR is gestegen van 4,3 miljoen ton in 1928 tot 107 miljoen toen in 1968 -slechts 18 miljoen ton minder dan de VS (de 24 miljoen geïmporteerd staal in de VS niet meegerekend). Maar de staalproductie per hoofd van de bevolking in de VS is hoger dan in de USSR. Anderzijds worden de harmonieuze ontwikkeling van het menselijk leven en de cultuur niet weerspiegeld door het volume van de staalproductie alleen, maar meer precies door de ontwikkeling van consumptie goederen en goederen van hoge technische kwaliteit voor de massa van de bevolking. Op dit terrein, dat te maken heeft met het levenspeil van de arbeiders, loopt de USSR nog steeds ver ten achter op de kapitalistische landen.

De hordes van speculanten, oplichters en zwarte handelaren in Moskou, die in hun levensonderhoud voorzien door de buitenlandse toeristen achterna te lopen voor westerse goederen en vreemd geld, dat ze met een leuke winst aan de Sovjet-arbeiders verkopen, zijn een duidelijke aanwijzing ervan dat de dreiging van “goedkope buitenlandse waren” zelfs vandaag nog niet is verdwenen. De draconische straffen (tot en met de doodstraf) die worden ingevoerd om deze speculatie te bestrijden hebben geen effect bij het onderdrukken van deze maatschappelijke kanker, die zijn wortels niet in “het voortbestaan van het kapitalisme” heeft of in de perversheid van de menselijke aard, maar in de objectieve verhoudingen tussen de Sovjet-Unie en de wereldeconomie, die door geen enkele hooghartige bureaucratische “theorie” kan worden afgeschaft.

Zoals Marx uiteenzette in “De Duitse Ideologie”: “Waar tekorten worden veralgemeend zal alle oude rotzooi herleven”. De eeuwige tekorten, hoge prijzen en lage kwaliteit van consumptiegoederen (niet alleen auto’s en technische goederen, maar ook voeding en kledij) zijn een fundamenteel feit voor de arbeidersklasse van de Sovjet-Unie. Dat wil niet zeggen dat er geen luxe-goederen bestaan. De bevoorrechte lagen van bureaucraten, fabrieksdirecteuren, legerofficieren, enz. bezitten in overvloed die zaken waar de Sovjet-arbeider alleen maar kan van dromen: dure pakken, prachtige auto’s, luxe-appartementen, villa’s op het platteland, enz. Terwijl arbeidersgezinnen in Moskou en andere steden in een toestand van overbevolking leven, bezitten veel leden van de hoogste lagen meer dan één huisje op het platteland (hun dacha) naast hun stadsappartementen. De luxueuze levensstijl van de bureaucratie is een permanente belediging voor de massa’s van de Sovjet-bevolking. Na de Tweede Wereldoorlog, toen de Sovjet-arbeiders en boeren leden onder omstandigheden van verschrikkelijke armoede, kreeg de op bezoek gekomen veldmaarschalk Montgomery uit de handen van zijn Sovjet-“broeders” een bontmantel van een Sovjet-maarschalk cadeau, compleet met medailles, diamanten, enz., die meer dan 500.000 fr. koste.

Onder Lenin en Trotski betekende de regel van het “partij-maximum” dat een partijlid niet meer loon kon ontvangen dan een gewone arbeider, zelfs als zijn vaardigheden hem recht gaven op een hoger loon. Een van de voorwaarden voor de geboorte van een arbeidersstaat, zoals Lenin ze neerschreef in “Staat en Revolutie”, was de regel dat een functionaris geen hoger loon zou ontvangen dan dat van een geschoolde arbeider. Een vroeg dekreet van de revolutie stelde een loonverschil tussen arbeiders en specialisten vast op niet meer dan viermaal dat van de arbeiders. En dat beschreef Lenin al als een “kapitalistisch verschil” dat stelselmatig verkleind moest worden. Deze wet gold tot ’31 toen hij formeel door Stalin werd afgeschaft.

DE ‘VERRADEN REVOLUTIE’

Op pagina 32 en 33 schrijft Monty Johnstone:

“Trotski’s dogmatisch credo over de onmogelijkheid van het opbouwen van het socialisme in één land bracht hem er zelfs nu toe te onderschatten hoe diepgeworteld en levenskrachtig het socialistische stelsel in Rusland was, ondanks de chaos die was veroorzaakt door de zuiveringen van Stalin. Zonder het ingrijpen van een revolutie in het Westen in het geval van een oorlog, beweerde hij “dat de sociale basis van de Sovjet-Unie verpletterd moest worden, niet alleen in het gevaar van een nederlaag, maar ook in het geval van een overwinning’? Vervreemd van de werkelijkheid in de Sovjet-Unie schreef hij dat “de Sovjet-bureaucratie ver is gegaan met het voorbereiden van een burgerlijk herstel” en “in de toekomst onvermijdelijk steun voor zichzelf moet zoeken in eigendomsverhoudingen “die “haar verandering in een nieuwe bezittende klasse” tot gevolg zou hebben.”

Heeft Trotski dat werkelijk gezegd? Laten we de passage uit Revolution Betrayed, waaruit Johnstone zijn mini-citaten heeft gesneden, eens volledig citeren. Op pagina 251 en 252 schrijft Trotski:

“Als een bewuste politieke macht heeft de bureaucratie de revolutie verraden. Maar een zegevierende revolutie is gelukkig niet enkel een programma en een vlag, niet slechts politieke instellingen, maar ook een stelsel van maatschappelijke verhoudingen. Het verraden is niet voldoende. Je moet het omverwerpen. De Oktober-Revolutie is verraden door de heersende laag, maar nog niet omvergeworpen. Hij heeft een groot weerstandsvermogen die samenvalt met de bestaande arbeidersklasse, het bewustzijn van de beste elementen ervan, de impasse van het wereldkapitalisme en de onvermijdelijkheid van de wereldrevolutie.”

In deze woorden die Johnstone blijkbaar “niet opgemerkt” heeft, is geen spatje onderschatting te vinden van de levenskracht van de fundamentele maatschappelijke verworvenheden van de Oktober-revolutie of enig fatalisme over de overwinning van een kapitalistische contra-revolutie. Maar laten we verder lezen. We drukken de erop volgende paragraaf van Trotski’s werk volledig af (The question of the character of the Sovjet Union not yet decided by history) om beter te illustreren hoe Monty Johnstone’s “uitgebalanceerde” methode van citeren in de praktijk werkt. Doorgaand op de bovenstaande redenering, schrijft Trotski:

“Laat ons, om de aard van de huidige Sovjet-Unie beter te begrijpen, 2 verschillende hypothesen maken over de toekomst ervan. Laten we eerst aannemen dat de Sovjet-bureaucratie wordt omvergeworpen dooreen revolutionaire partij die alle kenmerken heeft van het oude Bolsjevisme, bovendien verijkt met de wereldervaringen uit de recente periode. Zo’n partij zou beginnen met het herstellen van de democratie in de vakbonden en de sovjets. Hij zou in staat zijn de vrijheid van de Sovjet-partijen te herstellen en zou dat ook moeten doen. Samen met de massa’s en aan het hoofd ervan zou hij een meedogenloze zuivering van het staatsapparaat doorvoeren. Hij zou rangen, standen en alle soorten voorrechten afschaffen en de ongelijkheid in beloning van de arbeid terugbrengen tot de levensbehoeften van de economie en het staatsapparaat. Hij zou de jeugd de vrije kans bieden onafhankelijk te denken, te leren, te kritiseren, op te groeien. Hij zou vergaande veranderingen invoeren in de verdeling van het nationale inkomen overeenkomstig de wil en de belangen van de arbeiders en de boerenmassa’s. Maar voor zover het de bezitsverhoudingen betreft zou de nieuwe macht niet naar revolutionaire methodes hoeven te grijpen. Hij zou het experiment van de geplande economie behouden en verder ontwikkelen. Na de politieke revolutie – het afzetten van de bureaucratie – zou de arbeidersklasse in de economie een reeks zeer belangrijke hervormingen moeten invoeren, maar geen nieuwe sociale revolutie.

Wanneer – om een tweede veronderstelling te maken -een kapitalistische partij de heersende Sowjet-kaste zou omverwerpen, zou ze een groot aantal bereidwillige dienaren vinden onder de huidige bureaucraten, administrateurs, technici, directeuren, partijsecretarissen en in het algemeen in de bevoorrechte hoogste kringen. Natuurlijk zou ook in dat geval een zuivering van het staatsapparaat nodig zijn. Maar een kapitalistisch herstel zou waarschijnlijk minder mensen uit het apparaat moeten verwijderen dan een revolutionaire partij. De voornaamste taak van de nieuwe macht zou het herstel van het particuliere bezit van de productiemiddelen zijn. Om te beginnen zou het nodig zijn de omstandigheden te scheppen voor de ontwikkeling van sterke boeren uit de zwakke collectieve boerderijen en om de sterke collectieven om te vormen in productie-coöperaties van het kapitalistische soort, in landbouwaandelenmaatschappijen. In de sfeer van de industrie zou de privatisering beginnen met de lichte industrie en de voedselproductie. Het planningsprincipe zou voor een overgangsperiode worden veranderd in een reeks van compromissen tussen de staatsmacht en de individuele “corporaties”- potentiëIe bezitters, d.w.z. onder de Sovjet Captains of lndustry, de geëmigreerde vroegere eigenaren en buitenlandse kapitalisten. Ondanks het feit dat de Sovjet -bureaucratie veris gegaan in het voorbereiden van een kapitalistisch herstel, zou het nieuwe regime in de zin van het invoeren van vormen van privé-bezit en andere methodes van industrie, geen hervorming maar een sociale revolutie moeten doorvoeren.

Laten we – als derde variant – aannemen dat noch een revolutionaire, noch een contra-revolutionaire partij de macht grijpt. De bureaucratie gaat door aan het hoofd van de staat. Zelfs onder deze omstandigheden zullen de maatschappelijke verhoudingen niet bevriezen. We kunnen er niet op rekenen dat de bureaucratie op vreedzame wijze en uit zichzelf terug zal treden ten gunste van socialistische gelijkheid. Wanneer deze het op dat moment gunstig acht om, ondanks de zo opvallende ongemakken van een dergelijke operatie, rangen en standen in te voeren, dan moet het in de toekomst onvermijdelijk steun voor zichzelf zoeken in bezitsverhoudingen. Je kunt zeggen dat de grote bureaucraat weinig geeft om de heersende bezitsverhoudingen, mits die hem het nodige inkomen garanderen. Maar dat argument negeert niet alleen de onzekerheid van de rechten van de bureaucraat, maar ook de kwestie van zijn nakomelingen. De nieuwe kulte van het gezin is niet uit de lucht komen vallen. Voorrechten zijn maar de helft waard wanneer je ze niet aan je kinderen kunt overdragen. Maar het recht om een testament te maken is niet los te maken van het recht op bezit. Het is niet genoeg om directeur te zijn van een concern, je moet aandeelhouder zijn. De overwinning van de bureaucratie op dit beslissende vlak zou zijn verandering in een nieuwe heersende klasse betekenen. Anderzijds zou de overwinning van de arbeidersklasse op de bureaucratie het opnieuw opleven van de socialistische revolutie betekenen. De derde variant brengt ons dus terug naar de eerste twee waarmee we, om de zaak eenvoudig te houden, waren begonnen.”
The Revolution Betrayed, p. 252-254

Zo past Monty Johnstone zijn “marxistische” methode toe. Hij voert als Trotski’s gezichtspunt een aantal argumenten op die uit hun verband zijn gerukt en op kunstmatige wijze aan elkaar zijn geplakt, die in het werk waaruit ze gehaald zijn opgenomen als een veronderstelling (1 van 31) en omgeven zijn door een hele reeks voorbehouden en uiteenzettingen die nergens in Johnstone’s “objectieve” weergave opgenomen zijn.

“Trotski voorspelde de onvermijdelijke restoratie van het kapitalisme in Rusland”, dat is de essentie van Johnstone’s “evenwichtige” argumentatie. Maar wie de bovenstaande passage uit Revolution Betrayed leest, kan zo’n conclusie niet trekken. Integendeel, Trotski benadrukt herhaaldelijk dat, terwijl de politieke (anti-bureaucratische) revolutie te maken zou hebben met betrekkelijk gemakkelijke taken, elke poging van de bureaucratie om opnieuw kapitalistische bezitsverhoudingen in te voeren, beantwoord zou worden door het koppige verzet van de Sowjet-arbeiders en enkel zou kunnen slagen als gevolg van een bloedige strijd en burgeroorlog.

Ver van het voorspellen van het spoedige herstel van het kapitalisme in de Sovjet-Unie legt Revolution Betrayed uit dat de bureaucratie verplicht is de staatseigendom te verdedigen omdat dat het gene is waarop ze steunt en waaruit ze alle macht en voorrechten afleidt. In tegenstelling tot degenen die de bureaucratie als een heersende klasse beschrijven en de Sovjet-Unie als “staatskapitalistisch” legt Trotski uit:

“De Sovjet-bureaucratie heeft de arbeidersklasse politiek onteigend met zijn eigen methodes om de maatschappelijke verworvenheden te verdedigen. Maar het simpele feit van zijn grijpen van de politieke macht in een land waarde voornaamste productiemiddelen in handen van de staat zijn, schept een nieuwe en totnogtoe onbekende relatie tussen de bureaucratie en de rijkdommen van de natie. De productiemiddelen behoren de staat toe. Maar de staat “behoort toe” aan de bureaucratie, bij wijze van spreken. Wanneer deze nog volkomen nieuwe relatie stevig zou worden, de aanvaarde norm zou worden en zou worden gelegaliseerd, hetzij met, hetzij zonder verzet van de arbeiders, dan zou dat op de lange duur leiden tot een volledige liquidatie van de maatschappelijke veroveringen van de arbeidersrevolutie. Het is op zijn minst te vroeg om daar nu van te spreken. De arbeidersklasse heeft het laatste woord nog niet gesproken. De bureaucratie heeft nog geen maatschappelijke steun geschapen voor zijn heerschappij in de vorm van speciale vormen van bezit. Hij is gedwongen het staatsbezit te verdedigen als de bron van zijn macht en inkomen. In dit aspect van zijn activiteit blijft hij een wapen van de arbeidersdictatuur.”
The Revolution Betrayed, p. 249

En toch blijft Monty Johnstone erbij dat Trotski beweerde dat er in de Sovjet-Unie een herstel van het kapitalisme plaatsvond? Of hij heeft het boek, dat hij wil analyseren, niet eens lezen. Of hij heeft niets begrepen van wat hij gelezen heeft. Er is nog een mogelijkheid, maar we zullen de moeite niet nemen de aandacht van de lezer daarop te vestigen. Het is voldoende op te merken dat als leden van de YCL willen begrijpen wat Trotski over Rusland schreef, ze dan de werken van Trotski zelf moeten lezen en zich best niet afhankelijk maken van de onpartijdigheid van hun “theoretici”

“Maar Trotski voorspelde de nederlaag van de Sovjet-Unie en de overwinning van de kapitalistische contrarevolutie na de oorlog!”, werpt Monty Johnstone tegen.
Cogito, p. 33

Op pagina 227 van Revolution Betrayed schrijft Trotski:

“Kunnen we echter verwachten dat de Sovjet-Unie uit de komende oorlog tevoorschijn zal komen zonder neder laag? Op deze duidelijk gestelde vraag zullen we even duidelijk antwoorden: wanneer de oorlog enkel en alleen een oorlog zou blijven, zou de nederlaag van de Sowjet-Unie onvermijdelijk zijn. In technische, economische en militaire zin is het imperialisme onvergelijkbaar sterker. Wanneer het niet wordt verlamd door de revolutie in het Westen, zal het imperialisme het regime dat ontsprong uit de Oktoberrevolutie wegvagen.”

Trotski geeft verder een sobere analyse van de internationale krachtsverhoudingen tussen de klassen:

“Het gevaar van een oorlog en een nederlaag van de Sovjet-Unie is een realiteit, maar de revolutie is ook een realiteit. Wanneer de revolutie de oorlog niet tegenhoudt, dan zal de oorlog de revolutie helpen. Gewoonlijk zijn tweede geboortes gemakkelijker dan de eerste. In de nieuwe oorlog zou het niet nodig zijn 2 volle jaren te wachten op de eerste opstand. Bovendien zal de revolutie als ze eenmaal is begonnen, niet halverwege stoppen. Het lot van de Sovjet-Unie zal op de lange duur niet beslist worden op de kaarten van de generale staven maarop de kaart van de klassenstrijd. Alleen de Europese arbeidersklasse, die zich onverzoenlijk verzet tegen zijn kapitalistische klasse en tegen de “vrienden” van de vrede, kan de Sovjet-Unie beschermen tegen vernietiging of tegen een “geallieerd” mes in de rug. Zelfs een militaire nederlaag van de Sovjet-Unie zou slechts een voorbijgaande periode vormen in het geval van een overwinning van de arbeidersklasse in andere landen. En aan de andere kant kan geen enkele militaire overwinning de erfenis van de Oktoberrevolutie redden wanneer het imperialisme overeind blijft in de rest van de wereld.”
Revolution Betrayed, p. 231 en 232

Wat was de toestand waarmee de Sovjet-Unie aan het eind van de tweede wereldoorlog te maken had? In ’45 had Rusland het rampzalige verlies van 27 miljoen doden geleden. De staalproductie stond op 8 miljoen ton, vergeleken met 120 miljoen ton geproduceerd door de VS en 25 miljoen door Groot-Brittannië. Bovendien bleven de gewapende krachten van de Brits-Amerikaanse imperialistische machten intact – de oorlog had zich in Europa voornamelijk afgespeeld als een heldhaftige strijd tussen de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland. Het VS-imperialisme had de atoombom in handen, de Sovjet-Unie nog niet.

Alle berekeningen van het Brits-Amerikaanse imperialisme waren op het ontstaan van zo’n situatie gebaseerd geweest. Hun beleid was zowel het Duitse imperialisme als de Sovjet-Unie te verzwakken en de handen vrij te houden om de Sovjet-Unie te wurgen wanneer die erin zou slagen Hitler te verslaan. Waarom ging dit plan niet door? Welke macht verlamde in 1945 de hand van het Britse en het Amerikaanse imperialisme? Zoals Trotski in Revolution Betrayed uitlegde, is het Rode Leger een machtige factor ter verdediging van de verworvenheden van Oktober, maar geconfronteerd met zo’n overweldigend negatieve krachtsverhouding, zou zelfs de heldhaftigheid van het Rode Leger geen zin gehad hebben.

De Sovjet-Unie werd alleen gered door de revolutionaire stemming in de “geallieerde” troepen en de revolutionaire beweging in Europa opdat moment. Na Hitlers nederlaag zou elke poging een aanval te doen op de Sovjet-Unie mui-terij in elk leger van het Britse en het Amerikaanse imperialisme uitgelokt hebben. Trotski had dit voorzien en de gebeurtenissen toonden dat hij volkomen gelijk had.

De tragedie van de tweede wereldoorlog, de verschrikkelijke prijs die de arbeiders van de Sovjet-Unie betaalden, was het resultaat van het misdadige beleid dat Stalin en de bureaucratie voerden in de periode voorafgaand aan de oorlog. Het is niet alleen zo dat de maneuvers van Stalin op internationaal gebied de arbeiders van Duitsland en Spanje demoraliseerden en tot de overwinning van het fascisme in die landen leidden. De zuiveringsprocessen leidden tot grote verwarring onder de Sovjet-troepen en in de economie, wat de verdedigingskracht van de USSR ondermijnde, de Nazi’s tot de aanval aanmoedigde en tot een reeds van verschrikkelijke nederlagen leidde in de eerste dagen van de oorlog toen miljoenen Sovjet-troepen zich zonder strijd aan de Nazi’s overgaven. Het was niet een kwestie van militaire inferioriteit (de vuurkracht van het Rode Leger was superieur aan die van de Reichswehr) maar simpel van een decimering van de leiding van het Rode Leger door de zuiveringen en de blinde arrogantie van Stalin en de bureaucratie die, terwijl ze op hysterische wijze het “pessimisme” van Trotski aanklaagden, de Sovjet-Unie in een toestand van totale onvoorbereidheid tegenover de fascistische aanval lieten.

>>> Volgende deel van dit hoofdstuk


Voetnoten:

(70) Dewey, John (1859-1952). Amerikaans filosoof, zat in 1937 de commissie voor aan dewelke Trotski zich vrijwillig onderwierp n.a.v. de valse beschuldigingen tegen hem op de Moskouse processen (gepubliceerd als “The Case of Leon Trotsky”).

> Inhoudstafel

Dit vind je misschien ook leuk...