Socialisme in één land
EEN REGIME VAN PROLETARISCH BONAPARTISME
Monty Johnstone heeft weinig te zeggen over de oorzaken van het stalinisme. Hier en daar laat hij de oude frase vallen van “schending van het Sovjet rechtsstelsel”. Maar ondanks al zijn bombastische woorden over de “marxistische methode van kritische en zelf kritische analyse” zit er geen spoor van analyse in zijn hele werk. Johnstone prikt gaatjes in dit of dat woord van Trotski, rukt citaten uit hun verband en koppelt passages kunstmatig aan elkaar. Zo hekelt hij enerzijds Trotski als de “aartsbureaucraat” bezeten door centrale planning en schuift hij Trotski anderzijds een “defaitistische” houding tegenover de socialistische planning in zijn schoenen.
Wat was de basis voor Lenins verzet tegen de stalinistische bureaucratie? Lenin vreesde dat deze laag de revolutie zou kunnen verstikken en de weg kon voorbereiden voor het herstel van het kapitalisme. Dat gebeurde niet, zoals Johnstone met betrekking tot Trotski gehaast uitlegt. Ook Trotski voorzag aanvankelijk de mogelijkheid van een herstel. Maar, zoals Lenin uitlegde, de geschiedenis kent allerlei soorten van maatschappelijke veranderingen, niet slechts sociale revoluties en contrarevoluties, maar ook politieke revoluties en contrarevoluties.
Voor de lezer van Johnstone’s artikel lijkt het onverklaarbaar dat voor een hele historische periode het “socialisme” zich kon uiten in de vorm van de dictatuur van één mens. Maar in werkelijkheid levert de geschiedenis van de kapitalistische revoluties veel voorbeelden van vergelijkbare processen. De Britse kapitalistische revolutie manifesteerde zich door het Protectoraat van Cromwell. De grote Franse Revolutie doorliep veel fasen, en gaf uiteindelijk toe aan de politieke contrarevolutie van Napoleon. De reactie vertegenwoordigde in Frankrijk niet het herstel van het feodalisme, maar een bonapartistisch contrarevolutionair bewind dat niettemin steunde op de basis van de nieuwe bezitsverhoudingen die door de revolutie geschapen waren.
Het zou natuurlijk monsterlijk zijn te veronderstellen dat zo’n dictatuur vergelijkbaar zou zijn met het socialisme in de betekenis van het woord zoals dat door Marx, Engels, Lenin en Trotski begrepen werd. Maar wat in Rusland bestond was niet “socialisme”, maar de dictatuur van de arbeidersklasse. Bovendien vond die dictatuur plaats onder zekere specifiek historische omstandigheden: geïsoleerd in een onderontwikkeld land, onderworpen aan de enorme druk van vijandige klassenkrachten. Doen alsof onder deze omstandigheden de dictatuur van de arbeidersklasse niet een reeks van inwendige veranderingen kon ondergaan, maar altijd in een toestand van maagdelijke zuiverheid moet blijven, is doen alsof het mogelijk is de revolutie los te maken van de processen die plaatsvinden in de samenleving – precies het tegenovergestelde van het marxisme. De arbeidersklasse is geen “heilige koe” die op de een of andere wijze niet open staat voor de druk van de klassenmaatschappij.
Lenin had bij zijn pogingen het Sovjet-apparaat te bevrijden van de dreiging van de bureaucratie nooit de illusie dat het probleem opgelost kon worden zonder de hulp van de internationale socialistische revolutie. En daarin had hij groot gelijk. Het falen van de revoluties in het Westen leidde niet tot kapitalistische contra-revolutie, zoals Lenin en Trotski voor mogelijk hadden gehouden. Maar de maatschappelijke processen die door het isolement van de revolutie in Rusland waren opgeroepen, veroorzaakten de transformatie van de arbeidersstaat in het totalitaire bonapartistische monster dat de staat onder Stalin was en die onder Brezjnev en Kosygin voortduurt, ondanks het verwijderen van een paar van de lelijkste trekken.
De staat verhief zich boven de massa’s, eigende zich de heersende taken van de klasse toe, verpletterde de laatste vestingen van arbeidersdemocratie en bezegelde zijn overwinning door de fysieke uitroeiing van de hele “oud-bolsjevistische” leiding.
Wanneer je de werken van Lenin leest valt meteen de volledige afwezigheid van de hooghartige blufferige taal van de stalinisten op. Lenin was altijd eerlijk, realistisch en waarheidsgetrouw in wat hij over de Sovjet-staat schreef. Wat ze in die tijd hadden was geen “socialisme” of “communisme” maar een arbeidersstaat en Lenin aarzelde niet om daaraan toe te voegen: “met bureaucratische misvormingen” Het verschil was dat in die tijd de Sovjet-staat zich bewoog in de richting van het socialisme. Er bestond ongelijkheid, maar het bewuste streven was in de richting van gelijkheid, van het verminderen van de macht en de voorrechten van de functionarissen, van het betrekken van de arbeiders bij het organiseren van hun levens en het beheer over de staat en de industrie. En hoe staat het vandaag? Het enige waarmee de Sovjet-Unie zich als arbeidersstaat onderscheidt is de genationaliseerde economie en het plan: dat zijn de enige overblijvende verworvenheden van de Oktober-Revolutie. Deze zaken betekenen op zich een enorme stap voorwaarts, maar zelfs zij kunnen een succesvolle overgang naar het socialisme niet garanderen.
De vooruitgang gemaakt door de planeconomie leidt echter niet tot grotere gelijkheid en vrijheid voor de werkende mensen maar tot de groei van corruptie en bevoorrechting voor de bovenste lagen, ongehinderd door de controle van de arbeidersdemocratie.
De “hervormingen” aan de top worden net als onder de Tsaren opgelegd door angst voor een revolutie van onderaf. Ze raken niet de basis van de voorrechten en de macht van de bureaucratie. En zelfs deze kruimels worden op het ene moment aarzelend gegeven om op het volgende moment weer teruggenomen te worden.
ZAL DE BUREAUCRATIE “AFSTERVEN”?
“Wat hij (Trotski) niet begreep… was dat het mogelijk is voor een zekere uitgerokken periode de ongemakkelijke en antagonistische coëxistentie te hebben van een Socialistische economie en een ondemocratische, onsocialistische bovenbouw. Vroeger of later zal de ontwikkeling van de eerstgenoemde de neiging hebben (?) de samenleving (alhoewel verdraaid, ongelijk en zeker niet “automatisch”) te drijven naar het hervormen van de bovenbouw (?) en die meer in lijn (?) te brengen met de economische basis ervan en de wensen van zijn in toenemende mate meer ontwikkelde en geschoolde arbeidersklasse en intelligentsia.”
Cogito, p. 30
Het aan de macht komen van de stalinistische bureaucratie was geworteld in de onderontwikkeldheid van de Russische samenleving, maar het zou een grove fout zijn, kenmerkend voor de liberale “gradualistische” mentaliteit, om aan te nemen dat de bureaucratie gewoon “zalafsi erven” naarmate de economie vooruit gaat. Dat zou waar geweest zijn in het geval van een betrekkelijk gezonde arbeidersstaat met ondergeschikte bureaucratische misvormingen, zoals Rus-land was in de tijd van Lenin en Trotski. Maar het punt dat Monty Johnstone probeert te vermijden is het feit dat de Sovjet-bureaucratie nu een speciale bevoorrechte kaste vormt, een nieuwe aristocratie, die tientallen jaren eraan gewoon is geraakt de meester van de rest van de samenleving te zijn. Het heeft een volledig monopolie van de politieke macht, van het staatsapparaat, de massamedia, de politie en de gewapende macht. Gedurende tientallen jaren heeft het getoond (en dat doet het nu nog) dat het in staat is tot de uiterste meedogenloosheid en barbaarsheid in het onderdrukken van ook maar het minste verzet.
De marxistische theorie van de staat legt uit hoe de bovenbouw van de staat ontstaat uit de tegenstellingen tussen de klassen in de maatschappij. Maar nadat hij tot stand is gekomen heeft de staat altijd de neiging zich een zekere onafhankelijkheid en een beweging van zichzelf te verwerven. In die zin spraken Marx en Lenin van de staatsmacht als iets dat “boven de samenleving staat en er zich in toenemende mate van vervreemdt”. De maatregelen die de bolsjevieken na de revolutie namen, waren erop gericht het ontstaan van dergelijke neigingen in het Sowjet-staatsapparaat te voorkomen door het aan de meest nauwgezette controle en toezicht door de arbeidersklasse te onderwerpen. Maar toen de stalinistische bureaucratie er eenmaal in was geslaagd zichzelf (zoals Johnstone gedwongen is toe te geven) boven de rest van de samenleving te verheffen als een speciale bevoorrechte kaste, toen kreeg het bestrijden van de bureaucratie een totaal ander aspect. De gevestigde belangen van de bureaucratie, zijn volledige vervreemding van de arbeidersklasse in wiens naam ze beweert te heersen, betekenen dat er een nieuwe revolutionaire strijd nodig zal zijn – een politieke revolutie – om het juk van de bureaucratische politiecontrole af te werpen.
Waarom houdt de bureaucratie zo koppig aan de macht vast? Is dat één of ander bijzonder kenmerk van hun geestesgesteldheid? Is het de kwestie van “persoonlijkheden”? Helemaal niet. Net als andere heersende klassen, kastes en groepen in de geschiedenis, gebruikt de Sovjet-bureaucratie de staatsmacht om zijn bevoorrechte positie in de samenleving te verdedigen. Er is niet meer bewijs voor dat ze wil “afsterven” dan voor het idee dat de kapitalistische klasse in het Westen haar macht en roofbuit zou overhandigen aan de werkende klasse.
Monty Johnstone bekritiseert Trotski voor zijn “vitterige en ondoordachte kritiek” op Stalin’s grondwet van 1936, die het verkiezingsstelsel voor de Sovjets afschafte en het verving met een grondwet die (op papier) leek op die van een burgerlijke democratie, waarvan de fundamentele zwakheid niet lag in de extreem democratische voorzieningen, maar in hun irrelevantie tot de echte situatie in de USSR op een moment dat Stalin ermee de vloer kon aanvegen en dat ook deed. Cogito, p. 32
Monty Johnstone veroordeelt zijn eigen argumenten. Wat voor soort “grondwet” is het die niet kan worden uitgevoerd? En hoe is het mogelijk dat één mens “er de vloer mee aanveegt’? Was dat alleen maar een gril van Stalin? Of de kracht van zijn “persoonlijkheid”? We hebben het al eerder gezegd en we herhalen het: wanneer een idee massale steun vindt en een kracht wordt in de zaken van de mensen, dan moet het de belangen van een klasse of van een groep uitdrukken.
De “theorie” van de “persoonsverheerlijking” legt niets uit over Stalin’s Rusland. Je moet de vraag stellen: wie profiteerde van Stalin’s maatregelen? Welke groep in de samenleving werd beter door de onderdrukking van de arbeidersdemocratie, door de afschaffing van het wettelijk maximum-inkomen, door het opnieuw invoeren van epauletten, salueren en oppassers in het leger? De belangen die weerspiegeld werden in het tegen de arbeidersklasse gerichte beleid van het stalinisme waren die van dezelfde bureaucratie waartegen Lenin had gestreden -de miljoenen functionarissen in de staat, de partij, het leger, de collectieve boerderijen, de vakbonden.
“Maar hoe kan dat?”, roept Monty Johnstone, een kaste die bestaat uit miljoenen mensen! Jullie bureaucratie omvat “alle leiders van de partjj, de Jonge Communisten, de staat, coöperatieve en collectieve boeren, alle functionarissen, directeuren, technici voormannen en hun gezinnen die voortkomen uit de meest ontwikkelde lagen van de arbeidersklasse en de boerenstand en die, toen Stalin stierf, zo’n 22 miljoen mensen telden.”
Cogito, p. 33
Johnstone verwerpt het argument met minachting, een heersende kaste van 22 miljoen mensen? Wie heeft ooit iets zo belachelijks gehoord? Wat Johnstone niet uitlegt is dat de bureaucratie, zoals Trotski aangaf, geen homogene laag is, maar bestaat uit een reeks verschillende lagen. Trotski stelt de plaatselijke partijsecretaris net zo min op één lijn met de Stalins en de Brezjnevs als wij dat zouden doen met de kleine winkelier op de hoek en de Rockefellers en Getty’s.
Wanneer de hoogste 1% van monopoliekapitalisten de enige drijfkracht van het Westerse kapitalisme waren, zou het systeem in één dag instorten. Maar de kapitalistische klasse handhaaft zijn klassenheerschappij door middel van een hele reeks tussenlagen onder-uitbuiters en onder-onder-uitbuiters. Met de stalinistische bureaucratieën van Oost-Europa en de Sowjet-Unie is het niet anders. De stalinistische kliek werd aan de macht gebracht op de rug van miljoenen functionarissen. Dat weerhield Stalin er niet van honderdduizenden kleine (en minder kleinel) functionarissen te veroordelen tot een afgrijselijk einde in de concentratiekampen. Net als in het Turkse Rijk, en in elke despotische staat, worden de plaatselijke functionarissen tot zondebok gemaakt voor de misdaden van de bureaucratie als geheel.
In de zuiveringen trok Stalin een grens van bloed tussen de Oktober-Revolutie en het nieuwe bewind van het proletarisch bonapartisme. Uit vrees voor de ideeën van Oktober, met hun geest van arbeidersdemocratie en socialistisch internationalisme, slachtte hij de hele “oud-bolsjevistische” leiding af en gaf hij dezelfde behandeling aan iedereen die nog enige band had met de oude tradities van het bolsjevisme en met Oktober. Zoals Trotski uitlegde waren de zuiveringen een eenzijdige burgeroorlog die door de bureaucratie tegen het bolsjevisme werd gevoerd. De “leiders” van de Sovjet-staat hebben niets gemeen met Oktober. De Chroestjovs, Brezhnevs en Kosygins zijn allemaal leden van de generatie van gangsters en lakeien die in de dertiger jaren over het bloedige lijk van het bolsjevisme heen naar de macht klommen.
Op dit moment wordende interne tegenstellingen van het Sovjet-bonapartistische bewind op steeds meer in het oog springende wijze onthuld. De opstandige beweging onder de intellectuelen is een voorbode op komende gebeurtenissen. Marxisten begrijpen dat de intelligentsia geen klasse op zich zijn, maar de maatschappelijke laag die het meest open staat voor de druk en de beweging van klassen in de samenleving. Zo ging de beweging van de intelligentsia in 1956 in Polen en in Hongarije vooraf aan de revolutionaire beweging van de arbeidersklasse (71).
Het is veelzeggend dat zekere vooraanstaande tegenstanders van het bewind in de Sovjet-Unie zelf voormalige leden van de bureaucratie zijn – zoals de “gepensioneerde” generaal die kortgeleden de zaak van de Krim-Tartaren op zich nam. Onder druk van de arbeidersklasse zal de bureaucratie, die met interne tegenstellingen vergeven is, zich onvermijdelijk splitsen. De laagste regionen die in aanraking komen met de arbeidersklasse – de plaatselijke functionarissen, de laagste rangen van leger en politie, de laagste functionarissen, – zullen de zijde van de arbeiders kiezen – net zoals ze dat in 1956 in Hongarije deden toen de topbureaucraten zonder steun in de lucht bleven hangen. Het enige verzet waarde Hongaarse arbeiders mee te maken hadden kwam van het drab van het lompenproletariaat, georganiseerd in de AVO – de gehate politieke politie, die een bloedig eind vond in de handen van de arbeidersklasse die verschrikkelijk geleden had onder hun misdaden.
In tegenstelling tot de “geleideljkheids”-illusies van Monty Jonstone is er geen kans dat de Sovjet-Unie voorwaarts gaat op de weg naar het socialisme vooraleer de heerschappij van de bureaucratie is omvergeworpen door een nieuwe politieke revolutie in Rusland en de andere gedeformeerde arbeidersstaten. De revolutie zal geen sociale revolutie zijn, gericht op het veranderen van de bestaande eigendomsverhoudingen. De Sovjet-arbeidersklasse wil niet terug naar het kapitalisme, maar voorwaarts op de basis van de verworvenheden van industrie en wetenschap naar een hoger niveau van arbeidersdemocratie dan zelfs in de dagen van Lenin en Trotski het geval was, en dan door naar het socialisme.
De anti-bureaucratische revolutie zal een revolutie zijn om de controle over de staat, de vakbonden, de industrie, aan de bevoorrechte parasieten te ontnemen en opnieuw een gezonde arbeidersdemocratie in te voeren, die een voorbeeld en een lichtbaken zou zijn voor de arbeiders van de rest van de wereld en niet de groteske karikatuur die in de ogen van de arbeiders in de hele wereld enorme schade heeft toegebracht aan het beeld van het marxisme-leninisme. En wat we zeggen over Rusland geldt net zo voor de andere staten waar kapitalisme en grootgrondbezit zijn omvergeworpen – Oost-Europa, China, Cuba, Noord-Vietnam en Korea, Syrië en Birma.
WELK SOORT SOCIALISME?
“Wanneer we een zinvolle inschatting maken van Trotski’s politieke positie”, schrijft Monty Johnstone, “moeten we arbitraire definities vermijden die de zaken uit hun historische context halen en een loze woordenstrijd uitlokken.”
Cogito, p. 28
Wanneer we naar een zinvolle inschatting zoeken van Trotski’s politieke positie, dan moeten we elders zoeken. Nergens in zijn hele artikel legt Johnstone uit wat Trotski precies schreef met betrekking tot het stalinisme en de Sovjet-Unie. Hij beperkt zich tot geïsoleerde fragmenten van citaten die er niet op gericht zijn Trotski’s positie aan de lezer duidelijk te maken, maar enkel om Trotski er dwaas uit te laten zien. Het zou eenvoudig zijn zo’n “karwei” te klaren met Marx, Engels of Lenin wanneer je dezelfde “methode” gebruikt. Burgerlijke professoren hebben dat trouwens vaak gedaan.
Wat Johnstone niet kan of wil begrijpen is dat hetzelfde verschijnsel zich op verschillende wijze kan manifesteren onder verschillende omstandigheden en dat je er dan op een totaal andere manier mee om moet gaan. Zo zagen we dat wat de kwestie van het herstel van het kapitalisme in Rusland betreft zowel Lenin als Trotski dat als onvermijdelijk beschouwden, tenzij de socialistische revolutie plaatsvond in het Westen. Dat was in feite mogelijk tot ’27-’31. Maar in zijn laatste werk, Stalin, was Trotski al tot de conclusie gekomen dat voor een aantal redenen het stalinistische regime in Rusland in zijn huidige vorm tientallen jaren zou kunnen voortbestaan.
Het zal de lezer opvallen dat kameraad Johnstone, meteen nadat hij “arbitraire definities” verworpen heeft, hij zich juist één zo’n arbitraire discussie stort: is hel socialisme een “samenleving zonder klassen, goederen, gelden staat”? Of is het misschien “de omvorming van de productiemiddelen in het gemeenschappelijke bezit van de samenleving’! Johnstone stemt uiteindelijk voor “coöperatieve productie op grote schaal” en komt dan triomfantelijk tot de conclusie dat het “socialisme” niet alleen in de Sovjet-Unie is bereikt, maar in nog 13 andere landen!
We zullen momenteel niet kibbelen over kameraad Johnstone’s “definitie”. Het element van “grootschalige coöperatieve productie” is ongetwijfeld één van de elementaire trekken van het socialisme. Maar is het ook alles wat het socialisme is? Zelfs kameraad Johnstone zou dat niet durven zeggen. Op pagina 30 schrijft hij:
“Wat in de dertiger jaren werd bereikt in termen van een socialistische economie was natuurlijk nog slechts het skelet van het socialisme waarvoor verscheidene tientallen jaren van vreedzame groeinodig waren voor het volledig de verschrikkelijke erfenis van Russische onderontwikkeldheid overwon en tevoorschijn kwam als een volledig ontwikkelde rijke, harmonieuze en cuIturele socialistische samenleving.”
In Johnstone’s ogen stonden de zaken er in Stalin’s Rusland niet zo goed voor? Maar toen hadden we alleen nog maar het “skelet” van het socialisme, terwijl nu…
Wel kameraad Johnstone, hoe staat het met vandaag? Je ziet de Sovjet-maatschappij als een “volledig ontwikkelde, rijke, harmonieuze en culturele socialistische samenleving”. En hoe staat het dan met al die verslagen van corruptie, wanbeleid, vriendjespolitiek,… waar de Sovjet-pers vol mee staat? De Sovjet-leiders beweren dat ze “het communisme opbouwen”- en toch hebben ze de doodstraf nodig voor economische misdaden. Twee jaar geleden berichtte de Morning Star dat het hoofd van de lichte industrie in het gebied rond Moskou was doodgeschoten wegens fraude. Ook corruptie is “hoog ontwikkeld” in de Sovjet-Unie. Hoe staat het met de grove ongelijkheid in lonen, het bestaan van miljonairs met een bezit van 500 miljoen Roebel, die je inderdaad “rijk” kunt noemen. En wat kan “harmonieuzer” zijn dan de verhouding tussen de Russische en Tsjechische bureaucratieën? Of is dat woord bedoeld om de toestand te beschrijven waarin alle oppositie genadeloos wordt neergeslagen? Wat het “culturele” peil betreft -dat wordt goed gehandhaafd door het deporteren van schrijvers naar “corrigerende” kampen vanwege de misdaad dat ze uitvoering van de grondwet eisen!
In ’35 pochte Stalin erop dat het opbouwen van het socialisme in Rusland was “voltooid”. In die tijd konden kinderen van 12 jaar ter dood veroordeeld worden! En in werkelijkheid werd in de propaganda van de Sovjet-bureaucraten de opbouw van het “socialisme” iedere paar jaar opnieuw “voltooid”. Het socialisme werd zo vaak “voltooid” dat het een grap werd onder de Sovjet-arbeiders. En na Stalin’s dood moest de bureaucratie het laten vallen ten gunste van de nog grimmiger mop dat het niet langer “het socialisme” was dat werd opgebouwd, maar “het communisme” en dat in 20 jaar!
Vanzelfsprekend lezen we in de pers van de communistische partijen steeds minder over het “verwezenlijken van hef socialisme in Rusland” naarmate we dichterbij het einde van de periode van 20 jaar komen. Zo schrijft Monty Johnstone op p. 30:
“Het gepraat over een overgang naar het communisme in de afzienbare toekomst dat in het tijdperk van Stalin en Chroetsjov opgang maakte, wordt nu algemeen gezien (!) als een enorme hoeveelheid bombast en extravagante beweringen.”
Inderdaad, kameraad Johnstone. Maar wat schreven jullie, de leiding van de CP, ten tijde van deze “enorme hoeveelheid bombast en extravagante beweringen” ten tijde van het tweeëntwintigste congres? In die tijd waren jullie druk bezig die stelling aan je leden wijs te maken. Het lijkt erop dat de lijn weer is veranderd – zonder een woord van uitleg aan de achterban! Deze volledige draai wordt “algemeen gezien” – een formulering die slechts als vijgenblad dient voor de schaamte van de miserabele “theoretici” die gisteren vol lof waren over Chroestjov, de dag ervoor over Stalin, en die “algemeen gezien” bereid zijn hun ideeën en principes te veranderen net zoals een rijke snob van overhemd verwisselt.
De eerste vraag die zal opkomen bij elk denkend lid van de CP is: wanneer het socialisme is de Sovjet-Unie is opgebouwd, wanneer de kapitalistische klasse uiteindelijk is geliquideerd en de klassenstrijd is overwonnen, waarom kunnen ze dan de arbeiders geen democratische rechten geven? Wij denken dat er nu geen kans is op herstel van het kapitalisme in Rusland of in welke dan ook van de arbeidersstaten. Waarom zou je dan de uitdrukking van oppositionele gezichtspunten verbieden, de vorming van verschillende arbeiderspartijen? De Sovjet-Unie heeft niets te vrezen als het socialisme echt is opgebouwd. Zelfs burgerlijke partijen zouden kunnen worden toegestaan mits ze niet overgaan tot terreur of sabotagedaden. Je kunt de vroegere uitbuiters simpel toestaan pamfletten te publiceren waarin ze oproepen tot de terugkeer naar de “goede oude tijd” van miljonairs, kozakkenpolitie en massaal analfabetisme. Ze zouden door de arbeiders als waanzinnigen worden behandeld, net zoals Chesterton (72) door het Britse burgerlijke “publiek” werd bezien toen hij opriep tot de terugkeer naar het “Merry England” van het feodalisme!
Laat ons de vraag op een andere manier stellen: wanneer het waar is dat het socialisme (waarmee niet slechts een genationaliseerde planeconomie wordt bedoeld, maar de “planmatige en harmonieuze productie van goederen voor het oplossen van de menselijke behoeften”) in Rusland is opgebouwd dan zou de hand van de reactie zowel in binnen- als buitenland verlamd zijn. Het beeld van een echt “volledig ontwikkelde, rijke, harmonieuze en culturele sovjet-samenleving” zou een buitengewoon effect hebben op de geest en ziel van de arbeiders van de kapitalistische landen van het Westen. De aandrang naar de socialistische transformatie zou onweerstaanbaar zijn. Maar hoe beantwoordt de realiteit aan kameraad Johnstone’s “mooie formulering”?
In plaats van dat de realiteit van het sovjet-Ieven de arbeidersklasse van het Westen ertoe inspireert in de richting van het socialisme te gaan, heeft het op onmetelijke wijze de hand van de kapitalistische klasse versterkt die kan verwijzen naar de smerige vervormingen van het totalitarisme in Rusland, Oost-Europa en China om de arbeiders van hun eigen landen angst aan te jagen. “Willen jullie communisme?”, roepen ze, “Daar is het! Dat is communisme! De Berlijnse muur is communisme! Hongarije 1956 is communisme! De arbeidskampen zijn communismel”
De verdedigers van de “communistische” partijen heb-ben geprobeerd het afstotelijke uiterlijk van het totalitarisme te verfraaien door er overal het stempel “socialisme” en “communisme” op te zetten. Ze slagen er niet in de misdaden van de Russische bureaucratie weg te wassen – ze slagen er enkel in het idee van socialisme in de ogen van de arbeiders te discrediteren.
Monty Johnstone pakt de vraag of het socialisme al dan niet is opgebouwd niet aan als een marxist, maar als een haarklover en een (slechte) formalistische logicus. Voor een marxist kan de kwestie niet worden beslist door de logica van definities, maar door de dialectiek van de geschiedenis. Johnstone citeert een “definitie” uit Lenins “Staat en Revolutie”, maar hij legt niet uit wat Lenin’s analyse in dat werk is van het proces waarlangs een arbeidersstaat naar het socialisme gaat. In Staat en Revolutie schetst Lenin de volgende voorwaarden voor een arbeidersstaat, voor de dictatuur van de arbeidersklasse bij het ontstaan ervan:
1. Vrije en democratische verkiezingen met afzetbaarheid van alle functionarissen
2. Geen functionaris krijgt een hoger loon dan een geschoolde arbeider
3. Geen staand leger of politiemacht, maar het bewapende volk
4. Geleidelijk aan moeten alle administratieve taken door allen vervuld worden om beurt: elke kok moet in staat zijn eerste minister te worden. “Als iedereen een bureaucraat is, kan niemand een bureaucraat zijn.”
Dat waren de voorwaarden die Lenin schetste niet voor het “socialisme”, niet voor het “communisme”, maar voor de allereerste periode van de arbeidersstaat – de periode van overgang van kapitalisme naar socialisme. Lenin speelde niet met definities van “socialisme”. De voorwaarden voor een arbeidersstaat werden niet uit Lenin’s duim gezogen. Ze vormen de veralgemening van de historische ervaring van de arbeidersklasse. Ze zijn de gedistilleerde essentie van de historische ervaring van de Commune van Parijs van 1870-1872, waarop Marx zijn begrip van de dictatuur van de arbeidersklasse baseerde en die Lenin op briljante wijze analyseerde in Staat en Revolutie.
De overgang naar het socialisme kan enkel gerealiseerd worden door de actieve en bewuste deelname van de arbeidersklasse aan het beheer van de samenleving, van de industrie en van de staat. Het is niet iets dat hen vriendelijk cadeau gedaan wordt door “communistische” Mandarijnen. De hele gedachtengang van Marx, Engels, Lenin en Trotski was op dit feit gebaseerd. Tegen de verwarde ideeën van de anarchisten in argumenteerde Marx dat de arbeiders een staat nodig hadden om het verzet van de uitbuitende klassen te overwinnen. Maar dat argument van Marx is zowel door de reformisten als door de stalinisten misvormd om enerzijds het reformisme te rechtvaardigen en anderzijds de totalitaire karikatuur van het “socialisme” dat naar verluidt in de USSR is opgebouwd. Maar zoals Lenin uitlegde, de arbeidersklasse heeft alleen een staat nodig “die zo is opgebouwd dat ze meteen begint af te stervenen en niets anders kan doen dan afsterven”, of om de woorden van Marx te gebruiken: “een halfstaat”.
Onder Lenin en Trotski was de Sovjet-staat zo opgebouwd om de arbeiders te betrekken werden bij de taken van kontrole en beheer, om het ononderbroken proces van het terugdringen van de “speciale functies” van de ambtenarij en van de macht van de staat te verzekeren. Strikte beperkingen werden geplaatst op salarissen, macht en voorrechten van functionarissen om de vorming van een bevoorrechte kaste te voorkomen. Vanwege de overheersende onderontwikkeldheid en het gebrek aan geschoolde arbeid, werd een loonsverschil vastgesteld van niet meer dan viermaal. In 1919 ontving een Volkscommissaris (vergelijkbaar met een minister) hetzelfde loon als een arbeider. Burgerlijke specialisten kregen meer – maar een partijlid die specialist was, kreeg een arbeidersloon.
In ’31 schafte Stalin de wet af die het maximale wettelijke loon vaststelde. Het gemiddeld maandloon van een arbeider in Rusland is vandaag 80-90 Roebel (ongeveer 60 euro of volgens de officiële koers maximaal 100 euro) Ministers krijgen tot 5000 Roebel per maand (3.000 tot 5.000 euro) waarbij de talloze “voordeeltjes” zoals onbeperkte kostenrekeningen, particuliere ziekenhuizen, particuliere theaters, villa’s, bars,… niet gerekend worden. Toen Trotski het Rode Leger opbouwde was het gebaseerd op dezelfde opvattingen van arbeidersdemocratie als de staat: de oude tsaristische tradities van klassenonderscheid in uniform, rangen, medailles, enz. werden afgeschaft. Er was geen bevoorrechte officierenkaste, de officieren gingen vrij en op gelijke voet om met de “gewone soldaten”. Onder Stalin werd alle oude rotzooi opnieuw ingevoerd: het officierenkorps verscheen opnieuw in zijn Byzantijnse grootsheid: rangen, epauletten, salueren en oppassers – alle oude kaste- en rangsverering en kruiperigheid werden in de dertiger jaren nieuw leven ingeblazen. Vandaag betekent militaire dienst in Rusland en in Oost-Europa 2 jaar dwangarbeid op hongerlonen, terwijl de generaals en maarschalken over de soldaten heersen. In Bulgarije bijvoorbeeld is het gemiddelde maandloon van een arbeider ongeveer 100 Leva. Een soldaat ontvangt 1,50 Leva, een aankomend officier begint op 200 Leva. En voor een marxist onthult het leger in een meer acute vorm alle tegenstellingen in de samenleving.
Natuurlijk veronderstelt geen enkele marxist dat de samenleving ineens van het kapitalisme naar het socialisme kan springen, zonder door tussenfasen te gaan, vooral niet in een onderontwikkeld land. Maar de essentie van de overgangsperiode is zoals Lenin uitlegde, de geleidelijke vermindering van de macht van de staat, naarmate de meerderheid van de bevolking betrokken raakt bij het plannen en beheren van de samenleving. Een marxist onderzoekt niet enkel wat is, maar ook in welke richting het zich ontwikkelt. Onder Lenin en Trotski was de Sovjet-Republiek de dictatuur van de arbeidersklasse die zich bewoog in de richting van het socialisme. Onder Stalin, Chroestjov en Brezjnev is het een monsterlijk vervormde arbeidersstaat – een staat waarin de genationaliseerde productiemiddelen en het plan nog bestaan, maar onder controle staan van een totalitaire éénpartijstaat die zich niet in de richting van het socialisme beweegt, maar integendeel naar grotere rijkdom, voorrechten en macht voorde parasiterende heersende kaste. Monty Johnstone’s verzekering dan “het socialisme” in de Sovjet-Unie is opgebouwd is een verkrachting van de ideeën van Marx en Lenin. Hij aanvaardt alle beloften en tegenwerpingen van de huidige heersende kliek als goede munt ondanks het feit dat die beloften al zijn weerlegd door de bloedige onderdrukking van de Hongaarse arbeiders in ’56, door het voortbestaan van voorrechten, corruptie en onderdrukking in Rusland, de invasie in Tsjechoslovakije, de schijnprocessen tegen de schrijvers, de blijvende onderdrukking van de werken van Trotski en de “oude bolsjevieken”, de behandeling die minderheden als de Oekraïners en de Krim-Tartaren ondergaan, de in het oog springende vervalsing van de “officiële” geschiedenis, het antisemitisme, enz., enz… De heerschappij van de Sovjet-bureaucratie heeft het woord “socialisme” in een slecht daglicht geplaatst. En dat, Monty Johnstone, is de grootste misdaad van het stalinisme en van de internationale communistische partijen.
NATIONALISTISCHE DEGENERATIE VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN
“Een fundamentele marxistische kritiek van het stalinisme, die nog steeds gemaakt moet worden, zal niet uitgaan van Trotski’s stellingen, hoewel zijn geschriften bestudeerd moeten worden voor de vele waardevolle lessen – zowel positief en negatief – die ze voor ons bevatten. Maar zelfs waar zijn incidentele inzichten het meest briljant zijn, is het binnen het raamwerk van een fundamenteel verkeerd model, dat hem belette de ontwikkelingswetten van de Sovjet-maatschappij te begrijpen of het (toegegeven nieuwe en onbekende) verschijnsel van het stalinisme in al zijn complexiteit en veelzijdigheid te begrijpen. Vandaar de onvriendelijkheid waarmee de geschiedenis zijn belangrijkste voorspellingen heeft behandeld.”
Cogito, p. 33
We hebben al commentaar geleverd op de manier waarop niet de geschiedenis maar Monty Johnstone Trotski’s “voorspellingen” heeft “behandeld”. Het is jammer dat hij niet is ingegaan op enkele “voorspellingen” die door Stalin en de communistische partijleiders in het Westen over de afgelopen tientallen jaren zijn gedaan. Hij waagt het niet ze te citeren. Hij zou helemaal niets aan die uitspraken moeten vervalsen om ze volledig vervreemd van de werkelijkheid te doen lijken.
We hopen dat we in dit artikel – tenminste in grote lijnen – hebben getoond hoe alleen Trotski een marxistische analyse maakte van het “toegegeven nieuwe en onbekende” verschijnsel van het stalinisme. We zijn nog steeds op zoek naar de “briljante, complexe en veelzijdige analyses” van de Brezhnevs en de Kosygins, van de Dutts en Klugmans. De geschiedenis heeft die niet onvriendelijk behandeld, ze zijn namelijk nooit gemaakt!
Hoe “onvriendelijk” heeft de geschiedenis Trotski’s belangrijkste prognoses behandeld? In ’28 in zijn “Kritiek op het Ontwerpprogramma van de Communistische Internationale”, schreef Trotski dat de “theorie” van het “socialisme in één land” wanneer die door de Internationale zou worden overgenomen, onvermijdelijk zou leiden tot de nationalistische ontaarding van de Communistische Internationale.
“Revolutionair patriottisme kan alleen maar een klassenkarakter hebben. Het begint als patriottisme tegenover de partijorganisatie, de vakbonden groeit naar staatspatriottisme wanneer de arbeidersklasse de macht grijpt. Waar de macht in handen van de arbeiders is, is patriottisme een revolutionaire plicht. Maar dit patriottisme moet een onlosmakelijk onderdeel van het revolutionaire internationalisme zijn. Het marxisme heeft de arbeiders altijd geleerd dat zelfs hun strijd voor hogere lonen en kortere werkuren niet succesvol kan zijn, tenzij deze gevoerd wordt als een internationale strijd. En nu lijkt het er opeens op dat het ideaal van een socialistische samenleving bereikt kan worden met de nationale krachten alleen. Dit is een doodsklap voor de Internationale.”
“De onoverwinnelijke overtuiging dat de fundamentele klassenbedoelingen, en meer nog dan de partiële doeleinden, niet gerealiseerd kunnen worden door nationale middelen of binnen nationale grenzen, vormt het hart van het revolutionaire internationalisme. Wanneer echt er het uiteindelijke doel gerealiseerd kan worden binnen nationale grenzen door de inspanningen van een nationaal proletariaat, dan is de ruggengraat van de Internationale gebroken. De theorie dat het mogelijk is het socialisme in één land te realiseren, vernietigt de innerlijke band tussen het patriottisme van de zege vierende arbeidersklasse en het defaitisme van de arbeidersklasse van de kapitalistische landen. De arbeidersklasse van de ontwikkelde kapitalistische landen is nog steeds op weg naar de macht. Hoe en op welke manier het daar naartoe marcheert, hangt geheel af van of het de taak van het opbouwen van een socialistische samenleving ziet als een nationale of een internationale taak.”
“Wanneer het al mogelijk is het socialisme in één land te realiseren, kan je in die theorie niet alleen na maar ook voor het veroveren van de macht geloven. Wanneer het socialisme binnen de nationale grenzen van het onderontwikkelde Rusland kan worden bereikt, is er des te meer reden te geloven dat hef gerealiseerd kan worden in het ontwikkelde Duitsland. Morgen zullen de leiders van de Communistische Partij van Duitsland deze theorie voorstellen. Het Ontwerpprogramma geeft ze daar de macht toe. Overmorgen zal de Franse partij aan de beurt zijn. Het zal het begin zijn van het uiteenvallen van de Komintem langs de lijnen van het sociaal-patriottisme.”
The Third International After Lenin, p. 71-72
In deze regels liep Trotski op briljante wijze vooruit op de ineenstorting van de Derde Internationale en de nationalistische ontaarding van de “communistische” partijen tientallen jaren vooraleer die plaatsvond. Nadat hij op cynische wijze de Komintern had gebruikt als grenswacht van cle Sovjet-Unie hief Stalin hem in ’43 op minachtende wijze op als “bewijs van goede wil” tegenover zijn imperialistische bondgenoten. Op hetzelfde moment dat onder de invloed van de oorlog miljoenen arbeiders in Italië, Griekenland, China, Oost-Europa en Groot-Brittannië zich in de richting van de revolutie bewogen, werd de Derde Internationale in de prullenbak van de geschiedenis geworpen.
Het is waar dat om een aantal redenen het stalinisme tijdelijk versterkt uit de tweede wereldoorlog tevoorschijn kwam. Dat was voornamelijk vanwege het volkomen bankroet van het kapitalisme op wereldschaal, zijn onmacht om aan het einde van de oorlog in Rusland tussenbeide te komen. De revolutionaire arbeidersbeweging in Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, en de stemming van de “geallieerde” arbeiders in uniform verlamden de hand van het imperialisme. Het onvermogen van het imperialisme om in Oost-Europa en China te interveniëren, en de rotheid van het kapitalisme in die gebieden, leidde tot de snelle omverwerping van het kapitalisme en het grootgrondbezit, wat volgens Johnstone op onweerlegbare wijze de onjuistheid aantoont van Trotski’s beschuldiging van de contrarevolutionaire aard van het stalinisme. Hij noemt niet de toestand in Frankrijk waar de PC, die vanwege de heldhaftige rol die de leden ervan in het verzet pleegden een enorm prestige genoot, deelnam aan een coalitieregering met De Gaulle (73); of over Italië waar Stalin de massale KP de opdracht gaf de “ex-fascist” Badoglio (74) te steunen op een moment dat de Noordelijke steden in handen van de arbeiders waren; of over Griekenland waarde 200.000 mensen sterke, door de KP geleide guerrillabeweging verteld werd dat ze de wapens moest neerleggen en “op verkiezingen wachten” terwijl de knokploegen van Grievas de communisten op straat neerknalden; of over Groot-Brittannië waar de CP stond voor een “nationale eenheids-” regering met Churchill!
De ineenstorting van het grootgrondbezit en van het kapitalisme in China en Oost-Europa en de vervanging ervan door genationaliseerde planeconomieën was op wereldschaal een zware slag aan het imperialisme. Met name de overwinning van het Chinese Rode Leger in 1949 (75) was de op één na grootste gebeurtenis van de twintigste eeuw na de Russische Revolutie. Door deze gebeurtenissen kwam de vele miljoenen tellende Chinese boerenmassa voor de eerste keer op het toneel van de wereldgeschiedenis.
Deze ontwikkelingen werden in die tijd verwelkomd door de Britse marxisten die er volstrekt niet aan twijfelden dat ze deze onderontwikkelde landen in staat zouden stellen om te beginnen met de historische taak van het overwinnen van de uit het semi-feodale verleden overgebleven taken. Maar we begrepen ook duidelijk de impliciete tegenstelling in het soort “revolutie” dat zich in China en Oost-Europa voordeed. We begrepen dat ze door de stalinistische leidingen op een bonapartistische wijze werden doorgevoerd. Het Rode Leger als stormram gebruikend, verpletterde de Russische bureaucratie de zwakke, tandenloze kapitalistische klasse en installeerde haar eigen scheppingen. Balancerend tussen de klassen schiepen ze een staat naar het voorbeeld van Moskou. In plaats van de heerschappij van de arbeiderssovjets kwamen “nationale” varianten van het Russische stalinisme, met alle afzichtelijke vervormingen van één partijstaten, totalitaire en politiestaten. De Oost-Europese en Chinese “revoluties” begonnen daar waar de Russische Revolutie eindigde: in grotesk vervormde regimes van proletarisch bonapartisme.
Sinds de tweede wereldoorlog hebben we de jammerlijke waarheid gezien van Trotski’s analyse van het socialisme in één land. In plaats van het verenigde, “harmonieuze” blok, waarnaar Johnstone verwijst, zien we in de eerste plaats het walgelijke spektakel van de onderdrukking en uitplundering van Oost-Europa door de Russische bureaucratie na de oorlog en vervolgens het uiteenvallen van het stalinistische “blok” langs nationalistische lijnen, beginnend met het Joegoslavische debacle en hoogtepunt vindend in het elkaar met tanks, vliegtuigen en kanonnen neermaaien van de soldaten van het Russische en Chinese “socialisme” in grensconflicten.
De Oktoberrevolutie won het gehoor van de arbeiders van de ontwikkelde kapitalistische landen doorzijn trompet-geschal van het socialistische internationalisme. De bolsjevistische oproep voor een “vrede zonder annexaties en oorlogsschattingen” vond weerklank in de harten van miljoenen oorlogsmoede arbeiders van alle oorlogvoerende landen, Duitsland inclusief. De propaganda en verbroedering de langs klassenlijnen werd bedreven leidde tot algemene desertie in de rijen van het Duitse leger en later in de buitenlandse interventielegers.
Tijdens de tweede wereldoorlog gebruikte de Russische bureaucratie de meest schaamteloze chauvinistische vooroordelen in hun propaganda. In plaats van een positie van arbeidersinternationalisme verbreidden ze de idee dat “de enige goede Duitser een dode was” en dat op nauwelijks verhulde wijze. En dit anti-Duitse element klinkt nog steeds door in de propaganda van de stalinisten. Het beleid van de Russische bureaucratie om de Duitse arbeidersklasse te laten betalen voor de misdaden van Hitler, wiens overwinning mogelijk werd gemaakt door de misdaden en het verraad van de Duitse sociaal-democratische leiders enerzijds en van Stalin en de leiders van de Duitse KP anderzijds. Na de oorlog werden 10 miljoen Duitsers met geweld verdreven uit Oost-Europa, waarvan zo’n 2 miljoen onderweg omkwamen in barbaarse omstandigheden.
In de jaren na de oorlog plunderde de Russische bureaucratie Oost-Europa. Oost-Duitsland moest herstelbetalingen doen ter waarde van 16 miljard dollar. Roemenië en Hongarije betaalden respectievelijk 570 miljoen en 400 miljoen dollar. Niet alleen de “vijand” maar ook de andere Oost-Europese landen werden stelselmatig beroofd van industrie, rollend materieel enz. dat werd afgevoerd naar Rusland. Daarom waren het de misdaden van de Russische chauvinisten na de oorlog die kunstmatig steun gaven aan de opkomst van reactionaire bewegingen onder de verdreven bevolking in West-Duitsland en die het woord “communisme” in een slecht daglicht stelden bij de Duitse arbeidersklasse, die voor de oorlog “de roodste van Europa” was.
Voor de oorlog was Oost-Europa berucht vanwege de nationale scheidslijnen. Het kapitalisme en de kapitalistische nationale staat toonden zich onmachtig om op vreedzame en rationele wijze met de problemen af te rekenen die ontstonden uit deze ingewikkelde lappendeken van nationaliteiten en talen. Deze nationale scheidslijnen zijn de pest geweest voor Oost-Europa, een belangrijke factor in het bestendigen van de onderontwikkeldheid van het gebied, de armoede en de ellende van de massa’s en de wrede onderdrukking van de nationale minderheden. Wanneer de stalinisten ook maar een jota hadden behouden van de tradities van het bolsjevistisch internationalisme, dan zouden ze de leuze van een Socialistische Federatie van Oost-Europa naar voor hebben gebracht, gebaseerd op een gemeenschappelijk economisch plan en gekoppeld aan de enorme rijkdommen en potentieel van de USSR.
De “balkanisatie” van Oost-Europa die na de oorlog door de Russische stalinisten bewust werd bevorderd, heeft onvermijdelijk de huidige situatie doen ontstaan. Zoals tevoren door Trotski werd voorzien cultiveert elke nationale bureaucratische kliek zijn “eigen” grenzen! Dat in een periode waarin zelfs in het Westen de kapitalistische klasse geconfronteerd wordt met de tegenstelling tussen de nauwe marges van de nationale markt en de allesoverheersende eisen van de moderne economie, hoewel er natuurlijk op basis van het particuliere bezit van de productiemiddelen geen oplossing voor deze tegenstelling is.
De resultaten van dit nationale “socialisme” zijn grotesk. Op dit moment zijn er in Joegoslavië 300.000 werklozen en zijn er nog eens 400.000 die in hun “socialistische” vaderland geen werk kunnen vinden en gedwongen zijn in het Westen te gaan werken. Over de grens in het “socialistische” Bulgarije, waar de mensen een vergelijkbare taal spreken, zijn er fabrieken die op 45-50% van hun capaciteit werken vanwege het tekort aan halfgeschoold personeel (Economist, 20 januari 1968). Ook Tsjechoslovakije en Oost-Duitsland hebben te lijden aan een tekort aan arbeidskrachten, voornamelijk dankzij de uitstoot van de Sudeten-Duitsers en de massale uittocht uit het afstotende stalinistische regime van Ulbricht.
Maar de meest misdadige manifestatie van het “socialisme in één land” is de splitsing tussen Rusland en China. Monty Johnstone wijst op de overwinning door het Chinese Rode Leger in 1949 als “bewijs” ervoor dat “het socialisme in één land” niet onverenigbaar zou zijn met revolutionair socialistisch internationalisme. Maar de Chinese stalinisten namen de macht ondanks het “broederlijke” advies van hun Sovjet “kameraden”. Stalin was voor een verdeling van China of een coalitieregering met Tsjang Kai-Sjek!
Het zou interessant zijn Johnstofle’s analyse te lezen over het geschil tussen Rusland en China, dat hij in zijn artikel niet eens noemt. Welke verklaring geef je daarvoor, kameraad Johnstone? Is dat nog een “tragische fout”? Of is het een gevolg van Mao’s “persoonsverheerlijking”? Wanneer Stalins “persoonsverheerlijking” de hele Russische bevolking onder terreur kon houden, dan kan Mao waarschijnlijk ook de 700 miljoen Chinezen manipuleren op de kracht van zijn “persoonlijkheid”. Maar in werkelijkheid hebben Johnstone en de “theoretici” van het stalinisme geen verklaring voor de splitsing tussen Rusland en China. En daar is ook geen uitleg voor wanneer we ervan uit zouden gaan dat zowel Rusland als China “socialistische landen” zijn.
De Russische / Chinese splitsing, die door de Britse marxisten al was voorspeld vooraleer Mao aan de macht kwam (omdat ze zich baseerden op de prognose van Trotski waar de geschiedenis naar verluidt zo “onvriendelijk” tegen is geweest), heeft niets te maken met theoretische kwesties en met ideologie. Het is het resultaat van een botsing tussen de belangen van 2 rivaliserende nationale bureaucratieën. Net als de elkaar beconcurrerende gangsterbendes in het Chicago van Al Capone, zijn de Russische en Chinese bureaucratieën niet bereid hun macht en rijkdommen met wie dan ook te delen en beschermen ze ijverig “hun territorium” tegen inmenging door hun “broederlijke kameraden”.
Uit marxistisch standpunt is het Chinees-Russisch konflict een monsterachtige gebeurtenis die nooit plaats had kunnen vinden tussen twee echt gezonde arbeidersstaten. Het is een misdaad die ongekende schade toebrengt aan de zaak van het socialisme op wereldschaal. Maar ook is het lijnrecht in tegenspraak met de belangen van de arbeiders en boeren, zowel in Rusland als in China.
Een echt marxistisch-leninistische partij zou al lang geleden de fundamentele eis voor een socialistische federatie van Rusland en China hebben geformuleerd. De Russische bureaucratie probeert de grote vlakten van Sovjet-Azië te openen die ongekend grote minerale rijkdommen bevat. Het aanboren ervan zou de hele levensstijl van de Sovjet-bevolking kunnen veranderen. Het voornaamste obstakel is het tekort aan arbeidskrachten: Sovjet-arbeiders aarzelen Moskou en Leningrad te verlaten om naar Centraal Azië te gaan. De massale bevolking van China levert echter een grote potentiële arbeidersbevolking voor deze historische taak. Maar wanneer Chinezen de “grens” (een willekeurige, betekenisloze streep die nationale eenheden doormidden hakt) overschrijden, worden ze met geweld teruggedreven door eenheden van het Rode Leger. Tegelijkertijd is de Russische bureaucratie aan het onderhandelen met het Japanse grootkapitaal voor het openen van Siberië!
Ondanks al hun gebral over “arbeidersinternationalisme” hebben noch de Chinese noch de Russische bureaucratieën het echte internationalistische programma naar voor gebracht voor het aaneenkoppelen van de 2 grote economische reuzen in het belang van beide volkeren. In plaats daarvan hebben we het spektakel van grensconflicten gezien, de misdadige moord op Russische en Chinese arbeiders in uniform, de nog misdadiger en gruwelijker propaganda van de Russische en Chinese stalinisten die niet alleen chauvinistisch is, maar zelfs racistische elementen bevat. Dat is de realiteit van Johnstones “13 socialistische landen” – 13 totalitaire staten, overheerst door 13 nationalistische bureaucratieën die met elkaar communiceren in de broederlijke taal van machinegeweren en raketten.
Maar Trotski’s prognose is ook in een andere kwestie nog altijd correct. In de “Kritiek op het Ontwerpprogramma van de Komintern” zet Trotski uiteen dat de “theorie” van “het socialisme in één land” het gevaar van nationalistische ontaarding betekent, niet alleen na maar ook voor de machtsverovering. En wat is de positie van de partijen van het voormalige Communistische Internationale vandaag de dag? Overal, of ze nu aan de macht zijn of niet, vertonen de zogenaamde “communistische” partijen alle afstotende trekken van nationalistische degeneratie. Tientallen jaren lang volgden de “leidingen” van de communistische partijen blindelings en op een werkelijk kruiperige manier de dictaten van de Russische stalinistische bureaucratie op. Hun beleid bestond uit een reeks van tegengestelde bochten en wendingen die overeenkwamen met de nieuwste maneuvers van Stalin. Dan klaagden ze de sociaal-democratische arbeiders aan als “stakingsbrekers” en “proto-fascisten” en dan weer riepen ze op tot eenheid met de burgerlijke partijen van het zogenaamde liberalisme. Nu eens verzetten ze zich tegen de oorlog met Duitsland op basis van Hitlers vredesvoorwaarden en dan weer namen ze na 1941 de rol aan van de ergste stakingsbrekers “in het nationaal belang”.
Monty Johnstone probeert door middel van gemanipuleerde citaten de inconsequentie van Trotski’s analyse van de Sovjet-Unie te “bewijzen”. Maar de reeks van politieke salto mortales die door zijn vrienden Pollitt, Dutt, Gollan, Campbell en anderen in het verleden vertoond werden, gaan elke beschrijving te boven. Zulke maneuvers hebben niets gemeen met het marxisme en de marxistische methode – ze zijn slechts bewijs voor de volstrekt principeloze aanpak van alle communistische partijleiders.
In de afgelopen 20 jaar heeft de stalinistische “monoliet” een reeks zware slagen te verduren gekregen. De breuk met Joegoslavië, de Poolse gebeurtenissen en de Hongaarse revolutie van 1956. En m.n. de Chinees-Russische botsing heeft de ijzeren greep van de Russische bureaucratie op de internationale beweging verzwakt. Maar welk alternatief biedende “progressieve” of “linkse communistische” partijleiders voor de “lijn van Moskou’? Een terugkeer naar de ideeën van Lenin? Helemaal niet.
De leiders van de communistische partijen hebben overal van de toestand gebruik gemaakt om het recht van elke nationale bureaucratie om in zijn eigen kippenhok te heersen te bevestigen. De “Britse weg naar het socialisme”, de “Poolse weg naar het socialisme” enz. – zijn allemaal manifestaties van de kleingeestige, nationalistische mentaliteit van de communistische partijleiding en hun vastberadenheid om hun eigen leidende positie in “hun eigen” land te handhaven zonder “interventie” van buitenaf.
De positie die door een aantal buitenlandse communistische partijen werd ingenomen over Tsjechoslovakije is hiervoor nog een bewijs. Ze praatten de daden van de Russische bureaucratie niet goed, zoals ze met rampzalige gevolgen in 1956 gedaan hadden. De Gollans, de Dutts, de Johnstones hebben echter ook geen poging gedaan de invasie in Tsjechoslovakije te analyseren of uit te leggen. “Is het niet genoeg dat de partijleiding zich van de invasie heeft gedistantieerd? Waarover klagen jullie?” Ja kameraden, maar wat een marxist interesseert zijn niet vrome gebaren (de rechtse sociaal-democratische leiders “distantieerden zich” ook van de invasie in Tsjechoslovakije) maar een uitleg.
De werkelijke reden waarom Breznjev en co besloten Tsjechoslovakije binnen te vallen was hun angst voor het effect dat ook maar de geringste concessie in Tsjechoslovakije zou hebben op de arbeiders in Rusland. Hun optreden is bewijs voor hun strakgespannen zenuwen, niet voor zelfvertrouwen en kracht. En toch gaan de Gollans en de Johnstones door met doen alsof het slechts een “tragische fout” was van de kant van de Sovjet-bureaucratie!
De “onafhankelijke” stellingname van de communistische partijleidingen in het westen tegenover Moskou is maar één kant van de medaille. Anderzijds hebben we de voortgezette pogingen van de Gollans en de Waldeck-Rochets om zich aarn7aardbaar te maken in “hun” burgerlijke “publieke opinie”. De “newlook” van de stalinisten is nog afstotender dan de oude. Het is een karikatuur van het armzalige reformisme van de sociaal-democratische leiders. Zo werd de Daily Worker de Morning Star, benadrukten de leiders van de CP in al hun uitspraken de niet-revolutionaire, burgerlijke respectabiliteit van de Partij, zijn diepe patriottisme dat het de term “Groot” terug wil geven aan Brittannië. Blijkbaar willen de communistische partijleiders bewijzen dat ze het volkslied luider dan de conservatieve of rechtse Labour-leiders kunnen zingen! De Union Jack hangt op elke grote demonstratie van de CP. Tenslotte is het “onze” vlag…
Het was veelzeggend dat dezelfde CP- “theoretici” die de invasie in Tsjechoslovakije bekritiseerden de meest uitgesproken steun verwoordden voor de schandalige rol die de leiding van de Franse PC en de CGT speelde tijdens de meigebeurtenissen van het afgelopen jaar.
Voetnoten:
(71) Na de dood van Stalin werd het nieuwe Poolse stalinistisch regime in 1954 reeds zwaar op de proef gesteld door massale stakingen en protesten tegen de stijging van de levenskosten. Het 2de congres van de KP zette een “nieuwe koers” in: meer aandacht voor consumptie-industrie, vrijwillige i.p.v. gedwongen landbouwcollectivisatie en meer vrijheid van kritiek in de pers. In mei ’56 werden 30 000 politieke gevangen vrijgelaten. Het kwam tot een algemene staking voor hogere lonen, waarbij de politie enkele demonstranten doodde en een gewapende opstand was het gevolg. In de fabrieken en mijnen waren spontaan arbeidersraden gevormd, net zoals in Rusland in 1905 en ’17. Na de repressie werden deze geïnstitutionaliseerd, maar kregen geen zeggingschap over de productie en bleven adviesorganen zonder macht.
Hongarije kende na WO II penibele economische omstandigheden, zware stalinistische vervolgingen en interne “zuiveringen”, waarvan iedere communist het slachtoffer werd die ook maar de minste kritiek op de lijn van de SU had. Toen Imre Nagy in 1953 premier werd, kwam er meer aandacht voor de consumptie-industrie om aan de noden van de bevolking tegemoet te komen. Hij werd echter tegengewerkt dooreen grootdeel van de zittende bureaucratie en in 1955 wegens “revisionisme” uit al zijn functies ontheven en uit de partij gezet. Een sympathiebetuiging van arbeiders en studenten liep eveneens uit op een opstand, opnieuw nadat het vuur was geopend op demonstranten. Sovjettanks rukten op tegen de opstandelingen. Arbeidersraden waren gevormd in de meeste fabrieken maar toch waren er eveneens militairen en burgerlijke elementen die de beweging steunden om de parlementaire democratie her in te voeren en het kapitalisme te herstellen. Het waren echter de arbeidersraden die nog een algemene staking uitriepen, die tot januari 1957 duurde. Uiteindelijk werden ze afgeschaft en hun leiders (de ware voorhoede van de arbeidersklasse) geëxecuteerd.
(72) Chesterton, Gilbert Keith (1874-1936): Engelse reactionair katholieke schrijver en criticus.
(73) De Gaulle, Charles (1890-1970): Frans generaal, later autoritair politicus. Nadat hij samen met de Engelsen en Amerikanen Frankrijk mee had bevrijd van de Duitsers, werd hij tussen ’44 en ’46 premier en opnieuw in 1958. Het jaar daarop werd hij president en vestigde in Frankrijk wat wel eens genoemd wordt “de meest dictatoriale democratie mogelijk” of “de meest democratische dictatuur”. Na de massale stakingen en het studentenprotest in 1968, trad hij in ’69 uiteindelijk af.
(74) Badoglio, Pietro (1871-1956): generaal, stafchef van Mussolini. In 1940 brak hij met de Duce vanwege militaire meningsverschillen en in 1943 volgde hij hem na zijn val op en sloot een wapenstilstand met de geallieerden. De macht kwam daarna in feite in handen van de gewapende communistische partizanen. In het kader van Stalin’s machtspolitiek en de verdeling van Europa in invloedssferen (Italië behoorde vanzelfsprekend, net als Griekenland tot de imperialistische invloedssfeer), beval de SU hen de wapens over te dragen aan de binnenkomende Amerikaanse soldaten.
(75) In China bouwden de communisten na het debacle in de jaren ’20 hun partij terug op (op basis van Mao’s strategie van de agrarische revolutie) en in verschillende afgelegen gebieden kwamen communistische enclaves tot stand. In 1935 vestigde de partij zich in NW-China na de zgn. “Lange Mars”. De Kwomintang voerde ondertussen een rechtse militaire dictatuur. Hetzelfde jaar stelde de Komintern een nieuw volksfront met de Kwomintang aan hen voor tegen de Japanse agressie, dat in ’36 tot stand kwam. De KP kon zich nu weer wat consolideren, maar de samenwerking hield slechts enkele jaren stand. In januari ’41 roeide de Kwomintang 4000 communistische soldaten uit en vocht verder met Engelse en Amerikaanse steun. Tussen 1946 en 1948 wonnen de communisten echter het pleit omdat ze veel meer steun van het volk kregen. In ’49 was heel China (behalve Taiwan) veroverd en werd de Volksrepubliek uitgeroepen. Vanaf het einde van de jaren ’50 begonnen er zich tegenstellingen te ontwikkelen tussen de bureaucratieën van China en de SU, wat heel duidelijk zichtbaar werd toen de Russische technici in 1960 teruggetrokken werden uit China. Het kwam zelfs tot ernstige grensconflicten (1969), zodat China toenadering zocht bij de VS en atoombommen op de SU richtte, die ze er – terecht – van beschuldigden “sociaal-hegemonisten” te zijn. Dit verwijt kon natuurlijk even goed door de Russen teruggekaatst worden. Enkel met Roemenië en Albanië werden nog goede betrekking onderhouden. Dit alles maakt duidelijk dat “socialisme in één land” automatisch leidt tot “sociaal-patriottisme”.