Marxisme in 160 vragen en antwoorden
Deel 5. De klassenstrijd
145. Bestaat er wel nog zoiets als de arbeidersklasse? Jouw manier van spreken lijkt me een beetje verouderd. We leven niet meer in de negentiende eeuw.
Ik denk dat de mensen die dit soort opmerkingen maken zelf teveel aan de negentiende eeuw denken. Ze denken aan met roet besmeurde gezichten die, de vuisten in de broekzak gebald van ingehouden woede, elke ochtend voorbij de herenhuizen naar hun fabriek gaan. En op een goede dag wordt het hen teveel en gaan ze in oproer. Eerst slaan ze alles aan stukken, dan gooien ze barrikades op in de straat. Een hopeloos simplistische voorstelling… de mensen die zo denken begaan juist de fout die ze de marxisten aanwrijven: sociale romantiek.
146. Wat is dan de arbeidersklasse volgens jou?
De arbeidersklasse bestaat uit eenieder die voor het levensonderhoud op één of andere manier, rechtstreeks of onrechtstreeks afhankelijk is van een loon: witteboordarbeiders, blauweboordarbeiders, hun kinderen, hun thuiswerkende partners, de gepensioneerde arbeiders, de werkloze arbeiders… het doet er niet toe of de arbeider 35.000 of 100.000 frank per maand verdient. Het verrichten of (op één of ander moment in je leven) afhankelijk zijn van loonarbeid maakt jou tot proletariër: willen of niet.
147.Maar is de arbeidersklasse nu niet ongelijker gelaagd dan in de negentiende eeuw? Ik wil maar zeggen: kan je de verschillende beroepen nog achter één vlag krijgen?
Dat was juist veel moeilijker in de negentiende eeuw dan nu. Toen was de arbeidersklasse veel meer gelaagd dan nu. Neem de Engelse wevers uit het begin van de Industriële Revolutie. Dat waren, voor de invoering van de mechanische weefgetouwen, sjieke mijnheren, die met een hondse minachting neerkeken op dagloners en arme spinners. De wevers naaiden zelfs goudstukken in hun kleren om te laten zien hoe welvarend ze wel waren. Ze versperden iedereen die niet tot hun beroep behoorde de toegang tot hun organisaties en zelfs… cafés. Het is echter het kapitalisme die alle verschillen tussen de onderscheiden lagen van de arbeidersklasse brutaal heeft uitgevlakt en nog aan het uitvlakken is. Neem nu de ambtenaren. Ik zei al dat wie vroeger “op een bureau werkte” hoger in aanzien stond dan een handarbeider. Zo iemand zou zich bijna nooit hebben afgegeven met “de mensen met de grauwe nagels”. Nu behoren bepaalde groepen van ambtenaren: de spoorwegarbeiders, de mensen van de post, bepaalde ministeries,… tot de meest militante lagen van de arbeidersbeweging. Ik weet niet goed of je het een symptoom van de nieuwe tijden mag noemen, maar de stichter van onze Internationale, Ted Grant, was een Zuid-Afrikaanse postbode. Onze leiders zijn allang niet meer alleen studenten en intellectuelen, maar politiek geschoolde arbeiders. Je kent mijn subjectieve voorliefde voor de politieke tradities van de Franse arbeiders. Welnu, de Parijse metaalgraveerders uit het midden van de negentiende eeuw, trokken grondig hun neus op voor de “oproerige en haveloze elementen” die de communist Blanqui steunden. De metaalciseleurs steunden in grote getale het lammetjesachtige reformisme van de kleinburger Proudhon. Hun leider, de rechtse proudhoniaan Tolain, werd in 1871 zelfs uitgesloten uit de eerste Internationale, omdat hij zich tegen de Parijse Commune had gekeerd. Nu zal niemand er zich nog over verbazen om, tijdens een vakbondsdemonstratie, een Vlaamse computerprogrammeur zij aan zij zien te lopen met een Waalse metallo.
148. Je gaat toch niet ontkennen dat sommige meer welvarende lagen van arbeiders neerkijken op andere, minder fortuinlijke beroepen. Je gaat toch niet zeggen dat er geen culturele verschillen bestaan, dat een fijnbesnaarde en ietwat gekunstelde stewardess van Sabena een zich plezierig en ongeremd uitdrukkende postman/vrouw onmiddellijk in de armen zal vallen van solidariteit en “klassenbewustzijn”!?
Maar daar zeg je het ook allemaal: culturele verschillen. Jammer genoeg voor jouw redenering trekt de sociale geschiedenis zich niet veel aan van alleen maar culturele verschillen. Uit onze discussie over het historisch materialisme, heb je toch al begrepen dat het eigendomsverschillen zijn die de uiteindelijke doorslag geven in de sociale strijd. Het is waar dat, op ogenblikken van een laag klassenbewustzijn, de ene laag arbeiders neerkijkt op de andere. Maar dan kijken ook autochtone arbeiders neer op allochtone arbeiders van dezelfde laag of zelfs hetzelfde beroep. Beroepsnijd is evengoed een middel van de bazen om de arbeiders te verdelen als racisme en seksisme. Trouwens, hoor je de laatste tijd niet vaker dan twintig jaar geleden “dat een vrouw beter thuis zou blijven om voor haar gezin te zorgen in plaats van een zelfstandige broodwinning te zoeken”? Inderdaad: als je de burgerij, haar rechtse pers en haar meest rechtse intellectuelen zou laten doen, dan zou er zelfs sociale nijd heersen binnen hetzelfde huishouden! Het is een straffe uitspraak (vooral als je denkt aan de fascistische en stalinistische dictaturen) maar het kapitalistische systeem is het meest totalitaire uit de wereldgeschiedenis: het zaait zelfs ideologische verdeeldheid en angst in de keuken en de slaapkamer! Het is zelfs zo totalitair dat het de meerderheid van de mensen heeft kunnen wijsmaken dat ze vrij zijn.
149. Maar is dat niet juist de sterkte van het kapitalistische systeem? Zijn wij niet allen bevredigde maar technologisch gemanipuleerde consumenten, die in ruil voor wat kruimels van de tafel (een auto, een eigen huis, een P.C., een gsm…) alle T.V.- en kranten-propaganda kritiekloos slikken?
Net zoals de arbeiders uit de negentiende eeuw alle preekstoel- en parochieblad-nonsens slikten in ruil voor een gratis kom soep en een bloedpens van de katholieke partij.-Tot op een bepaald moment! Tot op het ogenblik dat de maatschappelijke problemen voor iedereen duidelijk werden. Dan was het uit met de ideologische heerschappij van meneer pastoor en meneer de notaris. Dan begonnen de mensen voor zichzelf te denken en steeds meer te luisteren naar de mannen en vrouwen die ze een paar weken daarvoor nog beschouwden als “goddeloze oproerkraaiers en socialistische ketters”. Wat de heerschappij van de rechtse media betreft is het (nog steeds) katholieke en liberale Vlaanderen trouwens een goed voorbeeld. Sedert de opslorping van De Morgen door de uitgeverij Dupuis bestaat er geen linkse dagbladpers meer in Vlaanderen. Het Laatste Nieuws kon zonder tegengewicht ongestoord zijn desinformatie, liberale en racistische bullshit de wereld insturen. Maar hoe meer de krantenberichten in strijd komen met de werkelijke levensomstandigheden van veel mensen, hoe meer deze laatsten de burgerlijke berichtgeving met een serieuze korrel zout zullen beginnen nemen. Op wereldvlak kunnen we CNN als voorbeeld nemen. Tijdens de Golfoorlog geloofde zowat iedereen in Europa de schaamteloze oorlogspropaganda van het Amerikaanse imperialisme. Maar de waarheid heeft de vervelende neiging om na een tijdje aan het licht te komen. De “chirurgische bombardementen” bleken in werkelijkheid een onverkorte vernietiging van de Irakese economie. De economische sancties tegen het brutale regime van Saddam bleken een verkapte volkerenmoord op de gewone Iraki’s (die trouwens het regime van Saddam zelf al een tijdje beu waren). “Het minimum aan verliezen aan westerse zijde” dat de Amerikanen en hun Europese politieke lakeien ons voorspiegelden, bleek ook al een beetje overdreven. Negen maand na de blijde terugkeer van de soldaten werden de eerste resultaten van het gelukkige weerzien na deze “oorlog zonder verliezen” bij honderden, later duizenden, geboren … zonder ledematen, zonder hersenen, met leukemie, met allerlei kankers en misvormingen: een gevolg van het gebruik van pantserdoorborende uraniumgranaten. Vandaar het instinctieve verzet van vele Europeanen tegen de Europese deelname aan de oorlog in Afghanistan. Het is de harde realiteit van hun eigen leven die de arbeiders met hun neus op de leugenachtigheid van de rechtse propaganda zal drukken. Beetje bij beetje is de burgerlijke propaganda zijn eigen geloofwaardigheid aan het ondergraven. En daarmee de geloofwaardigheid van de grote bedrijven en hun politici als “leiders van de natie en de wereld”. Laat het mij zo uitdrukken: men mag de arbeiders nog een microchip inplanten in de hersenen, vroeg of laat vindt de geschiedenis wel een middel om ook deze ideologische dwang te boven te komen.
150. Je bent nogal optimistisch!
Mijn optimisme is niet gebaseerd op één of ander naïef geloof maar op de historische ervaring. In de geschiedenis hebben de sociale tegenstellingen het laatste woord, niet de gewetensdwang van de heersende klassen.
151. Maar de arbeidersklasse in de negentiende eeuw was toch een stuk militanter dan nu? Zijn de meeste arbeiders nu geen zielige , kortzichtige individualisten en egoïsten geworden?
Alweer: de arbeidersbeweging in de negentiende en de vroege twintigste eeuw heeft grootse dingen gepresteerd. Maar stel je ook niet teveel voor van de mensen toen. Ook in die tijd waren er periodes waarin de meeste mensen een individuele uitweg voor hun problemen zochten. De negentiende eeuw heeft haar grote revolutionaire uitbarstingen (1830, 1848, 1864-1871,…) gekend, dat is waar. Maar deze revolutionaire tijdvakken waren evengoed van elkaar gescheiden door periodes dat de arbeiders vooral hun eigen plan trokken als in de twintigste eeuw. Ook toen zochten de arbeiders een oplossing in emigratie, harder werken, misdaad, ander werk zoeken, stakingen breken, een rijke partner zoeken, hun collega’s oplichten en verraden bij de baas. Ook toen zochten de arbeiders afleiding en vergetelheid in drank- en drugmisbruik, ruwe omgangsvormen met het andere geslacht en wilde uitbarstingen van café-, buurt- en huiselijk geweld. Ook toen liepen ze storm voor de winkels als er een nieuw goedkoop consumptieproduct verscheen. Ook toen waren arbeiders van buitenlandse afkomst het mikpunt van frustraties en spanningen: de Joodse arbeiders, boeren en kleine zelfstandigen hebben het nooit onder de markt gehad; de Ierse inwijkelingen in Engeland werden met de grootste minachting en vijandigheid bejegend. In de Waalse industriegebieden werden de Vlaamse seizoen- en migratie-arbeiders steevast afgeschilderd als ongedisciplineerde messentrekkers, dieven en onhygiënische, respectloze mensen. Leg de toenmalige krantenberichten maar eens naast de huidige, en je zal de overeenkomsten dadelijk zien.
152. Je gaat toch niet beweren dat alle migranten engeltjes zijn?
Net zoals toen worden de samenlevingsproblemen (die een realiteit zijn), die vaak het gevolg zijn van sociale frustratie onder zowel de migranten als de autochtonen, aan de gehele migrantenbevolking aangewreven. Verdeel en heers!
153. Ik ken nochtans migranten die het ietwat beter stellen dan sommige Belgische arbeiders, en die ook hun neus ophalen voor de Belgische “blauwe boorden”!
Mogelijk. Als jezelf omwille van je etnische afkomst onder aan de sociale ladder wordt geplaatst, dan is de verleiding des te groter om iemand te zoeken waarop ook jij kan neerkijken. Racisme en sociale vooroordelen vormen een mes dat langs twee kanten snijdt. Ongetwijfeld denken deze migranten: “Als ik niet meer mag neerkijken op een Belgische arme luis, op wie mag ik dan wel nog neerkijken?” Ik denk ook dat er (een kleine minderheid van) zulke migranten bestaan. Ik weet echter uit mijn vakbondservaring dat de meeste migranten brutaal worden uitgebuit, gepest en gekweld. Daarom zijn zij heel vaak zeer waardevolle bondgenoten van ons. Ik heb op mijn werk migranten gekend die geloven dat “Adam en Eva zeven meter groot zijn”, dat “God weent wanneer Hij twee mannen de liefde ziet bedrijven” en dat een vrouw “beter thuisblijft om voor haar man en de kinderen te zorgen”. Ik heb hen daarop steeds beleefd en geduldig tegengesproken. Maar omdat zij voelden dat ik aan hun kant stond, niet als migranten maar als arbeiders, heb ik tijdens stakingsacties geen betere, toegewijde en opofferingsgezinde socialisten gezien dan hen. Wanneer men mij naar mijn “vaderlandsliefde“ vraagt, dan zeg ik zonder blozen: “Ik ben een socialistische arbeider. Ik heb geen vaderland. Als ik moet kiezen tussen een Belgische arbeider en een buitenlandse baas, dan kies ik voor de Belgische arbeider; als ik moet kiezen tussen een Belgische baas en een buitenlandse arbeider, dan kies ik voor de buitenlandse arbeider. De bazen van alle landen zijn mijn vijanden, de arbeiders van alle landen mijn vrienden.” Zelfs de laagst geschoolde arbeider begrijpt dan wat ik wil zeggen.
154.Dat is dan het beruchte “internationalisme” waarover jullie het alsmaar hebben. “Proletariërs aller landen, verenigt U!” Is dat niet een beetje naïeve gevoelsdweperij?
Het internationalisme van de marxisten is geen emotionele tranerigheid, zo van: “Alle mensen worden broeders”. Het kapitalisme is een wereld-systeem. De samenwerking tussen de arbeiders van verschillende naties is geen naïeve wensdroom, maar een absolute noodzaak: door het wereldwijde karakter van het kapitalisme.
155. O.K. Een noodzaak dan. Maar weten de arbeiders dat zelf wel?
Als de vroegere en recente sociale geschiedenis al iets bewezen heeft, dan is het wel dat de arbeiders, hoe geestelijk onderdrukt ook, vroeg of laat uit zichzelf tot internationale samenwerking komen. In de tijd van de Eerste Internationale, kon de meerderheid van de Europese arbeiders nauwelijks lezen en schrijven. Een groot deel was zijn hele leven nog niet uit zijn stad of dorp gekomen. Toch kende bvb. België in de jaren 1860 niet minder dan vijfenzestigduizend aangeslotenen bij de Internationale. En denk maar niet dat de oprichting van de Internationale alleen maar het werk was van linkse intellectuelen zoals Marx en Engels. De Internationale werd in 1864 opgericht door Franse, Poolse en Britse arbeiders. Het is pas als het besluit tot oprichting een feit was, dat de medewerking van revolutionairen als Marx gevraagd werd. Bij het uitbreken van W.O.I in 1914 viel het internationalisme van de Tweede Internationale in het water, door de illusies en de oorlogsopwinding van de massa’s, maar vooral door het nationalistische verraad van de sociaal-democratische leiding (die bvb. in het Duitse parlement de Duitse oorlogsbegroting goedkeurden). Maar toen de leugenachtigheid van de burgerlijke oorlogseuforie duidelijk werd door de uitzichtloze miserie in de loopgraven en op het thuisfront, brak er vanaf 1917 een revolutiegolf los die zich tot in 1921 over heel Europa verspreidde. Hetzelfde nu. Je herinnert je misschien nog de oorlogsillusies in de tijd van de Golfoorlog. We hebben het er al over gehad. Welnu, met een zekere vertraging hebben de desillusies in de Golfoorlog in Europa goed bijgedragen tot het wantrouwen in de politieke en economische autoriteiten. Daarmee ligt de Golfoorlog voor een niet te onderschatten gedeelte mede aan de grondslag van de huidige antiglobaliseringsbeweging, van het nieuwe en veel hechtere internationalisme tussen de meest bewuste arbeiders en jongeren van alle landen. Wanneer de oorlog in Afghanistan niet vlug de gewenste resultaten oplevert, zal ook de oorlogsgekte van de Amerikaanse arbeiders omslaan in haar tegendeel. Dan zal Bush van de meest populaire president uit de geschiedenis van de V.S. uitgroeien tot de meest gehate. Dan zullen er bewegingen losbarsten waartegenover de protestbewegingen uit de jaren zestig klein bier zullen zijn… de eerste symptomen daarvan zijn nu al merkbaar. Je ziet: de dialectiek van de geschiedenis heeft zo haar venijnige wendingen. En ik zou er niet van verbaasd staan dat de fundamentalistische regimes, die nu de Arabische en andere islamitische massa’s op hun hand hebben, vroeg of laat ook ontmaskerd raken. Het vroegere aarts-fanatieke regime van Iran heeft in de loop der jaren nu al veel van zijn tanden verloren.
156. Ik zou graag eens weten wat de historische krachten achter het ontstaan van de arbeidersbeweging zijn.
Ook in de manufactuurperiode was het van meetafaan hommeles tussen de kapitalisten en de loonarbeiders. De zestiende eeuwse Wederdopers, harde en fanatieke primitief-communistische religieuze hervormers, richtten zich vooral tot de bezitsloze massa’s en predikten een maatschappij waarin privaatbezit als doodzonde gold. Mannen en vrouwen leefden “in gemeenschap van lijf en goederen”. De Wederdopers schrokken er niet voor terug om ook de wapens op te nemen tegen de Duitse keizer, de katholieke kerk en de protestantse edellieden die met de keizer samenspanden. In 1525 leidde de Duitse wederdoper Thomas Munzer een arbeiders- en boerenopstand tegen de feodale uitzuigers en de burgerlijke woekeraars. Omstreeks dezelfde tijd veroverden de Wederdopers onder leiding van Jan Van Leiden de macht in de stad Munster, waar ze hun communistische “Rijk Gods” trachtten in te voeren. Maar de maatschappij was nog niet rijp voor de machtsovername van de armste boeren en eerste loonarbeiders. De loonarbeiders waren nog met te weinig omdat de industriële samenleving nog niet bestond. In de jaren 1640, de tijd van de Engelse Revolutie, bezetten de verdreven en tot loonarbeid gedwongen Diggers, onder leiding van de radicale predikant Gerrhard Winstanley hun oude gemeenschapsgronden en bewerkten deze in gemeenschap en sociale gelijkheid. Maar alweer: de toenmalige maatschappij liet een machtsovername door de loonarbeiders nog niet toe: ze was nog te primitief en de Diggers werden verslagen door de troepen van de bourgeois-puritein Cromwell. In het Holland van de zeventiende en achttiende eeuw wordt er genoeg gewag gemaakt van wrijvingen tussen arbeiders en patroons(Zie o.a. Fernand Braudels ‘Beschaving, economie en kapitalisme’). Maar de moderne arbeidersbeweging is geheel en al het product van de Industriële Revolutie. Sneller dan ooit hoopte de bevolking zich op in bedrijven en in stadswijken. Sneller dan ooit groeiden de verkeersmiddelen, waardoor een niet te onderschatten deel van de arbeiders losgerukt werd uit de bekrompenheid van hun dorpen en kleine steden. Sneller dan ooit steeg ook de internationale correspondentie tussen revolutionaire leiders. De mensen begonnen zich vanaf het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw stilaan meer en meer van hun vergelijkbare leefomstandigheden bewust te worden. Alweer: dat ging niet in één oogwenk; er bestonden nog generatieslang rivaliteiten tussen de arbeiders van verschillende bedrijfstakken, nationale aankomsten, geslachten, scholingsgraden,… Aanvankelijk reageerden gestresseerde arbeiders, die het geestdodende tempo van de machine niet gewend waren en de brodeloos geworden ambachtslieden en thuiswerkers zich af op de nieuwe machinerie: ze sloegen ze kapot of wierpen er hun klompen tussen. Machinevernietiging en sabotage gaan altijd vooraf aan meer gedisciplineerde aktievormen: dat was zo in Engeland, Frankrijk en België in de jaren 1800-1850. Dat was zo in het Rusland van de jaren 1860-1880. Dat was ook zo in België toen in 1993 de baas van Colruyt, Jo Coltrui zaliger, in alle kranten fulmineerde “tegen de fascistische (sic!) vakbonden” die het niet hadden kunnen voorkomen dat stakende arbeiders de depôts waren binnengedrongen om de computers aan brijzel te slaan. Naderhand leren de arbeiders echter het onderscheid maken tussen de machinerie en hun toepassing in het systeem. Simpeler gezegd: mettertijd leren ze dat ze zich niet meer tegen hun werktuigen, maar tegen de eigenaars ervan moeten keren.
157. Zie je van deze primitieve, individuele vormen van verzet in de eenentwintigste eeuw nog voorbeelden?
Bekijk de spectaculaire verborgen video-opnames (vooral van Amerikaanse herkomst) en zie op welke (soms een beetje walgelijke manieren) de gefrustreerde arbeiders uiting geven aan hun onlust en hun vijandschap met de bazen: soms komen er zelfs uitwerpselen, urine en andere lichaamsvochten aan te pas. Ik zal deze actievormen zeker niet aanraden, maar ik zal deze mensen ook niet eenzijdig afvallen, zoals de burgerlijke sensatie-T.V. dat wel doet. Verklaar me maar gek, maar ik zie in deze (betwistbare) handelingen een gestresseerde, geestelijk mishandelde, uitgebuite en onderbetaalde arbeider of arbeidster die op een individuele wijze uiting geeft aan zijn woede tegen een systeem dat hem/haar aan het onderwerpen is aan halve slavernij. Als we het breed historisch bekijken, dan begint de individuele opstandigheid van de arbeider met de chauffeur die tegen de auto van zijn baas plast. Het is niet onze taak om de arbeiders aan te vallen op hun verkeerde uitingen van protest. Daarvoor hebben de kapitalisten mensen en middelen genoeg: van ploegbazen en verborgen camera’s tot politie, rechtbanken en rijkswacht. Het is onze taak deze daden te begrijpen en uit te leggen als een gevolg van haat tegen het systeem. En deze arbeiders op een vriendschappelijke en geduldige manier de weg te wijzen naar gedisciplineerde, collectieve vormen van verzet.
158. Maar dat hebben vele arbeiders zelf al door.
Juist. De grote stroom van arbeidersverzet gaat al generatieslang door de ervaring van het georganiseerde optreden: in vakbonden en partijen. Overal ter wereld telt de georganiseerde arbeidersbeweging honderden miljoenen leden en aanhangers. Maar het is niet uitgesloten dat ongeregelde woede-uitbarstingen en sabotage weer veld winnen: door het ontbreken van een ernstige arbeidersleiding die bereid is om het gevecht tegen de scheeftrekkingen van het systeem aan te gaan.
Wereldwijd en wereldhistorisch bekeken is het georganiseerd optreden van de loonarbeiders echter een blijvende verworvenheid die nooit geheel te niet gedaan zal kunnen worden.
159. Voor wanneer is de revolutie?…
Dit soort gebeurtenissen of golven van gebeurtenissen op het jaar na voorspellen is altijd een linke zaak. Het marxisme is heel goed in het voorspellen en onderkennen van algemene trends in de samenleving. Maar geen enkele sociale wetenschap kan individuele gebeurtenissen op de dag na juist voorspellen, of er moet veel geluk mee gemoeid zijn. Eén zaak is zeker: steeds meer mensen beginnen de huidige gang van zaken steeds onverdraaglijker te vinden…en dat is de voornaamste voorwaarde voor grote sociale en politieke omwentelingen. In bepaalde landen, zoals Argentinië, zijn de eerste stoten tot een nieuwe wereldhistorische fase van revolutie (en contrarevolutie) al gegeven. Maar o.a. het voorlopige gebrek aan leiding, het trauma van het stalinisme en de verwarring die voortvloeide uit de overwinning van het kapitalisme in de jaren negentig hebben ervoor gezorgd dat de gebeurtenissen zich niet alleen heel erg uitgespreid in de tijd voltrekken, dat het proces bijzonder is uitgerekt. Klaarblijkelijk schijnen de processen zich ook heel ongelijk in de ruimte voor te doen. Het lijkt erop dat de verschillende sectoren in de wereldeconomie en politiek rustig hun tijd nemen om in doodsstrijd te gaan en daar “elk hun beurt” toe afwachten. In het midden van de negentiger jaren gingen de Aziatische tijgers in crisis, met als gevolg een enorme heropleving van de plaatselijke arbeidersbeweging en in Indonesië de val van de dertig jaar oude dictatuur van Soeharto. Sedert enkele jaren heeft de crisis ook Latijns-Amerika bereikt en, onlangs nog, haar catastrofale stempel gedrukt op Argentinië, door de ineenstorting van het ganse openbare leven.
De “vertrouwenscrisis” van de bevolking in het Westen in de gevestigde politiek heeft afgelopen jaren al verschillende keren geleid tot massabewegingen dewelke de stabiliteit van de burgerlijke regeringen serieus heeft ondermijnd. Doch dat is maar klein bier vergeleken met een situatie waarbij het onderhuids levende ongenoegen aan de oppervlakte komt en een meer bewuste uitdrukking krijgt in georganiseerde massabewegingen die er bewust op aansturen regeringen af te zetten. Niemand kan voorspellen wanneer precies dat stadium zal zijn aangebroken in Europa of de Verenigde Staten…maar één ding is zeker…de revoluties in de Derde Wereld zijn er een voorbode van. We zullen geen oude mensen zijn wanneer onze generatie op haar beurt getuige zal zijn van grote golven van verandering die de geschiedenis periodiek door haar geledingen jaagt om zich te zuiveren van instellingen en gedachten wiens historische leven is uitgeleefd.
160. Was dit een volledige uiteenzetting van het marxisme?
Bijlange na niet. Ik heb nog enorm veel aspecten buiten beschouwing gelaten: onze houding tegenover revoluties in de oud-koloniale landen; het nationaliteitenvraagstuk; enorm veel kwesties in de economische wetenschap waarin het marxisme baanbrekend is geweest; de houding van het marxisme tegenover de allernieuwste ontwikkelingen in de natuurwetenschap…er is geen onderwerp of de marxisten hebben het onderzocht of op één of andere manier ter discussie gesteld. Zoals Trotski bij het begin van de twintigste eeuw zei: het socialisme spreekt alle talen van de beschaafde mensheid. Maar ik hoop wel dat dit vraaggesprek een goed begin was, een goede aanzet tot verdere discussie en/of studie, waarbij we echter steeds in het achterhoofd houden:
“Eén ons praktijk is gelijk aan één ton theorie”