4. Iran

Het thema van Iran staat in het kader van de inval in Irak vooraan in het bewustzijn van de bevolking in Europa en elders. We hebben in verschillende artikels reeds duidelijk gesteld dat we menen dat een invasie in Iran zo goed als uitgesloten is. Iran is drie keer zo groot als Irak. Bovendien heeft het Iraanse nationalisme, dat versterkt werd door de Iraanse revolutie, ertoe geleid dat de Iraanse bevolking zich zou verzetten, en dat ondanks een groeiende oppositie tegen de heerschappij van de theocratische mullahs in Teheran. Zelfs een bombardement op nucleaire faciliteiten, een moeilijke militaire opdracht gezien de verspreiding van de nucleaire faciliteiten doorheen het land, is hoogst onwaarschijnlijk maar we kunnen het niet volledig uitsluiten. Dat is zeker het geval na de oorlog in Libanon. Door deze oorlog is de regionale macht van Iran nog verder toegenomen. Het regime van Ahmadinejad is een bijzondere vorm van populistisch Bonapartisme. Ahmadinejad kwam aan de macht op basis van een programma waarmee hij zich uitsprak tegen de geprivilegieerden, de zowat 1.000 families die het land controleren, en hij heeft sinds hij aan de macht kwam beperkte liberale maatregelen genomen zoals het toelaten van vrouwen onder de toeschouwers van voetbalwedstrijden.

Tegelijk wordt het pro-kapitalistische karakter van zijn regime aangetoond door de onderdrukking van een staking van busarbeiders in Teheran. De meerderheid van de bevolking (75%) is jonger dan 25 jaar en heeft niet de ervaring van de Iraanse revolutie. Het Iraanse nationalisme als oppositie tegen imperialistische interventie heeft echter een grote steun, waarbij wordt teruggegrepen naar de ervaring van het omverwerpen van Mossadegh in 1953 en de Amerikaanse steun voor het regime van de Iraanse Sjah.

Zoals we reeds hebben uitgelegd is de grootste winnaar van de Amerikaanse inval in Irak het Iraanse regime. Die heeft haar invloed onder de Sjiieten in Irak versterkt, heeft haar positie met Hezbollah in Libanon versterkt en heeft als belangrijkste financierder van Hamas ook voet aan grond in de Palestijnse gebieden.Iedere poging tot militaire interventie zal ongetwijfeld een enorme own goal vormen voor het VS-imperialisme. Iran zou wellicht de zeestraat van Hormuz afsluiten, waardoor de olieprijzen scherp zouden stijgen. Mogelijk zouden die tot ruim boven 100 dollar per vat gaan, wat op zijn beurt net als in 1974-75 zou leiden tot een wereldwijde economische crisis. Zelfs Jack Straw, de voormalige Britse minister van buitenlandse zaken onder Blair, verklaarde dat een invasie in Iran “waanzin” zou zijn. Hij werd hierna weggehaald van zijn post omwille van deze bedekte kritiek op Blair en Bush, maar hij deelde wel de mening van de meeste figuren die Blair steunden bij de oorlog in Irak.

De Iraanse elite, zo werd nadien bekend, was bereid om tot een akkoord te komen met de VS op het ogenblik van de invasie in Irak maar dat werd tegengehouden door de entourage rond Bush. Intern is de liberale burgerlijke oppositie, rond voormalige president Khatami, op de terugweg in Iran. Ahmadinejad vertegenwoordigt de generatie van na de revolutie en toont enerzijds een radicaal gezicht tegenover de economische eisen van de armen, maar tegelijk baseert hij zich op de meest achtergebleven “fundamentalistische” religieuze zeloten.

Er is een hoop ongenoegen onder de bevolking van Iran met de lonen die in bepaalde bedrijven gedurende maanden niet betaald worden, terwijl het nationale vraagstuk op de achtergrond aan het sidderen is. Zowat de helft van de bevolking van Iran heeft geen Farsi achtergrond. Het VS-imperialisme probeert de oppositie te versterken door bepaalde nationaliteiten te ondersteunen om een breuk te bewerkstelligen tussen hen en de Iraanse heersers. Tegelijk beloofde Ahmadinejad nooit geziene investeringen op het vlak van huisvesting, publieke werken en voor regeringsinstellingen. Hij gaf de overheidsbanken het bevel om genereus te zijn op het vlak van leningen, in het bijzonder voor leningen aan ‘gewone burgers’. Omwille van het bestaan van heel wat subsidies zijn de prijzen voor benzine, elektriciteit en basisvoedsel minder snel gestegen dan de algemene inflatie. Ahmadinejad slaagt er in om zichzelf als ‘radicaal’ voor te stellen omdat er middelen zijn in de Iraanse begrotingskas op basis van de stijgende olieprijzen. Een aantal Iraanse commentatoren stelde zelfs dat zowat 70% van de bevolking hem steunt en dat hij gemakkelijk de verkiezingen kan winnen.

De verwachting dat de VS als ‘model’ zou dienen voor een nieuwe generatie waarbij er een soort van Iraanse versie van een “oranje” of “fluwelen” revolutie zou plaatsvinden met steun van buitenaf door een combinatie van militaire dreigementen en economische sancties, blijft bijzonder onwaarschijnlijk. Ahmadinejad gebruikt de versterkte financiële positie van zijn land om een brug te slaan naar China, Indonesië te bezoeken en in het algemeen de Iraanse tussenkomsten op internationaal vlak op te drijven. De basis van Iran blijft een semi-dictatuur met een onmachtig parlement maar toch een zekere opening voor discussies over ideeën en opvattingen, ook over socialistische en marxistische opvattingen. We moeten proberen tussen te komen in dat proces om een nieuwe generatie in kennis te laten komen met het marxisme.

Het is echter niet enkel de interne situatie in Iran, maar ook de druk van andere imperialistische mogendheden op Bush, die het VS-regime dwongen tot de eerste onderhandelingen met Teheran sinds 27 jaar. Ondanks de bewering van Condoleezza Rice dat dit geen onderdeel vormde van een “grote toegeving”, was het toch een belangrijke stap achteruit voor het VS-imperialisme. Het Iraanse regime werd ook versterkt door de stijgende olieprijzen en de steun dat het kreeg vanuit Rusland, China en andere landen tegenover de oorlogsdreigementen vanuit de VS.

>>

Dit vind je misschien ook leuk...