11. Latijns Amerika en de zoektocht naar een alternatief
Latijns Amerika is ongetwijfeld de meest ontwikkelde regio ter wereld in termen van sociale en politieke revolte tegen het kapitalisme, neoliberalisme en imperialisme. Het imperialisme en vooral het VS-imperialisme wordt gedwongen om in horror toe te kijken naar het continent als een bron van onstabiliteit en revolutie. Van Venezuela over Bolivië, Ecuador en nu ook Mexico heeft een massaal verwerpen van het neoliberalisme geleid tot verkiezingsoverwinningen van linkse en radicale populisten (in Mexico werd dit wel ongedaan gemaakt door verkiezingsfraude) die een aantal historische voorlopers hebben op het continent.
Venezuela staat ongetwijfeld vooraan bij deze beweging en treedt op als voorbeeld voor de andere landen waar geprobeerd wordt om van onder de ijzeren greep van het imperialisme te raken. Chavez begon met wat het Amerikaans imperialisme het ‘energie nationalisme’ noemt en dat nu ook wordt opgenomen door Morales in Bolivië. Aan de basis is er een fundamenteel revolutionair proces aan het ontwikkelen, maar het is nog onzeker hoe ver dit proces zal gaan en wat de gevolgen ervan zullen zijn op de rest van het continent.
Venezuela heeft iets wat Cuba niet had ten tijde van de revolutie in 1959-60, namelijk olie. Het is de vijfde belangrijkste olieproducent ter wereld. Chavez heeft geprobeerd om daar gebruik van te maken om tegemoet te komen aan de verwachtingen van de bevolking van Venezuela maar ook om goedkope olie en interessante handelsakkoorden te sluiten met een aantal regimes in Latijns Amerika en zelfs met sommige steden en staten in de Verenigde Staten. Daarmee probeert Chavez de vrijgevige aanpak van Venezuela tegenover de uitzuigende rol van het imperialisme tegenover de neokoloniale wereld te plaatsen.
In de tweede helft van 2006 lijkt de openlijke contrarevolutie op zijn terugweg te zijn in Venezuela, met een steun voor de belangrijkste oppositiepartijen die onder de 10% bedraagt of slechts nipt boven de 10%. Dat is een uitdrukking van het feit dat Chavez met zijn regeringsbeleid de steun krijgt van een aanzienlijk aandeel van de armen, zonder dat er volledig komaf wordt gemaakt met armoede of dat de middenklassen zich dermate bedreigd voelen dat ze kunnen ingezet worden door de oppositie.
Chavez is niet overgegaan tot een volledige ‘nationalisatie’ van de oliesector. Voorheen ging 84% van de Venezolaanse olie-inkomsten naar de grote bedrijven, nu krijgen ze nog 70% van de opbrengsten van de verkoop van ruwe olie. Het regime van Chavez heeft ook braakliggende grond gebruikt om het aan de landlozen te geven. De 80% van de Venezolaanse bevolking die de ‘negers en indios’ vormen, de zwarten en indigene bevolking, heeft voordelen gekregen door het beleid van Chavez. Zij vormen de harde kern van zijn steun. Er wordt gezorgd voor meer brood, huizen en jobs en ook gezondheidsinstellingen. Dat vormt de basis voor de economische groei van 9,4% in 2005 na een 17,9% in 2004.
Chavez trok in 2005 20 miljard dollar van de Venezolaanse petrodollars terug uit de Amerikaanse Federal Reserve. Deze maatregelen hebben hem de onoverkomelijke haat opgeleverd van het VS-imperialisme, maar ook van binnenlandse contrarevolutionairen. In de VS zelf werd zelfs al gesproken over de noodzaak om Chavez te vermoorden.
Tegelijk zien we dat de Venezolaanse revolutie, ondanks standpunten rond meer democratie vanuit het regime, nog steeds in essentie van de top naar beneden wordt doorgedrukt. Cuba dat als model dient voor Venezuela versterkt dat proces met een toevoer van gezondheidswerkers, waaronder dokters en verpleegsters, maar ook met de overname van de militaire tendens van de Cubaanse revolutie. Er is een groeiende frustratie onder groeiende lagen van de bevolking en een versterking van de bureaucratie met meer corruptie. Het CWI moet alle stappen naar links ondersteunen die door de regering van Chavez worden ondernomen, maar stelt ook de noodzaak van de nationalisatie van de sleutelsectoren. Dat wordt verbonden aan de noodzaak van arbeiderscontrole en arbeidersbeheer, het verkiezen van alle vertegenwoordigers en het doorvoeren van arbeidersdemocratie als enige garantie dat de revolutie effectief vooruit gestuwd wordt en geen stappen achteruit neemt.
De Venezolaanse revolutie kan gestopt worden of zelfs leiden tot een nederlaag, door een moord op Chavez gevolgd door een staatsgreep of provocaties die leiden tot een oorlog met een buurland waardoor een aanleiding wordt gegeven voor het imperialisme om tussen te komen. Dat kan een grote stap achteruit betekenen voor de revolutie in Latijns Amerika maar ook elders.
De Venezolaanse revolutie werd gesteund door het aan de macht komen van Morales in Bolivië. Morales verklaarde op 1 mei dat de olie- en gasindustrie in het land zou worden genationaliseerd (in feite was er slechts een gedeeltelijke nationalisatie). Dat heeft niet enkel geleid tot angstige reacties in Washington en andere hoofdsteden van kapitalistische landen, maar zeker ook in Brazilië waar Lula, de zogenaamd socialistische president, absoluut niet tevreden was met deze maatregel.
Brazilië is het grootste land van het Latijns Amerikaanse continent en probeert zich op te werpen als de onbetwiste leider van een ‘verenigd Zuid Amerika’. Nadat Lula aan de macht kwam in 2003 probeerde het perspectief van Mercusor te verdedigen. Mercusor is een eenheid opgezet door Brazilië samen met Argentinië, Paraguay en Uruguay. Dat moet dienen als een tegengewicht voor het door de VS gestimuleerde FTAA (Vrijhandelszone van Amerika). Maar Mercusor werd dooreen gesplitst door nationale tegenstellingen onder de Latijns Amerikaanse burgerij. Mercusor ligt nu in de touwen.
Het feit dat Morales overging tot de nationalisatie van 15 bedrijven werd niet enkel in de VS en Brazilië negatief onthaald, maar ook in Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland die allen bedrijven in hun landen hebben die werden overgenomen door de Boliviaanse regering. De VS heeft zich niet beperkt tot een passieve afkeurende houding, maar heeft snel ook een reeks ‘bilaterale’ akkoorden gesloten met landen als Colombia en Uruguay die de export van Bolivië geen goed deden, zeker niet op het vlak van sojabonen.
Er is een algemene draai naar links en een radicalisering in Latijns Amerika. Zelfs in staten zoals Brazilië, het grootste en belangrijkste land van het continent, en in Chili is de onderliggende sociale situatie explosief. Dat wordt weerspiegeld in Brazilië met de gewelddadige opstanden in de gevangenissen en het inzetten van meer troepen daartegen dan het aantal Braziliaanse militairen dat door Lula naar Haïti werd gestuurd. In Chili was er een belangrijke beweging van scholieren en net zoals bij gelijkaardige bewegingen in Europa zochten deze jongeren naar manieren om aansluiting te vinden bij de arbeidersklasse om zo tot een algemene staking te komen tegen de ‘socialiste’ Bachelet, de eerste vrouwelijke president van Chili. Dat is een barometer van de sociale situatie en een weerspiegeling van de beslissende veranderingen in het bewustzijn van de nieuwe generatie. Deze generatie heeft de herinneringen aan de dictatuur van Pinochet achter zich gelaten en is vastberaden om de strijd aan te gaan tegen het neoliberalisme en voor een verbetering van de levensstandaard. Er zijn enorme mogelijkheden in Chili om, mits een correcte interventie, het werk van onze internationale te ontwikkelen.
Brazilië kende een zekere groei waardoor Lula werd herverkozen bij de verkiezingen van oktober 2006. Heloisa Helena, de kandidate van de P-SOL, haalde met 6,5 miljoen kiezers een geloofwaardig resultaat in de eerste ronde. Het imperialisme is duidelijk over de realiteit achter de radicale retoriek van de regeringen in Latijns Amerika. Alhoewel Chili en Brazilië in woorden geleid worden door ‘socialistische’ presidenten en regeringen, worden ze door Washington op eenzelfde lijn geplaatst als de regimes in Colombia en ook Peru met de verkiezing van Garcia. Dat zijn regimes die ‘aanvaardbaar’ zijn voor de VS. Venezuela en Bolivië zijn dat niet omwille van de onderliggende radicalisering van de bevolking die de regeringen in de praktijk naar links duwt en dan niet enkel in woorden.
Het feit dat Bolivië en Venezuela banden aangaan met Cuba, werd ook niet positief onthaald door de omgeving van Bush. Op basis van een aantal factoren en vooral de hulp van Venezuela aan het regime van Castro in Cuba is dat land er in geslaagd om op economisch vlak terug te keren naar het niveau dat het had op het begin van de jaren 1990, voor de sabotage van de Cubaanse economie onder meer door het kapitalistische regime van Jeltsin in Rusland. Cuba stond op dat ogenblik met het mes op de keel. Het regime kon imploderen of vallen door een nieuwe militaire inval. Washington twijfelde echter uit angst voor een mislukking en de gevolgen van een militaire interventie op wereldvlak, in het bijzonder in Latijns Amerika.
In Nicaragua warden lange tijd stappen achteruit gezet weg van de revolutie die niet tot zijn conclusies kwam omdat de leiders, de Sandinisten, niet bereid waren om de revolutie tot zijn conclusies door te voeren. Castro adviseerde hen om halfweg te stoppen. Maar net zoals de gebeurtenissen van de Portugese revolutie in 1974-75 aantoonden, bestaat er in een revolutie niet zoiets als “halverwege”. Ofwel gaat een revolutie de volledige weg door en komt het tot de ontwikkeling van een arbeidersstaat, ofwel komt er een contrarevolutie die het kapitalisme terug aan de macht brengt. In Nicaragua gebeurde dat laatste op een verschrikkelijke manier. Nu is het land een toonbeeld van achtergesteldheid en armoede met massale werkloosheid. Daniel Ortega, de leider van de Sandinisten, vormde zelfs een alliantie met een voormalige leider van de contras, de organisatie van door de VS-betaalde huurlingen en gangsters die probeerden de Nicaraguaanse revolutie kapot te maken.
Nicaragua moet als voorbeeld dienen voor Venezuela en Chavez. Langer aarzelen waarbij er tegelijk ook economische druk wordt gezet op Chavez door de VS en haar lakeien in Latijns Amerika zou kunnen leiden tot het stopzetten van het proces en zelfs een algemene val van de levensstandaard en bijhorende ademruimte voor de reactionaire contrarevolutionaire krachten, net zoals dit gebeurde in Nicaragua.
In Cuba probeerde Castro voor zijn ziekte de economie te stimuleren door de voordelen van het toerisme en de vrijgevigheid van het Venezolaanse regime. Dat leidde tot een proces van recentralisatie en het beperken van prokapitalistische toegevingen die in de jaren 1990 werden gemaakt onder de druk van een wanhopige economische situatie. Hij is zich ook bewust van de gevolgen voor Cuba als hij niet langer op de politieke scène staat en de mogelijke impact van de breed verspreide corruptie. Hij probeert daarom over te gaan tot een Cubaanse versie van Mao’s ‘culturele revolutie’ uit 1966, maar dan niet op een zelfde schaal of met dezelfde brutale hooliganmethoden als destijds in China. In 5 van de 14 provincies werden topverantwoordelijken van de Communistische Partij vervangen. Hetzelfde gebeurde met de ministers van lichte industrie, hoger onderwijs en audit en controle. Een aantal leden van het 21 personen tellende politburo werden onverwacht afgedankt wegens ‘fouten’ waaronder het ‘misbruik van autoriteit’en vertoon van rijkdom. In een toespraak aan de universiteit van Havana, schetste Castro een beeld van breed verspreide corruptie doorheen de overheidsgecontroleerde economie. Hij zei dat dit het communistische systeem in gevaar brengt: “We kunnen onszelf vernietigen, en het zal onze fout zijn.”
Naar schatting 28.000 studenten ‘sociaal werk’ met zwarte of rode T-shirts warden gemobiliseerd om bijvoorbeeld in benzinestations de verkoop van de beperkte benzinevoorraden te controleren. Deze oefening leerde dat zowat de helft van de brandstof verdween. De vraag die we ons dan natuurlijk moeten stellen is hoe dat het kan dat in een ‘democratisch’ socialistisch Cuba, waar de controle en het beheer in theorie bij de massa’s en hun organisaties ligt, een dermate grote schaal van corruptie kan blootgelegd worden. Als reactie hierop werd de nieuwe Cubaanse ‘rode garde’ gemobiliseerd voor ‘missies’ waar nog heel wat voorbeelden van “ongeremde diefstallen” werden gevonden. Delen van het leger werden hierop ook op “anti-fraude dienst” geplaatst. Het leger controleert nu de haven van Havana waar bleek dat volledige containers verdwenen toen de controle over de haven in burgerhanden was.
Castro heeft duidelijk nagedacht over het voorbeeld van de val van de Sovjetunie en hoop teen systeem te ontwikkelen waarmee hij een gelijkaardige ontwikkeling in Cuba kan vermijden. Maar door zich louter te baseren op studenten in stoottroepen zal hij het probleem niet oplossen. De bureaucratie in Cuba is duidelijk verdeeld in verschillende vleugels. Wij zouden kritische steun geven aan doordachte en efficiënte maatregelen die op langere termijn corruptie en fraude, maar de maatregelen waarnaar Castro nu grijpt zijn maatregelen op korte termijn. Deze maatregelen zullen evenmin slagen als Mao’s tirades tegen corruptie en zijn campagnes ertegen in China. Het zou dan ook verkeerd zijn om onze kritische steun voor bepaalde maatregelen niet te combineren met onze analyse en in het bijzonder ons programma voor arbeidersdemocratie in Cuba. Dat is cruciaal om de verworvenheden van de revolutie te behouden en het zou als een voorbeeld kunnen dienen op heel het continent voor een revolutionaire beweging tegen het grootgrondbezit en het kapitalisme en voor een socialistische confederatie van het continent.
>> Inhoudstafel