Hoe de bolsjewieken met de nationale kwestie omgingen

Bolsjewieken op het 10de partijcongres in 1921.

Meer dan een eeuw na de Oktoberrevolutie blijft de aanpak van de Bolsjewieken rond de nationale kwestie een lichtend voorbeeld van wat er mogelijk is inzake het oplossen van nationale conflicten als echte socialistische regeringen aan de macht komen.

Dit is zeker van belang in de 21e eeuw, op een ogenblik dat het kapitalistisch bewind leidt tot moorddadige conflicten in Darfoer, Congo of het Midden-Oosten. De nationale kwesties blijven bovendien onopgelost in onder meer Catalonië, Schotland, Ierland, België en elders. Het wakkerde brutale conflicten aan in de Balkan, Kaukasus, Centraal-Azië en Oekraïne.

Twee bloedige oorlogen in Tsjetsjenië en de behandeling van nationale minderheden tonen hoe de heersende elite in het moderne kapitalistische Rusland helemaal niets gemeen heeft met de bolsjewieken. Een recente aanval in Surgut, een Siberische oliestad, waarbij een jonge moslim met een mes in een winkelcentrum rondliep, was duidelijk het gevolg van het racistische beleid en de acties van extreemrechts. Onlangs nog viel de oproerpolitie een café in de stad binnen en dwong het alle aanwezigen om hun baard af te scheren. Dit gebeurde onder het excuus dat de aanwezigen mogelijk Wahhabisten waren.

De bolsjewieken onder leiding van Lenin hebben daarentegen steeds de rechten van nationale en etnische minderheden gesteund. Lenin was zijn tijd ver vooruit en bekritiseerde zelfs het gebruik in de alledaagse taal van nationale stereotypen zoals het woord ‘Khokhol’ om Oekraïners te beschrijven. Niet alleen wordt dit woord nog steeds op grote schaal gebruikt, het werd onlangs nog aangevuld met officiële Russische propaganda die Oekraïne als een fascistische staat voorstelde.

De taalkwestie

De bolsjewieken waren zeer gevoelig voor de taalkwestie en ondernamen bewuste stappen om het gebruik van minderheidstalen te ondersteunen. Lenin sprak zich uit tegen de erkenning van specifieke talen als ‘staatstalen’, vooral wanneer dat betekende dat belangrijke taalminderheden werden gediscrimineerd. Toch hebben de pogingen van de nieuwe kapitalistische regeringen om het gebruik van de Russische taal te beperken in de jaren negentig van de vorige eeuw geleid tot ernstige etnische conflicten in Moldavië en tot ernstige spanningen in de Baltische staten, wat lijnrecht tegenover de benadering van de bolsjewieken stond.

Onder president Nazarbayev werd in Kazachstan bij elk sociaal conflict, bijvoorbeeld tijdens de staking van de oliearbeiders van Zhenaozen, beroep gedaan op zogenaamde ‘Nationaal-patriotten’ en ‘Nationaal-democraten’ (rechtse nationalisten) om beperkingen op te leggen aan de Russische taal. De dreiging van een beperking van het gebruik van het Russisch in Oekraïne volstond om de spanningen, die tot het conflict in Oost-Oekraïne hebben geleid, op te voeren. De regering van Poetin heeft op hypocriete wijze de aanval op de rechten van Russischtaligen in Oekraïne gebruikt om in te grijpen in Oost-Oekraïne, maar nu kondigde dezelfde regering aan dat de financiering van het onderwijs in de vele minderheidstalen van Rusland wordt stopgezet. Dit leidt tot ontevredenheid in republieken als Tatarstan.

Verklaring over de rechten van de volkeren van Rusland*

De bolsjewieken waren principiële voorstanders van het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Binnen enkele dagen na de Oktoberrevolutie werd de Verklaring over de Rechten van de Volkeren van Rusland gepubliceerd. In tegenstelling tot de benadering van de moderne diplomatie, waarin verschillende partijen hun werkelijke intentie verbergen en verhullen voor de bevolking, werd in deze revolutionaire verklaring op een duidelijke, transparante en beknopte manier gesteld dat, gezien de geschiedenis van repressie en wanbeheer, er onmiddellijk een einde moet komen aan de ‘vrijheid’ van pogroms, slavernij en aanvallen. Er moet sprake zijn van gelijkheid en soevereiniteit van de Russische nationaliteiten, het recht van de Russische volkeren op zelfbeschikking tot en met het recht om een eigen staat te vormen, de afschaffing van alle nationale en religieuze voorrechten en beperkingen. Dit alles moest de vrije ontwikkeling van nationale minderheden en etnische groepen die Russisch grondgebied bevolkten mogelijk maken.

(*In de Russische taal zijn er twee woorden voor Russisch. ‘Russisch’ verwijst naar de etniciteit Russisch, terwijl ‘Rossiskiy’ verwijst naar iedereen die in Rusland woont. Onder de tsaar was het land het ‘Russische rijk’, onder de bolsjewieken was het de ‘Rossiskaya Sovjet Federatie van Socialistische Republieken’. De ‘volkeren van Rusland’ verwijst naar alle nationaliteiten die in Rusland leven)

De Voorlopige Regering

Op zich was dit een reëel contrast met het standpunt van de verschillende regeringen die Rusland na de revolutie van februari 1917 hebben geregeerd. De spontane volksopstand die het tsaristische autoritarisme in februari omverwierp, werd gedreven door de arbeiders-, soldaats- en boerenmassa’s die geloofden dat er als gevolg daarvan een vrije en democratische samenleving in Rusland zou ontstaan – velen geloofden dat dit zou leiden tot een socialistische samenleving. Maar de realiteit was heel anders.

De nieuwe burgerlijke coalitie weigerde niet alleen de deelname van Rusland aan de Eerste Wereldoorlog te beëindigen of de boerenbevolking land te schenken, maar weigerde ook de talrijke volkeren en naties van het voormalige tsaristische rijk vrijheid te verlenen. Zo stuurde ze al in maart een bevel naar Finland om zijn status als onderdeel van het Russische rijk, zoals gedefinieerd door de voormalige tsaar in de 18e eeuw, te bevestigen. Toen de Finse Sejm (parlement) in juli een resolutie aannam waarin stond dat zij alleen “beslist, bevestigt en decreteert over de uitvoering van alle Finse wetten, waaronder die over financiën, belastingen en gewoonten”, stuurde de Voorlopige Regering troepen om het parlement te ontbinden. De Voorlopige Regering verordende dat alle kwesties van de rechten van de Russische volkeren zouden beslist worden door de Grondwetgevende Vergadering. Maar toen de Voorlopige Regering uiteindelijk een standpunt publiceerde over de rechten van de naties om dit aan de grondwetgevende vergadering voor te stellen, verklaarde zij heel duidelijk dat zij de “Russische staat als één en ondeelbaar” beschouwde.

Bolsjewieken kennen recht op zelfbeschikking toe

Terwijl de “burgerlijke democratie” die Rusland van februari tot oktober regeerde, suggereerde dat de nieuwe “democratie” vrijheid voor de verschillende naties en volkeren zou omvatten, maar haar beloften niet nakwam, ging de nieuwe Sovjetregering onder leiding van de bolsjewieken niet alleen over tot verklaringen, maar werd alles in het werk gesteld om het recht op zelfbeschikking effectief uit te voeren. Het duurde minder dan een week voordat de nieuwe Sovjetregering het recht op onafhankelijkheid van Finland erkende. Dit werd snel gevolgd door steun voor de onafhankelijkheid van Oekraïne, Moldavië, Litouwen, Estland, Transkaukasië, Wit-Rusland, Polen en Letland. Ondanks alle complicaties en moeilijkheden, en ondanks het feit dat deze nieuwe onafhankelijke landen in het algemeen burgerlijk-nationalistisch waren in plaats van Sovjet-gezind, respecteerde de bolsjewistische regering deze rechten.

Centraal-Azië, de focus van het imperialistische “Grote Spel” was in 1917 nauwelijks uit een vorm van feodalisme voortgekomen. Hoewel het deel uitmaakte van het tsaristische rijk, werd het geregeerd door een reeks feodale Khans zonder geconsolideerde naties. Een arbeidersklasse bestond nauwelijks, in het beste geval bestond deze uit de spoorweg- en infrastructuurwerkers, waarvan de meesten Russen waren en Russisch spraken. De lokale elites waren gedurende vele tientallen jaren gedwongen zich te onderwerpen aan de tsaristische dictaten, gesteund door het leger, zodat ze de revolutie zagen als een kans om te ontsnappen aan de Russische overheersing. De bolsjewieken stelden alles in het werk om de ontwikkeling van een socialistisch bewustzijn en een sovjetdemocratie in deze regio te bevorderen, maar tegelijk erkenden ze de realiteit. De bolsjewieken stelden zich terughoudend op om een goede wil te tonen aan de verschillende nationaliteiten.

De Khan van Khorezm (in een gebied dat nu onder Turkmenistan valt) bleef aan de macht tot in 1920, toen hij werd omvergeworpen door een volksopstand die werd gesteund door de troepen van het Rode Leger. De nieuwe Russische Socialistische Federatie erkende de Sovjet-Republiek Khorezm als een onafhankelijke staat – die publiekelijk afstand deed van alle aanspraken op grondgebied en een vrijwillige economische en militaire unie met de nieuwe staat aanbood. Alle eigendommen en grond die ooit aan de Russische staat toebehoorden, evenals de administratieve structuren, werden aan de nieuwe regering overgedragen zonder dat er een vergoeding werd geëist. Er werd financiële steun verleend om scholen te bouwen, campagne te voeren om een einde te maken aan het analfabetisme en om kanalen, wegen en een telegraafsysteem aan te leggen.

Polen

Aan het andere eind van het grote voormalige tsaristische rijk lag Polen. Meer dan honderd jaar voor 1917 was het verdeeld onder het Oostenrijkse, Pruisische en Russische rijk. Toen deze rijken aan het einde van de oorlog ineenstortten en de Russische revolutie zich over alle gebieden van het voormalige tsaristische rijk verspreidde, bevond Polen zich in een nieuwe situatie – in staat om zich te verenigen en de onafhankelijkheid op te eisen. De bolsjewistische regering erkende het Poolse Nationale Comité als vertegenwoordiger van Polen.

De nieuwe Poolse voorlopige regering onder leiding van Pilsudski – toen nog leider van de Poolse Socialistische Partij – introduceerde onder druk van de massa’s de 8-urige werkdag, stemrecht voor vrouwen en gratis onderwijs. Pilsudski kondigde echter aan dat hij “uit de socialistische bus stapte bij de halte genaamd onafhankelijkheid”.

De nieuwe regering trad op tegen de opkomende sovjets en arbeidersraden, arresteerde de communisten en maakte gebruik van de gelegenheid van de burgeroorlog in Rusland om het Poolse grondgebied uit te breiden. Poolse troepen vielen Litouwen binnen en vormden, gesteund door de westerse mogendheden, een bondgenootschap met de Oekraïense nationalist Petlura en trokken naar Oekraïne, waarbij ze uiteindelijk Kiev veroverden. Er was een beslissende tegenaanval nodig van het Rode Leger om hen terug te dwingen naar Warschau.

Desondanks benadrukte Lenin tijdens de vredesonderhandelingen met Polen dat “het beleid van de Russische Socialistische Federatie van Sovjet-Republieken (RSFSR) ten aanzien van Polen niet gebaseerd is op tijdelijke militaire of diplomatieke voordelen, maar op het absolute en onbreekbare recht op zelfbeschikking. De RSFSR erkent onvoorwaardelijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Republiek Polen, en erkent dit vanaf het moment dat de Poolse staat werd opgericht.”

De strijd van Lenin

Lenin heeft er hard voor gevochten dat het “recht van naties op zelfbeschikking” in het programma van de bolsjewistische partij werd opgenomen. Zijn meningsverschillen met Rosa Luxemburg, die geloofde dat een dergelijke eis de aandacht zou afleiden van de klassenstrijd, zijn bekend. Haar argumenten werden gedeeld door vooraanstaande bolsjewieken als Karl Radek, Georgi Pjatakov en Nikolaj Boecharin.

Als onderdeel van de polemiek over deze kwestie moedigde Lenin Stalin aan om zijn pamflet over de nationale kwestie te schrijven, hoewel hij het nodig vond om zich al in dit vroege stadium te verzetten tegen elementen van Stalin’s aanpak. Hij was het niet eens met Stalins rigide definitie van een natie als “historisch gevormde, stabiele gemeenschap van mensen, gevormd op basis van een gemeenschappelijke taal, territorium, economisch leven en psychologische samenstelling die zich manifesteert in een gemeenschappelijke cultuur”, wat de rechten van veel volkeren, met name de Joden, zou hebben uitgesloten. Lenin was het ook niet eens met het standpunt dat Stalin en Boecharin in 1919 voorstelden om de arbeidersklasse van elke natie het recht op zelfbeschikking te geven. Hij stelde dat, zoals veel van de volkeren in het Russische rijk – waaronder de Kuvash, Bashkir, Turkmenen, Kirgizië en Oezbeekse volkeren – leefden in gebieden die nog sociaal en economisch onontwikkeld waren, zij tot nu toe geen kans hadden om zelfs klassen te ontwikkelen, laat staan klassenbewustzijn. Toch betoogde Stalin al in 1918 dat “de slogan van zelfbeschikking achterhaald is en ondergeschikt moet worden gemaakt aan de principes van het socialisme.” Tegen oktober 1920 zei hij dat oproepen tot afscheiding van de grensregio’s van Rusland “verworpen moesten worden, niet alleen omdat ze in strijd zijn met de formulering van de kwestie van de oprichting van een unie tussen het centrum en de grensregio’s, maar vooral omdat ze fundamenteel in strijd zijn met de belangen van de massa van de mensen in zowel het centrum als de grensregio’s.”

Oekraïne

Helaas was Stalin niet de enige die deze dit standpunt innam. Toen de Februarirevolutie uitbrak, waren er in Kiev, de hoofdstad en het industriële centrum van Oekraïne, slechts 200 bolsjewieken, en ze waren nauwelijks georganiseerd. In oktober bedroeg hun aantal 800. In reactie op februari richtten de leiders van de Oekraïense burgerij de Tsentralnaya rada (Centrale Sovjet) op als “een regering van alle Oekraïners” en eisten het recht op zelfbeschikking op.

De leiders van de bolsjewieken in Kiev erkenden niet het belang van de nationale kwestie en zeiden dat deze ondergeschikt was aan die van de klassenstrijd. Terwijl ze deelnamen aan de algemene volledig Russische strijd tegen de voorlopige regering in Petrograd, verlieten ze de Tsentralnaya rada om de opbouw van de natie voort te zetten – met inbegrip van de oprichting van overheidsstructuren en strijdkrachten.

Na oktober namen zij deel aan een blok samen met de mensjewieken en de aanhangers van de Bund, die de “Tsentralnaya rada” erkenden als de legitieme regering en verklaarden dat elke oppositie tegen deze rada “uitsluitend van vreedzame aard” moest zijn. Zij verwierpen het standpunt van andere Oekraïense bolsjewieken die stelden dat het “noodzakelijk was om een compromisloze strijd tegen de rada te voeren en in geen geval om er afspraken mee te maken.” Als gevolg daarvan behield de Tsentralnaya rada een sterke positie als regering in Oekraïne en werd de Sovjetovername vertraagd en aanzienlijk verzwakt – waardoor de burgeroorlog in Oekraïne veel complexer en langduriger werd dan het geval zou zijn geweest als de bolsjewieken in Kiev daadkrachtig hadden gehandeld.

Nationale kwestie en het Rode Leger

Ondanks de moeilijkheden in Oekraïne speelde de aanpak van Lenin een cruciale rol in het verzekeren van de overwinning van de Sovjets in de burgeroorlog, niet in het minst omdat de meeste Witte Legers tegen elke vorm van zelfbeschikking waren. In de Kaukasus maakte de Witte Generaal Deniken duidelijk dat hij zich verzette tegen nationale rechten omdat “Rusland één en ondeelbaar moet zijn.” Zelfs nationalistische groeperingen die tegen de bolsjewieken in het algemeen waren, zagen de belofte van zelfbeschikking als een goede reden om op zijn minst de neutraliteit te handhaven. In veel gevallen was de belofte voldoende om hele nationaliteiten voor zich te winnen.

Een kritische beslissing had betrekking op de beslissing om het Rode Leger te baseren op territoriale eenheden op basis van “je dient waar je woont”. Het oude tsaristische leger was Russisch – in die gevallen waarin leden van nationale minderheden dienden, werden ze, met uitzondering van de Kozakken, in reguliere eenheden weggestuurd ver weg van huis, en werd van hen verwacht dat ze Russisch spraken. Maar het Rode leger onder Trotski had een andere aanpak. Hele eenheden van het Rode Leger waren gebaseerd op de verschillende nationaliteiten in hun eigen taal en met veel militaire publicaties in niet-Russische talen. Dit hielp het Rode Leger om de bevolking van die gebieden te veroveren waar andere nationaliteiten de overhand hadden. Veel joodse groepen richtten hun eigen eenheden op tegen de pogroms die door generaal Kolchak en anderen werden opgezet. In Kazan, de hoofdstad van Tatarstan, werd zelfs een school van islamitische officieren van het Rode Leger opgericht. In 1919 sloot het hele nationale leger van Bashkiria, een islamitische regio die zich uitstrekt van de Wolga tot de Oeral, zich aan bij het Rode Leger en richtte de Sovjet Socialistische Republiek Bashkir op.

Overal waar ze werden opgericht, kregen deze nationale formaties enorme materiële steun op het gebied van onderwijs en gezondheid, met name in de campagne om een einde te maken aan het analfabetisme. Ondanks de burgeroorlog groeide het aantal universiteiten in het nieuwe socialistische land van 63 in 1917 tot 248 in 1923. Terwijl een frontale botsing met voorstanders van de moslimreligie werd vermeden, werd actief geageerd tegen polygamie, de verkoop van bruiden en de praktijk dat echtscheidingen enkel werden toegestaan als de man ermee instemde. Helaas was deze aanpak een van de slachtoffers van de opkomst van het stalinisme, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw de Russische taal opnieuw invoerde als voertaal en werden militaire publicaties in andere talen gestopt.

Er zijn fouten gemaakt

Om een gevoelige en flexibele benadering tegenover de verschillende nationaliteiten te behouden, waren er veel discussies nodig en vaak ook directe interventies van Lenin of zijn aanhangers om fouten te corrigeren. Terwijl de bolsjewieken voorstander waren van de vrijwillige collectivisering van land, waarschuwde Lenin dat het in regio’s als Centraal-Azië en de Kaukasus voorbarig zou zijn om dit door te drukken. Hij pleitte zelfs tegen de nationalisatie van de olie-industrie in Azerbeidzjan, omdat hij vreesde dat de arbeidersklasse nog niet voldoende ontwikkeld was en dit zou leiden tot een verstoring van de bevoorrading tijdens de burgeroorlog.

In sommige gebieden werden de nationaliteiten, ondanks Lenin’s aanpak, onhandig behandeld. De bolsjewistische revolutie had nauwelijks Centraal-Azië bereikt toen lokale intellectuelen en nationale elites de kans zagen om autonomie of zelfs nieuwe nationale republieken te ontwikkelen. Maar de revolutie kwam via de spoorwegarbeiders en ontbond de troepen, die bijna allemaal Russisch spraken. Zij richtten de Tashkentse Sovjet van Arbeiders en Soldaten op en verklaarden zich tot ‘Sovjetmacht’. Zij stelden dat moslims geen posities in de nieuwe staten mochten innemen en dat het niet nodig was om boeren in de Sovjet-Unie op te nemen vanwege hun ‘achterlijkheid’. Hierdoor raakte de Sovjet-Unie geïsoleerd van 95% van de lokale bevolking. De poging om met militair geweld de nieuwe regering-Kokland omver te werpen, die pleitte voor de oprichting van een “democratische federale republiek Turkestan als onderdeel van de Russische Federatie”, liep stuk op het feit dat velen dit als een militaire bezetting zagen.

De flexibele benadering van Lenin

De houding van het ministerie van nationaliteiten van Stalin was aanvankelijk dat dit een lokale aangelegenheid was. Naarmate de Witte Legers in de regio werden verslagen, werd de vraag hoe de Sovjetmacht tot stand moest komen dringender. Frunze, die aan het hoofd stond van de opmars van het Rode Leger, stelde oorspronkelijk voor om de regio op te breken om het makkelijker te maken om te regeren. Dit stuitte op verzet van de lokale communisten, van wie velen de basisprincipes van het bolsjewistische beleid nauwelijks begrepen. Maar ze waren nog meer van streek toen Stalin aan het hoofd stond van een commissie die de oprichting van een verenigd Turkestaans Autonoom gebied als onderdeel van de Russische Federatie voorstelde.

Uiteindelijk moest Lenin ingrijpen en het in te nemen standpunt herdefiniëren: er moest voor worden gezorgd dat het landbezit van de Russen gelijk werd gesteld aan dat van de lokale bevolking, terwijl de invloed van de Russische koelakken moest worden verminderd; er moest voor worden gezorgd dat alle centrale beslissingen die over Turkestan werden genomen alleen met toestemming van de lokale leiders werden genomen; er moest systematisch – “geleidelijk maar gestaag” – voorbereidingen worden getroffen voor de overdracht van de macht aan de lokale Sovjets van de werkende mensen met de algemene taak die wordt gedefinieerd als “niet het communisme, maar de omverwerping van het feodalisme.” Elke beslissing, zei hij, over “de kwestie van de verdeling van de Republiek in drie delen moet niet voortijdig worden genomen.”

Korenisatie

Andere vragen die veel tijd en energie kostten hadden betrekking op de “korenisatie” (“koren” betekent wortel), het principe dat de bolsjewieken zich in de nieuwe republieken en etnische gebieden hebben geworteld door lokale leiders te ontwikkelen in plaats van te vertrouwen op afgezanten uit het centrum.

Bijzondere aandacht werd besteed aan de ontwikkeling van de nationale culturen, met name de talen. Lenin werd behoorlijk boos als hij hoorde dat sovjetambtenaren Russisch bleven gebruiken in die gebieden waar Russisch niet de lokale taal was: “De Sovjetmacht verschilt van elke burgerlijke en monarchale macht in die zin, dat zij de werkelijke dagelijkse belangen van de arbeidsmassa’s volledig vertegenwoordigt, maar dat is alleen mogelijk op voorwaarde dat de sovjetinstellingen in de moedertalen werken.”

Helaas was een van de ergste belemmeringen voor de ontwikkeling van de nationale talen het ministerie van Nationaliteiten zelf, waarvan de ambtenaren vaak beweerden dat het voldoende was om alleen maar te vertalen vanuit het Russisch naar de lokale talen. Lenin antwoordde dat het juist de taak was om ervoor te zorgen dat de onderwijsautoriteiten leerkrachten zocht die vertrouwd zijn met de moedertalen en -culturen en dat ze moedertaalboeken ter beschikking stelden. Op een congres waar deze kwestie werd besproken, betoogde een van de sprekers dat “een internationale geest niet wordt bereikt door kinderen die elkaar niet kunnen begrijpen op één hoop te gooien, maar door de geest van de wereldrevolutie in de moedertaal te introduceren.”

Om te helpen bij het opbouwen van draagvlak in de niet-Russische gebieden hebben de bolsjewieken een bewust beleid gevoerd om met linkse revolutionaire organisaties samen te werken en te proberen ze voor zich te winnen. In Oekraïne werd veel moeite gedaan en was veel geduld nodig om samen te werken met de “Borotba”-organisatie, in wezen een linkse sociaal-revolutionaire groepering met wortels op het platteland. Christian Rakovskii, een oude vriend en bondgenoot van Trotski, speelde een sleutelrol in dit werk. Tegelijkertijd werden tien nieuwe “communistische universiteiten” opgericht om nationale bolsjewistische kaders op te leiden. Even belangrijk was de enorme investering in het openstellen van het openbaar onderwijs voor onderricht in de nationale talen. In 1921 werden tien miljoen roebel toegewezen aan het onderwijs in de Wit-Russische en Oekraïense talen. Dit proces werd snel voltooid voor grote nationaliteiten zoals de Armeense, Georgische en Azerbeidzjaanse. Kleinere nationaliteiten deden er langer over. Maar de taak werd serieus genomen. In 1923 waren er 67 scholen die les gaven in het Mari, 57 in Kabardi, 159 in Komi, 51 in Kalmyk, 100 in Kirgizisch, 303 in Buriat en meer dan 2500 in de Tatarentaal. In Centraal-Azië bereikte het aantal nationale scholen, dat net voor de revolutie 300 bedroeg, tegen het einde van 1920 2100. Dit is van bijzonder belang omdat veel van de talen/dialecten in deze regio tot aan de revolutie ongeschreven waren. De invoering van nieuwe alfabetten, vaak gelatiniseerd, en de modernisering van het Russische alfabet droegen bij aan deze taak.

Deze prestatie is des te indrukwekkender omdat de burgeroorlog het grootste deel van deze periode heeft gewoed. Vaak betekende dit een gebrek aan middelen. Scholen werden gebruikt om troepen in te kwartieren. En omdat veel gewillige leerkrachten betrokken waren bij de oorlogsinspanning, was het vaak moeilijk om er genoeg te vinden om les te geven. In Oekraïne waren er in 1917 zeer weinig Oekraïense taalonderwijzers, en hoewel er in 1923 al 45.000 waren, waren er twee keer zoveel nodig. De situatie verbeterde drastisch na het einde van de burgeroorlog.

Kaukasië

Zonder Lenins gevoelige en flexibele benadering van het nationale vraagstuk zou het veel moeilijker zijn geweest om de burgeroorlog te winnen. Helaas werd deze aanpak een van de eerste slachtoffers van de bureaucratische ontaarding van de revolutie die begin jaren twintig op gang kwam, waarbij de kwestie in de Kaukasus op de spits werd gedreven.

De Kaukasische regio’s, voornamelijk Georgië, Azerbeidzjan en Armenië, wachtten tevergeefs op de Februarirevolutie om de zelfbeschikking te erkennen en toen de Oktoberrevolutie plaatsvond, werden ze bezet door een combinatie van Duitse en Turkse legers. Na de Duitse nederlaag in 1918 werd hun plaats ingenomen door het Britse en Denikin’s Witte Leger. Door de ondertekening van de vrede in Brest-Litovsk gaven de bolsjewieken niet alleen de controle over de Baltische staten en belangrijke delen van Oekraïne en Wit-Rusland op, maar accepteerden ze ook dat een belangrijk deel van de Kaukasus aan de Ottomaanse Turken werd overgedragen.

Naarmate de burgeroorlog vorderde en de troepen van Denikin uiteindelijk werden teruggedrongen naar de Krim, werd de vraag gesteld wie de Kaukasus moest regeren. De bolsjewieken hadden aanzienlijke steun in de grote steden, zoals Bakoe in Azerbeidzjan, Tbilisi in Georgië, Groznii in Tsjetsjenië. In wezen bereikte de revolutie de regio door de militaire overwinning van het Rode Leger. In Azerbeidzjan en Armenië werden Sovjetrepublieken opgericht.

Georgië was echter het bolwerk van een mensjewistisch regering, wat uiteraard gebruikt werd door de Tweede Internationale. Ondanks politieke polemieken met de Georgische leiders, van wie er verschillende betrokken waren geweest bij de Voorlopige regering in Sint-Petersburg in 1917, was Lenin voorstander van een verzoenende opstelling. Ook Trotski pleitte tegen militair ingrijpen – de taak om de Georgische regering omver te werpen zou volgens hem door het Georgische volk moeten worden uitgevoerd. Hij was daarom voorstander van “een bepaalde voorbereidingsperiode in Georgië om de opstand te ontwikkelen en later te helpen.” In mei 1920 tekende de Russische Sovjetregering een verdrag dat de onafhankelijkheid erkende en een niet-aanvalsverdrag sloot.

Stalin’s inflexibiliteit

De belangrijkste vertegenwoordiger van de bolsjewieken in de regio, Sergej Ordzjonikdze, een hechte kameraad van Stalin (het waren beiden Georgiërs), dacht er anders over. Na de oprichting van een Sovjet-Azerbeidzjan en Sovjet-Armenië pleitte hij voor de onmiddellijke sovjetisering van Georgië. Stalin steunde deze positie. Zonder rekening te houden met de aanbevelingen van Lenin en de Russische regering, gebruikten ze eenheden van het Rode Leger om confrontaties aan de Georgische grens uit te lokken. Het Centraal Comité, dat voor een voldongen feit werd gesteld, werd gedwongen een resolutie aan te nemen waarin werd gezegd dat het “geneigd was het elfde leger toe te staan de opstand in Georgië actief te steunen en Tiflis te bezetten, op voorwaarde dat de internationale normen worden nageleefd en dat alle leden van de Militaire Revolutionaire Raad van het elfde Leger, na een grondige herziening van alle informatie, garant staan voor succes. We waarschuwen dat we bij gebrek aan vervoer zonder brood moeten gaan en dat we daarom geen enkele locomotief of treinspoor zullen toestaan. We zijn gedwongen om niets anders dan graan en olie uit de Kaukasus te vervoeren.” Deze informatie werd geheim gehouden voor Trotski, toen in de Oeral. Bij zijn terugkeer in Moskou was hij woedend toen hij ontdekte wat er was gebeurd. Hij eiste dat een onderzoekscommissie zou nagaan waarom het Rode Leger op deze manier had ingegrepen.

De interventie wekte natuurlijk weerstand op bij de lokale bevolking en een aanzienlijke laag van Georgische bolsjewieken. Maar in plaats van de nationale gevoeligheden in de regio te erkennen, waarin er duidelijk drie gevestigde nationale identiteiten waren, bouwde Ordzjonikidze met de steun van Stalin, aan een “Transkaukasische Sovjetrepubliek”, die deel zou uitmaken van de RSFSR en het algemene gezag zou hebben over de drie nieuwe Sovjetrepublieken. Naast de mogelijkheid om te regeren over Georgische binnenlandse aangelegenheden, probeerde het ook een muntunie op te richten, waartegen de Georgiërs zich verzetten, omdat ze dachten dat een dergelijke unie hun relatief sterkere economie zou ondermijnen. Gezien deze aanpak bij de oprichting van de Transkaukasische Sovjetrepubliek gingen velen er ook van uit dat de economie zich zou ontwikkelen door de invoer van een Russische beroepsbevolking, wat gezien werd als een voortzetting van de vroegere tsaristische praktijken.

Natuurlijk heeft de hardhandige aanpak van Ordzjonikidze, waarbij hij vaak beslissingen nam zonder de lokale leiders te raadplegen, zijn gebruik van harde repressieve maatregelen tegen de tegenstanders en zijn extravagante levensstijl, waaronder het berijden van een groot wit paard, weinig bijgedragen aan het verminderen van de spanningen.

Oprichting van de Sovjet-Unie

De discussie rond de Transkaukasische Sovjetrepubliek maakte deel uit van de bredere vraag rond de toekomst van de nieuwe Sovjetstaat. Tegen die tijd was duidelijk geworden dat de standpunten van Lenin en Stalin over de nationale kwestie lijnrecht tegenover elkaar stonden. De eerste was voor de vorming van een unie van vrije en gelijke Sovjetstaten als een middel om de steun voor de revolutie onder de verschillende nationaliteiten te consolideren en als een basis om toekomstige Sovjetstaten, zoals Duitsland, toe te staan een bondgenootschap te sluiten met Rusland zonder dat de ene macht de andere zou domineren. Stalin was echter van mening dat de nationale kwestie van ondergeschikt belang was en dat de revolutie zich niet zou verspreiden en dat het socialisme alleen in Rusland zou moeten worden opgebouwd. Voor hem was het bestaan van republieken, zoals de Transkaukasische republiek, bedoeld voor het administratieve gemak. De kwestie kwam aan het licht met de discussie over de vorming van de Sovjet-Unie.

Als commissaris voor de Nationaliteiten stelde Stalin het oorspronkelijke document op dat de betrekkingen tussen de nieuwe Sovjetrepublieken moest bepalen. In het ontwerp stelde hij voor om de onafhankelijke Sovjetrepublieken Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië als autonome regio’s binnen de Russische Federatie op te nemen, over de status van Bukhara, Khorezm en het Verre Oosten zou later beslist worden. Voor alle belangrijke functies, zoals economie, begroting, buitenlandse en militaire zaken, zouden de besluiten worden genomen door de Russische ministeries. Alleen relatief beperkte zaken als cultuur, justitie, gezondheidszorg en land zouden onder de verantwoordelijkheid van de “autonome” regio’s blijven vallen. Alle republieken, met uitzondering van Azerbeidzjan, maakten luidkeels bezwaar tegen dit plan. Toch duwde Stalin zijn plan door alvorens het aan de regering voor te leggen.

Maar hij had nog een obstakel te overwinnen: Lenin. Hij kreeg het voorstel te zien terwijl hij herstelde van de gevolgen van een beroerte. Lenin was ziedend en stond erop dat het hele idee van ‘autonomie’ zoals door Stalin voorgesteld werd geschrapt. Hij wilde dat de Federatie van Socialistische Sovjet-Republieken werd opgericht als federatie van gelijke republieken. Hoewel Stalin gedwongen werd om op dit punt toe te geven, vocht hij om ervoor te zorgen dat de nieuwe Sovjet-Unie niet zo ver zou gaan in het waarborgen van de nationale rechten als Lenin wilde. Hij kwam terug op zijn eerdere verzet tegen een tweeledige machtsstructuur voor de nieuwe Unie. Dat deed hij door op te komen voor een nieuwe “Raad van nationaliteiten” die boven de wetgevende macht stond. Hij heeft deze Raad volgestouwd met zijn eigen aanhangers. En om de schade te vergroten, stelde hij voor om de Transkaukasische Sovjet-republiek in de Unie op te nemen waarbij de drie republieken zich bij dit orgaan zouden onderwerpen. Het leidde tot grote woede van de Georgiërs.

Lenin’s woede

Lenin was te ziek om de vergadering van het Centraal Comité bij te wonen die deze voorstellen in februari 1923 besprak. Toen hij uiteindelijk een rapport ontving, bereikte Lenins woede het kookpunt. Hij schreef naar Trotski: “Kameraad Trotski! Ik wil u vragen om de verdediging van de Georgische zaak op te nemen in het Centraal Comité van de partij. De zaak wordt nu ‘vervolgd’ door Stalin en Derzjinskii, op wiens objectiviteit ik niet kan vertrouwen.”

Lenin wilde hier verder op ingaan, maar zijn gezondheid ging snel achteruit. Hij was niet in staat om de besloten vergadering van het Centraal Comité in juni bij te wonen, die gewijd was aan een volledige bespreking van de nationale kwestie. De tegenstrijdige standpunten die de sprekers op deze vergadering naar voren brachten, lieten duidelijk de zich ontwikkelende tegenstrijdigheden zien tussen degenen die Lenin’s benadering van de nationaliteiten steunden en degenen rond Stalin die alle hoofdprincipes van het bolsjewistische standpunt verwierpen. Helaas werd het voorstel van Lenin om de Sovjet-Unie op te richten weliswaar aangenomen, maar werd de uitvoering ervan overgelaten aan de snel uitkristalliserende bureaucratische kaste rond Stalin.

Misdaden van het stalinisme

De stalinistische bureaucratie voltrok de politieke contrarevolutie in de Sovjet-Unie na de dood van Lenin. Helaas werd daarbij ook de aanpak van Lenin en de bolsjewieken rond het nationale vraagstuk op zijn kop gezet. De schade veroorzaakt door het Groot-Russische chauvinisme, dat Lenin zo bitter bekritiseerde, in combinatie met het antisemitisme en de racistische vooroordelen van de bureaucratie, werd nog verergerd door de criminele politiek van gedwongen collectivisering die leidde tot hongersnood in grote delen van Rusland, Oekraïne en Centraal-Azië. Hierdoor kunnen de huidige reactionaire nationalisten beweren dat er een bewuste politiek van genocide was, die zij “holodomor” tegen de nationaliteiten noemen, waarbij zij de schuld geven aan het ‘bolsjewisme’. Het gebruik van de Baltische staten als pionnen in de onderhandelingen met Hitler, de deportatie van hele naties, waaronder de Tsjetsjenen en de Krim naar Kazachstan tijdens de Tweede Wereldoorlog, het gebruik van het Sovjetleger om opstanden in het voormalige Oost-Duitsland, Hongarije en Tsjecho-Slowakije neer te slaan en de weigering om de rechten van naties te erkennen tijdens de periode van de “perestrojka” hadden absoluut niets gemeen met het beleid van Lenin en de Bolsjewieken rond de nationale kwestie.

Honderd jaar later is het beleid van Lenin ten aanzien van de nationale kwestie zelfs nog relevanter dan voorheen. Het is een fatale vergissing om, zoals sommige van de moderne linkse formaties dit doen, het standpunt van Stalin aan te nemen en te stellen dat “de slogan van zelfbeschikking achterhaald is en ondergeschikt is aan de principes van het socialisme.” Zolang het kapitalisme bestaat, kan geen enkele natie werkelijk onafhankelijk worden, aangezien het altijd zal worden gedomineerd door de belangen van de multinationals en de verschillende imperialistische belangen, en is het ook niet in staat om echte democratische en nationale rechten voor iedereen te garanderen. Om het kapitalistische systeem omver te werpen is een krachtige, verenigde strijd van de arbeidersklasse met een socialistische leiding nodig. De opbouw hiervan is alleen mogelijk met een duidelijk standpunt over het nationale vraagstuk.

Dit vind je misschien ook leuk...