Rosa Luxemburg over de Novemberrevolutie
In een aantal artikels van Rosa Luxemburg voor ‘Die Rote Fahne’, het dagblad van de Spartakusbond, worden belangrijke aspecten van de Novemberrevolutie aangeraakt. Opmerkelijk in deze artikels zijn het besef van het gevaar dat de revolutie op een zijspoor wordt gezet door de sociaaldemocratie, de scherpe kritiek ook op de USPD die met de SPD een coalitieregering vormt, de oproep om de revolutie door te zetten en de internationalistische benadering.
Het begin
Die Rote Fahne, 18 november 1918
De revolutie is begonnen. Geen gejubel over het volbrachte, geen triomf over de verpletterde vijand is op zijn plaats, maar strengste zelfkritiek en ijzeren concentratie van de energie om het begonnen werk door te zetten. Want het volbrachte is gering, en de vijand is niet verpletterd.
Wat is er bereikt? De monarchie is weggevaagd, de hoogste regeringsmacht is in handen van de Arbeiders- en Soldatenraden overgegaan. Maar de monarchie was nooit de eigenlijke vijand, deze was slechts façade, zij was het uithangbord van het imperialisme.
Niet de Hohenzollern hebben de wereldoorlog ontketend, de wereld aan alle kanten in brand gestoken en Duitsland aan de rand van de afgrond gebracht. De monarchie was zoals elke burgerlijke regering de zaakwaarneemster van de heersende klassen. De imperialistische bourgeoisie, de kapitalistische klassenheerschappij — dat is de misdadiger die voor de volkenmoord verantwoordelijk moet worden gemaakt. De afschaffing van de heerschappij van het kapitaal, de verwerkelijking van de socialistische maatschappijorde: dit en niets minder is het historische thema van de tegenwoordige revolutie. Een geweldig werk, dat niet in een handomdraai door een paar decreten van bovenaf volbracht kan worden, dat slechts door de eigen bewuste actie van de massa van de arbeiders in stad en land in het leven kan worden geroepen, dat slechts door de hoogste geestelijke rijpheid en onuitputtelijk idealisme van de volksmassa’s door alle stormen veilig in de haven kan worden gebracht.
Uit het doel van de revolutie is de weg aangegeven, uit de taak volgt de methode. De gehele macht in handen van de werkende massa, in handen van de Arbeiders- en Soldatenraden, veiligstelling van het werk van de revolutie tegen haar op de loer liggende vijanden: dat is het richtsnoer voor alle maatregelen van de revolutionaire regering.
Elke stap, elke daad van de regering zou als een kompas in deze richting moeten wijzen:
- Uitbouw en herkiezing van de lokale Arbeiders- en Soldatenraden, opdat de eerste chaotische en impulsieve geste van haar ontstaan door een bewust proces vervangen wordt, waarbij zij met zichzelf in het reine komt over de doeleinden, de opgaven en de wegen van de revolutie; voortdurende verantwoording van deze vertegenwoordigers van de massa en overdracht van de eigenlijke politieke macht uit het kleine comité van de Executieve Raad aan de bredere basis van de Arbeiders-en Soldatenraad.
- Spoedigste bijeenroeping van het Rijksparlement van de arbeiders en soldaten om de proletariërs van heel Duitsland als klasse, als compacte politieke macht te vestigen en deze macht achter het werk van de revolutie te stellen als schild en stootkracht.
- Onverwijlde organisatie niet van de ‘boeren’, maar van de agrarische proletariërs en de kleine boeren, die als groep tot dusver nog buiten de revolutie staan. Vorming van een proletarische Rode Garde voor de onafgebroken bescherming van de revolutie en de opleiding van arbeidersmilities, om het gehele proletariaat te vormen tot een voortdurend gereedstaande wacht.
- Uitbanning uit regering, justitie en leger van de overgenomen organen van de absolutistische militaire politiestaat.
- Onmiddellijke confiscatie van de dynastieke vermogens en bezittingen, evenals van het grootgrondbezit als een voorlopige eerste maatregel ter verzekering van het levensonderhoud van de bevolking, omdat de hongersnood de gevaarlijke bondgenoot is van de contrarevolutie. Onmiddellijke bijeenroeping van het Wereldcongres van Arbeiders in Duitsland om het socialistische en internationale karakter van de revolutie scherp en helder te laten uitkomen; immers in de Internationale, in de Wereldrevolutie alleen is de toekomst van de Duitse revolutie verankerd.
Slechts de eerste meest noodzakelijke stappen hebben we hier opgesomd. Wat doet echter de huidige revolutionaire regering?
Zij laat de staat als bestuursorgaan van boven naar beneden rustig verder in handen van de steunpilaren van gisteren, van het absolutisme van de Hohenzollern en van de werktuigen van morgen van de contrarevolutie.
Zij roept de constituerende Nationale Vergadering bijeen, schept daarmee een burgerlijk tegenwicht voor de Arbeiders- en Soldatenvertegenwoordiging, schuift daarmee de revolutie op het spoor van een burgerlijke revolutie, verdoezelt de socialistische doeleinden van de revolutie;
zij doet niets om de nog voortbestaande macht van de kapitalistische klassenheerschappij te verpletteren;
zij doet alles om de bourgeoisie gerust te stellen, om de heiligheid van het eigendom te verkondigen, om de onaantastbaarheid van de kapitaalverhoudingen te verzekeren;
zij laat de bij iedere stap zich roerende contrarevolutie rustig begaan, zonder een oproep aan de massa te doen, zonder het volk luid te waarschuwen.
Rust! Orde! Rust! Zo weerklinkt het van alle kanten, in alle regeringsverklaringen, zo jubelt de echo uit alle burgerlijke lagen. Het getier tegen het spook van de ‘Anarchie’ en van het ‘Putschisme’, de bekende helse muziek van de bourgeois die bezorgd is om de brandkasten, eigendom en winst is de meest luide noot van de dag, en de revolutionaire Arbeiders- en Soldatenregering — duldt rustig deze algemene opmars voor de stormaanval tegen het socialisme, ja zij doet er in woord en daad aan mee.
Het feit van de eerste week van de revolutie: in de staat van de Hohenzollern heeft zich in wezen niets veranderd, de Arbeiders- en Soldatenregering fungeert als plaatsvervangster van de keizerlijke regering die bankroet is gegaan. Al haar doen en laten wordt beheerst door de vrees voor de arbeidersmassa. Voordat de revolutie nog kracht, dynamiek en vaart heeft verkregen wordt haar levenskracht, haar socialistisch en proletarisch karakter, verloochend. Alles is in orde. De reactionaire staat van de beschaafde wereld wordt niet in 24 uur omgevormd tot een revolutionaire volksstaat. Soldaten die gisteren in Finland, Rusland, de Oekraïne, in de Oostzee als gendarmes van de reactie revolutionaire proletariërs vermoordden, en arbeiders die dit rustig lieten gebeuren, zijn niet in 24 uur tot doelgerichte dragers van het socialisme geworden.
Het beeld van de Duitse revolutie beantwoordt aan de innerlijke rijpheid van de Duitse omstandigheden. Scheidemann-Ebert zijn de aangewezen regering van de Duitse revolutie in haar huidige stadium. En de onafhankelijken, die met Scheidemann-Ebert samen geloven socialisme te kunnen maken, die voor hen in de ‘vrijheid’ plechtig getuigen dat gemeenschappelijk met hen een ‘zuiver socialistische regering’ gevormd kan worden, kenmerken zichzelf als de aangewezen medeoprichters van de firma in dit eerste provisorische stadium.
Maar revoluties staan niet stil. Het is hun noodzakelijke opdracht om snel voorwaarts te gaan, om boven zichzelf uit te groeien. Het eerste stadium voert reeds door zijn innerlijke tegenstrijdigheden voorwaarts. De toestand is als begin begrijpelijk, als toestand op de lange duur onhoudbaar. Wil de contrarevolutie niet over de hele linie de overhand krijgen dan moeten de massa’s op hun hoede zijn.
Het begin is er. Het verdere verloop ligt niet in de hand van dwergen die de loop van de revolutie tegenhouden, spaken in het wiel van de wereldgeschiedenis steken. De dagorde van de wereldgeschiedenis luidt heden: verwerkelijking van het socialistische einddoel. De Duitse revolutie is in de baan van dit fonkelende gesternte terechtgekomen. Zij zal verder gaan, stap voor stap, door Sturm und Drang, door strijd en leed, door ramp en triomf verder naar het doel.
Zij moet!
Aan de proletariërs van alle landen
Die Rote Fahne, 25 november 1918
Proletariërs! Mannen en Vrouwen van de Arbeid! Kameraden!
In Duitsland heeft de revolutie zijn intrede gedaan. De soldatenmassa’s die vier jaar lang naar de slachtbank werden gedreven terwille van kapitalistische winst, de arbeidersmassa die vier jaar lang werd uitgezogen, uitgeperst, uitgehongerd — zij zijn opgestaan. Het vreselijke werktuig van onderdrukking: het Pruisische militarisme, deze gesel van de mensheid, ligt gebroken op de aarde; de meest zichtbare vertegenwoordigers ervan en daarmee de meest zichtbare schuldigen aan deze oorlog, de keizer en de kroonprins, zijn het land uit gevlucht. Overal hebben zich arbeiders- en soldatenraden gevormd.
Proletariërs aller landen, wij zeggen niet dat in Duitsland alle macht werkelijk in de handen van het werkende volk komt, dat de volledige overwinning van de proletarische revolutie reeds is behaald. Nog zitten al die socialisten in de regering die in augustus 1914 ons duurste goed, de Internationale, hebben prijsgegeven, die vier jaar lang de Duitse arbeidersklasse en de Internationale tegelijk hebben verraden.
Maar, Proletariërs aller landen, nu spreekt de Duitse proletariër zelf tot jullie. Wij geloven het recht te hebben om uit zijn naam voor jullie forum te treden. Wij hebben vanaf de eerste dag van deze oorlog ons best gedaan om onze internationale verplichtingen na te komen, doordat wij elke misdadige regering met alle kracht hebben bestreden en deze als de ware schuldigen van de oorlog hebben gebrandmerkt.
Nu, in dit uur zijn wij gerechtvaardigd voor de geschiedenis, voor de internationale en voor het Duitse proletariaat. De massa’s vallen ons geestdriftig bij, steeds bredere kringen van het proletariaat nemen deel aan de kennis dat het uur van afrekening met de kapitalistische klassenheerschappij heeft geslagen.
Dit grootse werk kan echter niet alleen door het Duitse proletariaat worden volbracht, het kan slechts strijden en overwinnen door een beroep te doen op de solidariteit van de proletariërs van de gehele wereld.
Kameraden van de oorlogvoerende landen, wij kennen jullie situatie. Wij weten heel goed dat jullie regeringen, nu zij eenmaal de overwinning hebben behaald, vele lagen in de bevolking door de uiterlijke gloed van de overwinning verblinden. Wij weten dat ze erin slagen om door het succes van de moord, de oorzaken en doelstellingen ervan te doen vergeten.
Maar ook weten wij iets anders. Wij weten dat ook in jullie landen het proletariaat de meest gruwelijke offers aan vlees en goed heeft gebracht, dat het de gruwelijke slachting moe is, dat de proletariër nu naar huis terugkeert en thuis gebrek en ellende aantreft, terwijl er in de hand van een paar kapitalisten miljardenvermogens zijn opgehoopt. Hij heeft ingezien en zal verder inzien, dat de oorlog ook door jullie regeringen om de grote geldbuidel is gevoerd, dat jullie regering, toen zij sprak van ‘recht en beschaving’ en van ‘bescherming der kleine naties’, net zo goed de kapitaalwinsten meende als de onze toen zij sprak van ‘verdediging van het vaderland’; dat de vrede van ‘rechts’ en van de ‘Volkenbond’ uitloopt op dezelfde laaghartige roof als de vrede van Brest-Litovsk. Hier als daarginds dezelfde schaamteloze rooflust, dezelfde wil tot onderdrukking, dezelfde beslissing om de hardvochtige overmacht van het moordwapen tot het uiterste te benutten.
Het imperialisme van alle landen kent geen ‘goede verstandhouding’, het kent slechts één recht: de kapitaalwinst, slechts één taal: het zwaard, slechts één middel: het geweld. En wanneer het nu in alle landen, zowel bij jullie als bij ons, spreekt over ‘Volkenbond’, ‘Ontwapening’, ‘Recht van de kleine landen’, ‘Zelfbestemming van de volkeren’, dan zijn dat slechts de gebruikelijke leugenachtige uitspraken van de heersers om de waakzaamheid van het proletariaat in slaap te wiegen.
Proletariërs aller landen! Deze oorlog moet de laatste zijn! Dat zijn wij verschuldigd aan de 12 miljoen vermoorde slachtoffers, aan onze kinderen en aan de mensheid.
Europa is door de verfoeilijke volkerenmoord geruïneerd. Twaalf miljoen lijken bedekken de gruwelijke plaatsen van de imperialistische misdaad. De bloei van de jeugd en de beste mankracht van de volkeren is neergemaaid. Ontelbare productiekrachten zijn vernietigd. De mensheid staat op het punt te verbloeden aan de meest ongehoorde aderlating in de wereldgeschiedenis.
Overwinnaar en overwonnene staan aan de rand van de afgrond. De mensheid wordt bedreigd door de vreselijkste hongersnood, door het vastlopen van het gehele productieapparaat, epidemieën en degeneratie.
De grote misdadigers van deze gruwelijke anarchie, van deze ontketende chaos: de heersende klassen, zijn niet in staat om hun eigen werk in toom te houden. Het roofdier, het kapitaal, dat de hel van de wereldoorlog heeft opgeroepen, is niet in staat deze weer uit te bannen, werkelijke orde te herstellen, de gekwelde mensheid brood en arbeid, vrede en cultuur, recht en vrijheid te waarborgen.
Dat wat door de heersende klassen als vrede en recht wordt voorbereid, is slechts een nieuw werk van het brute geweld, waaruit het monster van de onderdrukking, van de haat en van nieuwe bloedige oorlogen haar duizend koppen opheft.
Het socialisme alleen is in staat om het grote werk van de duurzame vrede te volbrengen, de duizend bloedende wonden van de mensheid te helen, de weiden van Europa die nu vertrappeld zijn door de tocht van de apocalyptische oorlogsruiters te veranderen in bloeiende tuinen, om op de plaats van de verwoeste productiekrachten tien keer zoveel nieuwe tevoorschijn te toveren, om alle fysieke en zedelijke energie van de mensheid tot nieuw leven te wekken en de haat en tweedracht te vervangen door broederlijke solidariteit, door eendracht en achting voor alles wat menselijk is.
Wanneer de vertegenwoordigers van het proletariaat aller landen elkaar de hand reiken om de vrede te maken, dan is de vrede in weinig uren gemaakt. Dan zijn er geen twistvragen meer zoals de linker Rijnoever, Mesopotamië, Egypte of de koloniën. Dan bestaat er slechts één volk: de werkende mensheid aller rassen en talen. Dan bestaat er slechts één recht: de gelijkheid van alle mensen. Dan bestaat er slechts één doel: welvaart en vooruitgang voor allen.
De mensheid staat voor het alternatief: op te lossen en onder te gaan in de kapitalistische anarchie of wel wedergeboorte door sociale revolutie. Het uur van de beslissing heeft geslagen. Wanneer je gelooft in het socialisme, dan is het nu de tijd om dit door daden te tonen. Wanneer je socialist bent, dan gaat het er nu om te handelen.
Proletariërs aller landen, wanneer wij jullie nu oproepen tot de gemeenschappelijke strijd, dan gebeurt dit niet ter wille van de Duitse kapitalisten, die onder het merk ‘Duitse natie’ de gevolgen van eigen misdaad trachten te ontlopen; het gebeurt terwille van ons en van jullie. Bedenkt: jullie triomfantelijke kapitalisten staan gereed om onze revolutie, die zij evenzeer als de hunne vrezen, bloedig te onderdrukken. Jullie zelf zijn door de ‘overwinning’ niet vrijer, jullie slechts nog meer slaaf geworden. Als jullie heersende klassen erin slagen om de Duitse Revolutie, en ook de Russische, te stoppen, dan zullen ze zich hierna met verdubbelde kracht tegen jullie richten. Jullie kapitalisten hopen dat de overwinning op ons, en op het revolutionaire Rusland, hen de macht zal verschaffen om jullie het vuur aan de schenen te leggen en het duizendjarige rijk van de uitbuiting boven het graf van het internationale socialisme op te richten.
Daarom kijkt het proletariaat van Duitsland in dit uur naar jullie uit. Duitsland is zwanger van de sociale revolutie, maar het socialisme kan slechts door het wereldproletariaat worden verwezenlijkt.
En wij roepen jullie daarom toe: Op ten strijde! Op tot handeling! De tijd van de lege manifesten, platonische resoluties en schallende woorden is voorbij: het uur van de daad heeft voor de Internationale geslagen. Wij roepen jullie op: Kies overal Arbeiders- en Soldatenraden die zich van de politieke macht meester maken en die samen met ons de vrede zullen maken.
Niet Lloyd George en Poincaré, niet Sonnino, Wilson en Erzberger of Scheidemann mogen de vrede sluiten. Onder het waaiend banier van de wereldrevolutie moet de vrede worden gesloten.
Proletariërs aller landen! Wij roepen jullie op om het werk van de socialistische bevrijding te voltrekken; om aan de geschonden wereld weer een menselijke gestalte te geven en om elk woord waar te maken waarmee wij elkaar vroeger zo vaak begroetten en waarmee wij uit elkaar gingen:
De Internationale zal de mensheid zijn!
Leve de Wereldrevolutie van het Proletariaat!
Proletariërs aller Landen, verenigt U!
Uit naam van de Spartakusbond:
Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, Franz Mehring, Clara Zetkin.
De ‘onrijpe’ massa
Die Rote Fahne 3 december 1918
Afgelopen donderdag vond er in Berlijn in het Rijksdaggebouw een zitting plaats van de Soldatenraden. Het is er daar stormachtig aan toegegaan. Een contrarevolutionaire kliek die de dag ervoor was gevormd en zich achter Majoor Walz opstelde — Majoor Walz heeft zelf toegegeven dat hij deelgenomen heeft aan de voorbereidingen van de revolutie om mededelingen aan het Opperbevel te kunnen verschaffen — trad vastberaden en in goede regie op. Deze kliek trachtte de revolutie met behulp van schreeuwlelijke bondgenoten dood te maken. Dat is niet gelukt. Na langdurige lawaaiscènes werd de vergadering ontbonden na de praktisch eensgezinde aanvaarding van een compromisvoorstel — wellicht het enige dat deze hele zitting compromitteert. Immers niets is natuurlijker dan dat in tijden van revolutie de politieke opwinding en bewogenheid zich uit in luide vormen: mogen rode koppen dan niet het hoogste product van de politieke opvoeding van een volk zijn, zij zijn toch meer waard dan de halfgesloten oogleden van ‘de oude en vertrouwde partijgenoot’ die bij het voorlezen van de notulen door de voorzitter, de partijsecretaris, heerlijk in slaap dommelt.
Daarom hebben we niets gezegd tegen de opwinding en het wilde pathos van de massa’s: óók niet toen in het circus Busch bij die eerste plenaire zitting van de Arbeiders- en Soldatenraden alle opwinding zich tegen ons keerde, toen de soldaten het geweer richtten op kameraad Liebknecht. Wij bestreden die lieden, wier afgezaagde demagogie de hemelbestormende wil van de massa’s in verkeerde banen stuurde; wij probeerden en proberen de massa’s een helder beeld van hun toestand en van hun doel te geven, alle geestdrift en Sturm und Drang aan hen over te laten, bij de enorme problemen die zij moeten oplossen. Wij blijven bij de uitspraak dat men grote dingen slechts met geestdrift kan volvoeren.
De ‘Vorwärts’ dacht daar anders over. Daar zit ergens een redacteurtje achter zijn schrijfbureau en vraagt op de toon van een gezapige burger, hetgeen kenmerkend is voor al wie van paard verwisselt: ‘De hand op het hart! Geloven jullie dat een vergadering zoals die van gisteren geschikt en in staat is om over het lot van ons volk een beslissend woord te spreken?’
Na met deze retorische vraag over de vergadering het oordeel te hebben geveld, verzuimt de ‘Vorwärts’ niet om zijn oude kwakzalversmiddeltjes weer in herinnering te brengen. Dat is allereerst: Rust en Orde. Nadat alle gaven van deze roemruchte godinnen naar behoren zijn geprezen, volgt dan het tweede recept: politieke en parlementaire scholing.
We hebben de verheugende vruchten van de politieke en parlementaire scholing voor de arbeidersklasse reeds zo vaak beschreven dat we ze hier niet opnieuw zullen beschrijven: men lette op de ‘revolutionaire’ veroveringen van deze socialistische regering in drie weken revolutie, en men kijke naar de door de heer Friedrich Ebert, die zo ‘politiek en parlementair geschoold’ is, verrichte daden in zijn koehandel met Wilson. Dan heb je al genoeg van ‘politieke en parlementaire scholing.’
Maar de ‘Vorwärts’ heeft er niet genoeg van. Die ene vergadering van Soldatenraden in Berlijn, die zijn ‘politieke en parlementair geschoolde’ smaak niet zint, geeft aan dit blad de aanleiding dit geval te generaliseren en daarop als volgt door te gaan:
‘Heeft men gebeurtenissen zoals die van gisteren meegemaakt, dan begrijpt men oprecht wat voor een inferieur volksbedrog de door narren geprezen Russische Sovjetregering is. Onze arbeiders en soldaten zijn — dat mag wel zonder nationale overdrijving worden uitgesproken — torenhoog verheven boven de Russen wat algemene ontwikkeling en politieke scholing betreft. Wanneer bij ons het systeem van de ‘Radengrondwet’ mislukt, dan is dat het beste bewijs dat dit systeem ook bij het meest ontwikkelde en intelligentste volk niet is door te voeren omdat er juist een intrinsieke onmogelijkheid bestaat.’
Waarmee er dus, ‘zonder nationalistische overdrijving’, twee conclusies zijn getrokken:
ten eerste, dat de Duitse arbeiders en soldaten torenhoog verheven zijn boven de Russen wat hun algemene ontwikkeling en politieke scholing betreft;
ten tweede, dat het hele systeem niet is door te voeren, dat het lijdt aan een innerlijke onmogelijkheid, omdat nu eenmaal de ontwikkeling en de intelligentie van het meest ontwikkelde en intelligente volk hiervoor niet voldoende is, en dit alles leidt dan tot een derde conclusie: ‘Redding uit deze chaos brengt slechts de constituerende Nationale Vergadering.’
Een ding is bij dit alles zeker. Het Duitse volk heeft in doorsnee langer de school bezocht, heeft beter leren schrijven en rekenen dan het Russische. Daarnaast heeft het — d.i. één van de grondslagen voor de ‘politieke en parlementaire scholing’ — ook langer dan het Russische volk godsdienstonderwijs en vaderlandse geschiedenis genoten en het is daarna bij de hogeschool ‘van de politiek-parlementaire scholing’, bij de Duitse sociaaldemocratie, in de leer gegaan.
Deze leermeester heeft het Duitse volk bevolen om de meest schaamteloze veroveringsoorlog ter wereld te beschouwen als een verdediging tegen een ‘smadelijke overval’; om de bedreigde bankkluizen van de kapitalisten te verslijten voor ‘huis en hof’, de roof van België en Noord-Frankrijk voor ‘onze rechtvaardige zaak’ en de moord op hun proletarische broeders in Finland, in de Oekraïne, in Letland, Estland, in de Krim te beschouwen als een strijd voor ‘rust en orde’.
De hele betekenis van deze revolutie is het wilde optornen van de massa’s tegen deze resultaten van ‘parlementaire en politieke scholing’, zowel van de school als van de leermeesters, en reeds staat de ‘Vorwärts’ klaar om hen opnieuw naar de school te sturen van de ‘constituerende Nationale Vergadering’.
Zeker, dan kwamen ze allen weer terug, de ‘politiek en parlementair geschoolde’ heren, de Westarps, en de Erzbergers, de Stresemanns en de Groebers, de Payers en Haussmanns, alle erfgenamen van een door eeuwenlange, in de bourgeoisie eigengemaakte kunst om het volk te bedriegen. En met hen kwamen dan de Scheidemanns en de Eberts, David en Lensch die hen in alles na-apen. Allen zouden ze weer bij elkaar komen en hun beroep van volksbedrog voortzetten, zoals zij dat in de afgelopen vier oorlogsjaren met een gruwelijke virtuositeit hebben bedreven en dat eindigde op de bloedige slagvelden in Frankrijk en bij het eerste massaoptreden van de Duitse arbeiders en soldaten.
Met de streek die de ‘Vorwärts’ hier heeft geleverd, stelt dit blad zich waardig aan de zijde van zijn meester, Friedrich Ebert: Heeft deze getracht om de revolutie hand in hand met de heer Wilson door honger fysiek te doden, precies zo tracht de ‘Vorwärts’ haar geestelijk te vermoorden, namelijk door die ijzeren Tafel weer op te richten, die de burgerij en elke heersende klasse al duizenden jaren aan de onderdrukten hebben voorgehouden en waarop stond geschreven: ‘U bent niet rijp; U kunt het nimmer worden; een “innerlijke onmogelijkheid”; U heeft leiders nodig; die leiders zijn wij.’
Zij hebben zich nu gelukkig ontwikkeld voorbij de staatsfilosofie van de reactionairen uit alle tijden en landen, en dit schouwspel wordt er niet mooier op wanneer dezelfde ‘Vorwärts’, precies twaalf uur nadat het blad in een redactioneel artikel het geestelijke erfgoed van de massa’s ‘filosofisch’ tot een eeuwig verschijnsel heeft verklaard, in een demagogisch gekrakeel met een lid van het Uitvoerend Comité een beroep doet op eer en geweten, omdat dit lid gezegd zou hebben dat ‘de massa’s nog niet rijp zijn’, en dat de ‘Vorwärts’, weer een dag later, aan diezelfde Soldatenraad een certificaat van rijpheid uitreikt, omdat er een besluit was genomen dat paste in het kraam van de ‘Vorwärts’. De schaamteloosheid van de ‘Vorwärts’ wordt er door huichelarij niet beter op. Geen proletariaat ter wereld, ook het Duitse niet, kan de sporen van een duizendjarige slavernij van heden op morgen, de sporen van de boeien, welke de heren Scheidemann en consorten het hebben opgelegd, in een handomdraai van zich afleggen. Evenmin als de politieke, bereikt de geestelijke gesteldheid van het proletariaat haar hoogste stand op de eerste dagen van de revolutie. Pas de revolutionaire strijd zal in elk opzicht het proletariaat tot volle rijpheid verheffen.
Het begin van de revolutie is het teken dat dit rijpingsproces begint. Het zal snel verder schrijden en de ‘Vorwärts’ heeft een goede maatstaf, waaraan zij kan toetsen of deze intrede tot volle rijpheid heeft plaatsgevonden. Op de dag waarop haar redacteuren, met de heren Scheidemann, Ebert, David en consorten, van hun zetels wegvliegen naar de plaats waar de Hohenzollerns of Ludendorffs zitten — op die dag is de volle rijpheid ingetreden.
Orde heerst in Berlijn
Die Rote Fahne 14 januari 1919
‘Orde heerst in Warschau’, deelde Minister Sebastiani in het jaar 1831 aan het Parijse parlement mee, toen de soldatenmeute van Paskievitsj, na de gruwelijke stormaanval op de voorstad Praga, de Poolse hoofdstad was binnengerukt en begon met het beulswerk op de opstandelingen.
‘Orde heerst in Berlijn!’ verkondigt de burgerlijke pers met veel triomf, verkondigen Ebert en Noske, verkondigen de officieren van de ‘zegevierende troepen’, die door het kleinburgerlijk gepeupel met doeken in de straten worden toegezwaaid, met hoera! worden toegejuicht. De roem en de eer van de Duitse wapens zijn voor de wereldgeschiedenis gered. De jammerlijk verslagenen van Vlaanderen en de Argonne hebben hun reputatie weer hersteld door de prachtige overwinning — over de 300 ‘Spartacisten’ – in het blad ‘Vorwärts’. De tijden van de eerste roemrijke inval van Duitse troepen in België, de tijden van Generaal von Emmich, de overwinnaar van Luik, verbleken bij de daden van Reinhardt en zijn volgelingen in de straten van Berlijn. Neergestoken parlementariërs, die wilden onderhandelen over de overgave van de ‘Vorwärts’ en door de soldatenmeute van de regering met de geweerkolven dusdanig werden toegetakeld dat de herkenning van hun lijken onmogelijk was, gevangenen die tegen de muur werden gezet en zodanig werden afgemaakt dat schedels en hersenen in het rond spatten: wie denkt er dan nog bij het zien van zo roemrijke daden, aan de smadelijke nederlagen voor de Fransen, Engelsen en Amerikanen? ‘Spartacus’ heet de vijand en Berlijn de plaats waar onze officieren weten te zegevieren. Noske, de ‘arbeider’, heet de generaal, die overwinningen weet te organiseren waar Ludendorff gefaald heeft.
Wie denkt daarbij niet aan de overwinningsroes van de meute van ‘de orde’ in Parijs, aan het bacchanaal van de bourgeoisie op de lijken van de strijders van de Commune, van diezelfde bourgeoisie die even te voren zo erbarmelijk voor de Pruisen had gecapituleerd en de hoofdstad van het land had prijsgegeven aan de buitenlandse vijand om zelf als de grootste lafaard de benen te nemen! Maar tegen slecht bewapende uitgehongerde Parijse proletariërs, tegen hun weerloze vrouwen en kinderen — hoe laaide toen weer de heldenmoed op van de bourgeoiszoontjes, van de ‘gouden jeugd’ en van de officieren! Hoe raasde toen de dapperheid van de zonen van Mars, die waren bezweken voor de buitenlandse vijand, in bestiale wreedheden op weerlozen, op gevangenen en op gevallenen!
‘Orde heerst in Warschau!’ — ‘Orde heerst in Parijs!’ — ‘Orde heerst in Berlijn!’ Zo lopen de berichten van de hoeders van ‘de orde’ elke halve eeuw van het ene centrum van de historische strijd in de wereld naar het andere. En de jubelende ‘overwinnaars’ merken niet dat een ‘orde’, die periodiek staande moet worden gehouden door bloedige slachtpartijen, onweerstaanbaar haar historisch lot, haar ondergang tegemoet gaat. Wat was deze laatste ‘Spartacus-week’ in Berlijn, wat heeft zij gebracht, wat leert zij ons? Nog midden in de strijd, midden in het triomfgehuil van de contrarevolutie moeten de revolutionaire proletariërs over het gebeurde rekenschap afleggen, de gebeurtenissen en hun resultaten meten aan de grote historische maatstaf. De revolutie heeft geen tijd te verliezen, zij stormt verder — over nog open graven, over ‘triomfen’ en ‘nederlagen’ — in de richting van haar grootse doeleinden. Haar richtlijnen, haar wegen bewust te volgen, dat is de eerste taak van de strijders voor het internationale socialisme. Was een definitieve overwinning van het revolutionaire proletariaat bij deze confrontatie, was de val van Ebert-Scheidemann en een oprichting van de socialistische heerschappij te verwachten? Stellig niet, wanneer men alle momenten rijpelijk in beraad neemt die voor deze vraag beslissend zijn. De achillespees van de revolutionaire zaak op dit ogenblik: de politieke onrijpheid van de soldatenmassa, die zich nog steeds door haar officieren laat misbruiken voor contrarevolutionaire doeleinden tegen het volk, is er alleen reeds het bewijs voor dat een duurzame overwinning van de revolutie bij deze botsing niet mogelijk was. Anderzijds is deze onrijpheid van de militair zelf slechts een symptoom van de algemene onrijpheid van de Duitse revolutie.
Het platteland, waaruit procentueel een groot deel van de soldatenmassa afkomstig is, wordt evenals voorheen nog nauwelijks door de revolutie beroerd. Berlijn is tot dusver zo goed als geïsoleerd van het rijk. Wel staan de revolutionaire centra in de provincie — in het Rijnland, langs de kust, in Braunschweig, in Sachsen, in Würtemberg — met hart en ziel aan de kant van het Berlijnse proletariaat. Maar toch ontbreekt voorlopig nog de directe gelijke tred van de opmars, de directe coördinatie van de actie; dit zou het oprukken en de slagvaardigheid van de Berlijnse arbeiders onvergelijkelijk veel effectiever maken. Verder verkeren de economische veldslagen, de eigenlijke voortdurende vulkanische voedingsbronnen van de revolutionaire klassenstrijd, pas in het aanvangsstadium — dit wat betreft de diepere samenhang van die politieke onvolmaaktheden van de revolutie.
Uit dit alles volgt dat er op dit ogenblik niet kan worden gerekend op een definitieve duurzame overwinning. Was derhalve de strijd van de laatste week een ‘fout’? Ja, wanneer het tenminste om een beoogde ‘opmars’, om een zogenaamde ‘putsch’ zou gaan! Wat was echter het uitgangspunt van de laatste week van strijd? Zoals tot dusver steeds het geval was, zowel op 6 december als op 24 december: een gewelddadige provocatie van de regering! Zoals eerder het bloedbad van weerloze demonstranten in de Chausséestraat en de steekpartij tegen de matrozen, zo was deze keer de aanslag op het Berlijnse hoofdbureau van politie de oorzaak van alle verdere gebeurtenissen. De revolutie opereert nu eenmaal niet uit eigen beweging op open terrein volgens een sluw door ‘strategen’ berekend plan. Haar tegenstanders hebben ook de initiatieven, ja zij ontplooien dit veel meer dan de revolutionairen zelf. Geconfronteerd met de brutale provocatie van de kant van Ebert-Scheidemann, waren de revolutionaire arbeiders gedwongen om naar de wapens te grijpen. Ja, het was een zaak van eer voor de revolutie om onmiddellijk de aanval met alle energie af te slaan, wilde de contrarevolutie niet aangewakkerd worden tot een verder oprukken, en de revolutionaire rijen van het proletariaat, het morele krediet van de Duitse revolutie binnen de Internationale niet worden geschokt.
De onmiddellijke tegenstand ontstond ook spontaan en met een zo vanzelfsprekende energie vanuit de Berlijnse volksmassa, dat reeds terstond bij de eerste aanval de morele overwinning door de ‘straat’ werd behaald. Nu is het een intrinsieke wet van de revolutie, een wet van levensbelang, om nimmer bij een bereikte stap werkloos te blijven toezien, passief te blijven stilstaan. De beste afweer is een krachtige slag toebrengen. Deze elementaire regel van elke strijd geldt pas goed voor alle stappen van de revolutie. Het spreekt vanzelf en getuigt van gezond instinct, van de gezonde kracht van het Berlijnse proletariaat, dat het niet berustte in het opnieuw benoemen van Eichhorn in zijn ambt, dat het spontaan besloot tot het bezetten van andere machtsposities van de contrarevolutie: van de burgerlijke pers, van de officieuze nieuwsbureaus, van de ‘Vorwärts’. Al deze maatregelen ontsproten bij de massa uit het instinctieve inzicht dat de contrarevolutie van haar kant zich niet zou neerleggen bij de daar opgelopen nederlaag, maar het zou toeleggen op een algemene krachtmeting.
Ook hier staan wij voor een van de grote historische wetten van de revolutie waartegen alle muggenzifterijen en betweterijen van zulke onbetekenende ‘revolutionairen’ van het slag van de USPD stuk lopen, lieden die in elke strijd alleen maar onder allerlei voorwendselen ijveren voor de aftocht.
Zodra het grondprobleem van de revolutie duidelijk is gesteld — en in deze revolutie is dat de val van de regering Ebert-Scheidemann, de eerste hindernis voor de overwinning van het socialisme —, dan duikt dit grondprobleem telkens weer in heel zijn actualiteit op. In elke afzonderlijke episode van de strijd worden wij met de fataliteit van een natuurwet met dit probleem in zijn volle omvang geconfronteerd, ook al is de revolutie nog zo onvoorbereid op haar oplossing, al is de situatie nog zo onrijp. ‘Weg met Ebert-Scheidemann!’ — deze leuze duikt onvermijdelijk op in elke revolutionaire crisis, als de enige vruchtbare formule van alle partiële conflicten, en stuwt daardoor vanzelf, door haar innerlijke objectieve logica gedreven, of men het wil of niet, elke strijdepisode naar een hoogtepunt.
Uit deze tegenstelling tussen de toespitsing van de taak enerzijds en de niet aanwezige preliminaire voorwaarden tot haar oplossing anderzijds, in een beginstadium van de revolutionaire ontwikkeling, volgt dat de sporadische gevechten van de revolutie formeel met een nederlaag eindigen. Maar de revolutie is de enige vorm van ‘oorlog’ — ook dit is haar bijzondere levenswet, waar de uiteindelijke overwinning slechts door een reeks van ‘nederlagen’ kan worden voorbereid! Wat toont ons de gehele geschiedenis van moderne revoluties en van het socialisme? Het eerste oplaaien van de klassenstrijd in Europa, nl. het oproer van de zijdewevers in Lyon, eindigde met een zware nederlaag. De Chartistenbeweging in Engeland — met een nederlaag. De opstand van het Parijse proletariaat in de junidagen van 1848 eindigde met een verpletterende nederlaag. De Parijse Commune eindigde met een vreselijke nederlaag. De gehele weg van het socialisme is — voor zover men kijkt naar revolutionaire veldslagen — met louter nederlagen bezaaid.
En toch voert dezelfde geschiedenis stap voor stap zonder ophouden naar de uiteindelijke overwinning! Waar zouden wij heden staan zonder die ‘nederlagen’ waaruit wij historische ervaring, inzicht, kracht, idealisme hebben geput! Wij baseren ons vandaag, nu wij geheel zijn genaderd tot de laatste veldslag van de proletarische klassenstrijd, juist op die nederlagen, waarvan wij er niet één mogen missen, waarvan elk een deel is van onze kracht en van onze doelbewustheid.
Het gaat met revolutionaire strijd net andersom als met de parlementaire strijd. Wij hadden in Duitsland binnen vier decennia louter parlementaire ‘overwinningen’, wij gingen bepaald van de ene overwinning naar de andere. En het resultaat was bij de grote historische krachtmeting op 4 augustus 1914: een vernietigende politieke en morele nederlaag, een ongehoorde ineenstorting, een bankroet zonder voorbeeld. De revoluties hebben ons tot dusver alleen maar nederlagen gebracht, maar deze onvermijdelijke nederlagen zijn een gezamenlijke waarborg voor de toekomstige eindoverwinning.
Uiteraard onder één voorwaarde! De vraag rijst onder welke omstandigheden de ondergane nederlaag heeft plaats gehad. Was zij het gevolg van het feit dat de voorwaarts stormende strijdlust van de massa’s stukliep op de onvoldoende rijpheid van de historische voorwaarden, of werd revolutionaire actie zelf verlamd door halfslachtigheid, besluiteloosheid en interne zwakten?
Klassieke voorbeelden voor beide gevallen zijn enerzijds de Franse Februarirevolutie, anderzijds de Duitse Maartrevolutie in 1848. De heldhaftige actie van het Parijse proletariaat in het jaar 1848 is de levende bron geworden van de klassenenergie voor het gehele internationale proletariaat. De erbarmelijkheden van de Duitse Maartrevolutie hingen als een blok aan het been van de hele hedendaagse Duitse ontwikkeling. Zij bleven nawerken vanaf de bijzondere geschiedenis van de officiële Duitse sociaaldemocratie tot op de jongste gebeurtenissen van de Duitse revolutie — tot op de zojuist meegemaakte dramatische crisis.
In welk licht nu moet deze historische vraag, de nederlaag van deze zogenaamde Spartacus-week, bezien worden? Was het een nederlaag die voortsproot uit stormachtige revolutionaire energie en de ontoereikende rijpheid van de situatie óf wel uit zwakheid en halfslachtigheid van de actie?
Beide! Het gespleten karakter van deze crisis, de tegenstelling tussen het energieke, vastberaden, offensieve optreden van de Berlijnse massa en de besluiteloosheid, het aarzelen en de halfslachtigheid van de Berlijnse leiding is het bijzondere kenmerk van deze jongste episode.
De leiding heeft gefaald. Maar de leiding kan en moet opnieuw voortkomen door en uit de massa’s. De massa’s zijn het doorslaggevende element, zij zijn de rots waarop de eindoverwinning van de revolutie wordt gebouwd. De massa’s waren op de hoogte, zij hebben deze ‘nederlaag’ gemaakt tot een keten van die historische nederlagen, die de trots en de kracht zijn van het internationale socialisme. En daarom zal uit deze ‘nederlaag’ de toekomstige overwinning opbloeien.
‘Orde heerst in Berlijn!’ Gij stompzinnige beulsknechten! Uw ‘orde’ is op zand gebouwd. De revolutie zal zich morgen reeds ‘met luide galm verheffen’ en zal tot uw schrik onder bazuingeschal verkondigen: ‘Ik was, ik ben, ik zal zijn!’