De wereldsituatie en taken van het CWI

Begin december vond een internationale bijeenkomst van het CWI plaats. Dit International Executive Committee (IEC) vormt de leiding die wordt verkozen op de vierjaarlijkse wereldcongressen. In het kader van de bijeenkomst werd een uitgebreide perspectieventekst opgemaakt en bediscussieerd. We publiceren een vertaling van de tekst zoals die werd aangepast en gestemd.

PDF met de tekst en verslagen van de discussies

Het vorige IEC concludeerde dat we “één van de meest dramatische periodes uit de geschiedenis” aan het doormaken zijn, gekenmerkt door massabewegingen van de arbeidersklasse in Europa, continue opstanden in de neokoloniale wereld – voornamelijk in het Midden-Oosten -, het ontwaken van de Zuid-Afrikaanse arbeidersklasse, de verwachting van belangrijke ontwikkelingen in de VS als gevolg van de verkiezingen, maar ook veranderingen in China en heel Azië en een belangrijke ommekeer in de situatie in Latijns-Amerika. Ook Oost-Europa en Rusland zouden waarschijnlijk met massale verzetsbewegingen te maken krijgen tegen de corrupte en parasitaire gangsterkapitalisten. De aanzet voor dit alles zou het voortduren van de ernstigste globale kapitalistische economische crisis sinds de jaren ’30 zijn. We benadrukten ook de cruciale rol van het CWI in deze situatie. Ondanks moeilijkheden voor ons die ontstaan uit conjuncturele complicaties, zouden we niettemin in staat zijn om op succesvolle wijze tussen te komen in de bewegingen die zouden uitbarsten en zodoende een deel van de beste arbeiders en jongeren onder onze vlag scharen.

We werden in onze verwachtingen niet teleurgesteld. Stormachtige bewegingen – gedomineerd door de arbeidersklasse, die aan het hoofd stond van de stedelijke bevolking en de arme lagen op het platteland – ontvouwden zich in Turkije, Brazilië, Egypte en Zuid-Afrika. Tegelijkertijd zagen we een voortgang van de stakingen en betogingen van de Europese arbeidersklasse tegen de brutale besparingsmaatregelen. Massale pleinbezettingen grepen plaats in Turkije, gevolgd door acties van de arbeidersklasse zelf. Parallel met Brazilië, Egypte en, niet te vergeten, Zuid-Afrika, waren dit waarschijnlijk de grootste massabewegingen, zeker van de arbeidersklasse, uit de geschiedenis!

Egypte – 22 miljoen mensen eisten het ontslag van Morsi

Aanvankelijk tekenden 22 miljoen mensen de petitie voor het ontslag van Morsi in Egypte. Het aantal mensen in de straten tijdens de ‘tweede revolutie’ – die het CWI correct voorspeld had als onvermijdelijk gevolg van de eerste ‘ontspoorde revolutie’ – was controversieel. Het bedroeg officieel 17 miljoen en volgens de oppositie 33 miljoen. De hand van het leger, in samenwerking met de grote kapitalisten, was echter ook aanwezig. The Economist noemde het de “18e Brumaire van het Tahrirplein”. De vergelijking tussen generaal Sisi en Louis Napoleon is gepast, maar in tegenstelling tot toen is het nog niet tot een terugkeer van een openlijke militaire dictatuur gekomen. Het ‘machtsmonopolie’ van de Moslimbroederschap had brede lagen van de bevolking vervreemd: de ‘progressieven’, de jongeren, die de strijdkaders van de eerste revolutie waren, en grote delen van de massa’s. De recentste cijfers tonen aan dat de Broederschap nog op de steun van een vijfde tot een derde van de bevolking kan rekenen. Desalniettemin ging het niet om een klassieke militaire staatsgreep.

De erbarmelijke economische situatie was een machtige aanzet voor de omverwerping van Morsi. 4.500 fabrieken hadden de deuren gesloten sinds 2011 en 18 miljoen mensen leefden onder of nabij de armoedegrens. Tegelijkertijd rezen onafhankelijke vakbonden als paddenstoelen uit de grond om tot een geschat ledenaantal van 2,5 miljoen te komen. Stakingen gingen door a rato van 800 per maand en dat blijft zo, een bevestiging van de nadruk die het CWI legde op de nood aan onafhankelijke organisaties en acties van de arbeidersklasse. Dit is het instinctieve aanvoelen van vele arbeiders tijdens een revolutie. Voorlopig hebben ze de volgende en cruciale stap, het creëren van een massale arbeiderspartij, nog niet gerealiseerd. De komende ervaringen zullen dit echter op de agenda plaatsen.

Maar de gebeurtenissen zullen zich niet lineair ontwikkelen. De generaals – en achter hen de ‘diepe overheid’ van het nog niet gereconstrueerde ‘veiligheidsapparaat’ van Moebarak – proberen zich rond de figuur van Sisi te groeperen om de ‘orde’ herin te voeren. Zij hebben al decreten afgevaardigd die nachtelijke pleinbezettingen en betogingen verbieden. Een bezoekende VS-senator zei, na een ontmoeting met Sisi, dat hij nu al ‘de de facto heerser en een beetje machtsdronken’ was. Het is echter niet mogelijk om in deze fase een niet gereconstrueerd regime of dictatuur van het Moebarak-type op te zetten. Het leger zal zich verplicht voelen om de schijn van ‘democratie’ op te houden – met mogelijk een voortzetting van het parlement met beperkte macht – maar met de echte macht stevig in militaire handen, om zo de sociale situatie te ‘controleren’. Het kan echter niet uitgesloten worden dat een ‘koude staatsgreep’ rond Sisi aanvankelijk steun kan krijgen van grote delen van de massa’s, die op zoek zijn naar redding uit de chaos waarin ze zich momenteel bevinden. Maar de Egyptische massa’s zullen zeker niet in slaap vallen: de arbeidersklasse, en zeker de arme plattelandsbevolking, zullen hun net verworven machten gebruiken om de revolutie vooruit te duwen. Het is een dringende taak om te proberen de krachten in Egypte en de regio te verzamelen om de onafhankelijke kracht van de arbeidersklasse uit te bouwen.

Vorig jaar schreven we ook: “Latijns-Amerika bevond zich in de recente periode niet op de voorgrond van de klassenstrijd.” “Maar nu wel!” zoals een Engelse voetbalcommentator uitriep op het einde van de WK-finale in ’66! Brazilië, Chili en Argentinië hebben dit op spectaculaire wijze aangetoond. Toen Brazilië economisch vuurwerk ten tonele bracht, met een gemiddelde groei van 7%, verwachtten we een uitbarsting van stakingen, met arbeiders die hun deel opeisten. Dat is gebeurd. We zeiden ook dat Brazilië en andere landen “een nieuwe fase van economische crisis zullen ingaan in een verzwakte positie in hun binnenlandse economische basis”.

Braziliaanse massaprotesten

De gebeurtenissen van de afgelopen periode in Brazilië hebben dit onderstreept. 120 grote steden, en 300 steden in totaal, kenden massabetogingen met minstens 2 miljoen mensen die tegelijkertijd op straat kwamen. De diepte van de crisis werd aangetoond door de steun van professionele voetballers en de aantallen betogers die tijdens de Confederations Cup veel hoger lagen dan de aantallen die de stadions vulden. Zelfs Europese voetbalcommentatoren voelden zich verplicht om iets te zeggen over de armoede die ze gezien hadden, tegen de achtergrond van het obsceen dure spektakel dat plaatsgreep.

Fortaleza, waar sommige wedstrijden gespeeld werden, is de vijfde meest ongelijke stad ter wereld. Het wordt omringd door 400 door armoede geteisterde favela’s. Van Porto Alegre in het zuiden to Belem in het noordelijke Amazonegebied, werd dit land – dat in werkelijkheid een half continent is – door elkaar geschud. Terwijl het begon met protest tegen de verhoging van busprijzen in Sao Paulo en de afgeleefde infrastructuur, verspreidde het zich al snel tot protesten tegen het onderwijssysteem, lonen, politierepressie, enzovoort. De prijsverhogingen werden ingetrokken, maar de bewegingen groeiden voort. De recente stakingen toonden aan dat het ongenoegen niet zal gaan liggen en waarschijnlijk gestimuleerd zal worden door het WK dat volgend jaar in Brazilië georganiseerd wordt. Dit heeft al tot verdere protestbewegingen geleid tegen de obscene bedragen die aan dit evenement gespendeerd worden, gekoppeld aan de verwaarlozing van de levensomstandigheden en -standaard van de Braziliaanse massa’s.

Het doorzettingsvermogen, de politieke duidelijkheid en de tussenkomst in deze beweging van onze Braziliaanse afdeling is opmerkelijk, te meer daar een deel van de linkerzijde paniekerig reageerde en de mobilisatie van de rechterzijde interpreteerde als aankondiging van een op til zijnde militaire staatsgreep. Maar de huidige klassenverhoudingen en het stijgende verzet van de arbeidersklasse verzekeren dat een scenario als in Mexico in 1968 op dit moment niet op de agenda staat. De tactieken van onze kameraden in verband met PSoL en het werk van onze Braziliaanse afdeling in het algemeen over de afgelopen decennia, hebben ertoe geleid dat we ons in een geschikte positie bevinden om tussen te komen en onze krachten uit te breiden, misschien wel heel snel in de komende periode.

De hoop van kapitalistische experts dat de wereldeconomie een ‘ontsnappingssnelheid’ zou meemaken bleek ongefundeerd. In april schetste het IMF het portret van een wereld die op drie snelheden beweegt: de zogenaamde ‘groeimarkten’ – Brazilië, China, India, enz. in de neokoloniale wereld – zouden groei kennen, de VS zouden blijven ‘herstellen’ van de crisis en enkel Europa zou in de economische puinhoop achterblijven. Nu zijn ze verplicht hun beeld bij te stellen, aangezien het momentum in die eerste groep landen vertraagt, met een dalende groei in China, India en Brazilië. Veel van de groeilanden kenden groei als gevolg van de injectie van goedkoop krediet uit het buitenland, speculatieve fondsen die voortkwamen uit de kwantitatieve versoepeling in Europa en Amerika. Alleen nog maar de aankondiging van de Federal Reserve dat dit zou afgebouwd worden resulteerde in een snelle vlucht van financiën uit deze landen, wat bijgedragen heeft tot een verlaging van de groeivooruitzichten.

2013 was het jaar waarin het globale kapitalisme tot het besef kwam dat China geen ‘mirakeleconomie’ meer was, maar wel ‘de volgende globale crisiszone’. De liquiditeitscrisis in juni, toen door het virtueel ophouden van interbancaire leningen een golf van faillissementen dreigde, vormde een koude douche wat betreft de schaal van China’s bankproblemen. Gedurende de 64-jarige heerschappij van de ‘Communistische’ Partij hebben de Chinese banken een totaal van 70 biljoen yuan (11,5 biljoen dollar) aan leningen uitgegeven, waarvan 40 biljoen yuan (6,6 biljoen dollar) in de afgelopen vier jaar werd uitgebreid, volgens Xiao Gang, de voorzitter van de Chinese bankenwaakhond CSRC. Daarbovenop hebben de officieuze schaduwbanken nog eens 20 triljoen yuan (3,3 biljoen dollar) aan leningen uitstaan. Veel Chinese provincies en steden kennen al elementen van een Japan-achtige schuldencrisis. Als ze doorgevoerd worden, zullen de ‘structurele aanpassingen’ van het regime de kostprijs van krediet verhogen, wat tot minder investeringen en minder economische groei zal leiden; iets dat over heel de wereld gevoeld zal worden. Vandaag is China de belangrijkste handelsnatie (sinds 2012; voordien was dat de VS). Voor 124 landen is China de belangrijkste handelspartner; de VS is dat voor slechts 76 landen.

De “hoge-inkomsteneconomieën blijven buitengewoon zwak,” schrijft Martin Wolf in de Financial Times. Van de zes grootste hoge-inkomsteneconomieën waren enkel de VS en Duitsland in staat om in het tweede kwartaal van 2013 groter te zijn dan hun pieken voor de crisis vijf jaar eerder. De consensus over de groei voor 2014 bedraagt 2,7% voor de VS, 1,7% voor Japan, en een schamele 0,9% voor de eurozone.

Maar economische statistieken vertellen slechts de helft van het verhaal, zelfs over de kwestie van de economische vooruitzichten voor de VS. De arbeidsgegevens voor de VS – zogezegd de beste economische indicatoren – zijn verschrikkelijk wankel. Officieel daalt de werkloosheidsgraad, maar participatie op de arbeidsmarkt blijft stabiel op zo’n 63% van de bevolking. Dat is het laagste cijfers sinds de jaren 1970. Miljoenen mensen zijn uit de arbeidsmarkt gevallen. Gezinsinkomens, die gedurende de vijf à zes jaar dat de crisis al duurt ernstig inkrompen, worden nog verder geteisterd door gezinsschulden. Bovendien is de economische en sociale ongelijkheid sterk toegenomen in de eerste drie jaar van het Amerikaanse “herstel”. De rijkste 1% is immers met 95% van het nieuwe inkomen gaan lopen. Steeds meer wordt uitdrukking gegeven aan een afkeer van de buitenproportionele ‘bonussencultuur’ voor de top-CEO’s, zelfs vanuit kapitalistische rangen. Sommige kapitalistische economen beargumenteren dat deze praktijken bijgedragen hebben tot de voorwaarden voor recessie door de welvaartskloof enorm te verdiepen en zodoende de markt af te snijden. Ze stellen eveneens dat de meeste ‘voordelen’ opgeraapt worden door wat in essentie een plutocratie is, zelfs tijdens een recessie, die op die manier de crisis bestendigen.

Tegelijkertijd is het inkomen van de arbeidersklasse tijdens de recessie nog verder gekrompen, wat zelfs geleid heeft tot een campagne van delen van de burgerij voor een verhoging van de levensstandaard. In Groot-Brittannië leent de rechtse Tory-burgemeester van Londen, Boris Johnson, zijn steun aan het voorstel voor een ‘bestaansloon’. Labour-leider Ed Miliband heeft van de levensstandaard een centraal punt gemaakt in zijn campagne voor de algemene verkiezingen van 2015, met dien verstande dat werkgevers die het “niet kunnen betalen” gecompenseerd zullen worden door de overheid!

Verenigde Staten – economische en sociale crisis

Het herstel wordt dus als nep gezien door de grote meerderheid van de bevolking. Terwijl in 2007, voor de recessie, 26 miljoen Amerikanen voedselbonnen ontvingen, is dat aantal vandaag tot 48 miljoen gestegen. Zo’n 11% van het volledige gezinsbudget voor voedsel gaat naar voedselbonnen. Tegelijkertijd heeft de beperkte economische groei de arbeiders ertoe aangezet om een groter deel op te eisen van de megawinsten van de multinationals. De reeks stakingen van deeltijdse arbeiders en arbeiders met nulurencontracten is een voorbode van de enorme beweging van de Amerikaanse arbeidersklasse die zich in de komende periode zal ontwikkelen. Een zeer verhelderend element van de huidige stakingen is dat hele gezinnen eraan deelnemen. Waar in het verleden vooral studenten of één of twee gezinsleden waren die voor dergelijke lage lonen werkten, zijn het vandaag volledige families die van deze jobs afhankelijk zijn. Dit toont de schaal aan van de achteruitgang die de Amerikaanse arbeiders gedurende de laatste decennia hebben doorgemaakt. Maar het is ook een voorbode van meer strijd en mogelijkheden voor socialisten.

Het geweldige succes van onze kameraden in Minneapolis en Seattle toont aan wat de mogelijkheden zijn. In Minneapolis behaalden we een spectaculair resultaat en strandden we op een zucht van de overwinning. Dat was een buitengewone prestatie. Onze overwinning in Seattle is een gigantische stap voorwaarts. Het is het voor het eerst in 100 jaar dat er in Seattle een socialist verkozen raakt in de gemeenteraad. Dit resultaat heeft een aardbeving teweeggebracht in de Amerikaanse linkerzijde en een laag activisten wereldwijd geïnspireerd. Het zijn ontwikkelingen die een nieuw hoofdstuk inluiden voor de uitbouw van onze Amerikaanse zusterorganisatie.

80% van de Amerikaanse ouders geloven vandaag niet dat hun kinderen ooit dezelfde levensstandaard zullen bereiken als zijzelf, waar dat in 1980 nog 50% was. Het is slechts één uitdrukking van de gestage erosie van de Amerikaanse arbeidersklasse, die zich voorbereidt op massale opstanden. We hebben eerder al beargumenteerd dat de Amerikaanse arbeidersklasse niet dezelfde politieke bagage meezeult als de Europese; de erfenis van de sociaal-democratie, de aan het stalinisme verbonden communistische massapartijen en de ervaringen van verraad. Daardoor staan zij vandaag, meer dan elders ter wereld, open voor militante klassenstrijd en socialisme in het bijzonder.

De gedragingen van de Amerikaanse burgerij helpen dit proces nog verder vooruit. De impasse in het Congres over het fiscale tekort, nog steeds onopgelost, heeft de twee kapitalistische partijen nog verder in diskrediet gebracht. De Republikeinen zien hoe ze in de peilingen naar beneden storten als gevolg van hun chantagepogingen. Het gebluf van de Tea Party, die claimen dat ze de basis vertegenwoordigen maar in realiteit knettergek zijn, is ontmaskerd. Maar Obama is er ook niet zonder kleerscheuren uitgekomen, met minder steun in de samenleving, vooral onder jongeren en arbeiders, wat al duidelijk was voor de malaise in het Congres.

Als president heeft hij nog repressievere beleidsmaatregelen doorgevoerd dan Bush, zoals het open houden van Guantanamo Bay, de vervolging van Edward Snowden en Chelsea – vroeger Bradley – Manning, en het laffe en bloederig gebruik van drones in Afghanistan. Daar komt nog zijn versterking van de nationale veiligheidsstaat bij, met de onthullingen over massale spionage tegen alle volkeren van de wereld, inclusief de Amerikaanse bondgenoten, de burgerlijke leiders van andere landen. Daniel Ellsberg stelde dat de repressie vandaag nog scherper is dan degene waaronder hij, samen met duizenden anderen, ten tijde van de protesten tegen de Vietnamoorlog. Het gehele apparaat is voorhanden om een politiestaat in te stellen.

Maar de burgerij heeft vandaag geen reden om over te gaan tot een openlijke autoritaire of dictatoriale heerschappij. De klassenverhoudingen laten het overigens niet toe. Dat wordt aangetoond door de maatregelen die de Nieuwe Democratie – PASOK-regering in Griekenland neemt, die zich verplicht zag om Gouden Dageraad te beteugelen uit angst dat deze reactionaire ‘zweep’ een nog grotere revolutionaire explosie van de Griekse arbeidersklasse zou kunnen uitlokken dan we de afgelopen jaren gezien hebben. Maar deze opdringerige en repressieve maatregelen komen voort uit de verhoogde spanningen tussen rivaliserende imperialistische machten. Het versterken van de binnenlandse ‘veiligheid’ krijgt prioriteit, als voorbereiding op een intense clash tussen de klassen. De Griekse burgerij ziet Gouden Dageraad ten hoogste als een helpende partner voor een rechts en zelfs autoritair regime, maar niet als een alternatieve regeringsvorm.

Peilingen in de VS geven aan dat een meerderheid van de bevolking – 60% – vandaag antwoorden zoekt in de richting van het ontwikkelen van een ‘derde partij’. Na Minneapolis en Seattle zijn de vooruitzichten voor de Amerikaanse kameraden zeer gunstig wat betreft een ‘derde partij’ van een nieuw type, een radicale massapartij.

De problemen die de Amerikaanse economie – die nog steeds de meest belangrijke ter wereld is wat grootte en gewicht betreft – kent, zullen hier eveneens toe bijdragen. Het fiasco in het Congres heeft het geloof in de ‘almachtige dollar’ ondermijnd. Het vertrouwen in wat nog steeds de belangrijkste munteenheid ter wereld is, is dramatisch gedaald: het is een “zeer onveilige haven… Amerikaanse staatskisten zijn in het geheel niet risicovrij” [Financial Times]. De Chinese heersende klasse klaagde tijdens de crisis openlijk over de risico’s voor hun reserves ter waarde van 3,66 triljoen dollar. Een onuitgesproken dreigement bestond erin een aanzienlijk deel van hun aandelen uit dollars weg te halen, terwijl ze tegelijkertijd hun zaak bepleitten om de Chinese munteenheid, samen met de dollar, als reserve-eenheid te laten dienen. Het is mogelijk dat, als gevolg van de fiscale crisis in de VS, de yuan mettertijd ontwikkelt tot een gedeeltelijke reserve-eenheid naast de dollar, zoals hier en daar in de Aziatische handel reeds het geval is. De geschiedenis van het kapitalisme kent een aantal parallelle ontwikkelingen die aantonen dat zoiets niet uit te sluiten valt.

De Londense City, in de persoon van de nieuwe gouverneur van de Bank of England, Mark Carney, en Osborne, de Britse minister van Financiën, heeft zelfs al op opportunistische wijze voorgesteld dat Londen de kern zou worden om de ambities van het Chinese regime op de wereldmarkt te helpen realiseren. Zodoende zal het Britse kapitalisme nog verder tot een offshore-eiland verworden, steeds afhankelijker van financiën – waarvan de ‘excessen’ de weg bereid hebben voor de crisis die in 2007 begon. Londen heeft nu al vier keer zoveel buitenlandse banken als in 1913, waarbij de aandelen van Britse banken gegroeid zijn van 40% van het bruto nationaal product tot 400%! Carney’s voorstellen zouden ertoe leiden dat de bankensector negen keer het bnp bedraagt, eenzelfde positie als in IJsland in 2007. IJsland is nooit helemaal teruggekomen van de catastrofe die het toen onderging. Dit is een uitdrukking van de politieke kortzichtigheid van het Britse kapitalisme en het onvermogen van de burgerij als geheel om lessen te trekken uit de huidige crisis: “De goden maken degenen die ze willen vernietigen, eerst boos.” Of, zoals de Ierse toneelschrijver Samuel Beckett het stelde: “Steeds geprobeerd. Steeds gefaald. Niet erg. Probeer opnieuw. Faal opnieuw. Faal beter.”

Japan is een sleutelspeler in de wereldeconomie en in Azië. Het is nu een jaar geleden dat de Japanse premier Abe zijn wanhopige poging lanceerde om de Japanse economisch gunstige situatie te herstellen na 15 jaar deflatie. Dit zou in eerste instantie door een massale gelduitbreiding gebeuren. Wij waarschuwden toen dat in een “deflatoire omgeving” – met een crisis die wereldwijd voortduurt en zodoende beperkte markten die in staat zijn om de toegenomen Japanse export te absorberen – deze roekeloze gok weinig kans op slagen had. Japan heeft een gemiddelde van 0,8% groei gehaald in het afgelopen decennium. De Japanse munteenheid, de yen, is sterk verzwakt, de aandelenmarkt en de prijzen zijn de hoogte ingegaan.

De bedoeling was om de economie met minstens 2% te stimuleren, wat door de hoofdeconoom van Standard and Poor’s omschreven werd als “een taart in de hemel”. Deflatie, lage groei en prijzen die stagneren en/of dalen, hebben ertoe geleid dat Japan niet uit de deflatoire val is kunnen geraken en niet in staat is geweest om haar nationale schuld, die meer dan 200% van het bnp bedraagt, te verlagen. In feite willen Abe en zijn economische ministers een stijging van de prijzen, inflatie, in de hoop dat een deel van de schuld zo zou verdwijnen, en dat tegelijkertijd de inkomens gestimuleerd zouden worden, wat dan weer tot een verhoogde koopkracht zou leiden. De Europese kapitalisten hopen op iets gelijkaardigs. De Japanse kapitalisten hopen eveneens de neoliberale maatregelen te kunnen uitbreiden, met inbegrip van het aanmoedigen van vrouwen om te werken, wat gerealiseerd zou kunnen worden door de relatief gesloten Japanse samenleving te doorbreken door een verhoogde immigratie. Hierdoor, zo werd berekend, zou de noodzakelijke kinderopvang voor werkende moeders voorzien kunnen worden. Er komen ook eisen voor hogere lonen en een minimumloon. De arbeidersklasse en haar organisaties, op dit moment voornamelijk de vakbonden, zijn voorlopig nog niet echt in actie getreden. Er zijn enorme protestbewegingen geweest, sommige met meer dan 200.000 mensen, rond de nucleaire ramp in Fukushima, waarbij peilingen aantonen dat 70% van de bevolking nucleaire energie wil laten uitdoven. Dit thema heeft voor splitsingen gezorgd in verschillende Japanse politieke partijen, hoewel de heersende klasse nucleaire energie wil behouden om militaire en economische redenen. Maar een substantiële beweging van de werkende bevolking heeft zich nog niet ontwikkeld. Dit zal wel gebeuren wanneer de algemene wereld- en Aziatische crisis verder ontwikkelt en het falen van de reflatoire maatregelen van de regering duidelijk wordt.

De rivaliteit tussen de belangrijkste machten in Azië is scherper geworden sinds de regering-Obama het ‘militaire herbalanceringsplan’ voor Azië heeft ingevoerd in 2011. Dat heeft als doel de opgang van China onder controle te houden en de Amerikaanse hegemonie in de regio te bewaren. De VS steunen vandaag een agressievere houding in verschillende territoriale conflicten met China, van Japan, de Filippijnen, Vietnam en andere landen. In januari 2013 voorspelde The Economist dat “China en Japan naar een oorlog afglijden”. Dit is niet het meest waarschijnlijke perspectief voor het Chinees-Japanse conflict; dat is eerder een uitgebreid conflict met geen vlotte oplossing van de onderliggende territoriale conflicten. Een militaire clash kan echter niet geheel uitgesloten worden. Er zijn bijna dagelijks ‘incidenten’ – gevechtsvliegtuigen die opgeroepen worden of militaire vloten die beschuldigd worden van het breken van de soevereiniteit – en beide regeringen gebruiken dit om het conflict uit te bouwen en hun militaire machines in stelling te brengen als onderdeel van een bredere strategische strijd om invloed in Azië. Op binnenlands vlak worden de conflict gebruikt om het nationalisme en de steun voor Beijing en Tokyo te stimuleren. Ondanks haar gigantische militaire voordeel tegenover alle andere naties worden de beperkingen van de Amerikaanse macht aangetoond door de afwezigheid van Obama op de herfsttoppen van APEC en ASEAN, als gevolg van de begrotingscrisis in Washington. Die afwezigheid versterkte de indruk in de hele regio dat de VS een dalende macht is terwijl de Chinese ster rijst.

Het is de bedoeling dat de financiële sector de reële economie ondersteunt. Financiële instrumenten zoals aandelen, obligaten, enz. vertegenwoordigen echte ondernemingen. Maar het handelen in die ‘vertegenwoordigingen’ zelf werd meer en meer een winstgevende activiteit. Serieuze burgerlijke commentatoren hebben eindeloos opgeroepen om dit te beteugelen, maar tevergeefs. Een voormalige topman van de Financial Services Authority in Groot-Brittannië, Adair Turner, concludeert dat hele delen van de banken en financiële sectoren “sociaal nutteloos” zijn en Carney waarschuwt hier ook voor. Niettemin gaan de kapitalisten verder met activiteiten die de weg bereid hebben voor de vorige crisis, zodra het lijkt alsof het onmiddellijke crisisgevaar geweken is. Net als de Bourbons heeft de burgerij “niets geleerd en niets vergeten”.

Door het blijven bestaan van de gigantische publieke en private schuld – vooral in de grote economieën – zal er geen echt substantieel ‘herstel’ zijn. Tegelijkertijd is er de groeiende angst voor het protectionisme dat opnieuw de kop opsteekt. Conflicten tussen China en de VS hebben zich op verschillende thema’s ontwikkeld, net als conflicten tussen Europa en de VS. Kenmerken van depressie zullen blijven bestaan, en vooral acuut zijn in Europa, dat de economisch, sociaal en politiek meest bedreigde regio van de wereld blijft. De ideologen van de burgerij hebben, weliswaar vanuit een tegenovergesteld klassenstandpunt, dezelfde conclusies getrokken als de marxisten.

Ze vrezen nu dat er een deflatie op lange termijn is ingezet met een ‘Japanisering’ van de eurozone. Een herhaling van de ‘twee verloren decennia’ in Japan dreigt omwille van de deflatoire effecten van de euro in het algemeen, maar ook omwille van de dominante positie van het Duitse kapitalisme in de eurozone. Dat is de enige Europese economie die volledig herstelde van de crash die in 2007 begon. Met haar economisch dominante positie heeft het Duitse kapitalisme de rest van Europa op ‘rantsoen’ gezet. Waar er voorheen enkel lof was voor de economische orde in Duitsland, groeide het aantal klachten en het ongenoegen bij rivaliserende Europese machten en ook bij de VS. Het grote Duitse handelsoverschot werd door de Amerikaanse regering onder vuur genomen omdat het “een evenwicht van de economie van andere landen van de eurozone hindert en leidt tot een deflatoire basis voor de eurozone en de wereldeconomie.” (Martin Wolf, FT, 6 november). Het IMF bracht gelijkaardige ‘bekommernissen’ naar voor.

Een ‘evenwicht’ vinden is eigenlijk codetaal, zeker als vertegenwoordigers van het VS-imperialisme dit gebruiken. Er wordt in feite opgeroepen om in Duitsland wat in te binden zodat andere kapitalisten meer ademruimte krijgen. In een chaotisch systeem als het kapitalisme is het echter onmogelijk om een ‘evenwichtig’ systeem te kennen, zeker niet tijdens een ernstige crisis. Het is mogelijk dat rivaliserende kapitalistische machten op vreedzame wijze met elkaar delen om samen tot een steeds groter stuk van de taart te komen. Maar dat gebeurt niet in een crisis zoals deze die we nu kennen. Een van de kenmerken van de komende periode zal de toename van spanningen tussen de imperialistische machten en blokken zijn.

Europa en de crisis

De Europese arbeidersklasse heeft heel wat energie gespendeerd aan het bevechten van de pogingen van de burgerij om de volledige verantwoordelijkheid voor de crisis op hen af te schuiven. Na de krachtige inspanningen van verzet – de Griekse arbeidersklasse nam hierin het voortouw met 31 algemene stakingen sinds 2010 waarvan vier 48-uren stakingen – werden ze verslagen door de laffe opstelling van de vakbondsleiders. Deze weigerden de strijd te leiden naar de overwinning, met een programma van machtsovername aan de hand van nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie en een oproep aan de Spaanse, Portugese en Italiaanse arbeidersklasse om hun voorbeeld te volgen en samen de eerste stappen te zetten naar een socialistische confederatie van deze vier landen. Zo’n stoutmoedige stap zou een vonk doen ontstaan in de arbeidersklasse die zich zou verspreiden in de rest van Europa en de wereld.

Het recente rapport van het Rode Kruis duidt op de prijs die de Griekse en de Europese arbeidersklasse betalen voor het falen van de kapitalistische heerschappij. Het aantal zelfmoorden bij Griekse vrouwen is verdubbeld. Verschillende verslagen rapporteren over de enorme sociale gevolgen van de crisis in Europa. Maar het verslag van het Rode Kruis, dat geacht wordt een verslag te zijn van een liefdadigheidsinstelling, is met zijn schrikwekkende details en conclusies een verwoestende aanklacht tegen het Europese kapitalisme. Het beeld dat geschetst wordt is er een van een langdurige economische crisis. Het verslag, gepubliceerd begin oktober, stelt: “Europa zinkt weg in een langgerekte periode van vergaande armoede, massawerkloosheid, sociale uitsluiting, grotere ongelijkheid en collectieve wanhoop als resultaat van het besparingsbeleid, opgelegd als reactie tegen de schuld- en valutacrisis van de afgelopen vier jaar.”

Het geeft een gedetailleerd verslag van de verpletterende armoede die zich over het hele continent verspreidde en daarbij niet enkel de arbeidersklasse maar ook belangrijke delen van de middenklasse in de afgrond van eindeloze besparingen stortte. Het aantal mensen dat afhankelijk is van de voedselverdeling van het Rode Kruis is in 22 van de onderzochte landen met maar liefst 75% gestegen tussen 2009 en 2012. “Meer en meer mensen worden arm, de armen worden nog armer”. Het verslag stelt: “Terwijl andere continenten de armoede met succes bestrijden, doet Europa er een schepje bovenop. De gevolgen van de crisis op lange termijn moeten nog zichtbaar worden. De problemen zullen nog gedurende decennia gevoeld worden, zelfs indien de economie zich herstelt in de nabije toekomst. We stellen ons de vraag of we wel beseffen wat er aan de hand is.”

Er wordt een gedetailleerd verslag gegeven van de massawerkloosheid die het continent tekent, “in het bijzonder bij jongeren.” Het wijst op de 120 miljoen Europeanen die in armoede leven of het risico lopen het weldra arm te worden. Miljoenen schuiven aan voor eten: “Vele mensen van de middenklasse zijn in de armoede terechtgekomen”, ook in Duitsland. De auteurs schrijven: “Ondanks het zichtbare succes van Duitsland, de economische motor van Europa, illustreert de Europese reus de groeiende welzijnskloof en stelt daarbij de levensduurte van het traditioneel model, de sociale markteconomie, in vraag…. maar liefst 5.5 miljoen Duitsers uit de middenklasse zijn het afgelopen decennium hun sociaal statuut verloren en kwamen terecht in de groep van lage inkomens.”

“De plaag van de economische crisis en de sociale ziektes die ermee gepaard gaan, hebben zich verspreid naar alle uithoeken van Europa, delen van Scandinavië,… Vele werknemers in Slovenië hebben reeds maanden geen loon ontvangen, 13% van de bevolking uit de Baltische staten en Hongarije trokken er weg, 600.000 werkenden uit Duitsland verdienen onvoldoende om te overleven.” Zelfs de welvarendere landen Denemarken en Luxemburg voelen de gevolgen van de economische maalstroom. Uiteraard heeft de jongerenwerkloosheid een verwoestend effect in de Europese landen, het cijfer loopt naargelang het land op van 33% tot over 60 %. Maar het is niet enkel de jeugd die lijdt, de cijfers voor 50 tot 64 jarige werklozen verdubbelden tussen 2008 en 2012. De auteurs geven de schaal van de crisis weer wanneer ze schrijven: “De snelheid waarmee de werkloosheid, de afgelopen 24 maanden stegen, is een aanwijzing dat de crisis verergert.” Gecombineerd met een dalende levensstandaard, kan men spreken van een ‘gevaarlijke combinatie’.

Deze moeilijke economische situatie bracht een inherente politieke instabiliteit met zich mee. Sinds 2010 werden 12 regeringen van de 17 landen van de eurozone weg gestemd bij verkiezingen. Merkel is de enige die een uitzondering vormt, maar terwijl haar conservatieve CDU/CSU stemmen won, kon de conservatief-liberale coalitie niet verdergezet worden omdat de liberale FDP onder de kiesdrempel van 5% viel en niet langer in de Bundestag zit. Dat is een slag voor de Duitse kapitalistische klasse die de FDP decennialang zag als een drukkingsgroep in het parlement. Het electoraal succes van de rechtse populistische ‘Alternative für Deutschland’, dat nipt onder de kiesdrempel van 5% eindigde, is een uitdrukking van de onderliggende onstabiliteit en een waarschuwing dat het potentieel voor een rechtse nationalistische kracht aanwezig is.

Het resultaat van de verkiezingen dwong Merkel en haar partij, de CDU/CSU, ertoe een coalitie aan te gaan met de sociaaldemocraten van de SPD. De regeringsonderhandelingen duurden lang omdat de SPD druk zette om beperkte sociale hervormingen te bekomen zodat de partij de coalitie kan verkocht krijgen aan zijn basis. De nieuwe regering zal wellicht niet meteen van start gaan met besparingen, maar dat zal veranderen naargelang de regering rekening moet houden met de economische en sociale terugval in Duitsland.

In tegenstelling tot vele andere Europese landen heeft Duitsland geen minimumloon dat bij wet is vastgelegd. De afgelopen jaren hebben vakbonden, sociale bewegingen en Die Linke stelselmatig campagne gevoerd voor de invoering van een wettelijk minimumloon. Deze druk heeft ertoe geleid dat een grote meerderheid van de bevolking deze eis ondersteunt. Dat heeft druk gezet op de SPD om uiteindelijk ook deze maatregel naar voor te schuiven. De SPD dringt erop aan als gevolg van de massale druk van een groot deel van de werkende bevolking die in de lageloonsector werkt. Daarnaast dwingt het op een na slechtste verkiezingsresultaat ooit voor de SPD (het slechtste was na de vorige coalitie met de CDU/CSU…) hen om eisen te stellen bij de coalitiegesprekken, het invoeren van een wettelijk minimumloon is daar onderdeel van. Duitsland heeft het hoogste percentage aan lageloonjobs, de zogenaamde mini-jobs , in de gehele Eurozone – 22% van alle werkkrachten werkt met een mini-job. Duitse bazen verzetten zich sterk tegen de druk om een wettelijk minimumloon door te voeren.

 

Welke regering e rook uit de bus komt, de economische situatie in Europa en Duitsland zal de door de CDU geleide coalitie ondermijnen. De open, dominante economische en politieke macht van het Duitse kapitalisme werd des te meer duidelijk tijdens de crisis. Vandaag zijn alle Europese problemen ingebed in de Europese structuren. Deze Duitse regering zal, in tegenstelling tot voorgaande, opgezadeld worden met zowel de politieke problemen van Duitsland, alsook die van de eurozone als geheel. Indien de SPD in een coalitieregering stapt met Merkel, hetgeen waarschijnlijk is, zal dit mogelijkheden scheppen voor Die Linke om een eigen specifieke linkse en radicale positie te ontwikkelen. In de federale verkiezingen verloor Die Linke electorale steun, maar de partij zal de grootste oppositiepartij zijn tegenover de grote coalitie van conservatieven en sociaaldemocraten. Jammer genoeg is er een bocht naar rechts in de partij, zowel rond de kwestie van coalities met de pro-kapitalistische SPD en de Groenen als op het vlak van internationaal beleid. De rechterzijde dringt erop aan dat de partij het principiële verzet tegen het inzetten van Duitse troepen in het buitenland opgeeft en instemt met het Duitse lidmaatschap van de NAVO. Tegelijk is de partij actiever betrokken bij sociale bewegingen en vakbondsstrijd. Dit kan tot een paradoxale situatie leiden waarbij de partij een laag van werkenden en jongeren aantrekt terwijl het tegelijk ‘stilletjes’ naar rechts opschuift.

De verkiezingen in Oostenrijk, waar onze afdeling aan deelnam, weerspiegelden een dalende steun voor de gevestigde partijen. De twee grote partijen – SPÖ, de verburgerlijkte sociaaldemocraten en de traditionele partij van het kapitalisme, en de conservatieve ÖVP – die deel uitmaakten van de uittredende coalitie verloren terrein. Veertig jaar geleden behaalden deze twee partijen samen maar liefst 90,8% van de stemmen, nu nog nipt meer dan 50%. Dit weerspiegelt de groeiende ontevredenheid, gevoed door corruptie waarbij alle traditionele partijen betrokken waren, inclusief extreemrechts, en een groeiend besef van de economische moeilijkheden die voor de deur staan op basis van de Europese en wereldcrisis. De extreemrechtse FPÖ behaalde meer dan 20% van de stemmen.

Na verschillende mislukte pogingen om tot een gemeenschappelijke linkse lijst te komen – de Communistische Partij was niet bereid om samen te werken – kwamen we alleen op met een duidelijke socialistisch programma. We vestigden enkele belangrijke steunpunten voor toekomstige strijdbewegingen, zowel op het electorale als op het sociale en syndicale vlak. Gezien de besparingen die in de pijplijn zitten en die zullen doorgevoerd worden ongeacht de samenstelling van de volgende regering, is het waarschijnlijk dat er verzet zal komen. De besparingen en de effecten van de crisis zullen Oostenrijk samen met anderen landen in Noord-Europa die op dit moment immuun lijken voor de crisis inhalen, hetgeen zal leiden tot scherpe veranderingen in de situatie. We zijn goed geplaatst om in een dergelijke situatie tussen te komen en ons te versterken.

Net als de Oostenrijkse is de Belgische economie nauw verbonden met de Duitse en heeft ze daardoor recent nog groei gekend. Deze groei heeft net als in de meeste landen niet kunnen vermijden dat er een groei van het aantal faillissementen was naast besparingen van de lokale besturen en een voorspelde stijging van de werkloosheid in 2014, niet kunnen voorkomen. In mei 2014 vinden in België regionale, federale en Europese verkiezingen plaats en de heersende klasse tracht met alle mogelijke middelen een herhaling van de ellenlange regeringsvorming na de verkiezingen van 2010 (541 dagen) te vermijden. Dit is een van de beweegredenen achter de pogingen om het Vlaams nationalistische en neoliberale N-VA te verzwakken nadat de N-VA in 2010 uitgroeide tot de grootste partij. Daar waar kritieken op het neoliberale karakter van de N-VA enig effect kunnen hebben, blijven de nationale tegenstellingen in België ervoor zorgen dat er een zekere basis is voor dergelijke partijen.

De ervaring van de crisis en de huidige zespartijencoalitie, geleid door de Franstalige “socialisten”, heeft zowel tot herhaalde arbeidersprotesten als een opening ter linkerzijde geleid. Zowel binnen de socialistische als binnen de christelijke vakbond is er een groeiende distantiëring van de ‘socialisten’ en de christendemocraten. In de regio Charleroi heeft het ABVV een publiek debat opgestart over de nood aan een “echt antikapitalistisch alternatief”. Maar op korte termijn is het vooral de voormalige maoïstische PVDA die voordeel haalt uit het begin van een draai naar links in België. Voor een breder alternatief van de arbeidersbeweging gaat de PVDA op de rem staan in de hoop zelf parlementszetels te halen in 2014. Gezien de geschiedenis van de PVDA en haar politieke en organisatorische aanpak is het onwaarschijnlijk dat ze in staat zal zijn om een brede en langdurige steun van de arbeidersklasse op te bouwen. Ongeacht de exacte resultaten van de verkiezingen van 2014, is er geen twijfel dat er enorme druk van de heersende klasse zal komen om verdere aanvallen door te voeren. Dit zal leiden tot verdere klassenstrijd maar mogelijk ook tot grotere spanningen tussen de Vlaamse en Franstalige regio’s. De uitdaging voor de arbeidersbeweging is om een strijdbaar antwoord en alternatief naar voor te schuiven. Zoniet kunnen de nationale tegenstellingen verder verdiepen.

De omvang van de problemen waarmee de Europese regeringen, en zeker de Duitse, worden geconfronteerd, blijkt uit het feit dat er een kloof van maar liefst 12% van het BBP is tussen waar Europa vandaag staat en waar het zou gestaan hebben indien de trends van voor de crisis zouden aangehouden hebben. Het is niet waarschijnlijk dat hierin verbetering komt. Dit is voortaan ‘normaal’ voor het Europese kapitalisme, waarbij de schildpad de favoriete metafoor vormt voor de economische perspectieven voor het continent. Zoals reeds werd opgemerkt in eerdere verklaringen, vormt de euro een enorm deflatoire val, vooral voor de landen die geconfronteerd worden met economische ellende – hetgeen, tot op zekere hoogte, alle landen van de eurozone beïnvloedt, in het bijzonder de Zuid-Europese landen.

Er zal dan ook een groeiend verzet tegen de euro en ook tegen de dominantie van het Duitse kapitalisme zijn. Dat zal ongetwijfeld tot uiting komen in de Europese verkiezingen van volgend jaar. Het verlagen van de rente met 0,25% door de Europese Centrale Bank botste op verzet van de Duitse vertegenwoordigers. Dit zal een groeiende oppositie onthullen tegen het ‘Europees project’, en dit zowel vanuit linkse als vanuit extreemrechtse hoek. Die krachten hebben vandaag een significante vertegenwoordiging in vele Europese landen. Dit betekent dat het uiteenvallen van de euro nog steeds mogelijk is. De heersende klasse is er tot nu toe in geslaagd om dit te voorkomen. We moeten echter niet verbaasd zijn indien een nieuwe opflakkering van de eurocrisis een versplintering van de eurozone in gang zet. De onderliggende crisis waarmee de euro geconfronteerd wordt; is tot op heden niet opgelost. De ontwikkelingen in Spanje, Italië, Griekenland en andere landen kunnen opnieuw tot explosieve situaties leiden en op die manier de euro in zijn huidige vorm bedreigen. Er ontwikkelden zich enorme spanningen en een groeiend verzet tegen Duitsland met zijn deflatoire effect op de rest van Europa, tegen de achtergrond van groeiende politieke en sociale crisis.

Landen met een groot primair begrotingstekort – de meeste landen van Zuid-Europa – die bovendien de afbetaling van de overheidsschuld sneller zien stijgen dan de nominale groei van het BBP, zitten op een onhoudbare weg. Wat wordt daaruit geconcludeerd? “Sinds 2008 zijn de PIIGS [een vernederende term voor de Zuid-Europese landen en Ierland] in een val terecht gekomen. Met grote tekorten in het vooruitzicht, reageerden de investeerders door het verkopen van hun obligaties.” (Financial Times). Wanneer de schulden de grens van 50% van het BBP overschrijden, ontstaat er een groot risico op een schuldencrisis. Daarmee zijn vele landen in Zuid-Europa erg kwetsbaar: Griekenland, Ierland en Spanje zitten allen in die situatie en zijn niet in staat om de tekorten van 100% van het BBP of meer, te financieren. Alle pogingen die de burgerij ondernam om de situatie te verbeteren bleven zonder resultaat, net als de nooit eerder geziene opofferingen van de bevolking in die landen.

De bankencrisis gaat onverminderd door. Net als de Japanse crisis van de vroege jaren 1990, zijn de Europese banken te vergelijken met ‘zombies’. “Meer dood dan levend” (Economist). De kredietcrisis houdt aan, in het bijzonder voor de ‘reële economie’, als tegengesteld aan de financiële sector, waarin de burgerlijke economisten zoveel hoop hebben. Leningen aan niet-financiële instellingen vielen in mei van dit jaar terug met 4,1% in Italië, met 5% in Portugal en 9,7% in Spanje. In deze vicieuze spiraal zijn overheden verplicht hun eigen financiële situatie te verslechteren door leningen aan te gaan om banken overeind te houden. De wanhoop bij het aanschouwen van de passiviteit van Europese regeringen, en in het bijzonder van de Duitse regering, brengt The Economist ertoe te concluderen: “Wachten tot zombies opnieuw tot leven komen, is een spel van dwazen”. Deze situatie kan niet aanhouden. Explosieve situaties zijn onvermijdelijk, zoals we reeds zagen in Griekenland, Spanje en Portugal in de afgelopen periode. The massa’s kiezen voor strijd, stakingen, bezettingen, zelfs wanneer ze voelen dat hun acties niet zullen resulteren in fundamentele veranderingen van de situatie.

Griekenland : geen oplossing voor de crisis

Griekenland zit in het zesde jaar van economische depressie. De Griekse arbeidersklasse glijdt verder weg in een sociale catastrofe. Zelden heeft een land in de ‘ontwikkelde’ wereld zo duidelijk de complete desintegratie, het doodlopende straat, van het kapitalisme aangetoond. Onder de zweep van de trojka en de Griekse burgerij is de economie gekrompen met minstens 25%, met nog eens een voorziene terugval van 4% dit jaar. Werkloosheid raakt 1,3 miljoen mensen (officieel 30%), maar deze is naar alle waarschijnlijkheid nog veel hoger. De werkloosheid is fors toegenomen, meer dan 60% van de jongeren zit zonder werk. Lonen daalden met een gemiddelde van minstens 25%, belastingen vernegenvoudigden, en massaontslagen werden meedogenloos doorgevoerd. De publieke sector werd volledig ontmanteld, gevolgd door een massale privatisering en de verkoop van het nationale erfgoed. Niet enkel de arbeidsklasse maar ook steeds grotere delen van de middenklasse worden in de armoede gestort en verplicht om zich te wenden tot voedselbanken, met meer dan 50.000 mensen die dagelijks voedsel krijgen van de Orthodoxe kerk en 7.000 van de gemeentelijke autoriteiten van Athene.

De Griekse arbeidersbeweging probeerde dit te stoppen met een beweging die we na Wereldoorlog Twee nooit zagen in Europa. Er waren algemene stakingen, zowel van 24 als van 48 uur. De arbeidersklasse probeerde de aanvallen te stoppen. Zelfs wanneer er weinig uitzicht op succes was, slaagden ze erin de ene heroïsche actie na de ander op poten te zetten. En wanneer hun verzet tanend leek, ontdekten ze nieuwe bronnen van energie en strijd. Dit jaar vonden er minstens vier algemene stakingen plaats alsook massamobilisaties tegen de aanvallen op de openbare omroep, ERT. Met een partij en een strijdvaardige leiding lag de macht voor het grijpen. Dit falen heeft geleid tot de opkomst van de extreemrechtse neofascistische Gouden Dageraad. Van een kleine basis met 0,29% van de stemmen in de verkiezingen van 2009 groeide die partij tot 7% in de laatste verkiezingen van 2012. Peilingen toonden nadien een nog groeiende steun van 10%.

Met de ondersteuning van bepaalde delen van de politie en anderen ter rechterzijde, groeide Gouden Dageraad uit tot een echte bedreiging voor migranten die geregeld worden aangevallen en zelfs vermoord. Vandaag zijn ze ook een bedreiging voor links en voor arbeiderspartijen. De moord op een linkse rapper zorgde voor wijdverspreid protest. De angst voor een nieuwe grote confrontaties dwong zelfs de regering ertoe om Gouden Dageraad te beteugelen. De aanhouding van haar leiders en de daaropvolgende uitsluiting van het parlement toont aan dat de burgerij bang is dat de Gouden Dageraad massale actie van de arbeidersklasse kan uitlokken. Nu reeds volgde een nieuwe fase van massaprotest tegen Gouden Dagenraad, waarin onze kameraden een belangrijke rol spelen. Indien deze protesten escaleren zouden ze al snel de regering zelf bedreigen. De kapitalisten hebben Gouden Dageraad op dit moment niet nodig. Ze zullen de macht niet afstaan. Toen de burgerij de macht wel uit handen gaf aan Mussolini en Hitler, bedreigde de revolutionaire golf die volgde op de val van de regimes de heerschappij van het kapitaal. Ze kunnen Gouden Dageraad, en soortgelijke organisaties ter rechterzijde, nodig hebben als bondgenoten, maar het is onwaarschijnlijk dat ze hen de volledige macht overhandigen. Ze kunnen een ondersteunde rol spelen bij een Bonapartistische militaire coup, maar zelfs dat is niet het meest waarschijnlijke vooruitzicht op dit ogenblik. Op een bepaald ogenblik is het echter niet uitgesloten dat zoiets gebeurt.

Er is tegelijk wereldwijd een toename van het gebruik van autoritaire en repressieve maatregelen door de heersende klasse. In verschillende landen zijn er pogingen om protest te criminaliseren. Dat is een waarschuwing voor de arbeidersklasse en we moeten waar nodig democratische eisen en acties naar voor brengen als antwoord op deze ontwikkeling.

Na de historische ervaring van de Griekse arbeidersklasse, zou een rechtse staatsgreep gegarandeerd tot revolutionaire explosies leiden. Die zouden een herhaling kunnen vormen van de beweging van Portugese arbeiders in 1975, een beweging die leidde tot de onteigening van de banken en die grote delen van de rijkdom in publieke handen bracht. Het grote gevaar vandaag is dat de woede en frustraties van de arbeidersklasse, in het bijzonder van de jeugd, dat gericht is tegen Gouden Dageraad en hun medestanders evolueert naar een terugkeer van links terrorisme in Griekenland, zoals de moord op twee leden van Gouden Dageraad aantoonde (alhoewel er verdenkingen zijn in de richting van politieprovocateurs). We moeten naar buiten komen met argumenten, zoals onze Griekse sectie doet, en de jeugd waarschuwen dat dit niet het antwoord kan zijn. Enkel een alternatief van de arbeidersklasse, en in het bijzonder een revolutionaire massapartij met de correcte strategie en tactieken, kan de Griekse kapitalisten en het internationale kapitaal verslaan. Er zijn vandaag afscheuringen en splitsingen aan de gang in de Griekse linkerzijde. Onze Griekse afdeling heeft terecht geprobeerd om ernstige linkse krachten te verenigen, en dit zowel binnen Syriza als erbuiten, om zo een linkse aantrekkingspool op te zetten.

Cyprus

Onze Cypriotische afdeling gaat ook door een belangrijke fase. De situatie in het land is fundamenteel veranderd door de economische crisis. De afgelopen negen maanden was er een ineenstorting van de banken, de invoering van een taks op spaargeld, de ondertekening van een memorandum met de trojka. Samen met het neoliberale beleid van de rechtse regering onder leiding van de partij DISI heeft dit de samenleving 40 jaar terug in de tijd gebracht. De werkloosheidsgraad is voor het eerst sinds de oorlog van 1974 en de invasie door Turkije gestegen tot 17,1%. Onder jongeren is dat 43%. Een kwart van de bevolking leeft op of onder de armoedegrens, 100.000 gezinnen zijn afhankelijk van voedselbanken om te overleven. De mensen zijn gedesillusioneerd, ontgoocheling en onzekerheid zijn dominant. Er is niemand die het voor de gewone bevolking opneemt. De communistische partij AKEL ziet de electorale steun in de peilingen als sneeuw voor de zon verdwijnen. De partij haalt nog amper 15%, terwijl ze tot in februari vorig jaar nog de regering vormde (en van daaruit een besparingsbeleid voerde). Het was de AKEL die de trojka naar het eiland bracht en nu betaalt de partij de prijs voor het feit dat ze niet ingaat tegen de besparingen. De rechterzijde voert een systematische aanval op de AKEL uit. Veel mensen richten zich nu naar populistische krachten en ook de neofascisten kunnen een zekere steun verwerven. In 2014 zullen er nieuwe aanvallen komen met meer privatiseringen, besparingen en uithuiszettingen. Dit kan leiden tot bewegingen zoals in maart. Dit opent nieuwe kansen voor linkse krachten zoals onze organisatie die voorlopig nog klein zijn, maar een rol kunnen spelen.

Spanje, Portugal, Italië, en Frankrijk vertonen allen in verschillende gradaties symptomen van de langdurige politieke, sociale en economische crisis. Spanje zit in een bijzonder kwetsbare situatie. De snelheid en omvang van de ineenstorting van de op schulden gebaseerde boom, in het bijzonder in de vastgoedsector, zijn spectaculair. In 2006 was de vastgoedsector goed voor niet minder dan 13% van Spanjes BBP, het stelde 2,7 miljoen mensen tewerk. In datzelfde jaar werden in Spanje meer huizen gebouwd dan in Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië samen. Vandaag is de bouwsector goed voor 5% van het Spaanse BBP, maar liefst 1,7 miljoen arbeiders uit de sector verloren hun job. Het aantal nieuwbouwprojecten zit 95% onder het niveau op de piek.

Spanje en Portugal

Deze catastrofe voor de massa’s vormde de impuls voor de grote algemene stakingen en bewegingen die sindsdien plaatsvonden. Sinds 2008 werden 400.000 Spaanse gezinnen uit hun huis gezet. Het land zit vast met een werkloosheidsgraad van 26% voor minstens vijf jaar volgens een voorspelling van het IMF. Op massale schaal werd er ‘loonkostenvermindering’ toegepast – codetaal voor loonvermindering. Door het lidmaatschap van de euro werd de Spaanse burgerlijke regering onder leiding van de PP verhinderd om een devaluatie van de munt door te voeren. Maar ze heeft wel de ‘tweede beste’ oplossing doorgevoerd. Alle pogingen van de corrupte regering om te bevolking te overtuigen dat opofferingen vandaag zouden leiden tot zoete broodjes morgen, hebben gefaald. Gedurende negen opeenvolgende kwartalen verkeerde de Spaanse economie in recessie. In het derde kwartaal van 2013 steeg de economie opnieuw met 0,1%. Er wordt nog steeds een algemene krimp van 1,3% verwacht voor het geheel van 2013. Door de groei van de export wordt momenteel een lichte stijging verwacht voor 2014. Sommigen verwachten een groei van 1% maar dat zou nauwelijks een verbetering in de werkloosheidscijfers met zich mee brengen. De situatie heeft er dan ook toe geleid dat Spaanse jongeren naar de vier uithoeken van Europa en de wereld vluchten op zoek naar werk.

Tegelijkertijd heeft het nationale vraagstuk aan belang herwonnen, vooral in Catalonië. In september hebben tot 1,6 miljoen Catalanen deelgenomen aan een menselijke ketting om onafhankelijkheid van de Spaanse staat te eisen. Vlak daarna vond er op 12 oktober een andere, kleinere, massabetoging plaats in Barcelona met veel deelnemers van buiten Catalonië gericht tegen een afsplitsing van de Spaanse staat. Dit toont aan dat er een polarisatie kan ontstaan op dit onderwerp, een polarisatie die enkel kan tegengegaan worden door het handhaven van een duidelijke klassenstandpunt dat het recht op zelfbeschikking erkent maar dit ook koppelt aan de noodzaak van eenheid onder de arbeidersklasse tegen elke vorm van burgerlijk nationalisme in.

Dit brengt de noodzaak met zich mee voor een arbeiderspartij die een duidelijk programma uitwerkt. Omwille van historische redenen (de burgeroorlog en haar uitkomst, het regime van Franco en de strijd hiertegen) ligt het bewustzijn van de Spaanse massa’s, samen met die van Griekenland, op dit moment misschien hoger dan in andere landen van Europa. Maar net als in andere landen in Zuid-Europa is de Spaanse linkerzijde verdeeld in een schijnbaar oneindig aantal organisaties. De beste kansen voor marxisten die de meest strijdbare elementen willen verenigen, lijkt in deze fase te liggen bij Verenigd Links (Izquerda Unida – IU). Maar dit is niet zonder complicaties omdat de traditie van IU om besparingscoalities te vormen met de kapitalistische (sociaaldemocratische) PSOE nog niet doorbroken werd. IU heeft de PP ondersteund in Extremadura (maar niet zonder interne tegenstand) en heeft een PSOE-regering ondersteund in Asturië. Momenteel zit het in de regering van Andalusië, een regering die de grootste besparingsoperatie ooit in die regio heeft doorgevoerd. De belangrijkste leiders van IU zien dit als een voorbereiding op een nationale ‘linkse’ coalitie met de PSOE na federale verkiezingen. De strijd tegen de rechterzijde binnen IU kan echter leiden tot het mobiliseren van een bredere linkse alliantie, zoals onze kameraden in Griekenland dit ook trachten te bereiken. Op zich speelt waar we onze eerste steun verwerven geen cruciale rol en er doen zich kansen voor zowel binnen de IU als daarbuiten. De poging om een stevige werking te vestigen in Spanje is één van de prioriteiten voor alle afdelingen van het CWI, de Europese in het bijzonder.

De diepte van de crisis in Portugal is zodanig groot dat de rechtse regeringscoalitie meerdere keren dreigde te desintegreren. Ze heeft vier algemene stakingen getrotseerd, een nederlaag in de recente gemeentelijke verkiezingen en de tegenkanting van de Portugese bevolking omwille van de verschrikkelijke prijs die ze hebben moeten betalen voor het besparingsbeleid. Zelfs de Financial Times schreef: “Portugal is de politieke limieten van het besparingsbeleid aan het bereiken. Financiële ‘experten’ geven toe dat er geen enkele garantie bestaat dat zelfs als het brute programma van de trojka aanvaard wordt dit zal leiden tot een volgehouden groei”.

Er vindt een enorme erosie plaats van Portugals beperkte industriële basis. Premier Coelho gaf toe dat het bankroet van het Portugese kapitalisme betekent dat het niet in staat is jonge mensen in de samenleving en de economie te integreren. Hij verklaarde dat hun enige toekomst ligt in het verlaten van Portugal. Net zoals er een exodus bestond tijdens de stagnatie in de jaren ‘60 onder de dictatuur van Salazar en Caetano, heeft er zich nu een massale emigratie ontwikkeld. Op een bevolking van 10 miljoen verlaten er ieder jaar 100.000 mensen het land. Waar het in het verleden de oudere arbeiders waren die vertrokken is het nu de jeugd, de toekomst van Portugal, die weggaat. Met hun vertrek stuiken openbare diensten zoals de gezondheidszorg ineen, wat op zijn beurt werknemers in de medische sector ertoe aanzet om werk te zoeken in het buitenland.

De taak voor onze kleine krachten is om er, net zoals elders, eerst een politiek ontwikkeld kader bijeen te brengen dat in staat is om nieuwe lagen van arbeiders te winnen en te vormen evenals jongeren die openstaan voor onze ideeën en in actie komen. Vandaaruit kan de tactische kwestie over hoe en waar we onze krachten het beste kunnen inzetten bediscussieerd worden. Onze kameraden proberen terecht om bruggen te bouwen naar de beste activisten in het Links Blok die kritisch staan ten opzichte van de rechtse draai van de leiding. Hoe het Linkse Blok zich in de komende periode verder zal ontwikkelen is een open vraag. Haar rampzalige resultaat in de gemeentelijke verkiezingen afgelopen september vormt een geheugensteun voor de gevolgen van de draai naar rechts van de leiding richting de sociaaldemocratie. Flexibele tactieken zijn vereist wat kan betekenen dat we op een gegeven moment elders opportuniteiten moeten opzoeken, incluis een mogelijke oriëntatie op de communistische partij van Portugal, die ondanks de tal van bureaucratische eigenschappen die ze uit haar stalinistische verleden met zich meedraagt een van de weinige traditionele massa-arbeiderspartijen is die nog in Europa overblijft.

Italië

De belangrijkste recente ontwikkeling in Italië op nationaal vlak is de uitsluiting van Berlusconi door de leiding van zijn eigen partij na een dominantie van 24 jaar. Een voormalige getrouwe: “Silvio Berlusconi is dood. Hij staat op het einde van de weg. Eén van zijn grootste angsten nu is dat hij zou eindigen in de gevangenis. De uitsluiting van Berlusconi vormde het grootste schisma in centrumrechts sinds het opbreken van de christendemocraten twee decennia geleden. De aanleiding voor de verwijdering van Berlusconi was de parlementaire impasse en zijn weigering om de regering van Letta verder te ondersteunen. Hierachter lag de steun van de Italiaanse burgerij voor een regering die bereid was om de aanvallen op de arbeidersklasse verder te zetten. Berlusconi’s demagogische en populistische verzet tegen de eigendomsbelasting, die een echo vond bij het electoraat, vormde de laatste druppel voor aanzienlijke delen binnen zijn eigen partij en de burgerij in zijn geheel na twee decennia van bij wijlen dysfunctioneel regeren, bedoeld om hemzelf te vrijwaren van gerechtelijke vervolging en de mogelijkheid om naar de gevangenis te moeten.

Maar de onderliggende oorzaak voor Berlusconi’s uiteindelijke vertrek ligt in de verslechterende economische situatie en de noodzaak, vanuit burgerlijk perspectief, om de confrontatie met de Italiaanse arbeidersklasse aan te gaan. Italië wordt gekenmerkt door diezelfde massale werkloosheid, het tekort aan woningen etc. die andere landen in Zuid-Europa teisteren, alhoewel het niet op dezelfde schaal massastrijd heeft gekend zoals landen als Griekenland, Spanje en Portugal. Niettemin is de onderliggende woede van de arbeidersklasse naar voren gekomen in bittere lokale gevechten, zoals de strijd tegen de privatisering van het lokale transport en andere diensten in Genua, waarin onze kameraden een leidinggevende rol in spelen. De strijd werd eind november hervat met spontane transportstakingen die de stad lam legden en arbeiders die de zaal waar de gemeenteraad plaatsvond bezetten. Midden oktober leidde een staking die werd uitgeroepen door de ‘vakbonden van de basis’ (USB, CUB en COBAS) tot geannuleerde vluchten en werden scholen en ander openbaar transport geraakt.

De nervositeit van de Italiaanse burgerij en haar staat bij het vooruitzicht van welke oppositie dan ook, voornamelijk op straat, is symptomatisch voor de onderliggende spanningen in de samenleving. Een nationale mars in oktober die van onderuit werd georganiseerd en waarin tienduizenden vanuit de sociale bewegingen betrokken waren, verliep vreedzaam. Niettemin was er een poging om een sfeer van antipathie bij de bevolking van Rome op te wekken waarbij het schrikbeeld van ‘anarchistisch geweld’ werd gepresenteerd. Gelijkaardige betogingen, stakingen en uitingen van vijandigheid tegenover het kapitalisme zullen zich in de komende periode manifesteren. De grootste zwakte blijft echter het gebrek aan een politieke stem voor de arbeidersklasse die de instinctieve beweging van de Italiaanse arbeiders ondersteunt en tegelijkertijd de strijd veralgemeent.

Frankrijk

Aan de oppervlakte lijkt Frankrijk, zoals veel landen in Europa, te lijden aan een malaise. De oorzaak hiervan is gelijkaardig als in andere Europese landen en bestaat uit een enorm ongenoegen net onder de oppervlakte maar met geen vehikel om de grieven (zeker die van de arbeidersklasse) te kanaliseren. Dit wordt gesymboliseerd door de ‘ongelukkige president’ François Hollande wiens acties, eerder gebrek aan acties, er in slaagden om alle lagen van de samenleving te irriteren. Hollande is slechts 18 maanden aan de macht en is er nu reeds in geslaagd om het laagste steunpercentage van een Franse president ooit te bereiken, met nauwelijks 26% die hem positief inschat. Dit vloeit uiteraard voort uit de verslechterende economische situatie die hij geërfd heeft wanneer hij aan de macht kwam, maar onder zijn bewind is het enkel erger geworden. Standard & Poor heeft onlangs Frankrijks kredietwaardigheid nogmaals verlaagd. Hollande raakt vermalen tussen de molenstenen van de arbeidersklasse langs de ene en de Franse burgerij langs de andere kant. Met de groei van massawerkloosheid, toenemende dakloosheid en economische stagnatie – er wordt een economische groei verwacht van nauwelijks 0,3% in 2013 – vreest Hollande dat de broeiende revolte van de arbeidersklasse naar Franse gewoonte op straat zal overlopen.

Hollande is niet in staat geweest om aanzienlijke besparingen in de regeringsuitgave door te voeren omdat hij bevreesd is voor een frontale confrontatie met de Franse arbeidersklasse. De publieke uitgaven staat momenteel op 57% van het bruto nationaal product, wat het hoogste percentage is in de eurozone. Hollande is dan maar teruggevallen op het verhogen van de belastingen. Dit heeft natuurlijk voorspelbare protesten van de rijken met zich meegebracht, maar ook van boeren en vrachtwagenchauffeurs uit Bretagne en elders tegen een ecotaks waarvan de intrekking werd bekomen. De regering werd ook gedwongen om een voorstel tot hogere belastingen op populaire individuele spaarproducten terug in te trekken. Hij werd zelfs geconfronteerd met een dreiging van staking in topclubs van het Franse voetbal met spelers die zich verzetten tegen een belasting van 75% op inkomens boven 1 miljoen euro. Tegelijkertijd hebben al deze belastingverhogingen de problemen van de Franse economie versterkt doordat deze de koopkracht en dus de afzetmarkt ondermijnen.

Van de interventie van Franse troepen in Mali werd verwacht dat het zou resulteren in een politieke bonus voor Hollande. Dit gebeurde echter niet doordat de veel belangrijkere en verslechterende economische situatie op de voorgrond trad. Zijn aanbod om Obama te assisteren in het bombarderen van Syrië, vooral nadat Cameron in Groot-Brittannië gedwongen werd om van een militaire interventie af te zien, leverde hem evenmin weinig steun op. In tegendeel: een interventie ging in tegen de publieke opinie in Frankrijk, die destijds ook al gekant was tegen de aanval van het VS-imperialisme op Irak en die mee voortkomt uit de traditie van De Gaulle om zich te verzetten tegen het Amerikaanse imperialisme. Hollande vertegenwoordigt daarom het spektakel van een eindeloos voortploeteren in het aangezicht van de verslechterende situatie. In een poging om Le Pen en het Front National te bekampen, is zijn regering overgegaan tot een racistische campagne, waaronder de deportatie van een 15-jarig Roma-meisje uit Kosovo, wat leidde tot protest van ontevreden Franse jongeren.

Tegelijkertijd kon dit de groei van het FN niet voorkomen. De partij haalt meer dan 20% in de peilingen, haar hoogste percentage ooit, en zou 24% van de stemmen kunnen halen bij de Europese verkiezingen volgend jaar, meer dan de PS of de UMP. Het is de eerste keer dat het FN leidt in een nationale peiling. Een significant gedeelte van haar steun komt van ontevreden stemmers uit de arbeidersklasse. Opvallend is dat Le Pen’s partij haar meer openlijke fascistische kenmerken naar de achtergrond heeft gebracht ten voordele van ‘reëel socialisme’. Ze zegt van de PS: “Ze mag dan aan de macht zijn, ze is een vazal van Europa en de banken.” Doorheen Europa heeft extreemrechts de afgelopen periode electorale vooruitgang geboekt, soms zelfs significant. In Nederland doorheen de extreemrechtse PVV, in Oostenrijk met de FPÖ en eveneens in Scandinavië, inclusief Zweden en Noorwegen. Soms gaat dit gepaard met een polarisatie en een versterking van links, zoals met de SP in Nederland. De hoofdreden voor de blijvende aanwezigheid en zelfs versterking van extreemrechts vloeit voort uit de crisis en het gebrek aan een alternatief doorheen linkse massapartijen.

Frankrijk blijft een sleutelland voor het CWI. We moeten er onze krachten heropbouwen en eens we een zekere inplanting hebben zal onze tactische oriëntatie opnieuw bediscussieerd moeten worden. Politiek gezien heerst er een zeer volatiele periode in Frankrijk. Tot recent leek het Front de Gauche een terrein voor militante arbeiders op zoek naar een politiek vehikel te vormen. De communistische partij (PCF) lijkt zich momenteel gedeeltelijk afgekeerd te hebben het initiatief van Mélenchon en kijkt in sommige regio’s op opportunistische wijze naar samenwerking met de PS. Dit kan leiden tot een ontwikkeling waarbij de beste jongeren en werkenden opkomen voor een echt links front dat druk kan uitoefenen op de PCF, NPA en Mélenchon om samen te werken rond een strijdbaar socialistisch alternatief. De situatie is zodanig gespannen in Frankrijk dat op een toevallige vonk op elk ogenblik kan leiden tot een sociale explosie. We mogen de krachtige tradities van de Franse arbeiders niet vergeten. Die lijken zwakke organisatorische structuren te hebben maar een grote capaciteit om te improviseren in de loop van de gebeurtenissen.

Groot-Brittannië

In Groot-Brittannië beweert de coalitie van Tories en Liberaal-Democraten dat de economie uit de recessie is gekomen. Maar die econome zou dit jaar met amper 0,8% groeien. De verwachtingen van een boom voor de verkiezingen in mei 2015, waarvan de ministers hopen dat het de huidige regering opnieuw aan de macht zal brengen, zullen zich dus wellicht niet realiseren. De realiteit voor de massa van de bevolking, zowel de arbeidersklasse als de substantiële onderdelen van de middenklassen, is de ene loonsverlaging na de andere samen met enorme stijgingen van energie- en huizenprijzen.

Tegelijkertijd is de beruchte patroon Jim Ratcliffe van Ineos erin geslaagd om de grootste vakbond van Groot-Brittannië, Unite, een nederlaag toe te brengen in een confrontatie bij een olieraffinaderij en petrochemisch bedrijf te Grangemouth, Schotland. Hij was in staat dit te doen omdat hij berekende dat hij iedere stakingsactie zou kunnen uitzitten op basis van overtollige capaciteit elders. Het ontslag van de belangrijkste vakbondsafgevaardigde volgde. De uitslag van het hele conflict werd gezien als een nederlaag voor de vakbonden, maar niet als een beslissende nederlaag. Het gebeuren benadrukte de klassenpolarisatie die heeft plaatsgevonden, iets waar de afdelingen van Schotland en van Engeland en Wales sterk de nadruk op legden. Indien een algemene 24-urenstaking uitgeroepen werd, zoals ‘overwogen’ werd op het vakbondscongres van september 2012, zou dit een enorme boost hebben gegeven aan het zelfvertrouwen van Britse arbeiders. Het zou op zijn beurt mogelijks de aanvallen in Grangemouth afgeweerd hebben. Er heerst een bitter gevoel en een grote haat naar de regering toe voor de aanvallen die reeds hebben plaatsgevonden, zeker omdat er meer aanvallen onderweg zijn. Er heerst ook vijandigheid tegen Labour-leider Ed Miliband omdat hij de deur openzette voor de aanvallen in Grangemouth door Unite aan te vallen bij de selectie van een parlementaire kandidaat in het kiesdistrict nabij het bedrijf.

Het hele gebeuren toont nogmaals de noodzaak van een nieuwe massa arbeiderspartij in Groot-Brittannië, de TUSC kan hiervoor een vertrekpunt vormen. Op een speciale conferentie van de Labour partij volgend jaar plant Miliband om de stem van de vakbonden binnen Labour ofwel te verzwakken ofwel totaal de ondermijnen. Dit zou kunnen leiden tot een tendens tot het verbreken van de banden die de vakbonden hebben met Labour en mogelijk tot een versterking van TUSC. Dit proces zou echter ook uitgesteld kunnen worden tot na de volgende algemene verkiezingen. Maar het idee van een nieuwe partij staat nu stevig op de agenda van de arbeidersbeweging in Groot-Brittannië.

Miliband’s Labourpartij leidt in de peilingen maar is niet zeker van een duidelijke overwinning. Het is mogelijk dat Labour na de verkiezingen de grootste partij wordt maar een coalitieregering zal vormen met de Liberaal-Democraten. In het verleden werd de vorming van een coalitieregering door de meest bewuste arbeiders op zijn best als een principeloze uitdrukking van klassenverzoening gezien. Door de verlaging in het bewustzijn worden coalitieregeringen niet meer op dezelfde manier gezien. Dat vloeit voort uit de ineenstorting van de traditionele arbeidersorganisaties. Een mogelijke coalitie tussen Labour en Liberaal-Democraten vormt nu gewoon een combinatie van twee burgerlijke partijen. Het CWI zou op regelmatige basis materiaal moeten uitgeven over de historische lessen die uit coalitieregeringen getrokken kunnen, teruggaande tot de allereerste coalitie tussen Millerand, de opportunistische leider van de Franse socialisten en een radicale burgerlijke partij in 1899. Deze coalitie werd gevormd om de revolutionaire mogelijkheden die op dat moment in Frankrijk bestonden en die ten gevolge van de affaire Dreyfus ontstaan waren in rustiger vaarwater te leiden.

De organisatie heeft in Engeland en Wales haar positie behouden, wat geen gemakkelijke taak was gezien de moeilijke conjunctuur die nu bestaat, en staat op het punt aanzienlijke doorbraken te ondergaan door haar interventies in stakingen en vakbonden evenals bij jongeren, die de levenslijn van een revolutionaire organisatie. vormen Een belangrijke laag is de afgelopen periode lid geworden.

Ierland

Zuid-Ierland heeft de afgelopen periode een belangrijke verandering in de mood meegemaakt die gericht is tegen de regering. Het politieke landschap is er gefragmenteerd. Een peiling uit november gaf Fine Gael 25%, Fiana Fail 24% en Sinn Fein 16%. Labour is dramatisch teruggevallen van 19,4% bij de algemene verkiezingen in 2011 tot 9% in de peilingen vandaag. De stemming onder de arbeidersklasse is teruggevallen omwille van het consistente verraad door de vakbondsleiders. Dit wordt verergerd door de massale emigratie van een aantal van de meest energetisch en strijdbare lagen, onder meer bij jongeren.

Maar er bestond wel een massale beweging tegen de eigendomstaks waarin we een leidinggevende rol speelden. Alhoewel er vooral oudere lagen in betrokken waren, stond deze strijd op hetzelfde niveau als die tegen de poll tax destijds in Groot-Brittannië, een strijd die de belasting van tafel veegde en hiermee ook Thatcher zelf. De strijd tegen de poll tax werd tijdens de campagne als voorbeeld aangehaald evenals het succesvolle gevecht tegen de waterbelasting, een strijd waarin onze Ierse afdeling een centrale rol speelde en die de weg voorbereidde voor de verkiezing van Joe Higgins in het Ierse parlement.

Maar de geschiedenis staat niet stil. Marxisten willen uit de geschiedenis leren. De ernstige vertegenwoordigers van het kapitalisme doen dat overigens ook. Ze ontwikkelden een andere tactiek om het verzet tegen de eigendomsbelasting te verslaan door de mogelijkheid te creëren om de belasting te innen door het direct van het inkomen af te houden. De regering heeft echter een grote politieke prijs betaald met een dalende steun. Er zijn dan ook kansen voor links, zeker als het goed georganiseerd is en niet in de val van het sectarisme trapt.

Net op dit moment kondigde de Socialist Workers Party (SWP) van Ierland aan dat het een kandidaat naar voor brengt voor de Europese verkiezingen voor één van de drie zetels in Dublin. Ze gaan daarmee in tegen het zittende Europese Parlementslid Paul Murphy. Het lijkt een nieuwe ultralinkse draai van de SWP te vormen die doet denken aan de vroegere benadering toen iedere vraag naar een principieel eenheidsfront werd afgewezen. De beslissing van de SWP botste op een voorspelbaar protest, niet alleen van ons en niet alleen vanuit Ierland maar van de linkerzijde in het algemeen. De consistente steun van Paul Murphy en Joe Higgins voor hem voor de arbeiders in strijd, zowel in Ierland als daarbuiten, werd immers geapprecieerd. Het gaat onder andere om de steun aan de Palestijnen in de ‘Freedom Flotilla’ of de steun aan de oliearbeiders in Kazachstan. Het is cruciaal dat er één linkse kandidaat is in Dublin. Maar wat onze sektarische tegenstanders ter linkerzijde ook besluiten te doen, de kandidaat van de Socialist Party in Ierland, Paul Murphy, zal ondersteund worden door alle arbeiders die de belangrijke rol erkennen die hij gespeeld heeft.

Ierland heeft zich niet hersteld van de crisis. Massale ontevredenheid zal zich op een bepaald moment vertalen in actief verzet wat zal uitmonden in stakingen en een toename van de sociale strijd. Dit zal op zijn beurt een effect hebben op de vakbonden waarbij de verrotte vakbondsleiders opzij geduwd worden en meer strijdbare lagen die bereid zijn om de strijd aan te gaan op de voorgrond zullen treden.

Privatiseringen in de Scandinavische landen

Van heel Europa hebben de Noordse landen misschien wel het snelste privatiseringsproces gekend. De jongerenwerkloosheid in Zweden is opgelopen tot meer dan 25% en de verwaarloosde wijken in de voorsteden zagen een onvermijdelijke explosie van woede tegen het establishment. Dit ging gepaard met brandstichting en gevechten met de politie. In Stockholm en in Göteborg waren onze kameraden als eerste aanwezig om politiek tussen te komen. Ze kregen hiervoor internationale media-aandacht en hielden belangrijke meetings en campagnes op basis waarvan ze in staat waren om te rekruteren.

Ondanks de beloften van een “bloeiend landschap” dat zou resulteren uit de terugkeer naar het kapitalisme in Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie, is enkel een erg kleine laag van de oligarchie – en delen van de middenklasse – er op vooruit gegaan de laatste 20 jaar. Als gevolg hiervan zijn er constante protesten: algemene stakingen in Roemenië en Bulgarije, politieke onrust in de Tsjechische Republiek en massabetogingen in Rusland tegen Poetins bewind.

Poetins Rusland

Tijdens het laatste IEC kende Rusland belangrijke massabetogingen. Deze werden vooral gedragen door de nieuwe middenklasse maar er was ook een laag van werkenden en vooral jongeren in betrokken. Sommige lagen van deze middenklasse hebben geprofiteerd van de toegenomen olie-inkomsten die Moskou binnenkomen. De toevloed van olie- en gasinkomsten, veroorzaakt door de stijging van de olieprijs, lieten het toe om lonen en pensioenen te verhogen en zo een consumptieboom te creëren. Maar die boom komt op zijn einde en de investeringen en groei nemen af. Het regime van Poetin was in staat deze protesten uit te zweten en ze tijdelijk te verslagen door een mengeling van repressie en het inspelen op Russisch nationalisme. Dit houdt de heropleving van religie in, steunend op reactionaire tradities als de kozakken. Het was ook deel van een groter plan van Poetin om de herinnering aan de ontmantelde Sovjetunie nieuw leven in de blazen met een nieuwe Russische assertiviteit in de regio’s dat het als zijn achtertuin beschouwt.

Dat Poetin zijn positie veiliger waant, wordt geïllustreerd door de beslissing om Alexei Navalny, de belangrijkste oppositiefiguur, vrij te laten om onsuccesvol deel te nemen aan de verkiezingen voor het burgemeesterschap in Moskou. Hij had het regime uitgemaakt voor “smeerlappen”. Er werd in die verkiezing op massale schaal gefraudeerd. De partij van Poetin werd echter verslagen in andere steden waaronder Jekaterinburg. Tegelijkertijd blijft de repressie tegen o.a. homo’s en feministen voortduren en neemt Poetin zelf ongelofelijk harde homofobe standpunten in. Zo verdedigde hij zogezegd zijn ‘vriend’ Berlusconi, die terecht staat in Italië, “omdat hij leeft met vrouwen maar als hij homoseksueel was, zou niemand iets tegen hem doen”. Niettemin speelt de economische situatie in het nadeel van Poetins regime. Wanneer de Russische arbeidersklasse, die versterkt is door de groei van de industrie, die deels veroorzaakt is door buitenlandse investeringen en de heropleving van industrieën die stil gelegd waren door de val van het stalinisme, terug op de arena verschijnt dan zal de echt hardnekkige oppositie ontwikkelen.

In Oost-Europa was de strijd van de arbeidersklasse tegen de pogingen om een besparingsbeleid op te leggen, de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen periode. Tot recent was Polen in staat om sterk te groeien. Maar die groei kon niet verhinderen dat er een massale exodus van Polen naar hoofdzakelijk West-Europa was. De Poolse burgerij beweerde dat “de crisis Polen gemist had… Het klopte op onze deur, maar we lieten het niet binnen, hoewel we een klein deeltje van de afgeketste slagen voelen.” Dat is voorbij. De economie groeit aan een slakkengangetje, zo voorspelt de Wereldbank voor dit jaar een groei van slechts 1%, een groot verschil van toen Polen één van de snelst groeiende economieën in Europa was. Dit veroorzaakte op zijn beurt massaal verzet van de arbeidersklasse en de heropleving van de vakbonden en massademonstraties van 100.000’en mensen, bv. in september tegen de hervormingen van het pensioenstelsel en het arbeidsmarktbeleid van de regering. Er waren ook eisen voor hogere lonen. Marxisten hebben een moeilijke tijd achter de rug in Oost-Europa omwille van de aanhoudende gevolgen van de val van het stalinisme. Het is ondertussen wel al twee decennia geleden sinds die gebeurtenissen en er is een zekere vernieuwing. We moeten daarop voorbereid zijn.

Revolutie en contrarevolutie in het Midden-Oosten

De revoluties van tweeënhalve jaar geleden in het Midden-Oosten vormden een inspiratie voor de rest van de wereld, vooral dan de voorbeelden van Tunesië en Egypte. Er wordt nu gezegd dat de zogenaamde ‘Arabische lente’ wordt gevolgd door een winterperiode. Het is nu de regio van de meest bloedige burgeroorlogen die een groot aantal slachtoffers maken en bovendien de hele regio destabiliseert. Het wakkert ook het sektarisch geweld aan, vooral tussen sjiieten en soennieten. Het is een speelterrein voor concurrerende buitenlandse krachten, meer bepaald Rusland en China aan één kant en de VS met haar bondgenoten aan de andere. Het gevaar van een regionale oorlog waarin Iran betrokken is, blijft sluimeren.

Aanvankelijk verlamd en niet in staat om tussen te komen, heeft het imperialisme de mogelijkheden in Libië, Bahrein en nu Syrië gebruikt om de revolutie terug te draaien. Daarin werden ze gesteund dor de reactionaire theocratische regimes van Saudi-Arabië en Qatar. Maar de poging om luchtaanvallen te houden tegen het regime van Assad werd afgevoerd na een breed publiek protest in vooral Groot-Brittannië en de VS waar het falen van de oorlogen in Irak en Afghanistan nog vers in het geheugen liggen.

De positie van het CWI om zich af te zetten tegen alle buitenlandse interventies en de nadruk te leggen op de onafhankelijkheid van de arbeidersklasse op economisch en politiek vlak werd volledig bevestigd. Sommige krachten die beweren aan de linkerzijde te staan en zelfs zogenaamde marxisten steunden de ‘progressieve’ militaire interventies van het imperialisme, in de eerste plaats in Libië en daarna in Syrië. Libië, dat nu zelfs door de westerse burgerij wordt beschreven als een gefaalde staat, kent een totale chaos. Het land is verdeeld in rijkjes gecontroleerd verschillende krijgsheren, waarvan sommige gelieerd zijn aan Al Qaida. De situatie voor de massa’s is nu slechter dan onder het regime van Khadaffi. Er is een golf van stakingen en aanvallen geweest die de oliesector hebben plat gelegd. De arrestatie en daaropvolgende vrijlating van de Libische eerste minister door één van deze bendes onderstreept het feit dat er geen centrale overheid meer is in Libië.

In Syrië is er zoals we verwacht hadden een volledige patstelling. Het dreigde te veranderen in een “Afghanistan aan de Middellandse Zee”, zoals de Turkse president Gul waarschuwde. Waarschijnlijk steunt niet meer dan 10% van de bevolking het regime en hetzelfde geldt voor de ‘oppositie’, die steeds meer gedomineerd wordt door soennitische sectairen en islamieten van het Al Qaida type. Maar liefst 80% van de bevolking wil gewoon vrede. Deze feiten hebben samen met het veto van China en Rusland voor VN-steun aan een militaire interventie, een nieuwe situatie gecreëerd die de VS verplichtten om terug aan de onderhandelingstafel te gaan zitten met ook het regime van Assad. Dit legde de basis voor nieuwe openingen naar Iran toe en de mogelijkheid voor een akkoord over het controversiële nucleaire vraagstuk. Iran werd door haar strategische belangen verplicht om de Syrische Alawieten, een afsplitsing van sjiisme, te steunen. Onder invloed van de toenemende economische moeilijkheden als gevolg van de verergerende effecten van de sancties en door de nieuwe opening gecreëerd door de verkiezing van Rouhani als president, heeft het Iraanse regime de kans gegrepen om onderhandelingen te openen. Hoewel succes niet verzekerd is, is het voor de eerste keer mogelijk dat er onderhandelingen plaatsvinden. Dit houdt waarschijnlijk in dat Iran een beperking op haar nucleair programma zou aanvaarden, dat de capaciteit voor energieopwekking behouden blijft, maar niet in voldoende mate om nucleaire wapens te vervaardigen.

Obama heeft nood aan een diplomatieke ‘overwinning’ omwille van zijn binnenlandse problemen. Het is mogelijk dat de republikeinen zullen proberen om elke overeenkomst met Iran te vetoën in het Congres. Maar Obama kan, misschien, het Congres passeren met een “executive order”. Het is nog voorbarig, de onderhandelingen kunnen nog altijd vastlopen zelfs na een voorlopig akkoord. Maar als er een definitief akkoord komt, kan er een totaal verschillende situatie ontstaan in het Midden-Oosten die ‘het slot’ op de onderhandelingen rond de Palestijnse kwestie en ook de Syrische opent. We kunnen op dit moment de politieke contouren van de situatie die kan ontwikkelen nog niet voorspellen, maar een periode van ongemakkelijke vrede en het verdwijnen van de nachtmerrie van een ronduit sektarische oorlog geeft ruimte voor de ontwikkeling van de arbeidersbeweging, zowel op politiek als economisch vlak. Zoniet kan het conflict in Syrië zich uitbreiden naar Irak, dat nu al elke maand 1000 slachtoffers betreurt door de groei in sektarisch geweld dat wordt aangewakkerd door Al Qaida en kan leiden tot het volledige uiteenvallen van Irak. We wezen er tijdens de Irak-oorlog al op dat Saddam Hoessein omvergeworpen kon worden, maar dan vooral om door een aantal kleinere ‘Saddams’ te worden vervangen.

Deze ontwikkelingen hebben op hun beurt zowel de regimes van zowel Saudi-Arabië als Israël razend gemaakt. Netanyahu veroordeelde elke deal die werd voorgesteld nog voor de onderhandelingen van start gingen. Hij zal proberen in de VS verzet tegen Obama te versterken, maar die zal in zijn laatste termijn als president waarschijnlijk niet buigen voor deze druk. De Amerikaanse bevolking, waaronder ook soldaten, staat bovendien wantrouwig tegen een nieuw militair avontuur en zal wellicht Obama steunen. Afghanistan en Irak toonden de grenzen van de Amerikaanse macht, nochtans de dominante militaire macht in de wereld. Een andere factor in de overwegingen van Obama is dat de VS minder afhankelijk wordt van olie uit het Midden-Oosten omdat de productie van schaliegas het land op termijn zelfvoorzienend maakt op vlak van energie. Hierdoor zou het in staat zijn om de chantage van Saoedi-Arabië, Qatar en andere olieproducerende landen te weerstaan.

Het Saoedische regime hoopte om de oorlog in Syrië te gebruiken om een beslissende en permanente klap toe te dienen aan haar grootste rivaal in de regio, het sjiitische Iran, maar heeft verloren. Het weigert nu om een positie in te nemen in de VN-veiligheidsraad en bereidt zich voor om haar gigantisch schatkist te gebruiken om islamistische krachten die niet met Al Qaida verbonden zijn te financieren om de oorlog verder te zetten tot Assad van de macht is verjaagd. Het kan echter goed zijn dat ze hiermee hun eigen graf graven. “Het Saoedische regime moet voorzichtig zijn met wat het tot stand brengt in Syrië”, waarschuwde Yezid Sayegh van de Carnegie-stichting in zijn recente stuk onder de titel “Mohammeds leger kan uiteindelijk thuis komen in Mekka” (Guardian 8 november 2013). Tegelijkertijd probeert het regime via Pakistan zelf toegang te krijgen tot nucleaire wapens.

Het is duidelijk dat alleen de arbeidersklasse en de arme massa’s in staat zijn om een oplossing aan te reiken voor de problemen die het kapitalisme, het feodalisme en het grootgrondbezit gecreëerd hebben in die regio. Onder de oppervlakte van nationale, religieuze en sektarische strijd is er een proces aan de gang die er voor zal zorgen dat de arbeidersklasse terug op de voorgrond zal treden, zoals Tunesië en Egypte al aantoonden.

De revoluties in het Midden-Oosten en Noord Afrika begonnen in Tunesië. Daarom blijft het een belangrijke indicator van de algemene ontwikkelingen in de regio, vooral wat de arbeidersbeweging betreft. Het is ook het land in de regio waar wij de meeste vooruitgang hebben geboekt in de uitbouw van onze krachten.

De regering van Ennahda, aan de macht sinds de val van Ben Ali, heerst over een situatie van bijna constante crisissen. Het regime werd, net als Hamas in Gaza, ondermijnd door de afzetting van Morsi van de Moslimbroeders in Egypte. De ondermijning werd versterkt door de desintegratie van het economische en sociaal weefsel, wat leidt tot enorme woede, en door de moord op twee belangrijke oppositiefiguren en arbeidersleiders dit jaar. Die moorden veroorzaakten massale woede en een beweging met de proporties van een algemene staking. Terwijl de burgerij druk uitoefent in de richting van een “nationale dialoog”- een volksfrontregime waarmee ze hopen de leiding van de arbeidersklasse te betrekken, vooral van vakbondsfederatie UGTT – voeren de massa’s druk uit in de tegengestelde richting, naar een regering die hun belangen verdedigt.

Tunesië is tot op een zekere hoogte uniek in die zin dat er vanaf het begin van de revolutie een potentieel krachtige vakbondsorganisatie aanwezig was, in feite de enige echte georganiseerde kracht. Het heeft op papier een redelijk radicaal programma, een erfenis is van de naoorlogse situatie en de strijd voor onafhankelijkheid van het Franse imperialisme. Door de afwezigheid van een massapartij had de UGTT vanaf het begin van de Tunesische revolutie de macht kunnen grijpen en in dat proces een revolutionaire partij kunnen vormen. Er waren sterke elementen van dubbelmacht aanwezig die we probeerden te ontwikkelen en uit te diepen.

Aan de andere kant wordt de rechtse politieke Islam, meer bepaald de Salafisten, gebruikt als een gewelddadig wapen tegen de massabeweging. Dit leidde op zijn beurt tot enorme woede onder de massa’s. We hebben al enkele belangrijke steunpunten uitgebouwd en we moeten dit werk uitbreiden in de komende periode. We staan in concurrentie met andere linke groepen maar we hebben een zeer duidelijk en uitgewerkt programma dat aantrekkelijker zal zijn voor de meer bewuste werkenden en jongeren in een snel veranderende situatie in Tunesië en de regio.

Israël blijft ook voor het CWI één van de belangrijkste landen in de regio’s, naast Egypte, Iran, Turkije en nu ook Tunesië. Er zijn een aantal sociale en bedrijfsconflicten waarin onze kameraden betrokken waren. Zo is er onder meer een golf van strijdbewegingen van werkenden om vakbonden op te zetten met in de eerste helft van 2013 al meer dan 21.000 werkenden die gesyndiceerd werden en arbeiderscomités oprichtten op hun werkvloer. Het gaat soms over grote bedrijven van meer dan 1.000 werkenden. Tegelijkertijd is er de huidige strijd tegen het Prawer-plan, dat als doel heeft om ongeveer 40.000 Bedoeïenen te verdrijven van hun huizen in het Negev-gebied. Deze strijd heeft jonge Palestijnen van verschillende delen van Israël actief gemaakt in het verzet. Er werden onder meer wegversperringen georganiseerd tegen de dreiging van wat door vele Palestijnen beschouwd wordt als een nieuwe Nakba.

De open wonde van het lot van de Palestijnen en hun groeiende ongeduld door het uitblijven van een oplossing, kan elk moment uitbarsten in een open conflict. De arrogante regering van Netanyahu blijft doorgaan met haar kolonisering van Palestijns grondgebied en met de constructie van nederzettingen, zelfs nu er onderhandelingen met de Palestijnse autoriteiten aan de gang zijn. Dit en het onverzoenbare verzet van Israël tegen een akkoord met Iran, zette zelfs de Amerikaanse staatssecretaris John Kerry, die Israël tot voor kort nog nooit publiekelijk bekritiseerd had, aan om het volgende te zeggen: “Hoe kan je – als je beweert in te spannen voor de vrede en als je vrede wilt… zeggen dat ‘we van plan zijn om te bouwen op een plek die uiteindelijk Palestina zal zijn?’ Het geeft het signaal dat je misschien niet echt serieus bent.” Hij waarschuwde: “Wil Israël een derde intifada?”

Zoals we stelden in de vorige tekst van het IEC, “Als de steeds provocatievere koloniale methodes van Israël – vooral van delen van de Israëlische kolonisten die steeds meer Palestijns grondgebied blijven bezetten – onverminderd doorgaan, kunnen deze een deel van de Palestijnse bevolking in de richting duwen van een andere visie op hoe het conflict uiteindelijk op te lossen.” Hoewel dit nog niet het meest waarschijnlijk scenario lijkt, kan de Israëlische onverzettelijkheid er op een gegeven moment voor zorgen dat de Palestijnen het idee van een tweestaten-oplossing laten varen in het voordeel van een strijd voor burgerrechten, vergelijkbaar met de strijd tegen apartheid in Zuid-Afrika. Het voormalig hoofd van de Israëlische geheime dienst, Yval Diskin, schreef in juli: “We zijn dicht bij ‘the point of no return’ in het conflict Israël-Palestina. We zijn er misschien al voorbij… Kijk naar wat er de afgelopen jaren gebeurde in de Arabische wereld, wat er deze dagen in Egypte gebeurt, wat er gebeurt in Brazilië, wat plaatsvond na de verkiezingsoverwinning van Poetin in Rusland, en wat gebeurde tijdens de recente verkiezingen in Iran – en je zal begrijpen dat er in deze nieuwe periode – die gesymboliseerd wordt door de ‘Arabische Lente’ – geen enkele manier is om de frustratie van om het even welk volk of publiek onder controle te houden… Het verlies van de hoop op echte verandering in de situatie… zal de Palestijnen uiteindelijk de straat op brengen en zal leiden tot een nieuwe cyclus van geweld en bloed. De kolonisatie houdt niet op, het aantal kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, buiten de grenzen van de grote nederzettingen, is stilaan zulke proporties aan het bereiken (en sommige zeggen dat het deze al bereikt heeft) dat geen enkele Israëlische overheid in staat is om deze te evacueren – en het ziet er niet naar uit dat de huidige regering in Israël de wil en/of de mogelijkheid heeft om die tendens te veranderen.” Er waren ook andere stemmen binnen Israël die de laatste jaren de Israëlische politici opriepen om elke mogelijkheid om tot een akkoord te komen aan te wenden om de tweestaten-oplossing te redden als een methode om een Joodse meerderheid in Israël te garanderen.

Afrika – Zuid-Afrika en Nigeria

Afrika zal een belangrijke arena zijn voor de strijdbewegingen van de arbeidersklasse en de arme massa’s van het Afrikaanse. We moeten een aparte tekst opstellen om de objectieve omstandigheden en de mogelijkheden die bestaan te analyseren. Er is hier niet de mogelijkheid om er dieper op in te gaan buiten het vermelden van de ontwikkelingen in Zuid-Afrika en Nigeria, de twee belangrijkste landen in Afrika en waar het CWI een basis heeft met grote mogelijkheden.

De stakingsgolf in Zuid-Afrika – de grootste in de wereld op dat moment – die we besproken hebben op het vorig IEC, ging over in een pauze in de strijd maar kwam weer op gang in het einde van 2013. De strijdbewegingen van de mijnwerkers stonden weer vooraan maar er was ook verzet in andere sectoren, zoals de automobielsector. Het feit dat een typische mijnwerker met een loon van op z’n best 320 euro per maand instaat voor het onderhoud van acht personen, is een indicatie van de levensomstandigheden en de endemische werkloosheid onder de grotendeels migrante mijnwerkers. Dit en de slaafse werkomstandigheden leidden tot constante uitbarstingen van strijd in de mijnen maar ook onder de landarbeiders en de werkenden in de industrie.

Er ontstaat constant sociale strijd om bestaansmiddelen met als gevolg dat er organisaties naar voren komen die automatisch hun strijd met andere bewegingen proberen te coördineren. Op zijn beurt brengt dit de kwestie naar voren van het oprichten van een politieke kracht die een alternatief vormt op het steeds meer gediscrediteerde ANC. De verkiezingen die volgend jaar plaatshebben, zullen de meest gecontesteerde zijn sinds het einde van apartheid nu steeds meer delen van de arbeidersklasse en jongeren breken met het ANC. De werkloosheid bedraag ongeveer 40% en onder jongeren ligt deze boven de 50%. COSATU is verdeeld over het feit of ze al dan niet het ANC steunt in de komende verkiezingen. Vavi, de leider van de vakbondsfederatie, is al maanden uit zijn functie ontheven zogezegd omwille van “persoonlijke indiscreties” maar eigenlijk vooral onder druk van het ANC omdat hij gedwongen werd om een uiting te geven aan het ongenoegen van de arbeidersklasse. De vakbond van de metaalwerkers NUMSA zal op een speciaal congres de discussie voeren of ze al dan niet zal breken met het ANC, dat zou een proces op gang kunnen zetten waaruit een nieuwe vakbondsfederatie en massapartij voor de arbeidersklasse tot stand kan komen.

Ons initiatief in samenwerking met de onafhankelijke stakingscomités van de mijnwerkers om WASP op te zetten is helemaal gerechtvaardigd door de respons die het initiatief ontving bij de lancering en de mogelijkheden die nu ontstaan. We hebben echter geen vrije baan. Julius Malema heeft de Economic Freedom Fighters (EFF) opgericht met een radicaal maar beperkt programma dat een aanzienlijke laag van jongeren en werkenden heeft aangetrokken. We moeten een tweezijdige tactiek hanteren in de huidige omstandigheden in Zuid-Afrika. We moeten WASP uitbouwen – een opdracht waar de hele internationale haar schouders onder moet zetten – maar we moeten ook rekening houden met de nood aan eenheid die in een situatie zoals deze bestaat wanneer er twee linkse organisaties opkomen in de verkiezingen. Op z’n minst moeten we proberen tot een electoraal akkoord te komen met de groep rond Malema. Een element van een eenheidsfront is noodzakelijk. We zullen uiteraard ons programma verdedigen en proberen de werkenden die Malema volgen te beïnvloeden.

Er zijn ongeveer twee miljoen Zuid-Afrikanen van 18 of 19 jaar oud die volgend jaar voor het eerst mogen kiezen. The Economist stelde: “Zij die geboren zijn na 1994, toen er einde kwam aan apartheid, zouden wel eens minder dan hun ouders onder de indruk kunnen zijn van de geschiedenis van het ANC als vrijheidsstrijders en meer bezorgd om hun vooruitzichten op een job.” Aangezien er de laatste verkiezingen 66% van de stemmen naar het ANC ging en omwille van de corruptie en machtspositie van het ANC, is het voor een nieuwe partij niet mogelijk om een massale doorbraak te forceren vanaf de eerste keer. Bovendien schat men dat slechts 10% van alle 18- en 19-jarigen geregistreerd zijn om effectief te kiezen en van de 20-29 jarigen is dat slechts 50%. Maar het behalen van één of twee zetels – naast een groter aantal zetels voor het EFF – zou een enorme stap vooruit betekenen voor de arbeidersklasse en onze organisatie in Zuid-Afrika. De tussenkomst die we al gedaan hebben, heeft al een grote impact gehad, zowel internationaal als in Afrika. De gretigheid waarmee werkenden over de hele wereld de spannende verkiezingen in Seattle en Minneapolis volgden, zijn een indicatie van het enthousiasme dat mogelijk is bij een verkiezingsoverwinning in Zuid-Afrika.

Ondanks sommige internationale mediaberichten is de situatie in Afrika’s meest bevolkte land, Nigeria, explosief. Dit gaat niet simpelweg over Boko Haram in het Noordoosten of de opstand in de Nigerdelta.

De 100ste verjaardag van het feit dat de Britse kolonisten Nigeria vormden, heeft bijgedragen tot steeds bredere discussie over de toekomst van het land en of er eigenlijk wel iets te vieren valt. In tegenstelling tot vorige periodes heeft de huidige hoge olieprijs amper tot groei geleid. Hoewel er enkele marginale verbeteringen waren, zijn deze absoluut niet te vergelijken met wat er gebeurde tijdens de olieboom na 1973.

Er is een overweldigend verlangen naar verandering en zelfs naar ‘revolutie’, een veelgebruikte term die vaak vaag blijft. Er is een breed gevoel onder de bevolking dat het land in elkaar stort. Het verklaart de enorme steun voor de algemene staking van januari 2012 (de achtste algemene staking sinds 2000 in Nigeria). De meer dan vier maanden durende staking dit jaar van de lesgevers op de universiteiten probeerde de uitvoering te verzekeren van een akkoord uit 2009 om de middelen voor het onderwijs te verhogen. De staking kreeg een brede steun met o.a. verbale beloften om solidariteitsacties op touw te zetten. Maar, net zoals in andere landen, waren de vakbondsleiders bang geworden door de laatste algemene staking en hebben sindsdien zich terug getrokken, zowel inzake woorden als actiever in de poging om een confrontatie met de regering te vermijden.

Onder ‘normale’ omstandigheden zou de situatie rijp zijn voor een militaire staatsgreep uitgevoerd met het excuus om een einde te maken aan de corruptie. Net zoals dit vroeger gezegd werd bij het omverwerpen van de eerste en tweede republiek. Hoewel er een sluipende militarisering van de maatschappij aan de gang is, vooral in de regio’s waar Boko Haram actief is en in delen van de Niger Delta, lijkt een openlijke staatsgreep onwaarschijnlijk in de komende periode. De belangrijkste factor die het leger tegenhoudt, is de nationale kwestie. Van zodra een staatsgreep wordt aangekondigd, werpt de vraag zich op van waar de nieuwe ‘topfiguur’ afkomstig is en welke religie hij aanhangt. Wanneer de arbeidersklasse niet op het toneel verschijnt, is het meer waarschijnlijk dat een nieuwe militaire interventie eerder zal verlopen langs de weg van het oprichten van een ‘regering van nationale redding’ die enkele politieke leiders zal betrekken. Maar zelfs dan zal haar etnische en politieke samenstelling een belangrijke factor zijn in hoe de situatie verder ontwikkelt. Recent is de heersende PDP gesplitst, vooral over de kwestie van welke regio het presidentschap zal ontvangen na 2015. Het is een uiting van de diepe etnische rivaliteiten binnen de heersende klasse. Een chaotische verloop van de verkiezingen in 2015 zou de mogelijkheid creëren van een interventie van het leger.

Ondanks het langer niveau van de klassenstrijd sinds januari 2012 blijft de potentiële kracht van de arbeidersklasse enorm. In elk van de acht algemene stakingen sinds 2000 hebben de vakbonden het grootste deel van de Nigerianen gemobiliseerd. Het is dit potentieel dat de kameraden van het CWI in Nigeria proberen te mobiliseren. De campagne om de Socialist Party of Nigeria te lanceren en te registreren voor de verkiezingen als een electoraal platform, heeft steun ontvangen van activisten over heel het land. De combinatie van deelnemen aan de strijd en op te komen als een alternatief op de kapitalistische politici, kan helpen om de breed verspreide steun voor revolutie te concretiseren en om te vormen tot een bewuste beweging die streeft naar socialistische revolutie.

Latijns Amerika – de dagen van economisch hoogtij zijn voorbij, een nieuwe fase in de klassenstrijd

De dagen dat de economie hoogtij vierde in Latijns Amerika zijn voorbij. De export van grondstoffen, vooral voor de Chinese markt, biedt niet meer de stimulansen die het eerder bood. Het IMF verlaagde de groeivoorspelling voor de regio voor 2013 reeds naar 2,7%, de slechtste prestatie sinds 2008. De voorbije 10 jaar hebben de hoge prijzen op de grondstoffenmarkt de wind in de zeilen gegeven aan de machthebbers op het continent. De hoge economische groei in Latijns Amerika heeft hen in staat gesteld meer uit te geven aan sociale programma’s, wat er in landen zoals Brazilië voor zorgde dat miljoenen uit de armoede verlost werden, en een “nieuwe middenklasse” gingen vormen. Op die basis konden de politieke leiders hun uitverkoren opvolgers laten verkiezen. De politieke en economische toekomst is echter onzeker.

Na de massabeweging in Brazilië, waarvan de gevolgen nog steeds voelbaar zijn, is het zelfs niet meer zeker dat president Dilma Rousseff nog zal herverkozen raken. Dit zou een ramp zijn voor de Arbeiderspartij (PT) die Brazilië de voorbije 11 jaar heeft bestuurd. Er bestaat grote woede over de regeringsbeslissing om olieconcessies buiten de Braziliaanse kust te verkopen, vooral de vakbonden liggen dwars. Aan de ene kant maakte Dilma de grap dat toen ze het Witte Huis wou informeren over het feit dat ze, uit protest tegen het afluisteren van haar telefoon, een gepland staatsbezoek niet zou laten doorgaan, ze dit deed via een email aan zichzelf. Aan de andere kant gaf ze wel toe aan de druk van imperialistische bedrijven die de grondstoffen in Brazilië willen blijven plunderen.

De Chileense verkiezingen zijn geëindigd met een voorspelbare overwinning voor Michelle Bachelet. Dit wil niet zeggen dat de zaken gewoon onveranderd verder zullen gaan. De periode voor de verkiezingscampagne werd gekenmerkt door massabetogingen en groot protest, vooral door jongeren. Honderdduizenden jongeren protesteerden ook door niet te stemmen, omdat er geen duidelijk verschil is tussen de programma’s van de grootste partijen. De bewegingen werden geconfronteerd met repressie door politie en de staat. Onze kameraden waren succesvol met hun tussenkomsten in deze beweging, waarmee beperkte maar belangrijke successen werden geboekt, na een lange periode van schijnbare sociale rust en een relatief isolement van onze krachten.

De opkomst van Marcel Claude en zijn campagne “Todas a La Moneda” tijdens de verkiezingen is zeer belangrijk. Het CWI speelde een correcte rol in deze campagne. Onze leden zijn tussengekomen om te argumenteren voor een socialistisch programma. Ze hebben samen met groepen zoals de vakbond van bankbedienden en anderen bijgedragen aan de opbouw van een arbeidersfront in deze beweging, dit front kan een embryo zijn van de eerste stappen naar de opbouw van een nieuwe arbeiderspartij.

De patstelling lijkt doorbroken te zijn nu de export van koper naar China sterk afgenomen is, wat betekent dat de burgerij Chili niet langer als een voorbeeld van economisch succes in Latijns-Amerika kan voorstellen. Chili is de belangrijkste producent van koper ter wereld en die sector vertegenwoordigt 15% van het BBP van het land, 20% van de overheidsinkomsten en 60% van de export. Een nieuw tijdperk dient zich aan, met nieuwe mogelijkheden voor onze organisatie.

In Venezuela, waar een kleine groep kameraden op moedige wijze voor lange tijd tegen de stroom heeft moeten ingaan, staan we voor nieuwe mogelijkheden nu Chavez’ vervanger Nicolás Maduro geconfronteerd wordt met de moeilijke economische situatie die hij van zijn voorganger geërfd heeft. De nieuwe president kreeg heel wat tegenstand bij zijn voorstel om een “economische oorlog” te voeren tegen corruptie, een oorlog die hij, naar eigen zeggen, enkel kan voeren wanneer hij als president een bijna onbeperkte macht zou krijgen. Deze machtsconcentratie wordt voorgesteld als een noodzakelijke maatregel om de samenzwering van de burgerij te bezweren, een samenzwering die ongetwijfeld effectief plaatsvindt. Maar een dergelijke maatregel kan enkel gerechtvaardigd zijn wanneer Maduro effectief de weg naar het socialisme zou willen opgaan, veel verder dus dan Chavez zelf. Er is weinig kans dat dit pad gekozen zal worden, gelet op de tegenstellingen binnen het regime. Er bestaat waarschijnlijk nog een heel ruime steun voor het regime, op basis van de erfenis van Chavez. Maar tegenover de hyperinflatie, chaos in de winkels door het gebrek aan basisbehoeften, verdeeldheid binnen de regerende partij, zal er enkel chaos achterblijven. Een dergelijke situatie is onvermijdelijk als er slechts halve maatregelen worden genomen, een politiek waaraan Chavez zich jammer genoeg schuldig maakte. Het is mogelijk dat rechts een comeback zal maken, maar het is ook niet uitgesloten dat Maduro door de situatie verder naar links zal worden gedreven, naar een programma van veel verdergaande nationalisatie van de industrieën.

Het regime van Chavez is een belangrijke steunbasis geweest voor het Cubaanse regime. In Cuba heeft het regime enkele belangrijke stappen gezet op de weg naar de herinvoering van het kapitalisme. Massa-ontslagen bij ambtenaren, arbeidsmarkthervormingen, het toestaan van kleine private ondernemingen in bepaalde sectoren, de “dollarisering” van de toeristische sector en het invoeren van een aantal “vrije economische zones” zijn allen stappen richting een kapitalistische hervorming. Echter, het proces is nog niet voltooid. Sommige van de zogenaamde “hervormingen” zijn uitgesteld, of soms zelfs volledig omgekeerd, en in de sleutelsectoren van de economie blijft de rol van staatscontrole fundamenteel. Het Amerikaanse beleid van ‘regimeverandering’ voor Cuba is qua vorm veranderd, maar niet qua inhoud. De economische blokkade sinds 1962 heeft de situatie verslechterd. De VS-regering blijft de rechtse pro-kapitalistische Cubaanse oppositiegroepen financieren, wat regelrecht ingaat tegen de soevereiniteit van Cuba en dat bovenop andere vijandige acties.

Bij de oudere generatie is er nog steeds een krachtige loyauteit tegenover de verworvenheden van de revolutie. Bij jongeren is er echter een verlangen naar meer openheid en verandering, vooral dan voor de toegang tot internet, reizen en andere democratische eisen. De dreiging van de terugkeer van de elites in ballingschap in Miami, die bij een terugkeer hun deel zouden opeisen van de genationaliseerde sectoren van de economie en de bureaucratie zouden willen verdrijven, is een belangrijk element in het vertragen en tot nog toe het verhinderen van een volledige herinvoering van het kapitalisme. Het is waarschijnlijk dat het regime in de komende periode verder zal gaan met zigzaggen tussen deze twee tegenstrijdige processen: enerzijds stappen naar de herinvoering van het kapitalisme, anderzijds pogingen om de gecentraliseerde planeconomie te behouden. Deze tegenstelling heeft haar weerslag in de maatschappij en zelfs binnen de Cubaanse communistische partij. Wij verzetten ons tegen een mogelijke kapitalistische omvorming van Cuba. De nieuwe maatregelen vormen een harde aanval en gaan in tegen de rechten van de werkenden. In de publieke sector gaat de werkzekerheid verloren. In de snel groeiende private sector is er een gebrek aan effectieve bescherming tegen uitbuiting. Er is discriminatie op basis van ras, geslacht en seksuele geaardheid. Er is geen recht op collectieve onderhandelingen en het ziet er naar uit dat het er niet beter op zal worden.

Het is onvoorstelbaar dat de centrale planning zo lang is blijven bestaan na de val de bondgenoten in de Sovjetunie. Het toont aan hoe diep de verworvenheden van de revolutie geworteld zitten in de maatschappij. Deze ontwikkelingen zorgden reeds voor heel wat discussie en debat in Cuba over welke weg voorwaarts, en het is belangrijk dat het CWI samen met de ontwikkelende socialistische oppositie in Cuba een programma ontwikkelt om hierin tussen te komen.

Buiten de sociale strijd in Brazilië is de belangrijkste ontwikkeling in Latijns-Amerika ongetwijfeld het resultaat van trotskistisch links in de recente verkiezingen in Argentinië. Terwijl deze organisatie geen brede linkse partij is zoals de Europese voorbeelden als SYRIZA in Griekenland, de PRC in Italië of Die Linke in Duitsland, gaat het toch om een alliantie tussen verschillende trotskistische groeperingen. Zo’n alliantie veronderstelde een akkoord rond een politiek programma dat een zeker politiek compromis omvatte tussen de partijen die betrokken zijn. Het verkiezingsresultaat was een pijnlijke slag voor de zieke Peronistische president Christina Kirchner. De radicale linkse coalitie kreeg 1,3 miljoen stemmen, waarvan 400.000 alleen al in de hoofdstad Buenos Aires. Belangrijk is dat deze situatie op een proces duidt dat ook elders zal plaatsvinden. De crisis waarin Argentinië aan het begin van deze eeuw werd ondergedompeld heeft geresulteerd in een erg vijandige houding tegenover partijen en georganiseerde groepen. Maar de ervaring die massa’s sindsdien opdeden, heeft hen de cruciale noodzaak van georganiseerde strijd tegen het failliete Argentijnse kapitalisme aangetoond.

Deze eeuw werd voorgesteld als de “Aziatische eeuw”. Dat beeld hangt natuurlijk samen met de opgang van China waarbij het de tweede grootste economische en industriële macht ter wereld werd, met het perspectief dat het qua omvang van het BBP in de komende tien jaar de VS zal voorbijsteken. We hebben recent heel wat artikels gewijd aan de ontwikkelingen in China. Daarom beperken we ons in deze verklaring tot enkele belangrijke elementen in de huidige situatie. Dit gigantisch grote land staat ontegensprekelijk op een scharniermoment, terwijl de heersende elite in het land intern verdeeld is over welke weg te nemen. De elite heeft een panische angst voor de economische, sociale en politieke gevolgen die een misstap zouden veroorzaken.

Het resultaat van het ‘Derde Plenum’ in november 2013 werd warm verwelkomd door het wereldkapitalisme. Dit plenum bracht niet enkel een ‘radicale’ agenda van economische hervormingen maar ook een machtsverschuiving binnen het regime in de richting van centralisatie. Dit omvat ook een meer gepersonaliseerde ‘Bonapartistische’ vorm van heerschappij onder president en CCP-leider Xi Jingping. Xi concentreert zowat alle hefbomen van de regering in zijn eigen handen en neemt afstand van het model van ‘dictatuur doorheen comités’ met enige controle- en evenwichtsoefeningen. Dat was hoe sinds het tijdperk van Deng Xiaoping werd gewerkt. Xi neemt een groot risico, wat op zich wijst op de diepte van de crisis binnen de staat en de enorme sociale spanningen in de samenleving in het algemeen.

Azië – Pakistan, Sri-Lanka, India, Maleisië en Australië

Er vindt duidelijk een geanimeerde discussie plaats binnen de rangen van de zogenaamde Chinese Communistische Partij over het behoud van het status quo met hier en daar enkele lichte aanpassingen, een tactiek die op zich enorme risico’s in zich draagt. De leiding van het land kwam tussen met een aantal stimulerende maatregelen die er voor zorgden dat nog meer middelen naar infrastructuurwerken gingen, met een verder oplopende overheidsschuld als gevolg. Het lijkt erop dat dit een economische groei van 7,5% dit jaar kan verzekeren. Xi Jinping gebruikt semi-maoïstische terminologie in een poging de éénpartijstaat te verdedigen tegenover vragen naar democratische hervormingen, en om meer discipline door te voeren tot bij de meest perifere lagen van het staatsapparaat. Tegelijkertijd heeft hij zijn volle gewicht gegooid achter een aantal economische hervormingen die er kwamen onder druk van de reeds belangrijke “private sector” in het land en van het imperialisme. Op die manier werd gekozen voor de weg van de liberalisering en selectieve privatisering van staatsbedrijven die nog steeds de economie domineren.

De contradicties stapelen zich echter op, en kunnen elk moment tot een uitbarsting leiden. Recente strijdbewegingen, inclusief stakingen, zijn een indicatie van de gespannen sociale situatie, evenals de “terroristische aanslag” op het Tiananmen Plein, dat leidde tot het ontslag van de generaal in de provincie Xinjiang. Een ander teken aan de wand is het voorstel dat Bo Xilai kreeg van één van zijn medestanders om zelf een partij op te richten met hemzelf als voorzitter. Het is onwaarschijnlijk dat dit zou gebeuren, maar het voorstel alleen is symptomatisch. We moeten onze krachten in Hong Kong en China verder blijven ondersteunen en ontwikkelen, zodat ze zich kunnen voorbereiden op de gebeurtenissen die zullen komen.

In Azië hebben we een belangrijke basis in Sri Lanka, een aanwezigheid in India, een omvangrijke organisatie in Pakistan, een groeiende organisatie in Maleisië, en een belangrijke invloed in Australië.

In Pakistan werden onze kameraden geconfronteerd met een extreem moeilijke situatie. De recente verkiezingen hebben de bestaande crisis in het land niet opgelost. Er is een toenemende “talibanisering” van de maatschappij en ook toenemend terrorisme door diverse groepen. De arbeidersklasse is in de huidige context niet in staat geweest een alternatief naar voren te brengen. Tegelijkertijd leven de Pakistanen in catastrofale economische omstandigheden, hetgeen een fundamenteel effect heeft op het dagelijks leven van de massa’s. Onze kameraden hebben de uitdaging onze krachten te consolideren, en voor te bereiden op een meer gunstige situatie in de toekomst.

In Australiëzijn we in staat geweest een indrukwekkende organisatie met een sterke electorale basis te behouden, ondanks 23 jaar van economische groei op de rug van de Chinese groeicijfers. Australië kon in deze “recessie-vrije” periode haar bijnaam van “geluksland” opnieuw alle eer aan doen. Vandaag lijkt dat geluk waarschijnlijk op haar einde te komen, nu we merken dat de grondstoffenhetze, veroorzaakt door de export naar China, op haar laatste voeten loopt. Dit wil zeggen dat we naar een periode van verhoogde klassenstrijd gaan. De overwinning van de rechtse Liberals in de voorbije verkiezingen was deels te wijten aan een breuk binnen de Labor Party: de persoonlijke populariteitsscore van de liberale leider Abbott stond op -22. Een tweede element is dat de programma’s van de beide grote partijen onmogelijk van elkaar te onderscheiden waren. Bovendien voerde Abbott een schaamteloze rechtse campagnekoers over migratie. Een confrontatie tussen de regering en de arbeidersklasse, vooral de vakbonden, lijkt onafwendbaar. Er zullen zich mogelijkheden aandienen voor onze organisatie die voordien niet bestonden.

Ook voor die andere Aziatische reus, India, is een nieuw tijdperk aangebroken door het sputteren van de economische motor. De economische groei is er gehalveerd van 10% naar 5%. De Indische munt heeft een serieus pak rammel gekregen, zoals ook in heel wat andere Aziatische landen gebeurde, omwille van de vrees van een volledig stilvallen van de economische groei door het stopzetten van de politiek van quantitative easing in de VS. Tegelijkertijd is geen enkel van de fundamentele problemen in India opgelost. Ondanks het image van het “Schitterende India” dat aan de rest van de wereld wordt verkocht, blijven de obscene tegenstellingen zich opstapelen. De helft van de Indiërs beschikt niet over een toilet. Sinds 1995 hebben meer dan 270.000 boeren die geen uitweg meer zagen uit hun schuldenberg zich van het leven beroofd, hetgeen de terreur toont die grootgrondbezitters en kredietverstrekkers op het platteland uitoefenen.

Desondanks heeft de Indische heersende klasse, in een poging om de illusie een wereldwijde supermacht te zijn op te houden, trots een ruimteschip naar Mars uitgestuurd. Dit is slechts één voorbeeld van de compleet waanzinnige verzuchtingen en ideeën van de verrotte kapitalistische klasse. Dit soort ideeën wordt in de rest van de wereld, maar wellicht ook door een meerderheid van de Indiërs, als compleet obsceen beschouwd. Meer dan 40% van de kinderen in het land is ondervoed. Het land telt één derde van ’s werelds armen. Met de opgang van de recessie in India en de rest van de wereld is een nieuwe periode voor de klassenstrijd aangebroken. Het lijkt er sterk op dat de huidige coalitieregering, geleid door de Congrespartij, bij de volgende verkiezingen in 2014 zal verslagen worden, en dat een rechts-nationalistische coalitie onder leiding van de BJP aan de macht zal komen. Dit zal hoogstwaarschijnlijk tot oppositie leiden, met de mogelijkheid van de ontwikkeling van een leefbare arbeiderspartij. Maar zelfs wanneer deze specifieke ontwikkeling nog langer op zich zal doen wachten, zullen andere opportuniteiten zich aandienen in India.

In Maleisië zal de frauduleuze verkiezingsoverwinning van de BNP slechts kort een effect hebben, op een moment dat het land naar een totaal verschillende economische situatie koers zet.

In Sri Lanka lijkt de regering van Rajapakse hoogtij te vieren. Maar dat imago wordt sterk aangetast door de campagne, waarin onze kameraden een prominente rol spelen, die het regime beschuldigt van oorlogsmisdaden tijdens de oorlog tegen de Tamils, maar ook de voortdurende schendingen van democratische rechten van arbeiders in het land. We moeten de mogelijkheden die zich zullen voordoen grijpen, mogelijkheden die onder meer voortkomen uit het uiteenvallen van vroegere grote krachten zoals de JVP. Het CWI moet zich, ook in het algemeen, bereid tonen samen te werken met krachten die niet noodzakelijkerwijs uit onze eigen traditie komen, maar die kunnen overtuigd worden met ons samen te werken, en misschien op termijn onze rangen te vervoegen.

Klimaatveranderingen

Klimaatveranderingen door de opwarming van de aarde vormen een existentiële bedreiging voor de mensheid. Het kan enkel opgelost worden door een wereldwijde socialistische planning. De recente tyfoon op de Filipijnen, met duizenden doden en onmeetbaar lijden voor mensen die reeds lang door zware armoede werden getroffen, heeft dit probleem nogmaals onderlijnd. Klimaatonderzoek toont aan dat een verhoogde temperatuur van het zeewater geen tyfoons uitlokt, maar ze wel krachtiger, meer frequent en vernietigender maakt. Er wordt geschat dat de gemiddelde temperatuur van de aarde dit jaar bij de top 10 uit de geschiedenis behoort. Experten geven aan dat dit feit op zich reeds voldoende is om de voorwaarden te creëren voor erg vernietigende stormen. De windsnelheid in deze tyfoon was naar schatting even hoog als die van de meest moderne hogesnelheidstreinen. De tyfoon heeft de reeds slechte sociale omstandigheden van veel Filipijnen nog verder verslechterd, hetgeen kan leiden tot politieke spanningen, gelet op de absolute onmacht van de regering om haar eigen bevolking ter hulp te snellen. Natuurrampen zoals aardbevingen hebben in het verleden reeds aangetoond enerzijds enorm menselijk lijden te veroorzaken, maar anderzijds ook de condities voor revolutie te schapen.

Het CWI begint een goede traditie op te bouwen van interventies rond milieukwesties. We moeten hier meer materiaal over produceren om in staat te zijn om tussen te komen in de debatten, discussies en acties rond deze thema’s.

Het bewustzijn van de arbeidersklasse op wereldvlak is nog steeds niet aangepast aan de objectieve situatie. Deze aanpassing zal niet in één keer gebeuren, maar via een lange reeks gevechten over langere tijd. Er zullen ups en downs zijn, periodes waarin de arbeidersklasse in het offensief gaat en andere waarin twijfels en aarzelingen de bovenhand nemen. In Europa zitten we nu reeds in zo’n situatie, maar het betekent absoluut niet dat er geen mogelijkheden zouden zijn. We moeten nu bouwen en recruteren zodat we de grote stormen van de toekomst aankunnen, stormen die zonder twijfel zullen plaatsvinden omdat het kapitalisme fundamenteel niet in staat is de vele problemen op te lossen die zich blijven opstapelen.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel