Inleiding op het Overgangsprogramma door Peter Taaffe
In dit boek zien we een schitterende toepassing van de marxistische methode inzake de historische taken van de arbeidersbeweging. Het boek dateert van 1938 en werd geschreven in voorbereiding op de Tweede Wereldoorlog en de revolutionaire gevolgen van die oorlog voor de arbeidersklasse. De benadering in het boek komt erg bijzonder ‘modern’ over en is ook relevant voor strijdbewegingen vandaag, ook al zijn een aantal voorgestelde eisen vandaag niet meer volledig toepasbaar.
Dit werk wordt omschreven als een “programma”, maar is daar niet toe beperkt. Het combineert enkele centrale programmatorische eisen met de nodige commentaar, elementen van commentaar over de perspectieven voor het kapitalisme en de arbeidersbeweging zouden zo uit een actueel werk kunnen komen. Neem nu de wijze waarop Trotski schrijft hoe de kapitalisten uit 1938 “zich met gesloten ogen in een catastrofe storten.” Is dat geen goede omschrijving voor de kapitalisten en hun woordvoerders die zich vandaag evenzeer “met gesloten ogen” in de economische rampspoed storten?
Kapitalisme leidt tot crisis
Een aantal kapitalistische commentatoren, zoals Nouriel Roubini, kwamen op empirische basis tot dezelfde conclusies als het Committee for a Workers International over de ernst van de crisis die momenteel plaats vindt. Dergelijke economen werden net zoals de marxisten als ‘anachronisme’ bestempeld in het tijdperk van het neoliberale paradigma. In dat paradigma klonk dat het kapitalisme op basis van de productie voor de winsten en niet voor de behoeften het best mogelijke systeem was. Francis Fukuyama had het zelfs over het “einde van de geschiedenis”. Nu kennen we de ergste economische crisis sinds 70 jaar en vallen de kapitalisten terug van het ene weinig correcte kortetermijn perspectief naar het andere.
Kapitalistische regeringen waren bang van een herhaling van de ‘Grote Depressie’ uit de jaren 1930 en gingen daarom over tot het redden van de banken en het financiële stelsel in een massale oefening in ‘staatskapitalisme’. Dit leidde in de praktijk in tal van landen tot de nationalisatie van grote delen van de banksector. De overheid kwam tussen om de schulden van de failliete private financiële bedrijven over te nemen. Dit begon te wegen op de staat en indirect op de massa’s die vervolgens de prijs moesten betalen met zware besparingen, aanvallen op de lonen en een toename van de werkloosheid. Deze elementen van crisis werden een permanent gegeven. In de VS zijn er al 30 miljoen werklozen. Officieel zit 10% van de arbeidsbevolking er zonder werk, maar dat cijfer houdt geen rekening met wie onvrijwillig deeltijds werkt of wie niet meer als werkzoekende wordt beschouwd. Europa kent eveneens een werkloosheidsgraad van zowat 10%. In landen als Spanje ligt dat cijfer meer dan dubbel zo hoog en is de jongerenwerkloosheid opgelopen tot meer dan 50%.
De kapitalisten waren geschrokken van de snelheid en de diepte van de crisis. Ze namen een aantal noodmaatregelen. Maar zoals Trotski uitlegde: “De groeiende werkloosheid verdiept op haar beurt de crisis van de staatsfinancies en ondergraaft de ontredderde valuta’s.” Dit is een bijna complete omschrijving van de schuldencrisis die momenteel plaatsvindt. De grote staatsschulden van het Europese, Japanse en Amerikaanse kapitalisme zijn grotendeels het resultaat van twee factoren: de toenemende werkloosheid en het feit dat de overheid de private schulden van de kapitalisten overnam. Maar toch wordt de arbeidersklasse gevraagd om daar de prijs voor te betalen.
Massaal verzet tegen besparingen
De massa’s en zeker de meest ontwikkelde strijdbare lagen weigeren zich neer te leggen bij de dictaten, dus eigenlijk de dictatuur, van de kapitalistische ‘markten’. In Griekenland waren er al tal van algemene stakingen. De situatie wordt door zowel vertegenwoordigers van de kapitalisten als meer vooruitziende delen van de arbeidersorganisaties, in het bijzonder de marxisten, vergeleken met de explosieve en bijna revolutionaire situatie die zich in Argentinië voordeed tussen 1999 en 2002. Griekenland is geen uitzondering, Spanje dreigt te volgen en ook Portugal zit in hetzelfde schuitje. Frankrijk ligt niet zo ver achter. Daar probeert de parlementaire bonapartist Sarkozy eens te meer de sociale verworvenheden van de Franse arbeidersklasse verder af te breken. De drie regeringen van Spanje, Griekenland en Portugal hadden op het begin van de crisis een gemeenschappelijk kenmerk: het waren allen ‘sociaaldemocratische’ regeringen. In feite gaat het om kapitalistische partijen die zichzelf proberen te onderscheiden van de openlijke rechtse partijen door zich als meer ‘radicale’ formaties te profileren.
Alle Europese regeringen, maar ook die van Japan en de VS, gaan gebukt onder dezelfde druk om de levensstandaard van de arbeidersklasse aan te vallen als voorwaarde om de economische gezondheid van de kapitalisten op te krikken. Dit ‘medicijn’ dreigt de ziekte erger te maken. De besparingen zijn nodig om de markten tevreden te stellen. De ‘markten’ bestaan uit een groepje aandeelhouders en handelaars die de regeringen en de bevolking hun wil leggen. Zelfs de machtigste Europese economie, de Duitse, moest onder leiding van Merkel overgaan tot een zwaar besparingsplan. Aanvankelijk werd Merkel aangehaald als de Thatcher van Duitsland en Europa, bij het doorvoeren van haar besparingsplan omschreef Der Spiegel haar als een “Trummerfrau”, een verwijzing naar de Duitse vrouwen die de vernielingen moesten opruimen na de bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog. (The Guardian, 15 juni 2010)
Terwijl het harde beleid van deflatie en het beperken van de staatsuitgaven nog maar werd aangevat, waren er al stemmen uit het kapitalistische kamp die wezen op de rampzalige gevolgen die uit dit beleid zouden voortvloeien. Zo was er David Blanchflower, een voormalig lid van het Monetary Policy Committee van de Bank of England, die verklaarde dat het nieuwe Britse beleid zou leiden tot 750.000 nieuwe werklozen. Obama nam als Amerikaanse president de nooit geziene stap om zich publiekelijk te distantiëren van de Europese kapitalisten die enkel maar oog hebben voor besparingen. In landen waar er een tekort is op het vlak van de ‘vraag’ verkiezen de kapitalisten een ‘oplossing’ die bestaat uit het ondermijnen van het inkomen van de werkende bevolking. De Britse regering van Conservatieven en Liberaal Democraten voert een beleid van belastingverhogingen (onder meer door de BTW en directe taksen te verhogen), een bevriezing van de lonen in de publieke sector, een afbouw van de welvaartstaat,… Dit moet de crisis wel verdiepen.
Het meningsverschil tussen de Keynesianen en de speculanten
Maar het andere pad, dat wordt verdedigd door het pro-Keynesiaanse kamp dat ervoor pleit om de schulden te negeren, leidt tot de dreiging van een kapitaalstaking waarbij de speculanten weigeren om overheidsschulden op te kopen. Griekenland wordt op die weg mee gesleurd. De overheidsschulden van dat land werden bestempeld als rommelkredieten. Dat moet onvermijdelijk leiden tot een nationaal bankroet, een uitstap of uitsluiting uit de eurozone en een groeiende spiraal van armoede voor de Griekse bevolking. Voor het kapitalisme is er geen gemakkelijke uitweg.
Trotski omschreef dit als volgt: “De productieve krachten van de mensheid zijn opgehouden te groeien. Nieuwe uitvindingen en nieuwe technische vooruitgang brengen geen verhoging van de materiële rijkdom meer met zich mee. In de sociale crisis van heel het kapitalistische systeem leggen conjuncturele crisissen de massa’s steeds zwaardere ontberingen en steeds meer leed op.” Dat is een mooie omschrijving van de situatie die we beginnen te zien op wereldvlak. Maar het begrip van dit proces door de werkende bevolking, wat marxisten het ‘politieke bewustzijn’ noemen, ligt achter op de objectieve situatie. Het doel van Trotski’s werk was om doorheen het programma dat naar voor werd gebracht en doorheen de ervaring van de massa’s te komen tot een groter begrip van het kapitalisme en dus van hun reële situatie. Het doel was om eerst en vooral de politiek meest bewuste lagen van de arbeidersklasse te bereiken en vervolgens brede lagen van de bevolking.
Geschiedenis van het overgangsprogramma
Trotski schreef ‘Het Overgangsprogramma’ in 1938, in voorbereiding op de komende wereldoorlog en de sociale onrust die daaruit zou voortvloeien. De periode hiervoor, en vooral na de overwinning van het fascisme in Duitsland, had Trotski de komst van een Tweede Wereldoorlog al aangekondigd. Uit de as van de wereldwijde vernietigingsoperatie zou er onvermijdelijk een revolutionaire opstand van de arbeidersklasse komen. Deze opstand in de kapitalistische landen zou zich keren tegen de imperialistische barbarij en zou gepaard gaan met een opstand van de Russische arbeiders tegen het monsterlijke stalinistische regime. Trotski stelde dat de revolutionaire golf die uit de oorlog zou voortkomen, de revolutionaire bewegingen na de Eerste Wereldoorlog met de overwinning van de arbeidersklasse in Rusland in 1917 in de schaduw zou plaatsen. Dat een einde maken aan de oude organistie van de arbeidersklasse. Geen enkele steen van de oude internationales zou nog overeind blijven, stelde hij. Er zou een nieuwe massale revolutionaire organisatie ontwikkelen, een nieuwe Vierde Internationale. Het Overgangsprogramma moest dienen als een manier om massa-organisaties op te zetten en te wapenen.
Velen hebben, zowel toen als vandaag, deze prognose samen met het Overgangsprogramma afgedaan als een voorbeeld van de ‘revolutionaire overdrijvingen’ van Trotski. Nochtans werd het perspectief van Trotski op meer dan een vlak bevestigd en zelfs op een grotere schaal dan hij zelf ooit voorzien had. Van 1943 tot 1947 was er een revolutionaire golf doorheen Europa, de heerschappij van het kapitaal lag overal onder vuur. De aankondiging dat Mussolini werd vervangen door Badoglio, dat Lucifer plaats moest ruimen voor Satan, op bevel van de Fascistische Grote Raad van 1943 volstond om miljoenen Italiaanse arbeiders op de been te brengen. Dat opende de poorten van de revolutie in Italië. De Franse arbeiders kwamen in 1944 in Parijs in opstand en verdreven de bezettende nazitroepen nog voor de troepen van het Amerikaanse imperialisme en van het ‘vrij Frankrijk’ van De Gaulle in Parijs waren aangekomen. De Gaulle vreesde een nieuwe versie van de Parijse Commune en haastte zich naar Parijs waar hij door alle cameraploegen werd gevolgd. Dat moest het beeld scheppen dat hij de ‘bevrijder’ van de stad was. Ook de Britse arbeiders, zeker diegenen die in de oorlog hadden gevochten, waren vastberaden om niet naar de werkloosheid en miserie van de jaren 1930 terug te keren. Ze brachten Labour aan de macht in 1945.
In Afrika, Azië en Latijns-Amerika werd door de koloniale bevolking een beweging op gang getrokken die het imperialisme verplichtte om een einde te maken aan haar directe dominantie in deze gebieden. Ook in Oost-Europa waren er revolutionaire opstanden en dit dwong de kapitalisten die met de nazi-bezetters hadden samengewerkt tot een massale uittocht. Maar zelfs de meest revolutionaire theorie kan niet alle ontwikkelingen voorzien. Trotski voorzag niet, en hij kon dit ook niet voorzien hebben, dat de sociaaldemocratische en stalinistische leiders er vlak na de oorlog in zouden slagen om een nieuwe levenslijn aan het kapitalisme aan te bieden.
Het kapitalisme bleef in West-Europa enkel overeind omdat de sociaaldemocratische en stalinistische leiders waren toegetreden tot kapitalistische regeringen en er alles aan deden om het systeem van een ineenstorting te redden. De Italiaanse stalinisten en socialisten vormden een reeks van volksfrontregeringen. Ze probeerden zelfs koning Victor Emmanuel, die Mussolini had gesteund, van de toorn van de massa’s te redden. Hun Franse politieke bondgenoten deden hetzelfde. Er kwamen ‘communistische’ ministers zoals Maurice Thorez die zetelde in een regering die overging tot het bombarderen van Madagascar en het opnieuw bezetten van Indochina (het latere Vietnam), wat de start vormde voor de 30 jaar durende horror van de Vietnamoorlog.
De sociaaldemocratische en stalinistische leiders legden voor de politieke voorwaarden zodat het kapitalisme zich van de oorlogsvernietigingen kon herstellen. Vanaf 1947 waren de omstandigheden die Trotski naar voor schoof in dit werk niet langer aanwezig, toch niet in de ontwikkelde kapitalistische wereld. Trotski sprak en schreef over het feit dat kapitalisme niet in staat was om grootschalige of blijvende hervormingen toe te kennen. De strijd voor hervormingen, zelfs voor de verdediging van verworvenheden uit het verleden, was onlosmakelijk verbonden met het idee van socialistische revolutie. Zo stelde Trotski.
Maar het begin van de periode van wereldwijde groei – een groei waarvan de voorwaarden meermaals werden beschreven door de toenmalige Britse marxisten – zorgde ervoor dat er wel belangrijke toegevingen aan de arbeidersklasse werden doorgevoerd. Ook in Groot-Brittannië werd 20% van de industrie genationaliseerd. Het ging weliswaar enkel om die sectoren die door de kapitalisten tot puin waren herleid. Maar ook de nationale gezondheidsdienst, de National Health Service, kwam tot stand. Hierdoor kregen miljoenen mensen voor het eerst toegang tot gezondheidszorg en verzorging in ziekenhuizen. Er kwamen gelijkaardige hervormingen op het vlak van onderwijs, sociale diensten, huisvesting,… De absolute levensstandaard van de werkende bevolking nam toe. Een van de belangrijke factoren daarin was ook de toename van het aantal overuren en het feit dat vrouwen steeds meer uit gingen werken. Dit ondermijnde de reformistische leiding van de massale arbeidersorganisaties niet, maar het consolideerde hun positie tijdelijk.
De huidige crisis en bewustzijn
Leon Trotski schreef tijdens de crisis van de jaren 1930: “De politieke situatie waarin de wereld zich bevindt, wordt gekenmerkt door een historische crisis van de leiding van het proletariaat.” Het verschil tussen vandaag en toen is dat we vandaag niet enkel een crisis van de leiding kennen, maar ook een crisis van organisatie of veeleer een gebrek aan organisatie van de arbeidersklasse alsook een gebrek aan een duidelijk programma. Dat is een gevolg van de bocht naar rechts in de nasleep van de val van het stalinisme begin jaren 1990 onder de leiding van de voormalige arbeiderspartijen, zoals de sociaaldemocratie, maar ook onder de vakbondsleiders. Het socialisme werd naar de marge van het debat verwezen, er werd zelfs even geopperd dat de klassenstrijd door de miraculeuze groei van de jaren 1990 opzij was geschoven. De huidige economische, sociale en politieke situatie heeft aan die ideeën een einde gemaakt.
Maar nooit voorheen was de kloof tussen de objectieve situatie van het kapitalisme in crisis en de positie van de arbeidersklasse zonder organisatie, in het bijzonder zonder politieke massapartijen, zo duidelijk en groot. De constante propagandastroom heeft de afgelopen 30 jaar een impact gehad. De afwezigheid van een politiek en economisch alternatief versterkt dit nog. Ondanks de ernst van de crisis leidt dit onvermijdelijk tot een zekere gelatenheid tegenover de ‘markt’, zelfs onder de arbeidersklasse. Velen zijn lam geslagen door de economische ineenstorting. Velen hopen dat de huidige crisis iets tijdelijk is, dat het wel zal overwaaien en dat we dan terug gaan naar een zonnige periode van groei. De rechtse vakbondsleiding versterkt de twijfels door de bestaande woede onder de arbeiders te onderdrukken. Marxisten komen vandaag op voor een democratische socialistische geplande economie als centraal idee in hun programma. Maar het is tegelijk noodzakelijk om strijdbare overgangseisen naar voor te brengen die aangepast zijn aan de huidige situatie. Dat is van cruciaal belang om het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse op te bouwen.
De sociaaldemocratie stelde voor 1914 dat een dergelijke benadering, een overgangsmethode, niet nodig was. Het programma werd opgedeeld in een maximumprogramma, het idee van socialisme, en een minimumprogramma voor het dagdagelijkse. Daar kwam verandering in met de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire explosies in Rusland en de golf van revoluties en massastrijd in de nasleep van de revolutie van 1917. In deze veranderde situatie botste de strijd voor basishervormingen en zelfs voor de verdediging van verworvenheden uit het verleden direct op de limieten van het kapitalistische systeem. De Bolsjewieken formuleerden daarom een overgangsprogramma als een brug, waarbij de dagelijkse eisen van de arbeidersklasse werden opgenomen maar dan wel om het voorbij het bestaande bewustzijnsniveau te tillen en te koppelen aan het idee van socialistische revolutie. Dat was ook tijdens de Russische revolutie noodzakelijk omwille van de verschillende en veranderende visies van verschillende delen van de arbeidersklasse. De methode werd goed omschreven in een opvallende brochure van Lenin: “De dreigende catastrofe en hoe die te vermijden”. Trotski volgde Lenin in het formuleren van de taken van de Vierde Internationale in een tijdperk van de doodstrijd van het kapitalisme.
Ook vandaag is de positie van de arbeidersklasse in landen met een traditie van arbeidersstrijd, zoals Griekenland of Frankrijk, anders dan pakweg in 1968. De economische situatie is vandaag veel slechter dan in 1968, toen de grootste algemene staking uit de geschiedenis plaats vond tegen de achtergrond van aanhoudende groei. Toen was er een breed socialistisch en zelfs een revolutionair bewustzijn onder de arbeiders en de studenten. De gevolgen van wat de afgelopen decennia is gebeurd samen met de capitulatie van de leiders van de arbeidersorganisaties voor het kapitalisme, zorgen ervoor dat het bewustzijn achterop ligt in vergelijking met het bewustzijn van 1968. Er is een gemengd bewustzijn met heel wat politieke verwarring.
Er is ongetwijfeld een algemene klassenwoede in de ontwikkelde kapitalistische landen. Er is een woede tegenover diegenen die verantwoordelijk worden geacht voor de huidige economische catastrofe, meer bepaald de speculanten en bankiers. Maar dit heeft nog niet geleid tot een breder gedragen en uitgesproken anti-kapitalistisch bewustzijn. Het is dan ook noodzakelijk om de gedeeltelijke eisen van de arbeidersklasse op vlak van lonen en arbeids- en levensvoorwaarden op te nemen alsook te wijzen op het optreden of niet optreden van regeringen rond bepaalde kwesties. De kapitalisten hebben overheidshulp moeten inroepen om de banken te redden. Zij aanvaarden een overheidstussenkomst zo lang het op kapitalistische basis gebeurt en zolang er het vooruitzicht is dat de ‘genationaliseerde’ sectoren in de toekomst opnieuw aan dezelfde private belangen worden overgedragen die deze sectoren de dieperik hebben ingejaagd.
Dit kan een zekere druk zetten op de eis van de nationalisatie van de sleutelsectoren of van de banken. Maar op basis van hun ervaringen hebben veel Grieken de eis van de nationalisatie van de financiële sector wel opnieuw opgenomen. De ervaring van de gedeeltelijke nationalisaties van verschillende banken in West-Europa en de VS kan brede lagen van de bevolking tijdelijk afstand doen nemen van het idee van nationalisaties. Maar het gaat niet om nationalisaties zoals wij die zien. De top van de genationaliseerde bedrijven blijft in handen van de kapitalisten. Ze blijven grote bonussen betalen aan de topbankiers die gewoon op post blijven. Dit is een vorm van staatskapitalisme, geen stap naar het socialisme.
De noodzaak van democratische planning
Een journalist van de krant The Observer stelde dat de structuur van de grote bedrijven vandaag meer gelijkenissen vertonen met het stalinisme dan met het ideaalbeeld van een kapitalistisch bedrijf. De journalist schreef over de bedrijven: “het zijn als zombies… die een grote gelijkenis vertonen [met het stalinisme]”. (Simon Caulkin, The Observer, 15 februari 2009).
De journalist voegde er aan toe dat het beheer van de bedrijven meer bezig is met het realiseren van doelstellingen dan met het produceren van een nuttig product. Het bedrijf dat wereldwijd het meest efficiënt is, General Electric, spendeert “40% van haar inkomsten, dat is 60 miljard dollar, aan administratie en aan de top. De managers van grote westerse bedrijven hebben meer gemeen met de apparatsjiks van de centraal geleide economieën dan algemeen wordt aangenomen.” Het zou veel goedkoper en efficiënter zijn om deze bedrijven over te nemen, een systeem van arbeiderscontrole en –beheer te vestigen en een socialistische geplande economie te creëren.
De kloof dichten
De noodzaak van een overgangsprogramma vandaag komt voort uit het gemengde bewustzijn van de werkende bevolking. Dit bewustzijn zal door elkaar geschud worden en veranderen doorheen gebeurtenissen. Maar de ontwikkeling van een uitgewerkt socialistisch bewustzijn, eerst onder de politiek meest ontwikkelde lagen en vervolgens onder de massa’s van de arbeidersklasse, kan versterkt worden door een overgangsbenadering en een overeenkomstig programma. Daarmee wordt een brug gevormd tussen het bewustzijn van de werkende bevolking en het idee van socialistische verandering. Sectairen hebben geen dergelijke brug nodig omdat ze niet de bedoeling hebben om van de studiekamers en de zijlijnen weg te gaan en zich te engageren in de arbeidersklasse om daar het bewustzijn in socialistische richting te veranderen.
We komen in een totaal nieuwe periode voor de arbeidersklasse in Europa en de rest van de wereld. Obama heeft in de VS slechts tijdelijk een kussentje onder de crisis geschoven in de vorm van de stimulusmaatregelen. Dit creëert meteen een nieuw probleem: de overheidsschulden. De wereldeconomie staat voor een periode van amper enige groei en een blijvende massale werkloosheid. Die werkloosheid is een uitdrukking van de neergang van het systeem. Maar het kapitalisme zal niet automatisch van de kaart worden geveegd. Het is noodzakelijk om krachtige massawapens tot stand te brengen waarmee we het falende systeem een handje kunnen toesteken en waarmee we plaats kunnen maken voor het socialisme.
Zonder een dergelijke benadering is er het gevaar dat veel werkenden zelfs in een periode van economische rampspoed niet meteen het socialisme als alternatief zullen zien. Het feit dat er geen massaal socialistisch alternatief en partij is, geeft in een aantal Europese landen ruimte gelaten voor extreemrechts om een deel van het politieke vacuüm op te vullen. We moeten extreemrechts bestrijden door tegelijk te wijzen op het socialistische alternatief en de steun daarvoor onder de werkende bevolking te vergroten.
In de auto-industrie daalden de lonen sinds het begin van de crisis en waren er massale afdankingen. De arbeiders begrepen instinctief dat er ‘geen markt’ was voor hun huidige producten. Gezien de enorme technologische mogelijkheden zou het echter weinig moeite vergen om de auto-industrie om te bouwen tot een sector die nuttige goederen produceert, waaronder ook milieuvriendelijke transportmiddelen. De wereldbevolking heeft tegen de achtergrond van de huidige milieucrisis dringend nood aan een dergelijk milieuvriendelijk transportsysteem. Een grote omvorming van productie is mogelijk, dat bleek bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. Toen was er een massale omvorming naar een oorlogsindustrie. Vandaag zou een verandering van de productie naar milieuvriendelijke en sociaal nuttige goederen veel vlotter mogelijk zijn.
De kloof tussen de steeds erger wordende objectieve situatie en het bewustzijn van de arbeidersklasse zal in de komende periode worden gedicht. Gebeurtenissen en het zullen explosieve gebeurtenissen zijn, zullen daarvoor zorgen. Op de rand van de afgrond zullen de massa’s tegen het kapitalistische systeem ingaan, soms zonder duidelijk idee over wat er dan wel in de plaats moet komen. De tocht naar een socialistisch en revolutionair bewustzijn kan echter aanzienlijk worden ingekort als de arbeidersklasse de overgangsmethode en een overgangsprogramma opneemt waarbij de dagelijkse strijd wordt verbonden met de noodzaak van een socialistisch alternatief.
Eisen komen voort uit de collectieve ervaring van de arbeidersklasse
De tegenstanders van het marxisme stellen de overgangseisen voor als ‘onmogelijk’ of ‘utopisch’ met een ‘gebrek aan realiteitszin over wat mogelijk is’. Daarbij moet eerst en vooral worden opgemerkt dat de overgangseisen die door Trotski verder werden uitgewerkt allemaal door de arbeidersbeweging doorheen strijdbewegingen tot stand zijn gekomen. Trotski stelde in een discussie met zijn Amerikaanse aanhangers: “Ik wil benadrukken dat dit niet het werk van één man is, het is het resultaat van een langdurige collectieve ervaring.”
Trotski anticipeerde op het argument dat de eisen die hij naar voor bracht ‘utopisch’ waren toen hij schreef: “De ‘mogelijkheid’ of ‘onmogelijkheid’ om die eisen te realiseren is in dit geval een kwestie van krachtsverhoudingen, die alleen door de strijd beslist kan worden.” Hij werkte dit verder uit in latere discussies: “Revolutionairen nemen steeds in achting dat hervormingen en verworvenheden slechts een bijproduct of een neveneffect van de revolutionaire strijd. Als we zeggen dat we enkel eisen wat ze kunnen geven… dan zal de heersende klasse slechts een tiende van wat we vragen of helemaal niets geven. Hoe strijdbaarder de arbeiders, hoe meer wordt geëist en hoe meer wordt afgedwongen.” Dat is de benadering die Militant (nu de Socialist Party) hanteerde in de succesvolle massastrijd in Liverpool tussen 1983 en 1987, alsook in de strijd tegen de poll tax. In beide gevallen leed de regering van Thatcher een nederlaag. In de strijd tegen de poll tax waren er 18 miljoen mensen die de belasting weigerden te betalen. De belasting moest ingetrokken worden en dit leed Thatcher naar de uitgang.
Het is niet uitgesloten dat bepaalde overgangseisen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden afgedwongen zonder een breuk met het kapitalisme. In Duitsland in 1918 en in Spanje in 1936 werd een tijdlang de achturendag afgedwongen. Vandaag is het mogelijk dat de 35-urenweek zonder loonverlies wordt afgedwongen door arbeiders in strijd. Onder druk van de massa’s is het mogelijk dat de burgerij een stap achteruit moet zetten. Maar al deze verworvenheden zullen slechts tijdelijk van aard zijn tenzij de arbeidersklasse haar macht gebruikt om tot socialistische verandering te komen. De Franse arbeiders hadden de 35-urenweek afgedwongen, maar de regering-Sarkozy heeft dat in de praktijk terug geschroefd. Wij zetten overgangseisen niet tegenover de dagelijkse eisen van de arbeidersklasse. We zijn integendeel de beste verdedigers van die dagelijkse eisen. In tegenstelling tot de reformisten wijzen we echter op de beperkingen van deze verworvenheden op kapitalistische basis. “Op basis van deze strijd, welke ook zijn onmiddellijke praktische resultaten mogen zijn, zal het best het besef bij de arbeiders groeien, dat de kapitalistische slavernij vernietigd moet worden.”
Neem de eis voor een massale toename van de overheidsuitgaven als antwoord op de werkloosheid. In het verleden was dat een hoeksteen van het programma van de belangrijkste links-reformistische stromingen binnen de sociaaldemocratie. Ook de marxisten namen deze eis op en komen op voor een nuttig programma van publieke werken op het vlak van ziekenhuizen, woningen, scholen,… De kapitalistische regeringen gaan vandaag echter een tegenovergestelde richting uit. Alle verworvenheden van de ‘welvaartstaat’ staan onder druk in wat de grootste bedreiging voor deze verworvenheden is sinds 60-70 jaar. Maar de reformisten creëren de illusie dat een dergelijk programma was binnen het kader van het kapitalisme. Marxisten verdedigen deze eisen, maar stellen meteen dat we deze eisen niet volledig kunnen afdwingen en behouden binnen het kader van een systeem in crisis. Het opdrijven van de overheidsuitgaven kan worden gefinancierd door taksen op de kapitalisten, of door het opdrijven van de belastingen voor de arbeiders en de middenklasse. Als de rijken moeten betalen, zal dit leiden tot een weigering om te investeren en een “staking van het kapitaal” die kan leiden tot fabriekssluitingen en een stijgende werkloosheid. Wat we langs de ene kant winnen, verliezen we langs de andere kant. Als de gewone werkenden en de middenklasse meer moeten betalen, ondermijnt dit evenzeer hun levensstandaard. Als er wordt geïnvesteerd door geld bij te drukken – wat effectief gebeurde bij de aanvang van de crisis – zonder een gelijkaardige toename van de productie van goederen, dan leidt dit tot een stijging van de inflatie met dezelfde effecten als de eerder aangehaalde methoden. Wat we met de ene hand krijgen, moeten we zelf met de andere hand geven. “Elke ernstige eis van het proletariaat en zelfs iedere progressieve eis van de kleinburgerij overschrijdt onvermijdelijk de grenzen van het kapitalistische eigendom en de burgerlijke staat.”
Democratische eisen
Marxisten strijden ook voor de meest gedeeltelijke reformistische eisen van de arbeidersklasse net zoals ze voor democratische eisen opkomen. Een voorbeeld daarvan zagen we bij de algemene afkeer tegenover het misbruik van parlementaire onkosten in Groot-Brittannië in 2009. Naar aanleiding van de discussie daarover kwamen wij met eisen voor meer democratie. We stelden:
“De Socialist Party komt op voor een democratische socialistische samenleving en een democratische arbeidersstaat die op alle niveaus wordt beheerd en gecontroleerd door de werkende bevolking. We erkennen dat een overgrote meerderheid van de Britse bevolking het concept van democratie, waaronder het parlement, in een algemene zin ondersteunt. Er is een kapitalistische democratie waarbij de werkende bevolking kan zeggen wat ze willen, maar waar de grote kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers de echte beslissingen nemen.”
We stelden dat de huidige ondemocratische gang van zaken niet zal worden opgelost door wat te sleutelen aan de instellingen zoals het parlement. “Het invoeren van een meer democratisch systeem vereist dat er meer middelen zijn om de bevolking te betrekken bij het maken en doorvoeren van beslissen met een directe controle op de vertegenwoordigers. Dit zou in Groot-Brittannië direct de kwestie stellen van de afschaffing van het Hogerhuis en de monarchie. Deze instellingen hebben het niet overleefd om een decoratieve rol te spelen, maar als mogelijk wapen tegen een radicaal parlement en een regering die ingaat tegen de belangen van de grote bedrijven.”
De Socialist Party verdedigde de eis van een “eengemaakt parlement dat de wetgevende en uitvoerende machten combineert. Dit parlement zou moeten worden verkozen op basis van een uitbreiding van de democratische rechten, onder meer met stemrecht vanaf 16 jaar. Om de vier tot vijf jaar een parlementslid verkiezen dat aan een extreem hoog loon leeft, leidt onvermijdelijk tot een kloof met de bevolking. Een kortere ambtstermijn – de Chartisten eisten in de 19de eeuw een zittingsperiode van een jaar – zou geen oplossing bieden voor het enorme gebrek aan een dagelijkse controle op de parlementsleden. Het zou een enorme stap vooruit betekenen indien de parlementsleden werden verkozen doorheen democratisch bijeen gebrachte en verkozen lokale vergaderingen waar ze permanent afzetbaar zijn door hun kiezers. Parlementsleden mogen niet meer krijgen dat het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider.”
De eis van een ‘algemene staking’
Vandaag stelt zich nog steeds een probleem met ultralinkse stromingen. In Griekenland bijvoorbeeld zijn er minstens 40 linkse organisaties, waaronder een 15-tal ‘redelijk grote’. Dat leidt tot heel wat discussie over eenheid onder de werkende bevolking. Er zijn ook anarchisten en semi-anarchistische opvattingen. Lenin stelde dat sectarisme en ultralinks het resultaat is van het opportunisme van de leiders van de arbeiderspartijen. Het feit dat die leiders de kant van de kapitalisten hebben gekozen, versterkt het ongeduld van een laag van jongeren. Dat is het geval onder de middenklasse, maar ook onder delen van de arbeidersjongeren. De erfenis van het stalinisme en de bureaucratische gang van zaken in de voormalige sociaaldemocratie leidt onder deze lagen tot een afkeer tegen de politieke partijen. Maar een ultralinkse methode blijft een hindernis om brede lagen van de bevolking te bereiken en actief te mobiliseren.
De discussie over de algemene staking is hiermee verbonden. Gezien de omvang van de aanvallen doorheen Europa, staat de kwestie van een algemene staking in bijna elk Europees land op de agenda. Toen in de jaren 1970 over een algemene staking van onbepaalde duur werd gesproken, wezen wij op het feit dat zo’n staking de vraag naar de macht stelt. Een dergelijke actie moet goed worden afgewogen rekening houdende met alle omstandigheden en de kans op succes. Als een klein deel van de arbeidersbeweging een staking van onbepaalde duur – ‘tot de finish’ – naar voor brengt zonder de gevolgen ervan te begrijpen en zonder een brede steun, dan zal de impact ervan beperkt zijn. Het kan daarom soms beter zijn om de eis van een algemene 24-urenstaking naar voor te brengen. Dat kan een algemene staking zijn die gepaard gaat met betogingen, meetings en informatievergaderingen.
Bedrijfscomités en delegees
In dit programma besteedt Trotski heel wat specifieke aandacht aan de cruciale kwestie van de vakbonden en hun band met de ‘bedrijfscomités’. Trotski wees op de mogelijke ontwikkeling van bedrijfscomités als strijdorganen die alle strijdbare arbeiders organiseren, ook diegenen die doorgaans niet door de vakbond worden bereikt. Het zou fout zijn om de stellingen van Trotski gewoon te herhalen in een andere context en zonder de methode te begrijpen die aan de basis lag van dit overgangsprogramma. Trotski stelde: “Zelfs de machtigste vakbonden organiseren niet meer dan 20 à 25% van de arbeidersklasse en dan nog hoofdzakelijk de hoogst gekwalificeerde en best betaalde lagen.” Vandaag ligt het aantal vakbondsleden veel hoger.
De vakbonden bestaan niet enkel uit het officiële vakbondsapparaat, de leiding, maar ook uit de delegees. Er zijn tienduizenden delegees die georganiseerd zijn in hun syndicale delegaties. Hoe kan je dergelijke delegaties anders zien dan de ‘bedrijfscomités’ waar Trotski over sprak in het Overgangsprogramma? Trotski schreef: “Vanaf het ogenblik dat het comité verschijnt, bestaat er in de fabriek in feite een situatie van dubbele macht.” Het feit dat er zoveel delegees zijn in West-Europa heeft ongetwijfeld geleid tot elementen van dubbele macht in de bedrijven, zelfs indien er geen feitelijke dubbelmacht is. De arbeiders konden doorheen hun organisaties beslissingen van het management tegenhouden of zelfs een controle verwerven op aanwervingen en afdankingen, het aantal overuren dat wordt gewerkt, faciliteiten zoals kantines,… En toch blijven sommige ultralinksen vasthouden aan hun mythische ‘fabriekscomités’ in plaats van te kijken naar de bestaande syndicale delegaties. De afgelopen jaren zijn de vakbonden verzwakt. Hierdoor kan de kwestie van fabriekscomités soms terug opkomen, zeker bij plotse explosieve ontwikkelingen. Zo was er een bezetting bij windmolenfabrikant Vestas op het Isle of Wight. Het personeel was aanvankelijk niet in de vakbond georganiseerd. Ze improviseerden en zetten een eigen ‘fabriekscomité’ op. Als de strijd het bedrijf had opengehouden, zou dit ongetwijfeld een aanzet gevormd hebben om de vakbonden in de fabriek te versterken.
Arbeiderscontrole en arbeidersbeheer
Een ander element waar er wel eens een eenzijdige benadering rond wordt gebruikt, is de eis voor arbeiderscontrole en arbeidersbeheer. In het verleden werd dit uitgebreid bediscussieerd binnen de arbeidersbeweging. De slogan van arbeiderscontrole op de productie komt uit dezelfde periode als het opzetten van ‘sovjets’ of raden. Onder het kapitalisme zal een dergelijke eis pas brede steun krijgen in een prérevolutionaire situatie. Arbeiderscontrole is een overgangsmaatregel in een periode van intense klassenoorlog. Het kan slechts een brug zijn naar de revolutionaire nationalisatie van de sleutelsectoren van de industrie. Arbeidersbeheer wordt doorgaans van bovenaf opgelegd nadat de arbeidersklasse de macht heft overgenomen. Het gebruik van deze slogans hangt af van de concrete situatie, het ritme van de gebeurtenissen en vooral het bewustzijn onder de arbeidersklasse op elk specifiek ogenblik.
Spijtig genoeg hadden sommigen in het verleden een bijzonder eenzijdige benadering. Er werden enkele overgangseisen opgesomd, bijvoorbeeld over arbeiderscontrole, en er werd gesteld dat dit volstond op dat ogenblik. Pogingen om algemene eisen voor de samenleving en de economie als geheel – zoals de nationalisatie – werden als ‘abstract’ afgedaan. Er werd voorbijgegaan aan het feit dat de overgangseisen volgens Trotski slechts een “brug” waren naar het algemene socialistische programma. Dit programma betekent uiteindelijk dat de werkende bevolking de grote monopolies overneemt en de kapitalisten onteigent, met enkel schadeloosstelling op basis van bewezen behoefte.
Het komt er op aan om de sfeer onder de werkende bevolking op ieder gegeven ogenblik te begrijpen en daarop in te spelen met de aangepaste slogans. Neem bijvoorbeeld Duitsland voor Hitler aan de macht kwam. Een linkse groep, de ‘Branderlisten’, beschuldigden de aanhangers van Trotski ervan dat ze de slogan van de controle op de productie lieten vallen. De marxisten hadden de Brandleristen erop gewezen dat ze deze eis naar voor brachten op een ogenblik dat de tijd er niet rijp voor was. De slogan van controle over de industrie werd voor het eerst breed naar voor gebracht door de Bolsjewieken in 1917. Deze campagne werd in Petrograd en elders geleid door de sovjets. Toen de aanhangers van Trotski op een later ogenblik deze slogan opnieuw centraal stelden, namen ze volgens de Brandleristen hun slogan over. Trotski beantwoordde dit met het voorbeeld van een specht die jaar in jaar uit op de schors van een eik pikt. Op een dag komt er een houthakker langs en kapt deze de boom met een bijl. De specht beschuldigt vervolgens de houthakker ervan dat hij zijn methoden plagieert.
Het idee van arbeiderscontrole gaat samen met de eis van het ‘openen van de boeken’ van kapitalistische bedrijven zodat de boekhouding kan worden gecontroleerd door comités van arbeiders waaronder ook consumenten. Arbeiderscontrole is verbonden met een periode van dubbele macht in de industrie, een periode die verbonden is met de overgang van een kapitalistisch regime naar een regime waarin de arbeidersklasse de macht overneemt. Het is ongetwijfeld een keerpunt in de ontwikkeling van de arbeidersbeweging. Brede lagen van de werkende bevolking zullen op een bepaald ogenblik door deze fase gaan.
Nationalisatie
Een belangrijke eis van de linkse socialisten is deze van de nationalisatie van de monopolies. Er zijn momenteel zowat 150 monopolies die het overgrote deel van de economie controleren. Wij komen op voor de nationalisatie onder arbeidersbeheer en –controle met enkel schadeloosstelling op basis van bewezen behoefte. Er is geen tegenstelling tussen het hanteren van een dergelijk algemeen programma naast het gebruiken van andere overgangseisen zoals deze van arbeidsduurvermindering, een programma van publieke infrastructuur om de werkloosheid aan te pakken of de nationalisatie van individuele bedrijven die overgaan tot afdankingen. Het programma moet rekening houden met het feit dat er in ieder ogenblik van ontwikkeling verschillende lagen van de arbeidersklasse zijn.
Voor marxisten is het belangrijk dat ze de ervaring van de arbeidersklasse veralgemenen. Dit is nu steeds meer mogelijk aangezien er een enorme concentratie en centralisatie van kapitaal is in de grote monopolies. Deze zijn bovendien steeds meer vergroeid met de staatsmachine. Hierdoor krijgt iedere gedeeltelijke of specifieke strijd van de arbeiders al gauw een algemeen karakter. Iedere strijd voor loonsverhogingen leidt tot verzet van de regering en het patronaat die een loonstop willen opleggen. Hierdoor vereist een beperkte strijd voor opslag al gauw een algemeen antwoord op de problemen van de arbeidersklasse en stelt dit al snel de noodzaak van een socialistische reorganisatie van de samenleving.
Het Overgangsprogramma werd meer dan 70 jaar geleden geschreven. Doorheen deze periode was het voor marxisten belangrijk om de centrale opvattingen en methoden ervan te verdedigen tegenover zowel de opportunistische reformistische opvattingen als hun spiegelbeeld in de vorm van ultralinks. Dit betekent niet dat we alle eisen vandaag op dezelfde manier zouden formuleren als 70 jaar geleden. De eis van een 32-urenweek is een uitdrukking van hetzelfde idee dat aan de basis ligt van de slogan van de “glijdende uurschalen”. Deze laatste uitdrukking zou vandaag niet begrepen worden, terwijl een concrete eis voor arbeidsduurvermindering wel wordt begrepen als antwoord op de toenemende werkloosheid. Trotski benadrukte zelf altijd dat we marxistische ideeën en slogans in de taal van de arbeidersklasse zelf moeten brengen.
De gevoeligheid die Trotski aan de dag legde voor verschillende delen van de arbeidersklasse bleek onder meer in een discussie met Amerikaanse aanhangers. Trotski stelde dat Amerikaanse marxisten in de jaren 1930 rekening moesten houden met het politiek achtergebleven karakter van de meeste Amerikaanse arbeiders en niet zomaar direct met socialisme als antwoord op alles naar voor moesten komen, dat zou vaak gezien worden als een ‘vreemd’ idee dat uit Europa komt. Maar het idee van een glijdende loonschaal, om de inflatie in rekenschap te brengen, en een glijdende uurschaal, als antwoord op de werkloosheid, werden wel als redelijk en zelfs als ‘Amerikaans’ gezien. Het zou gemakkelijker worden opgenomen door de Amerikaanse arbeiders, zelfs indien het een ‘socialistische’ manier van werken veronderstelt. Doctrinair sectarisme in opvattingen en taal is vreemd aan het marxisme. Het is nodig om de overgangseisen zodanig te formuleren dat ze worden begrepen en opgenomen door de arbeidersklasse.
Het is ook noodzakelijk om in het programma eisen op te nemen die de arbeidersklasse doorheen haar strijd opwerpt. We moeten een aantal eisen die door Trotski naar voor werden gebracht een concretere invulling geven. Zo verdedigde hij op een bepaald ogenblik de eis van arbeidersdeelname aan het beheer in de genationaliseerde industrie. Vandaag zijn privatiseringen de norm. Maar onder druk van de crisis is het mogelijk dat de kapitalistische regeringen verplicht zullen zijn om sectoren te nationaliseren. We moeten daar een democratisch programma rond hebben. In de huidige voorwaarden kan dat hier het beste door de eis van een meerderheid van arbeidersvertegenwoordigers in de raad van bestuur van de genationaliseerde sectoren waarbij alle vertegenwoordigers worden verkozen en afzetbaar zijn. Deze vertegenwoordigers moeten alle onduidelijkheden wegnemen en aantonen hoe de genationaliseerde sector voorheen als melkkoe werd gebruikt door de monopolies.
Eisen om het milieu te verdedigen
Een belangrijk probleem waarmee de arbeidersklasse, en de mensheid in haar geheel, wordt geconfronteerd, is het milieu. Trotski behandelde dit niet op een directe wijze in het Overgangsprogramma, maar hij deed dit elders wel. Sommigen stellen dat Marx evenmin iets over het milieu heeft geschreven. Dit klopt niet. Eerder schreven we in ‘Marxism in Today’s World’:
“Dit is een belangrijk onderwerp, zeker voor de nieuwe generatie en voor alle mensen. Maar het klopt niet dat Marx, Engels, Lenin en Trotski nooit spraken over het milieu. In het derde deel van ‘Het Kapitaal’ stelt Marx: ‘Vanuit het standpunt van een hogere economische vorm van samenleving, lijkt het private bezit over de planeet door individuen even absurd als het private bezit van de ene mens door de andere. Zelfs een volledige samenleving, een natie, of alle gelijktijdig bestaande samenlevingen tegelijk, zijn niet de eigenaars van de planeet. Ze zijn slechts hun gebruikers. Zoals [goede gezinshoofden] moeten ze het in een betere staat aan de volgende generaties bezorgen.’ We moeten de wereld in een betere staat aan de volgende generatie doorgeven. Trotski sprak zich in gelijkaardige termen uit in zijn brochure ‘Radio, Wetenschap en Techniek’. De bolsjewieken wilden een harmonie tussen de productiekrachten en het milieu.”
Nooit geziene crisis
We worden vandaag geconfronteerd met een nooit geziene situatie. De ongeplande ontwikkeling van de productiekrachten onder het kapitalisme betekent dat de meerderheid van de mensheid enkel en alleen omwille van het milieu tegen dit systeem moet ingaan. Zoniet dreigt een onhoudbare situatie. Een leidinggevende Chinese milieudeskundige stelde dat China om de levensstandaard van de VS te evenaren de middelen van vier werelden zou nodig hebben. Concluderen we daaruit dat de Chinese bevolking nooit de levensstandaard van de Amerikaanse bevolking zal bereiken en dat ze voor eeuwig tot achtergesteldheid zijn veroordeeld? Wij denken dat dit een verkeerde conclusie zou zijn. We kunnen tot duurzame groei komen en we kunnen de misdaden tegen het milieu door zowel het kapitalisme als het stalinisme vermijden.
De huidige crisis – of beter gezegd: reeks van crisissen – kan enkel worden opgelost door het opnieuw bewapenen van de arbeidersklasse met nieuwe massale socialistische organisaties, een marxistisch programma en een leiding. De grootse gebeurtenissen die nu beginnen te ontwikkelen in alle delen van de wereld bieden heel wat kansen daartoe. We zullen niet van vandaag op morgen tot fundamentele verandering komen. Maar doorheen nederlagen en overwinningen, zal de werkende bevolking steeds meer uitkijken naar een programma waarmee ze een einde kan maken aan de kapitalistische barbarij. Trotski’s Overgangsprogramma en de overgangsmethode zullen een cruciale rol spelen in het vervullen van deze taak.