Revolutie: wat het is en hoe het te bekomen
30 jaar van neoliberaal kapitalisme heeft een maatschappelijke puinhoop achtergelaten. In landen als Spanje en Griekenland is meer dan 40% van de jongeren werkloos. Er groeit letterlijk een generatie zonder toekomst op. Maar zelfs in rijkere kapitalistische landen, zoals de VS, blijven jongeren langer thuis wonen omwille van slechte lonen en onzekere jobs. De uitbuiting en ongelijkheid zijn zo hard toegenomen dat je met een huidig loon geen gezin meer kan onderhouden, wat in de jaren 1960 wel nog kon. Dit was de naoorlogse bloeiperiode van het kapitalisme.
Kapitalisme in algemene crisis
Kortom, de huidige maatschappijvorm, gebaseerd op private productie voor de winst, botst op z’n grenzen. Dat uit zich niet alleen in een dalende levensstandaard, maar ook in de verloedering van het milieu, vluchtelingenstromen, oorlogen (met imperialistische interventies in Afghanistan, pogingen daartoe in het Midden-Oosten,…) en – aan de basis van dit alles – algemene financiële en economische instabiliteit.
De kapitalistische heersende klasse vreest dat haar systeem oncontroleerbaar is geworden. En dat is het ook. Ze hebben geen enkel antwoord op de immense schuldencrisis die het hele systeem dreigt te ontwrichten, te beginnen met zwakkere schakels als Griekenland, Ierland, Portugal,… In die landen zijn massale opstanden van de bevolking mogelijk, omdat nog meer “besparen en privatiseren” er op een vorm van sociale marteling begint te lijken. De situatie wordt er ondraaglijk voor grote delen van de bevolking. Alle verworvenheden uit het verleden staan vandaag op het spel. In Spanje komen spontaan, zelfs zonder de inbreng van marxisten, revolutionaire ideeën op in de recente jeugdrevolte die straten en pleinen deed vollopen.
Dit is heel belangrijk. Het is nog geen duidelijke steun voor socialisme, of een democratische en geplande economie, als vervanging voor het doodzieke kapitalisme. Maar het toont aan dat Karl Marx, de revolutionaire socialist, gelijk had: eens een maatschappij de productiekrachten niet meer kan ontwikkelen, eens de burgerij het vermeende “algemeen belang” niet meer kan vertegenwoordigen, treedt er een revolutionair tijdvak in. In Griekenland is die vertrouwensbreuk tastbaar: tienduizenden getroffen arbeiders en jongeren verweten de parlementairen “verraders” te zijn. Politici kunnen er zich amper nog op straat begeven, zo diep zit het ongenoegen. Er staan “politieke stakingen”, gericht op de val van de regering, op de agenda.
De vraag stelt zich dan echter: wat is het alternatief?
Egypte en Tunesië: idee van “revolutie” opnieuw op voorplan
Na de val van het stalinisme, de totalitaire karikaturen van “socialisme” in het voormalige Oostblok, hadden de kapitalisten en hun denkers het terrein vrij. Het was voor deze scherpslijpers niet voldoende om het stalinisme, op een absurde manier, gelijk te stellen met de eerste, democratische periode van de arbeidersstaat in Rusland, tijdens en vlak na de massale beweging en machtsovername van 1917. Er werd ook gesteld, door professoren en opiniemakers, dat er iets verkeerd was met de idee van revolutie op zich. Een fundamentele breuk met het kapitalisme zou, volgens deze commentatoren, alleen maar tot een nieuwe dictatuur kunnen leiden. “Kijk maar naar Rusland!”
Allereerst, de laster tegen de Russische revolutie heeft nooit verhinderd dat het systeem van sovjets – democratisch verkozen comités op de werkvloer, in de kazernes, wijken, enz. – de meest democratische organisatievorm was die de maatschappij ooit had gekend. Afgezien van, op het niveau van een stad, de Parijse Commune van 1871. Deze laatste had Marx reeds bestempeld als de “eindelijk ontdekte, politieke vorm van de emancipatie van de arbeidersklasse”.
Het was enkel door het isolement van de Sovjetunie, door het uitblijven van een geslaagde revolutie in een meer ontwikkeld westers land, dat de stalinistische bureaucratie vanaf 1924 de arbeiders en haar vertegenwoordigers meer en meer kon wegduwen van de macht.
Op de tweede plaats, recent zagen we dat de idee van “revolutie” weer deels in ere werd hersteld met de revoluties en bewegingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dan verwijzen we vooral naar de eerste fase van de revoluties in Tunesië en Egypte. Hier zagen we, in het geval van Egypte bijna live op TV of internet, de echte dynamiek van een revolutie. Het gaat om een situatie waarbij de leefomstandigheden door de meerderheid van de bevolking als onrechtvaardig en onhoudbaar worden beschouwd. De cocktail van verstikkende dictatuur met steun van westerse regimes, massale werkloosheid, neoliberale achteruitgang,… werd niet langer passief aanvaard.
Bovendien was het, mede door de toegenomen informatiestroom, internet- en You Tube-filmpjes,… moeilijk om deze massale bewegingen in Tunesië en Egypte af te schilderen als het werk van een klein groepje intriganten, laat staan coupplegers. Zelfs in de burgerlijke pers kon men er moeilijk omheen dat deze revoluties, al werd dat soms begeleid door tandengeknars, als “massaal” en “gerechtvaardigd” moesten worden omschreven. Waar die media minder happig op waren, was de erkenning dat het optreden van de Egyptische arbeiders als klasse, via de methodes van vakbondsstrijd en stakingen, het beslissende moment was voor dictator Moebarak om de benen te nemen. Een pion werd geofferd maar, vandaag is het duidelijk dat het systeem achter die pion nog grotendeels overeind staat.
Een revolutionair proces treedt in wanneer de massa’s het toneel van de geschiedenis betreden en hun lot in eigen handen proberen te nemen. Dat is wat we in Tunesië en Egypte zagen, ook al was het bewustzijn van de massa’s nog niet socialistisch. Het zijn momenten van massale politisering van de maatschappij, met een enorme honger naar ideeën die de strijd kunnen vooruithelpen.
Voorwaarden voor een revolutie
Leon Trotski beschrijft in zijn “Geschiedenis van de Russische revolutie” de gisting in de maatschappij en hoe de voorwaarden voor revolutie tot rijping waren gekomen. De feodale en burgerlijke krachten waren te zwak en te verdeeld om de maatschappij vooruit te helpen. De middengroepen waren misnoegd of kwamen zelf in actie: boeren, kleine bezitters, namen de gronden in van de grootgrondbezitters. Studenten werden geïnspireerd door de strijd van de arbeiders in de fabrieken en vervoegden de revolutionaire beweging.
Vandaag zie je in het Midden-Oosten en Zuid-Europa hetzelfde fenomeen. Het kapitalisme als systeem biedt er geen uitweg meer. Studenten en jongeren zijn de vlam van de revolutie, maar de georganiseerde arbeidersklasse vormt de beslissende kracht in de maatschappij. Zij heeft als enige de economische kracht – via massamobilisaties, stakingen, bedrijfsbezettingen,… – om de samenleving stil te leggen en de basis te leggen voor een ander systeem.
Het is begrijpelijk dat in de jongerenbeweging, bijvoorbeeld in Spanje, een wantrouwen bestaat tegenover bureaucratische vakbondsleiders die hun basis weinig inspraak gunnen. Maar die leiding moet onderscheiden worden van de gewone leden die beslist niet met verschillende draden met de heersende klasse en haar staatsapparaat zijn verbonden. We hebben democratische vakbonden nodig, met een leiding die verantwoording moet afleggen aan de militanten en onder de directe controle staat van de basis. Vakbonden die strijden tegen het kapitalisme en zichzelf niet laten opslorpen in de burgerlijke staat. In Spanje en Griekenland zien we nu ook elementen van een samenkomen van de jongeren en meer strijdbare vakbonden, of delen van de vakbondsbasis, in het verzet tegen de besparingen. Dit is potentieel een enorm sterke kracht in het streven naar een verandering van de maatschappij.
Een massapartij is nodig
Tijdens de eerste fase van de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika kwamen veel klassieke elementen van een revolutie samen. De heersende klasse is gediscrediteerd en onderling verdeeld. De middengroepen zijn vervreemd van het regime, of staan samen op straat met de arbeidersklasse. De arbeidersklasse is bereid te vechten voor haar belangen en neemt de andere lagen in de maatschappij op sleeptouw. De massa’s betreden het toneel van de geschiedenis.
De voornaamste zwakheden van deze revoluties, die ook maken waarom het oude regime nog steeds bestaat en zichzelf opnieuw op de voorgrond duwt, zijn het gebrek aan een socialistisch bewustzijn en, hiermee samenhangend, een massapartij die een revolutionair en socialistisch programma kan binnenbrengen in de beweging.
Het is begrijpelijk dat velen in die regio of ook in Zuid-Europa of elders de traditionele politieke partijen, of andere bureaucratische vehikels, wantrouwen. Maar een democratische massapartij, met een leiding die permanent afzetbaar is en niet meer verdient dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider, is een essentiële voorwaarde om alle lagen van de massa’s te verenigen en zo de basis te leggen voor een regering van arbeiders, onderdrukten en jongeren, rechtstreeks verkozen vanop de werkvloer, de school, de wijk, enz.
Waarom fundamenteel veranderen? Waarom niet hervormen, als strategie?
Omdat het kapitalisme niet meer beetje bij beetje in sociale zin kan worden hervormd. Marxisten noemen deze benadering “reformisme”. Het reformisme van sociaaldemocratische partijen – zoals de vroegere SP.a en PS in België – is sinds de crisis van de jaren ‘70 achterhaald. In de jaren ‘50 en ‘60 zorgden de veel sterkere economische groei, arbeidersstrijd en de druk van een ander model (het stalinistische blok) ervoor dat de lonen nog reëel stegen, en dat sociale rechten werden afgedwongen.
Maar de wetmatigheden van het kapitalisme staken stokken in de wielen. De winstvoet van de kapitalisten was reeds onder druk komen te staan voor de oliecrisis van 1973. Marx stelde dat het kapitaal geneigd is om sneller te investeren in nieuwe technologie en machines dan in arbeidskrachten. Terwijl enkel de uitbuiting van arbeid, het niet betalen van de werkenden voor een deel van de productie, aan de basis ligt van hun winsten. Dit fenomeen zorgde eind jaren ‘60 reeds voor een dalende tendens van de winstvoet.
Toegenomen arbeidersstrijd tussen 1968 en 1974 zette verder druk op de winsten. Maar de achterliggende realiteit was dat, zoals Marx in “Het Kapitaal” uitlegde, de productiecapaciteit sterker was gegroeid dan wat de markten konden opnemen. Het kapitalisme kampt, uitgerokken over meer dan 30 jaar, met een langdurige crisis van overaccumulatie, en het feit dat – in de reële economie – steeds meer kapitaal nodig is om dezelfde winst per product binnen te halen. Het neoliberalisme (de structurele besparingen in sociale zekerheid, dalende koopkracht voor werkenden, privatiseringen,…) kon deels de winstvoet herstellen, sinds de jaren ‘80. Maar ten koste van grotere ongelijkheid, en dus nieuwe overaccumulatie – teveel aan fabrieken, producten, etc. – op een door uitbuiting en neoliberale aanvallen ondermijnde markt.
Burgerlijke economen klagen dat de economische cyclus niet meer is wat hij ooit is geweest. Crisissen duren steeds langer, de groei wordt zwakker en duurt korter. Maar dat is precies een uitdrukking van wat marxisten als een “depressieve fase” van het kapitalisme beschouwen.
Het zich richten op snelle speculatieve winst op de beurs; het asociale neoliberalisme; de enorme opbouw van schulden sinds drie decennia… Het waren allemaal pogingen om de gevolgen van een dalende tendens van de winstvoet in de basisindustrieën te omzeilen. Tijdelijk probeerde men dat via diensten en een groeiende financiële sector (steunend op “fictief kapitaal” of krediet) op te vangen. De groei verzwakte echter en werd kunstmatig. Maar veel mensen bleven toch denken dat economisch herstel daardoor – zelfs met een veralgemeende ondermijning van de lonen en de levensstandaard – een “natuurgegeven” was.
Vandaag zien we dat dit niet noodzakelijk zo is. De crisis zit ingebakken in het systeem. Door de elastiek van de schulden zover uit te rekken, met de banken als giftige spin in het web, dreigt nu het failliet van landen. Er dreigt, als dit systeem blijft bestaan, een terugkeer naar de meer openlijk barbaarse levenscondities van het vroege, “ongetemde” kapitalisme. Maar dit systeem valt niet te temmen. Enkel het stopzetten van het private winstmotief van een kleine elite van grote aandeelhouders, en de overgang naar democratische en rationale planning van de economie biedt een oplossing.
Daarvoor is een revolutionaire massabeweging, gedragen door de meerderheid van de bevolking, nodig die de bedrijven en de rijkdom in publiek bezit neemt en beheert als een arbeidersdemocratie. Met de werkenden en hun gezinnen die zelf op elk niveau de economie en de samenleving beheren, via hun democratisch verkozen en permanent afzetbare vertegenwoordigers.
Wat is socialistische democratie?
Vroegere bewegingen tonen aan hoe een revolutionaire situatie kan ontwikkelen naar een massaopstand en de vestiging van een alternatieve regering. Een arbeidersregering die wel de belangen van de meerderheid vertegenwoordigt – niet die van een elite.
In een beweging die een revolutionair karakter aanneemt, ontstaat de nood aan permanente organisatievormen van de strijd. Meestal zijn dit democratisch verkozen comités of raden, gebaseerd op brede vergaderingen op de werkvloer, in de wijken, scholen, universiteiten, enz. In Rusland waren de sovjets eigenlijk uit in hun voegen getreden stakingscomités, die steeds bredere lagen begonnen te organiseren.
In die organen van de revolutie zijn marxisten voor vrije organisatie van de arbeiders en jongeren, in verschillende partijen of stromingen, met vrijheid van propaganda voor elk standpunt. De bolsjevieken begonnen als minderheidsstroming in 1917, maar door de ervaring van de massa’s, door hun argumentatie en het voorbeeld van hun militanten, wonnen ze uiteindelijk een democratisch verkozen meerderheid in de sovjets. Dit waren de massaorganen van de werkende klasse, de jeugd en de soldaten.
Verkozenen dienen permanent afzetbaar te zijn en niet meer te verdienen dan het gemiddelde loon in een arbeidersstaat. In het algemeen zal de levensstandaard hoger liggen in een socialistisch systeem. Maar verkozenen mogen geen elite zijn met privileges en een volstrekt vervreemde levensstijl, zoals onder het kapitalisme. Tenslotte dient de verdediging van een democratische arbeidersstaat te berusten bij de massa’s en niet een losstaand politie- of legerapparaat.
In dit verband: marxisten staan voor democratisch besliste en gedisciplineerde actie, niet voor “rellen” of “chaos” die sommigen met “revolutie” proberen te associëren. We verdedigen vreedzame methodes in de massabeweging. We denken wel dat de meerderheid zich mag verdedigen, de massa’s dienen via massale democratische comités ook de verdediging van de beweging te organiseren. Het winnen van de steun van de meerderheid van de bevolking is echter in de eerste plaats een politieke taak, een benadering die het marxisme onderscheidt van anarchistische stromingen.
In een democratisch geplande economie, gebaseerd op bedrijven die in gemeenschapsbezit zijn, zouden dit soort raden op de werkvloer, in wijken, etc. zich moeten aaneensluiten, lokaal, maar ook op nationaal vlak in een arbeidersregering. En breder de basis vormen voor een wereldsocialisme dat als enige een oplossing kan bieden voor armoede, werkloosheid, nationale en etnische conflicten, de teloorgang van het milieu, etc.
Dossier door Peter Delsing