50 jaar na de algemene staking van 60-61. Welk programma voor verandering? Welke “structuurhervormingen”?
De afgelopen maanden brachten we al twee dossiers in het kader van de 50ste verjaardag van de algemene staking van 1960-61. Nu kijken we terug op de inhoudelijke discussie over verandering die 50 jaar geleden plaats vond en die nog steeds actueel is. Ook vandaag is het nodig om een anti-crisisprogramma uit te werken. Daarbij is het nuttig om eens te kijken naar het programma van “structuurhervormingen” dat in 1954 door het ABVV en in 1959 door de BSP (Belgische Socialistische Partij) werd aangenomen.
In de jaren 1950 kende de Belgische economie een periode van crisis. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog investeerde de Belgische burgerij de winsten in de financiële sector en niet in de vernieuwing van het productie-apparaat of de ontwikkeling van nieuwe technologie (elektronica, chemie,…). De Belgische bedrijven waren hierdoor steeds minder competitief. Dat leidde nadien tot een reeks besparingsmaatregelen in de Eenheidswet, de wet die leidde tot de algemene staking van 1960-61.
Het was in een reactie op deze crisis dat het ABVV een programma van structuurhervormingen naar voor bracht. Daarin werd onder meer gepleit voor het opzetten van een planbureau, een nationale raad van de energie, een nationale maatschappij voor de gas, een controlecommissie voor de distributie van petroleumproducenten, een hoge raad van de financiën,… en vooral een controle op de holdings (de grote bedrijven). Het probleem is natuurlijk dat de term “controle” verschillende betekenissen kan hebben. Sommige zagen het als een nationalisatie van de grote bedrijven, anderen hielden het op een boekhoudkundig toezicht.
De verschillende invullingen van het programma van structuurhervormingen zijn het resultaat van totaal verschillende politieke visies. Sommigen dachten dat de problemen van het Belgisch kapitalisme louter het resultaat waren van een slecht beheer van de economie door de holdings die hun eigen belangen boven het algemene belang stelden. Anderen stelden dat er geen “algemeen belang” kan zijn in een samenleving die verdeeld is in twee tegengestelde klassen met verschillende tegenstrijdige belangen, de arbeidersklasse die alle rijkdom creëert en de kapitalisten die zich deze rijkdom toeëigenen. Sommigen dachten met andere woorden dat het mogelijk was om het systeem te hervormen, anderen verdedigden de noodzaak van een revolutie waarbij de productiemiddelen (de sleutelsectoren van de economie zoals de banken, energiesector,…) uit de handen van de kapitalisten worden genomen om democratisch te worden beheerd.
Dat is waarom de meest bewuste militanten het hadden over de nood aan een antikapitalistisch programma van structuurhervormingen. Zij stelden dat het niet volstond om een bedrijf of een sector gewoon onder de controle van een kapitalistische overheid te plaatsen, dat zou weinig veranderen aan het beheer van dit bedrijf. Dit geldt vandaag nog steeds, denk maar aan de nationalisatie van verschillende grote banken na de ineenstorting van de financiële sector. Nationalisatie moet gebeuren onder de controle van de arbeiders met als doel om te komen tot een planning van de economie.
Een dergelijk ordewoord kan niet worden omgetoverd tot een gewoon wetsvoorstel. Het was een programma waarmee de arbeidersmobilisatie kon worden versterkt, een manier om een krachtsverhouding op basis van strijd op te bouwen. Het kon een programma zijn dat een brug vormde tussen de onmiddellijke behoeften van de arbeiders en de noodzaak om het kapitalisme omver te werpen en een socialistische samenleving te vestigen.
Het is in deze zin dat LSP vandaag de nationalisatie van de volledige financiële sector onder arbeiderscontrole eist en zich niet beperkt tot de eis van een openbare bank, een eis die op zich de werkwijze van de financiële sector niet verandert. Het is ook waarom wij pleiten voor de vermindering van de arbeidsduur zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen als beste wijze om de strijd tegen de werkloosheid aan te gaan. Het is ook de reden waarom wij pleiten voor de nationalisatie van de bedrijven die tot collectieve ontslagen overgaan en ons niet beperken tot de eis van een wetsvoorstel dat de ontslagen verbiedt.
De eisen die wij naar voor brengen gaan regelrecht in tegen de logica van het kapitalisme en geven aan het verzet een oriëntatie om te gaan voor het collectiviseren van de productiemiddelen. We beperken ons niet tot een kritiek op het kapitalisme, maar koppelen dat meteen aan de strijd voor een socialistisch alternatief. Dat is de enige manier waarop de woede van de arbeiders en jongeren niet op een zijspoor van schijnoplossingen wordt gezet, maar wordt ingezet om effectief in te gaan tegen het huidige systeem van uitbuiting.
Dit debat woedde ook in de aanloop naar de algemene staking van 1960-61. Het verwerpen van de revolutionaire weg, leidde ertoe dat de linkerzijde van het ABVV rond Renard de strijd op het zijspoor van het federalisme zette. Er werd gesteld dat het programma van structuurhervormingen in een Waals kader sneller zou kunnen worden doorgevoerd, gezien het gewicht van de BSP. Intussen is het duidelijk dat dit absoluut niet het geval is geweest. Het is niet mogelijk om het kapitalisme aan banden te leggen, we moeten het bestrijden en er komaf mee te maken.
Artikel door Nicolas Croes