De redders van het kapitalisme, eerst japan, dan de vier draakjes, gevolgd door de groeilanden en nu China
Het is pathetisch dat het Westers imperialisme al haar hoop moet vestigen op de zogenaamde “groeilanden” om uit haar crisis bevrijd te worden. Wat is er gebeurd met de arbeidsvlijt en de onderdanigheid van de Japanse arbeiders die ons door het Belgische patronaat steeds al na te volgen voorbeeld werden voorgehouden? Wanneer was het alweer dat de 4 Aziatische draakjes, Taiwan, Hong Kong, Singapore en Zuid-Korea, ons dankzij hun bevoorrechte handelsstatus met de VS en massale overheidsinterventie het achterna kijken zouden geven? Hoe zit het nog met groeilanden als Maleisië, Nigeria, Indonesië en Vietnam? Het klopt dat China, dankzij de erfenis van een onder het stalinisme sterk gecentraliseerd staatsapparaat met een infrastructuur opgebouwd onder een bureaucratisch beheerde planeconomie, de voorbije jaren de machinekamer van de wereld kon worden. Dankzij die erfenis was China trouwens in staat de recessie te lijf te gaan met een herstelplan zonder gelijke. Bovenop de 500 miljard $ overheidssteun werden de door de overheid gecontroleerde banken aangezet massaal krediet te verlenen, in totaal voor een fenomenale 3.000 miljard $. Uiteraard heeft dat effect gehad, maar het heeft meteen een gigantische vastgoedzeepbel gecreëerd en dreigt de economie te overhitten.
Als het van het Westen afhangt moet China haar munt in waarde doen stijgen, maar sinds de Chinese overheid op de G20 de belofte aanging haar munt geleidelijk te laten appreciëren steeg de yuan amper 0,8% ten opzichte van de $. Vandaar de onwezenlijke pleidooien door Westerse economen om in China in te voeren wat men in het Westen kost wat kost wil afbouwen: hogere lonen en sociale zekerheid. Doordat de Chinezen geen sociale zekerheid hebben, zouden ze immers geneigd zijn te sparen om niet om te komen van armoede bij ziekte of ouderdom.(67) “In de bedrijven van China stijgen de lonen en het protest. Dat is goed voor China en voor de wereldeconomie”, schrijft The Economist. Het loon van een migrante arbeider bedraagt er een twintigste van het gemiddelde loon in de VS en hoewel de lonen de jongste tijd stijgen, stijgen de verwachtingen nog sneller. In China zegt men dat ze minder bereid zijn “bitterheid te slikken zonder klagen.” “De Chinese arbeiders zijn nooit zo braafjes geweest als men doorgaans denkt. Maar de recente stakingen zijn uitzonderlijk qua frequentie, qua duur en qua doel: de buitenlandse multinationals.” (68)
Tot nog toe ging de Communistische nomenclatuur er met de botte bijl in, maar hier zijn ze wat voorzichtiger wegens de aandacht van internationale media. Bovendien is het regime er gerust in dat ze buitenlandse investeerders zal blijven aantrekken en past het in de officiële politiek om de economie meer in evenwicht te brengen. Zo werden in de meeste Chinese provincies de minimumlonen opgetrokken en het aantal overuren ingeperkt, maar of dat de kloof tussen de stijgende kosten voor levensonderhoud en de koopkracht zal dichten valt nog af te wachten. Het aandeel van arbeiders in het nationaal inkomen bedroeg in 2007 nog 53% tegen 61% in 1990. Bovendien blijft het afwachten in hoeverre de maatregelen ook effectief worden toegepast. De Taiwanese elektronicareus Foxconn had dit jaar al te maken met 10 zelfmoorden onder de werknemers. Uit vrees voor gezichtsverlies in het buitenland besloot het onder meer de lonen te verdubbelen. Bovendien wil Foxconn 300.000 tot 400.000 extra personeel aanwerven om uit te komen op 1,3 miljoen. Maar de operatie gaat wel gepaard met de verhuis van een deel van de productie naar het binnenland, officieel omdat het personeel dat verkiest, in werkelijkheid omdat werknemers er goedkoper zijn.
Vooral de staking bij Honda, dat vijf vestigingen heeft in China en uitmondde in de langste stakingsactie ooit, was belangrijk. Honda moest voor een deel tegemoet komen aan de looneisen, maar het moest vooral onderhandelen met een door de arbeiders zelf verkozen eigen delegatie van 16 arbeiders en niet met de kaderleden van de staatsvakbond. Er bestaat geen twijfel over dat de klassenstrijd in China zal toenemen, dat de arbeiders de toegenomen levensduurte zullen trachten te compenseren en dat de lonen zullen stijgen. Dat diegenen die in het Westen de vakbondsrechten trachten in te perken juist daarop rekenen om hun archaïsche systeem te redden is slechts een uitdrukking van de uitzichtloosheid van het kapitalisme.
NOTEN
(67) De Tijd – woensdag 11 augustus “Makke import voedt twijfel over groei China”
(68) The Economist – 29 juli 2010 “The rising power of the Chinese worker”