De PS als redder van belgië

Ook in Wallonië en Brussel heeft het besparingsbeleid sporen nagelaten. De crisis in Wallonië dateert trouwens al van veel langer dan in de rest van het land. Ze gaat terug op de sluiting van de mijnen en van de zware industrie. Maar in plaats van de strijd aan te gaan met de Belgische burgerij, heeft de PS een bijzondere soort van reformisme bedreven. Ze trachtte binnen het bestaande bestel extra toegevingen af te dwingen voor Wallonië onder de vorm van subsidies voor de verouderde industrie en een grotere concentratie van openbare diensten. In een groeiende economie is het niet zo heel moeilijk voor kapitalisten om zich aan hun eigen regels en wetten te houden. In een situatie van crisis, wanneer het failliet dreigt, neemt de druk om buiten de lijnen te kleuren echter toe. Cliëntelisme en regelrechte corruptie zijn dan niet veraf meer. Dat was niet het exclusieve voorrecht van de PS, alle traditionele partijen hebben zich eraan bezondigd, maar de condities in Wallonië en de leidende positie van de PS verklaren waarom die partij er meer door getekend was dan andere. De partij heeft met dat imago lang geworsteld. Ze werd er niet alleen in Vlaanderen op afgerekend, maar ook in Wallonië. Alles wat in Wallonië verkeerd liep, was immers de fout van de PS.

Wallonië kent bovendien een veel langere traditie van strijd. Zonder overdrijven kunnen we stellen dat de Waalse arbeidersbeweging in alles wat de arbeiders in België hebben afgedwongen een beslissende rol heeft gespeeld, of dat nu de sociale zekerheid betreft of de collectieve loonsonderhandelingen of het betaald verlof. Vooral het Waalse FGTB is steeds een kwelgeest geweest voor de Belgische burgerij. Om haar dominante positie in Wallonië te behouden, heeft de PS haar discours daaraan aangepast, niet haar politiek. De PS moet de CD&V trouwens niet verwijten het communautaire spook uit de fles gehaald te hebben, in het verleden heeft de PS zelf meermaals uit dit vaatje getapt. Ze was maar al te blij om stemmenkanon en Waals regionalist José Happart in de Europese verkiezingen van 1984 volop uit te spelen. De PS had het voordeel, zelfs bij regeringsdeelname, de verantwoordelijkheid voor het antisociaal beleid steeds te kunnen afschuiven op de “CVP staat” en later op rechts Vlaanderen.

De PS is al meermaals begraven, maar slaagt er telkens weer in zich te herstellen. De reden daarvoor is dat ze de enige traditionele partij is die nog kan teren op een sociale basis in de arbeidersbeweging, zelfs al is het proces van verburgerlijking ook in die partij al ver gevorderd. Laat dat nu net de reden zijn waarom ze nog de enige partij is die in staat is de federale staat overeind te houden. De federale verkiezingen van 2010 werden een zegetocht voor de PS met 37,6% en 26 zetels. De CDH lijkt in niets meer op de rechts katholieke PSC van destijds. De partij haalde 14,6% en 9 zetels en houdt enkel stand bij de gratie van de PS. Maar dat wil niet zeggen dat de PS met haar politiek van besparingen en privatiseringen helemaal niets heeft ingeboet. Ecolo is er veel beter dan Groen in geslaagd haar klassiek electoraat van ecologisten uit te breiden naar een bredere sociale laag van vooral intellectuele arbeiders die zich verlaten voelen door de PS. Maar telkens als de partij toetreedt tot de regering leidt dat tot verkiezingsnederlagen, deels omwille van gebrek aan ervaring, deels uit arrogantie, deels ook omdat blijkt dat ze niet zo anders is dan de andere partijen.

De MR heeft er alles aan gedaan om in Wallonië en Brussel een interne staatshervorming door te voeren. Daarmee bedoelde het de PS in de oppositie duwen en Wallonië op dieet zetten. Om dat te kunnen trachtten de Franstalige liberalen een grote rechtse formatie te vormen uit een fusie in maart 2002 van hun partij, de PRL, met de MCC (Mouvement des Citoyens pour le Changement), een beweging afgescheurd uit de voormalige PSC, het FDF (Front Démocratique des Francophones) en de PFF (Partei für Freiheit und Fortschritt), de zusterpartij van de PRL in het Duitse taalgebied. In de federale verkiezingen van 2007 werd de MR de grootste partij, met 31,2% tegen 29,5% voor de PS. Reynders moest echter al snel vaststellen dat de PS over meer hefbomen beschikt dan verkiezingen en dat een staatshervorming zonder de PS in België onmogelijk is. Zijn hard liberaal discours naar het model van Sarkozy in Frankrijk stond haaks op de tradities in Wallonië.

Binnen zijn partij namen de spanningen toe met de voorstanders van een meer sociaal getint liberalisme, de renaissance groep rond de Michels. Bovendien vonden veel oud liberalen dat Reynders te veel ruimte toestond aan het FDF, dat intussen haar positie in Brussel kon versterken. De aankondiging van het FDF dat het ook in Wallonië afdelingen zou opzetten met meer aandacht voor het sociale dan de MR, werd aangevoeld als een kaakslag. In de federale verkiezingen van 2010 werd de MR teruggeslagen tot 22,2%, 18 zetels. Als alles doorgaat zoals werd aangekondigd, staat het voorzitterschap van de MR open zodra regeringsonderhandelingen zijn afgerond. Reynders zou zich niet meer kandidaat stellen, maar of dat de rust in de MR doet terug keren, is nog lang niet zeker.

De PS lijkt weer voor enige tijd incontournable. Di Rupo slaagt erin als preformateur aan te tonen dat hij en niemand anders in Franstalig België en misschien wel in heel België de man is die het land samen kan houden. Indien de regeringsonderhandelingen alsnog mislukken, moet Di Rupo het minst vrezen voor nieuwe verkiezingen. Dat verklaart waarom hij er niet voor terugdeinsde op 28 augustus 2010 zijn ontslag bij de koning aan te bieden. Het werd, zoals te verwachten was, geweigerd. In Wallonië en Brussel, en zelfs in Vlaanderen, lijkt zijn positie gebeiteld. Al in juli 2010 vond 88,5% van de 1400 Vlamingen die daarover werden gepeild door VTM, dat de PS deel moet uitmaken van de volgende regering.(123)  In een peiling door Het Nieuwsblad/De Gentenaar zei 48% van de Vlamingen Di Rupo ‘eerder wel’ tot ‘heel erg’ te vertrouwen, een stijging met 15%.(124)  Zelfs wanneer vanaf het najaar fors bespaard wordt, zullen Di Rupo en de PS met enige geloofwaardigheid kunnen beweren dat ze het ergste vermeden hebben. Toch zal dat niet kunnen verhinderen dat de meest bewuste arbeiders, eenmaal geconfronteerd met drastische besparingen, op zoek zullen gaan naar een links alternatief op de PS.


NOTEN

(123) De Standaard – 16 juli 2010 “Steeds meer Vlamingen zien ‘premier’ Di Rupo zitten.
(124)  De Standaard – 9 augustus 2010 “Meer vertrouwen in De Wever en Di Rupo”

> Inhoudstafel

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel