ABVV – “zijn het die praatjes weer”
De vakbonden zien het gevaarte al aankomen. “Bezuinigingsbeleid, vergeet het” verklaart Anne Demelenne van het FGTB in Le Soir. “De breekbaarheid van het herstel staat geen bezuiningspolitiek toe. Het dreigt de economie in recessie te storten. Drie vierde van de arbeiders heeft minder dan 1600 € netto per maand. Als men aan de openbare diensten raakt, dan raakt men aan de koopkracht en aan betaalbare diensten. Dat is contraproductief.” Op de vraag wat er dan wel moet gebeuren, antwoordt ze met strijd tegen de fiscale fraude, duidelijke voorstellen over de opheffing van het bankgeheim en de afschaffing van de notionele interest. Ze kondigt meteen aan dat het ABVV zal vechten voor kwaliteitsvolle banen omdat er in 2010 15% meer interim-arbeiders zijn en dat dit op zich de kwetsbaarheid van de tewerkstelling aantoont. “We zullen ons verzetten tegen iedere maatregel die de arbeiders of de uitkeringsgerechtigden dreigt te verzwakken.” (140)
Rudi De Leeuw herhaalde dat op Radio 1. Op de vraag wat er dan moet gebeuren zegt hij terecht dat de arbeiders niet verantwoordelijk zijn voor de crisis, terwijl ze er toch al voor betaald hebben door werkloosheid en tijdelijke werkloosheid. Hij stelt voor de strijd tegen de fiscale fraude op te voeren en daarvan de helft, 10 miljard €, binnen te halen. En voorts de notionele interest, goed voor 4 miljard €, af te schaffen omdat dit hooguit 100 banen heeft opgeleverd en werk te maken van een taks op financiële transacties. Maar het is niet de eerste keer dat het ABVV met stoere taal uitpakt. Ze deden dat ook al in het voorjaar toen ze hun “relanceplan” lanceerden. “Schrap de economische werkloosheid en het tijdskrediet en steek het geld dat je daarmee uitspaart in de invoering van de vierdagen werkweek”, klonk het toen nog. Wij wezen er dan al op dat dit enkel het scepticisme van de achterban zou versterken als het niet verbonden werd aan een informatie-, mobilisatie- en actieplan. Dat zal nu niet anders zijn.
De Wever beseft dat. Vandaar ook zijn denigrerende repliek op De Leeuw, “zijn het die praatjes weer?” De ABVV leiding weet immers wel wat de problemen zijn, ze heeft zelfs een aantal voorstellen, maar niet de guts om die voorstellen ook echt te realiseren. Ze praat stoer, maar handelt er niet naar. Het klopt dat de crisis aanvankelijk de arbeidersbeweging lam geslagen had, maar sinds eind 2009 was een kentering opgetreden. In een aantal bedrijven weigerde men zich zo maar naar de slachtbank te laten leiden en het verzet boekte overwinningen. Maar die delegaties moesten vechten met een hand op de rug gebonden, vakbondsleiders bleven veinzen alsof ze de roep naar uitbreiding en offensieve actie niet gehoord hadden. Ze vormden iedere mobilisatie om tot een begrafenisstoet. De ABVV leiding misbruikt abstracte radicale praatjes enkel om haar meest strijdbare achterban te sussen, maar een beweging opbouwen, door ook in te gaan op de concrete dossiers en de uitdagingen die onmiddellijk voor ons liggen en zo de krachtsverhoudingen op te bouwen om de ‘radicale’ eisen ook in praktijk te realiseren, doet ze niet. Als het er echt op aan komt, dan legt ze het lot van de achterban in de handen van de sociaaldemocratie.
Die achterban is daar steeds minder mee gediend. De monopoliepositie van de sociaaldemocratische fractie binnen het ABVV staat onder druk. Vooral de SP.a heeft veel krediet bij de achterban verloren. Haar verkiezingsuitslagen maken het de vakbondsleiding er niet gemakkelijker op. Als men er nog zo lang in geslaagd is de meer gepolitiseerde arbeiders in of rond de SP.a te houden, dan was dat vooral met het argument tegengewicht te bieden aan diegenen die hun ongenoegen uitdrukten door een stem naar rechts. Maar dat pakt blijkbaar niet meer. De druk wordt zo groot dat de vakbondsleiding niet anders kan, dan de band met de top van de SP.a anders voor te stellen dan voorheen. Achter de schermen zijn ABVV en SP.a op veel vlakken nog steeds organisch verweven, maar publiek is de top van de vakbond wel verplicht dat eerder voor te stellen als een vriendschapsrelatie, dan als een exclusieve familieband. De tijd dat alleen een trouwe “socialistische” partijsoldaat een goede vakbondsmilitant kon zijn, ligt achter de rug. Dat creëert ruimte voor radicalere stromingen die men vroeger gemakkelijk de mond kon snoeren, maar nu meer gehoor vinden, zeker als ze de band met de SPa in vraag te stellen.
Hoewel de PS hetzelfde proces van verburgerlijking ondergaat als de SP.a, heeft de partij niet in dezelfde mate aan krediet bij de syndicale achterban ingeleverd. Maar daartegenover staat dat de Waalse arbeidersklasse zich nooit heeft willen laten insnoeren in een partijpolitiek korset. In het Luikse bijvoorbeeld, met haar anarcho-syndicale tradities, staat het FGTB erop ‘niet- partijpolitiek gebonden te zijn.” In het verleden was dat meer een excuus om aan haar acties geen politieke gevolgen te moeten verbinden, maar vandaag leidt dit ertoe dat het moeilijker is een militant of zelfs middenkaders uit het apparaat aan te spreken op steun voor radicaal links. In Henegouwen is die anarcho-syndicale traditie veel zwakker, maar dat neemt niet weg dat de ruimte om de PS te bekritiseren er minstens even groot is. In Brussel, dat in het verleden altijd eerder liberaal is geweest, is de band tussen FGTB en PS ook niet zo exclusief als dat ooit in Vlaanderen het geval was met ABVV en SP.
Dat wil niet zeggen dat het reformisme en het links reformisme geen noodzakelijke stadia meer zouden zijn in de ontwikkeling van het bewustzijn van de arbeidersbeweging, maar het zal niet meer verlopen via de SP.a en de PS. Die zijn van een relatieve rem op de ontwikkeling van het bewustzijn van de arbeiders, verworden tot een absolute rem. Om opnieuw door de ervaring van de politieke praktijk te gaan, en de reformistische en links reformistische illusies van zich af te schudden, heeft de arbeidersklasse behoefte aan een nieuw breed politiek strijdinstrument, een nieuwe arbeiderspartij.
NOOT
(140) Le Soir – 30 augustus 2010 “L’austérité, c’est non!”