Is een vreedzame socialistische revolutie mogelijk?
De vraag of een revolutie vreedzaam kan verlopen en wat socialisten over geweld denken, is een vraag die wel eens meer wordt gesteld. Veel mensen staan niet bepaald te springen om een gewapend conflict aan te gaan en vrezen dat een revolutie daarop zou neerkomen. Het doet soms denken aan gewapende strijd, burgeroorlog en chaos. Kortom zaken waar geen normale mens op zit te wachten. Wat denken socialisten over geweld en wat betekent dit voor een revolutie?
Het kapitalisme is een productiewijze die niet altijd heeft bestaan. Net zoals alle andere sociale systemen kwam het voort uit de ontwikkeling van de productiekrachten in de vorige samenleving, in dit geval het feodalisme, waardoor het uiteindelijk het oude systeem omver wierp. Net zoals de sociale en economische voorwaarden onder het feodalisme de basis creëerden voor het kapitalisme, heeft ook het kapitalisme de basis gecreëerd voor het socialisme.
De tegenstellingen onder het kapitalisme met de ontwikkeling van een arbeidersklasse die in de meerderheid is en wiens arbeid wordt uitgebuit, de onmogelijkheid om de productieve krachten verder te ontwikkelen op basis van privaat bezit van de productiemiddelen en de aanhoudende zoektocht naar nieuwe markten om de producten van de arbeid te verkopen en de bijhorende basis voor tegenstellingen en oorlogen, zijn allemaal elementen die de basis leggen om uiteindelijk tot een nieuwe samenleving te komen.
De bekende Amerikaanse marxist James Cannon omschreef de rol van socialisten als “de arbeiders voorbereiden en overtuigen van de wenselijkheid van een andere samenleving, hen organiseren om verandering te versnellen op de meeste efficiënte wijze.” Dat is een omschrijving van de subjectieve factor die bepaalt of een samenleving vooruitgaat op basis van het socialisme of als de revolutionaire beweging op gewelddadige wijze de kop wordt ingedrukt. De geschiedenis leert ons dat een heersende klasse ook nadat haar historische rol al lang is uitgespeeld, niet vrijwillig aan de kant gaat staan. Ze zal er alles aan doen om haar heerschappij te behouden. En dan stelt de kwestie van geweld zich.
Sommigen vragen zich af: “Kan socialisme op vreedzame wijze door het parlement worden bereikt?” We moeten geduldig uitleggen dat we dat wel zouden willen en voor een zo vreedzaam mogelijke optie staan, maar dat de heersende klasse zich niet zomaar bij de machtsovername door de meerderheid van de bevolking zal neerleggen. Ze zal beroep doen op geweld indien een beweging echte verandering wil bekomen. En we zullen ons daarbij moeten verdedigen als we willen dat de samenleving stappen vooruit zet. Dat is steeds de positie van marxisten geweest.
Het standpunt van marxisten
Een eerste omschrijving van een marxistisch standpunt over de kwestie van een vreedzame revolutie staat in “Beginselen van het Communisme”, een brochure van Engels uit 1847 (online versie). Daarin stelt Engels de vraag: “Zal het afschaffen van de particuliere eigendom langs vreedzame weg mogelijk zijn?” met volgend antwoord: “Het ware te wensen, dat dit zou kunnen gebeuren en de communisten zouden beslist de laatsten zijn die zich ertegen zouden verzetten. (…) Ze zien echter ook, dat de ontwikkeling van het proletariaat in bijna alle beschaafde landen met geweld wordt onderdrukt en dat door de tegenstanders van de communisten hierdoor met alle macht wordt aangestuurd op een revolutie. Indien het onderdrukte proletariaat hierdoor tenslotte in een revolutie wordt gejaagd, zullen wij communisten even zo goed met de daad als nu met het woord de zaak van de proletariërs verdedigen.”
Wat Engels eigenlijk zegt op het ogenblik dat de ontwikkeling van het wetenschappelijk socialisme nog in haar kinderschoenen stond, was dat we een vreedzame verandering verkiezen maar dit niet kunnen garanderen omwille van het kapitalistische verzet en dat we moeten voorbereid zijn om onszelf en onze doelstellingen te verdedigen.
In hetzelfde stuk schrijft Engels nog: “De communisten weten maar al tegoed, dat alle samenzweringen niet alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk zijn. Ze weten maar al te goed, dat revoluties niet met voorbedachten rade en naar willekeur worden gemaakt, maar dat ze overal en ten alle tijde het noodzakelijke gevolg waren van omstandigheden, die volstrekt onafhankelijk zijn van de wil en de leiding van afzonderlijke partijen en gehele klassen.”
Engels maakte dit punt in het kader van de vraag over geweld. Marxisten zijn geen voorstander van opstanden door een kleine minderheid. Een socialistische revolutie verschilt van alle voorgaande revoluties in die zin dat het een actieve en bewuste deelname van een meerderheid van de bevolking vereist om de belangen van de overgrote meerderheid van de bevolking te verdedigen.
Het socialisme is een democratische beweging voor een democratische samenleving en haar programma kan enkel worden gerealiseerd door de meerderheid. In die context wordt de kwestie van een geweld een vraag naar het verzet van de kapitalistische minderheid die haar wil aan de meerderheid van de bevolking wil opleggen.
Dat was bijvoorbeeld het geval met de Russische revolutie van 1917. Burgerlijke historici proberen in de geschiedenisboekjes een ander beeld te geven van die revolutie, maar de Bolsjewieken hadden geduldig en actief gewacht tot ze de steun van een meerderheid van de bevolking genoten. Alle elementen van geweld die op dat ogenblik plaatsvonden, waren het resultaat van het optreden van de contrarevolutionaire minderheid.
De Russische Revolutie van 1917
Met de februarirevolutie van 1917 in Rusland werd de tsaar overwonnen. De bolsjewieken waren nog steeds een minderheid. Ze begrepen dat het om de samenleving tot een socialistische verandering te brengen, niet volstond om de steun te genieten van de meest bewuste arbeiders. Het was nodig om een meerderheid van de arbeiders aan hun kant te krijgen, de basis van de gewapende troepen en in het geval van Rusland een groot deel van de arme boeren.
Ze begrepen dat negen tiende van de taken van een socialistische revolutie bestond uit het voorbereidend werk waarmee de massa’s worden overgewonnen door hen inzichten en organisatie te verschaffen. Als er geen steun is van een meerderheid van de bevolking, dan wordt de burgeroorlog of opstand tegen de revolutie onverantwoord en contraproductief in de plaats van een stap in de richting van socialisme. Deze basisopvattingen van socialisten staan lijnrecht tegenover het idee van individueel terrorisme.
In 1917 moest Lenin herhaaldelijk benadrukken dat de Bolsjewieken niet voor een gewelddadige politiek stonden en dat iedere verantwoordelijkheid voor geweld bij de heersende klasse moest worden gezocht. Toch werd zelfs de slogan “Alle macht aan de sovjets” door tegenstanders gezien als een oproep tot geweld.
Lenin weerlegde dit en stelde: “Blijkbaar hebben niet alle aanhangers van de slogan ‘Alle macht aan de Sovjets’ voldoende nagedacht over het feit dat di teen slogan was voor een vreedzame ontwikkeling van de revolutie – niet enkel vreedzaam in de zin dat niemand, geen enkele klasse of kracht van enig belang, in staat was om de overgang van de macht naar de Sovjets te vermijden. Dat is niet het enige. Vreedzame ontwikkeling zou zelfs mogelijk zijn in de zin dat de strijd tussen de klassen en de partijen met de Sovjets op een vreedzame en pijnloze wijze was verlopen, indien de volledige staatsmacht aan de Sovjets werd overgedragen.”
Trotski vatte de kwestie samen in zijn “Geschiedenis van de Russische Revolutie”: “Alle inspanningen van de partij tussen april en juli waren gericht op het mogelijk maken van een vreedzame ontwikkeling van de revolutie doorheen de Sovjets.”
De Bolsjewieken wilden de macht geven aan de reformistische leiders die toen een meerderheid hadden in de sovjets van de arbeiders, boeren en soldaten. Ze wilden op democratische wijze een meerderheid verwerven in die structuren. Dat zagen ze als de meest vreedzame weg naar revolutionaire verandering.
Toen ze in een minderheid zaten in de samenleving pleitten Lenin en Trotski voor een terughoudende opstelling ten aanzien van een voortijdige confrontatie met de staat. Als de reformistische leiders hun eigen falen en beperkingen zouden blijven aantonen, dan zouden de Bolsjewieken wel een meerderheid verwerven in de Sovjets.
Maar zelfs met de steun van een meerderheid waren er nog meningsverschillen tussen Lenin en Trotski voer het ogenblik dat de macht moest worden gegrepen. Lenin wilde in september onmiddellijk de macht grijpen toen er een meerderheid in de Sovjets was, Trotski daarentegen wilde nog even wachten tot aan het Congres van de Sovjets om daar te stemmen en de Bolsjewieken een duidelijk mandaat voor de macht te geven.
Dat was een belangrijk element in het bekomen van een vreedzame machtsoverdracht. Het essentiële element was niet de militaire kracht of de mogelijkheid om de macht te grijpen, maar wel de politieke legitimiteit onder de massa’s.
Het was op de dag van het Congres van Sovjets dat een Militair Revolutionair Comité werd verkozen door de Sovjets die intussen onder Bolsjewistische invloed stonden om een revolutionaire opstand te leiden. Dit werd gedaan om de verworvenheden van de revolutionaire beweging tegen de contrarevolutie te verdedigen en om de massa’s toe te laten om de samenleving zelf in handen te nemen. Omwille van de goede voorbereiding en de brede steun, was de machtsovername in Sint-Petersburg grotendeels vreedzaam. Er waren geen grootschalige gevallen van geweld.
De tactieken van de Bolsjewieken bestonden eruit om de meest vreedzame weg naar revolutie te volgen en om nadat ze een meerderheid hadden gewonnen de macht te grijpen om zo te vermijden dat de beweging met een bloedige repressie in de kiem zou worden gesmoord.
Het geduldige voorbereiden was een noodzaak. De massa’s werden gemobiliseerd om de arbeidersregering te verdedigen tegen de contrarevolutionaire krachten en de buitenlandse troepen die het land binnenvielen tijdens de burgeroorlog.
Er waren heel wat complicerende factoren ten tijde van de Russische revolutie. Veel van die factoren bestaan vandaag niet langer. De productiekrachten zijn sterker ontwikkeld waardoor de arbeidersklasse veel sterker staat. In tegenstelling tot de periode van de Russische revolutie, vormt de arbeidersklasse vandaag een meerderheid in ieder ontwikkeld kapitalistisch land. De massale basis voor een contrarevolutie, in het bijzonder onder de boeren, is vandaag veel minder sterk. Deze verandering in de objectieve situatie heeft verregaande gevolgen voor de toekomstige ontwikkelingen van een socialistische revolutie. Dit versterkt de mogelijkheid van een grotendeels vreedzame maatschappijverandering. In Frankrijk zagen we het potentieel daarvan al in 1968.
Frankrijk 1968
Frankrijk kende in mei 1968 een revolutionaire beweging. De arbeiders ondernamen stakingsacties nadat eerder de studenten in actie waren gekomen. Tien miljoen arbeiders legden het werk neer. Trotski stelde destijds dat een revolutionaire situatie zich voordoet als een grote massa op een actieve wijze gaat optreden in de samenleving. Het bewustzijn van de eigen kracht neemt toe en er wordt een poging ondernomen om de eigen toekomst in handen te nemen. Dat is effectief wat in Frankrijk gebeurde in mei 1968.
De Franse heersende klasse en haar bondgenoten hoopten dat de algemene staking na een dag wel voldoende stoom zou hebben afgelaten om verdere acties te vermijden. De arbeiders zagen dit anders. Ze volgende spontaan het initiatief van de eerste groepen die de staking ook na de eerste dag bleven verderzetten. De dag na de algemene staking waren er groepen arbeiders die naar hun fabrieken terug gingen om deze te bezetten. Bij Sud Aviation werd de baas opgesloten en werd een actiecomité opgezet waarna de arbeiders naar andere fabrieken trokken om ook deze plat te leggen. Vanaf dat ogenblik begon de revolutionaire staking te groeien. Tegen het weekend waren er twee miljoen stakende arbeiders. Op 20 mei waren dat er zes miljoen en tegen 24 miljoen maar liefst 10 miljoen.
Alle delen van de samenleving werden door de staking beïnvloed en een van de sterkste regeringen ter wereld kwam in een crisis terecht. De Franse heersende klasse was verdeeld en stond machteloos. Het opdrijven van de repressie hielp niet, maar ook toegevingen zouden de beweging niet stoppen. De middenklasse steunde grotendeels de stakingsacties en nam zelf actief deel aan de beweging.
De politie staakte mee, soldaten verklaarden dat ze zich niet zouden laten gebruiken tegen hun broeders en zusters in de stakingsbeweging. De arbeidersklasse had de instellingen van het kapitalisme en ook de president irrelevant gemaakt. Op 27 mei bekwamen de vakbondsonderhandelaars belangrijke economische toegevingen van de regering en het patronaat. Toen deze toegevingen aan de arbeiders werden voorgesteld, werden ze verworpen op grote personeelsvergaderingen. Deze hervormingen volstonden niet om de belangen van de arbeiders op lange termijn te verdedigen. Er was een wil om de economie, het politieke systeem en de samenleving in het algemeen zelf in handen te nemen.
President De Gaulle zat in een hopeloze positie en vluchtte naar Duitsland. De beweging destabiliseerde het heersende regime en kon met een bewuste revolutionaire leiding een einde hebben gemaakt aan de kapitalistische heerschappij en een revolutionaire arbeidersregering hebben gevestigd. Spijtig genoeg was er geen revolutionaire partij die in staat was omleiding te geven aan een succesvolle en grotendeels vreedzame machtsovername door de arbeidersklasse.
Toen De Gaulle gerust gesteld was dat de leidingen van de Franse arbeidersorganisaties niet in staat waren om de macht over te nemen, keerde hij terug naar Parijs. Hij maakte er bekend dat het parlement werd ontbonden en dat er nieuwe verkiezingen zouden volgen. Dat ging gepaard met een campagne tegen het communisme. De arbeiders werden door zowel de regering als de vakbondsleiders aangezet om terug aan het werk te gaan. De verkiezingen werden daarbij als argument gebruikt. De oproerpolitie werd ingezet tegen bedrijfsbezettingen. Dat kostte een aantal studenten en arbeiders het leven. De regering en het patronaat konden hun zelfvertrouwen herwinnen en zouden wraak nemen.
Ondanks de uiteindelijke nederlaag maken de gebeurtenissen van mei 1968 in Frankrijk duidelijk dat een socialistische omvorming van de samenleving op een relatief vreedzame wijze mogelijk is eens dit idee wordt gedragen door brede lagen van de samenleving en de arbeiders vastberaden zijn om de zaken zelf in handen te nemen. Wat ontbrak in Frankrijk was een bewuste revolutionaire leiding die daar richting aan gaf.
Het geweld dat plaatsvond, was het resultaat van het feit dat de arbeiders de macht niet hadden gegrepen. Dat is ook de ervaring van heel wat andere revoluties. Als een beweging niet tot haar logische conclusies wordt doorgetrokken en de macht uit de handen van de kapitalistische klasse neemt om de kapitalistische staat te ontmantelen, dan zullen de kapitalisten hun bewind opnieuw opleggen en aarzelen ze niet om daar geweld bij te gebruiken.
Revolutie bij ons
Een revolutionaire situatie bij ons zou wellicht grotendeels lijken op wat in Frankrijk gebeurde. Het klopt dat de kapitalistische staat relatief sterk staat op het vlak van middelen voor politie en leger, maar dat is niet de enige factor van belang. Een socialistische revolutionaire opstand moet niet in termen van militaire kracht worden gezien. Het is in eerste instantie een kwestie van sociale verhoudingen.
De sterkte van de arbeidersklasse in een kapitalistische samenleving ligt in haar rol in het productieproces en in het functioneren van ieder aspect van de samenleving. Als de arbeiders het werk neerleggen, dan ligt alles plat. Als ze hun eigen nieuwe structuren opzetten op het vlak van distributie en het nemen van beslissingen, dan zit de oude staat er voor spek en bonen bij.
Eens de arbeiders massaal in strijd komen en aantonen dat ze een machtige kracht vormen, dan kunnen ze vrij snel de middenklassen meetrekken. Die hebben meer gemeenschappelijke belangen met de arbeiders dan met de banken en de monopolies van het kapitalisme.
Als de arbeiders andere delen van de samenleving kunnen meetrekken, zoals dit in Frankrijk het geval was, en de soldaten en politie oproepen op een klassenbasis, dan wordt de basis waarmee de heersende klasse tegen de beweging kan optreden ondermijnd. Als de kapitalisten geen leger of politie meer hebben om hun belangen te verdedigen, dan staan ze moederziel alleen.
Dat zijn de sociale krachten die vandaag bestaan in de ontwikkelde kapitalistische landen. Het potentieel voor een grotendeels vreedzame maatschappijverandering is groter dan ten tijde van de Russische revolutie.
Wat houdt een revolutie vandaag nog tegen?
Het belangrijkste probleem vandaag is dat de arbeidersklasse zich nog niet volledig bewust is van de collectieve macht waarover ze beschikt. De reformistische leiders van de arbeidersbeweging doen er alles aan om de arbeiders ervan te overtuigen dat zij zwak staan terwijl de kapitalisten en hun staat sterk staan. De arbeiders worden afgeschrikt en dat wordt versterkt met een ideologische campagne waarbij revolutie wordt gelijk gesteld met geweld en burgeroorlog.
Socialisten hebben geen illusies in het feit dat de kapitalisten alle mogelijke middelen zullen inzetten om hun macht en rijkdom te behouden. Maar hun mogelijkheden daartoe zijn afhankelijk over de middelen die beschikbaar zijn. Dat is voor een groot deel afhankelijk van de capaciteit van een revolutionaire partij en de arbeidersklasse om alle delen van de samenleving achter zich te laten scharen en een groot aantal over te winnen voor revolutionaire verandering.
Marxisten staan niet voor een gewelddadige politiek, maar we zijn evenmin pacifisten. We begrijpen de rol van de kapitalistische staat en de wanhoop waarmee de kapitalistische klasse aan de macht wil vasthouden. We zien de vraag van geweld als een politieke kwestie waarbij een vreedzame weg naar revolutie het beste kan worden gediend door de massa’s te mobiliseren en de materiële basis voor de contrarevolutie hiermee te ondermijnen.
Met de steun van een overgrote meerderheid van de bevolking kan de arbeidersklasse op relatief vreedzame wijze de macht grijpen, net zoals dit in Frankrijk in 1968 mogelijk was. Eens de arbeiders in strijd beginnen te gaan, is het verder ontwikkelen ervan tot een strijd voor socialistische verandering de enige manier om geweld te vermijden.
Dossier door Mel Gregson