2. Regering en patronaat voeren een verdeel-en-heerspolitiek om ons te doen betalen
Het is frappant hoe alle regeringspartijen over elkaar struikelen in de verzekering dat “niet de allerzwaksten voor de crisis moeten betalen”. De PS voorop natuurlijk, maar ook de CD&V moet de indruk wekken de verdediger van de armsten te zijn. En zelfs de liberalen van Open VLD en MR bevestigen dat het degenen zijn die de crisis hebben veroorzaakt die ervoor moeten opdraaien. Als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen!
Vandaag worden de arbeiders die nog een voltijdse en “vaste” job hebben, door de heren en dames politici “de happy few” genoemd. Zij worden immers “nauwelijks” geraakt door de crisis. En ze zouden dan ook tevreden moeten zijn met wat ze hebben om de ruimte vrij te laten om de levensstandaard van de gezinnen met de laagste inkomens te vrijwaren. In realiteit wordt hier, volgens aloud recept, de roof van de eeuw voorbereid. De werkenden zullen gevraagd worden om nog eens tien jaar loonmatiging te aanvaarden, om meer te betalen voor noodzakelijke diensten en goederen, om harder of langer te werken voor hetzelfde loon,… in naam van “de solidariteit”.
Van de sommen die hiermee worden binnengehaald zullen dan wel een aantal kruimels gegooid worden naar de uitkeringsgerechtigden en de werkenden met de allerlaagste inkomens, maar het bulk van die middelen zal gaan naar het “herstellen van de economische groei”, lees: “het herstellen van de winsten” van de grote bedrijven en de banken.
Ondertussen zal iedere ongelijkheid binnen de arbeidersklasse worden uitgebuit. Racisme, seksisme, communautaire verdeeldheid, … zullen worden opgezweept, waarbij de concurrentie onder de zwaksten op de arbeidsmarkt zal worden misbruikt om voor de bazen zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren. Een vlottere ontslagregeling, een verdere afbouw van de sociale zekerheidsbijdragen, nog meer flexibiliteit, … het staat allemaal op het verlanglijstje van het patronaat. Indien we dit laten gebeuren, zal er van de naoorlogse verworvenheden van de arbeidersklasse – nochtans met bloed, zweet en tranen verkregen door opeenvolgende massale strijd – niet veel meer overblijven.
Het is daarom zo belangrijk dat de arbeidersbeweging een eigen programma en strategie ontwikkelt die de arbeidersklasse verenigt en de verdediging van de zwaksten op de arbeidsmarkt opneemt door een actieplan voor de uitbreiding van de verworvenheden van die groepen – vrouwen, migranten, jonge arbeiders en 50-plussers,… – i.p.v. het afbouwen van de verworvenheden van de sterkste groepen.
Een van die zwakkere groepen op de arbeidsmarkt – zoals alle cijfers aantonen – zijn vrouwen. Massaal geraakt door tijdelijk en deeltijds werk, waarmee niet voldoende wordt verdiend om vandaag de hoge kosten van huisvesting, energie, enz. te betalen, nog steeds oververtegenwoordigd in de lage loonsectoren,… verdienen vrouwen gemiddeld een kwart minder dan mannen. In het voorwoord van het loonkloofrapport 2009 van de federale overheid wordt dan ook correct gesteld: “Hardnekkige ongelijkheden tussen mannen en vrouwen afdoen als een luxeprobleem is vrouwen immers veroordelen tot een levenslange crisis.”
De oplossing van de slechte positie van vrouwen op de arbeidsmarkt kan echter niet verkregen worden door het inperken van de zogenaamde privileges (wij noemen dat: verworvenheden) van de mannelijke arbeiders. De loonmatiging van de beter verdienende – meestal mannelijke – arbeiders raakt de arbeidersgezinnen immers evenzeer als de lage lonen van vrouwen dat doen. Het is immers een vicieuze cirkel. De loonmatiging sinds de jaren ‘80, die geleidelijk maar zeker de reële lonen heeft afgebouwd, heeft gemaakt dat nu minimum één loon en een half nodig is om als arbeidersgezin financieel de kop boven water te houden. Die financiële noodzaak zet vrouwen dan weer onder druk om gelijk welke “bijverdienste” aan te nemen, zelfs als die onderbetaald is. Het bestaan van die slechte contracten en de creatie van een lage loonsector zet dan weer druk op de beter verdienende arbeiders, die erdoor tot loonmatiging worden aangezet.
Het patronaat en de regering – en alle in het parlement vertegenwoordigde oppositiepartijen – misbruiken systematisch ideeën als “gelijkheid” en “solidariteit” om ons een rad voor de ogen te draaien, in onze zakken te zitten en de rijken een nog groter deel van de door ons geproduceerde rijkdom toe te bedelen.
De enige gelijkheid waar wij naar streven, is een gelijkheid op basis van de beste posities – vaste contracten en voltijdse tewerkstelling voor iedereen, een arbeidstijd en flexibiliteit die iedereen toestaat ook tijd te hebben voor een gezinsleven, hobby’s en de ontwikkeling van de eigen kennis en talenten, een goede pensioenregeling met welvaartsvaste uitkeringen, vakbondsvertegenwoordiging in alle bedrijven,… Solidariteit binnen de arbeidersklasse is nodig om die gelijkheid te bekomen. Ieder ander programma leidt tot de afbouw van het algemeen loonpeil en de algemene arbeidsomstandigheden en moet door socialisten worden geweigerd.
Het is daarom dat de vrouwencommissie van LSP/PSL het nodig vindt deze brochure uit te brengen en een anti-crisisprogramma te ontwikkelen voor werkende vrouwen. De burgerlijke partijen buiten immers de ongelijkheid tussen man en vrouw uit om hun afbouw van de welvaartsstaat – waarin openbare diensten, sociale zekerheid en toename van de levensstandaard door hoge lonen centraal stonden – te rechtvaardigen.
Voorbeelden zijn legio. Zo opperde de voormalige minister van pensioenen Bruno Tobback bruutweg om het pensioen van mannen in een koppel te verlagen door het overdragen van een deel van zijn pensioenbijdragen naar de pensioenrekening van zijn partner. Op die manier zouden vrouwen dan minder lage pensioenen hebben als gevolg van een tijdelijke uitstap uit de arbeidsmarkt of het tijdelijk deeltijds werken om de toegenomen gezinstaken op te vangen.
Zo slaagt hij erin het voor te stellen alsof het gebrek aan leefbare pensioenen voor vrouwen er is door een slechte verdeling van de pensioengelden, terwijl de problemen in de sociale zekerheidskas niet veroorzaakt worden door de degelijke pensioenen van een minderheid van werkenden – meer dan de helft van de gepensioneerden heeft een pensioen dat lager ligt dan 1.000 euro – maar door de afbouw van de patronale bijdragen aan de sociale zekerheid. Een afbouw die de partij van meneer Tobback – de SP.a – van het begin tot het einde heeft begeleid.
Om te voorkomen dat de burgerij erin slaagt verschillende groepen van arbeiders tegen elkaar op te zetten – Franstaligen tegen Vlamingen, Belgen tegen sans-papiers, migranten en nieuwe Belgen, vrouwen tegen mannen, … – is het nodig dat de arbeidersbeweging een éénmakend programma uitwerkt en er de strijd voor aangaat. Objectief is er immers geen tegenstelling tussen de belangen van de verschillende groepen van de arbeidersklasse en die van de klasse als geheel: om tot verbetering van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking te komen moet de strijd worden aangegaan tegen de kleine elite die met het leeuwendeel van de rijkdom gaat lopen en de arbeidersklasse onderling laat vechten voor de kruimels.