Loon, prijs en winst: hoofdstuk 5
5. [Lonen en prijzen]
Teruggebracht tot hun eenvoudigste theoretische uitdrukking komen alle argumenten van onze vriend Weston neer op één enkel dogma: ‘De warenprijzen worden door de arbeidslonen bepaald of gereguleerd.’
Ik zou me kunnen beroepen op waarnemingen uit de praktijk om getuigenis af te leggen tegen deze al lang achterhaalde en weerlegde drogreden. Ik zou u kunnen vertellen, dat de Engelse fabrieksarbeiders, mijnwerkers, scheepsbouwers enz., wier arbeid betrekkelijk hoog geprijsd is, door de goedkoopte van hun product alle andere naties de loef afsteken, terwijl b.v. de Engelse landarbeider, wiens arbeid betrekkelijk laag geprijsd is, wegens de duurte van zijn product door bijna alle andere naties overtroffen wordt. Door vergelijkingen te maken tussen artikelen van een en hetzelfde land en tussen waren van verschillende landen zou ik – afgezien van enkele meer schijnbare dan werkelijke uitzonderingen – kunnen aantonen, dat in doorsnee de hoog geprijsde arbeid waren met een lage prijs, resp. laag geprijsde arbeid waren met een hoge prijs voortbrengt. Dat zou. natuurlijk niet bewijzen, dat de hoge prijs van de arbeid in het ene geval en zijn lage prijs in liet andere geval de respectieve oorzaken zijn van dergelijke diametraal tegenover elkaar staande uitwerkingen; wel echter zou het in elk geval bewijzen, dat de prijzen van de waren niet bepaald worden door de prijzen van de arbeid. Ondertussen is het voor ons volstrekt overbodig, deze empirische methode toe te passen.
Men zou misschien kunnen betwisten, dat burger Weston het dogma heeft opgesteld: `De warenprijzen worden door de arbeidslonen bepaald of gereguleerd.’ Hij heeft dit inderdaad nooit zo gezegd. Hij heeft integendeel gezegd, dat winst en rente evenzeer bestanddelen vormen van de warenprijzen, omdat het de warenprijzen zijn, waarvan niet alleen de lonen van de arbeider, maar ook de winsten van de kapitalist en de renten van de grondbezitter betaald moeten worden. Maar hoe stelt hij zich nu de prijsvorming voor? Allereerst door het arbeidsloon. Dat wordt dan vermeerderd met een percentage ten gunste van de kapitalist en met een ander percentage ten gunste van de grondbezitter. Veronderstel, dat het loon voor de in de productie van een waar gebruikte arbeid tien is. Als de winstvoet zoo% was, zou de kapitalist het voorgeschoten arbeidsloon met tien vermeerderen, en als de rentevoet eveneens 100% van het arbeidsloon was, zou er nog eens tien bijkomen, en de totale prijs van de waar zou 30 belopen. Een dergelijke vaststelling van de prijzen zou echter niets anders zijn dan hun vaststelling door het arbeidsloon. Als in het genoemde geval het arbeidsloon tot twintig stijgt, zal de prijs van de waar tot zestig stijgen enz. Bijgevolg hebben alle achterhaalde auteurs over politieke economie, die het dogma ingang hebben willen doen vinden, dat het arbeidsloon de prijzen reguleert, getracht dit dogma te bewijzen doordat zij winst en rente louter als procentuele toeslagen op bet arbeidsloon behandelden. Geen van hen was natuurlijk in staat de grenzen van deze percentages tot de een of andere economische wet te herleiden. Ze schijnen veeleer gedacht te hebben, dat de winsten door traditie, gewoonte, de wil van de kapitalist of volgens de een of andere even willekeurige als onverklaarbare methode vastgesteld worden. Als ze beweren, dat de winsten worden bepaald door de concurrentie tussen de kapitalisten, is daarmee niets gezegd. Het is ongetwijfeld deze concurrentie, waardoor de verschillende winstmarges in de verschillende takken van nijverheid gelijk getrokken of tot een gemiddeld niveau teruggebracht worden, maar ze kan nooit dit niveau zelf of de algemene winstvoet bepalen.
Wat wordt er bedoeld als men zegt, dat de warenprijzen door het arbeidsloon bepaald worden? Daar arbeidsloon slechts een andere naam voor de prijs van de arbeid is, is er mee bedoeld, dat de prijzen van de waren gereguleerd worden door de prijs van de arbeid. Daar ‘prijs’ een ruilwaarde is – en als ik het over waarde heb is er altijd van ruilwaarde sprake – ergo in geld uitgedrukte ruilwaarde, komt het er dus eigenlijk op neer, dat ‘de waarde van waren bepaald wordt door de waarde van de arbeid’of dat ‘de waarde van de arbeid de algemene waardemeter is’.
Maar hoe wordt dan de ‘waarde van de arbeid’ zelf bepaald? Hier komen we op een dood punt. Natuurlijk alleen dan op een dood punt, wanneer we trachten logische conclusies te trekken. De predikers van genoemde doctrine maken met logische scrupules overigens korte metten. Neem onze vriend Weston, bijvoorbeeld. Eerst verklaarde hij ons, dat het arbeidsloon de prijs van de waren bepaalt en dat dientengevolge met het stijgen van het arbeidsloon de prijzen moeten stijgen. Daarop nam hij een draai om ons aan te tonen, dat een loonstijging nergens goed voor is, omdat de warenprijzen gestegen zouden zijn en omdat de lonen inderdaad gemeten zouden worden naar de prijzen, waaraan ze worden uitgegeven. We beginnen dus te zeggen, dat de waarde van de arbeid de waarde van de waren bepaalt, en eindigen met te zeggen, dat de waarde van de waren de waarde van de arbeid bepaalt. We draaien zodoende al maar in een vicieuze cirkel rond en komen in het geheel niet tot een gevolgtrekking.
Al met al is het duidelijk, dat, wanneer men de waarde van een waar, laat ons zeggen van arbeid, graan of welke andere waar ook, tot algemene maat en regulator van de waarde maakt, men de moeilijkheid alleen maar van zich afschuift, daar men een waarde bepaalt door een andere waarde, die op haar beurt bepaald moet worden.
Tot zijn meest abstracte uitdrukkingsvorm teruggebracht komt het dogma, dat ‘het arbeidsloon de warenprijzen bepaalt’, erop neer, dat ‘waarde bepaalt wordt door waarde’, en deze tautologie betekent, dat wij in feite in het geheel niets over de waarde weten. Als we deze vooropgezette stelling aanvaarden, wordt al het geredeneer over de algemene wetten van de politieke economie leeg gebazel. Het is dan ook de grote verdienste geweest van Ricardo, dat hij in zijn in 1817 gepubliceerde werk ‘On the Principles of Political Economy’ de oude, gangbare en versleten drogreden, volgens welke ‘het arbeidsloon de prijzen bepaalt’, van de grond af aan tenietdeed, een drogreden, die Adam Smith en zijn Franse voorgangers in de werkelijk. wetenschappelijke gedeelten van hun onderzoekingen hadden versmaad, doch die zij in de meer populair en algemeen gehouden hoofdstukken toch weer hadden opgenomen.
>> Inhoudstafel