In 1979 werd de dictatuur van Somoza in Nicaragua omver geworpen. Onder leiding van de sandinisten was er een massale beweging en een revolutionaire golf die nazinderde in de rest van het continent. Naar aanleiding van de 30ste verjaardag van de Nicaraguaanse revolutie publiceren we een vertaling van een artikel door BOB LABI dat eerst in 1984 verscheen in het magazine Militant International Review (MIR), de voorloper van Socialism Today.

De omverwerping van de dictatuur van Somoza in 1979 heeft geleid tot een nieuwe golf van revolutionaire strijd in Centraal-Amerika. De overwinning van de Sandinisten heeft de mogelijkheid van revolutionaire strijd terug op de agenda gezet onder jongeren die opkomen tegen diverse dictaturen en repressieve regimes in Latijns-Amerika. De sociale vooruitgang in Nicaragua sinds 1979 vormde een inspiratie voor wie opkomt tegen het kapitalisme.

Op die basis hebben de Sandinisten heel wat steun gekregen in verschillende landen. De fundamentele basis voor die steun is de wil onder socialisten en arbeiders om de Nicaraguaanse revolutie te verdedigen tegen de reactie, in het bijzonder de door de VS betaalde contrarevolutionairen. Tegelijk moeten marxisten zich niet beperken tot de rol van supporters. Wij willen de nodige lessen trekken uit iedere strijdbeweging om het begrip van de arbeidersklasse over de taken die gepaard gaan met een strijd tegen het kapitalisme te versterken.

Jammer genoeg zijn er in de arbeidersbeweging veel individuen en groepen die hun enthousiasme voor de Nicaraguaanse revolutie laten voorgaan op een marxistische analyse. Dat is geen nieuw fenomeen. Het doet denken aan de onkritische of toch quasi onkritische houding van veel zelfverklaarde “marxisten” tegenover Stalin in de jaren 1930, Tito eind jaren 1940 of Mao in de jaren 1960. Deze activisten gaan voorbij aan de fundamenten van het marxisme in hun haast om deze regimes te idealiseren.

Omwille van de belangrijke en duidelijke sociale vooruitgang die werd gerealiseerd door de revolutie – elementen die wij volledig steunen – is er onder jongeren een neiging om een geïdealiseerd beeld te hebben van de Nicaraguaanse revolutie en van het klassenkarakter en de rol van de Sandinistische leiding. Wij hebben nooit afbreuk gedaan aan de heldhaftigheid van de sandinisten en de oprechtheid van hun doelstellingen en inzet. Marxisten baseren zich echter niet op een onderzoek van de persoonlijke kwaliteiten van de Sandistische leiding, maar gaan na of de arbeidersklasse als klasse aan de macht is of niet. Het feit dat er een overweldigende steun is voor het regime betekent niet automatisch dat de arbeidersklasse aan de macht is. Het feit dat de Sandinistische leiding over socialisme spreekt, betekent ook niet dat marxisten niet meer kritisch moeten staan tegenover deze leiding. Wij beoordelen dit regime niet op wat er wordt gezegd, maar op wat er wordt gerealiseerd.

In het algemeen is er de indruk dat de Sandinisten een “socialistische revolutie” doorvoeren. Maar uit wat bestaat een dergelijke socialistische revolutie? Een socialistische revolutie is in eerste instantie een bewuste beweging van de arbeidersklasse om de macht in eigen handen te nemen. De arbeidersklasse oefent haar controle op de samenleving uit doorheen een arbeidersdemocratie op basis van de principes die werden ontwikkeld in de Parijse Commune van 1871 of de eerste periode van de Russische revolutie. Deze principes werden door Lenin in “Staat en revolutie” omschreven als een test om te kunnen bepalen of er al dan niet een socialistische revolutie heeft plaatsgevonden.

Samengevat omvat dit volgende principes:

  • Geen staand leger, maar bewapening van de bevolking
  • Alle vertegenwoordigers, managers,… moeten verkozen worden door arbeidersorganisaties waarbij ze permanent afzetbaar zijn
  • Alle vertegenwoordigers mogen niet meer verdienen dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider
  • Iedereen moet kunnen deelnemen aan alle administratieve taken, het directe beheer en de controle over de samenleving moet toekomen aan arbeidersraden (sovjets)

De stalinistische politieke contrarevolutie in Rusland in de jaren 1920 maakte een einde aan de arbeidersdemocratie op basis van deze principes zoals dit voorheen bestond in Rusland en werd omschreven door Lenin.

De degeneratie van de Russische revolutie en de ontwikkeling van stalinistische regimes na de Tweede Wereldoorlog versterkte de verwarring binnen de internationale arbeidersbeweging over wat nu eigenlijk een socialistisch revolutie inhoudt en een socialistische samenleving. De versterkte positie van het stalinisme na 1945, het uitblijven van de revolutie in de ontwikkelde kapitalistische landen en de naoorlogse zwakte van de marxistische krachten leidden tot een verstoorde ontwikkeling van de revolutie in tal van landen.

De revoluties in Oost-Europa, China, Vietnam, Cuba, Syrië, Ethiopië,… hebben geleid tot het omverwerpen van het kapitalisme. Dat is vooralsnog niet het geval in Nicaragua, ook al is dat niet uitgesloten in de nabije toekomst. Het private bezit van de productiemiddelen werd vervangen door de genationaliseerde economieën met een geplande productie. Dat betekende een enorme stap voorwaarts en werd daarom ook positief onthaald door de marxisten. De verstoorde wijze waarop de revoluties werden doorgevoerd, zorgde evenwel onvermijdelijk tot een aantal problemen zoals het vestigen van een bewind van één partij, bureaucratische totalitaire politiestaten en een nieuwe vorm van uitbuiting van de arbeidersklasse. En dat ondanks het feit dat deze regimes minstens aanvankelijk beschikten over een grote populariteit onder de massa’s.

Hoe was het zo ver gekomen? Was dit het resultaat van een verkeerd begrip of gewoon van een gebrek aan geluk? Wij denken van niet. Het vond zijn oorsprong in de aard van deze revoluties die plaatsvonden zonder de bewuste leidinggevende rol van de arbeidersklasse en haar hoogste uitdrukking in de vorm van een marxistische revolutionaire partij.

Enkel de arbeidersklasse die georganiseerd is in democratische revolutionaire raden kan de socialistische omvorming van de samenleving bewerkstelligen. Geen enkele andere klasse of sociale groep kan een zelfde rol spelen, of het nu gaat om boeren, studenten, bureaucraten, guerrillastrijders of radicale legerofficieren. Als een andere sociale groep probeert om de rol van de arbeidersklasse te spelen in een revolutie, leidt dit steeds tot andere conclusies. Zelfs in de meeste gunstige situaties kan een dergelijke beweging wel een einde maken aan het grootgrondbezit en het kapitalisme, maar zal het in het beste geval leiden tot een nieuwe vorm van totalitaire bureaucratische slavernij die een aantal decennia kan stand houden tot de arbeidersklasse sterk genoeg is om dit regime omver te werpen in een nieuwe politieke revolutie waarmee het socialisme op de agenda kan plaatsen door een einde te maken aan de bureaucratische parasieten door te bouwen aan een echte arbeidersdemocratie of “semi-staat” om het met de woorden van Lenin te omschrijven. De eerder genoemde revoluties waren van bij het begin in de handen van een elite die wilde overgaan tot het vestigen van een bureaucratisch regime naar het stalinistisch model in de Sovjetunie. We zagen hierdoor de ontwikkeling van wat marxisten proletarisch bonapartische regimes noemen.

In het geval van Nicaragua was de Sandinistische leiding onder druk van de Russische en Cubaanse bureaucratie niet in staat om het proces van de omverwerping van het kapitalisme tot haar logische conclusies door te trekken. Omwille van deze politiek is het niet uitgesloten dat een kapitalistische reactie in staat kan zijn om de Nicaraguaanse revolutie voortijdig tot een einde te brengen. Dat illustreert op zich het gebrek aan een marxistisch karakter van de Sandinistische leiding en een beperkte nationalistische visie op de revolutie alsook de criminele rol van het Cubaanse en Russische stalinisme die hun banden met het VS-imperialisme niet complexer willen maken door steun te geven aan het omverwerpen van het kapitalisme in Centraal Amerika.

Moskou en Havana hebben druk gezet op de Sandinisten om een “gematigde” koers te voeren om een “akkoord” met Washington na te streven. Dat verklaart waarom zo hard wordt gepoogd om tot een overeenstemming te komen met wat overblijft van de Nicaraguaanse burgerij die allerhande toegevingen krijgt. Dat versterkt de positie van de contrarevolutionairen en leidt tot een grotere kans op een Amerikaanse militaire tussenkomst. In de plaats van een “realistische” politiek, zien we een koers met mogelijk rampzalige gevolgen.

Indien de Sandinisten oprechte marxisten en leninisten zouden zijn, dan zouden ze de revolutie doorvoeren tot haar logische conclusies met het onteigenen van de burgerij en een revolutionaire oproep aan de arbeiders en boeren van Centraal en Latijns-Amerika en zelfs van Noord-Amerika om hen te ondersteunen. Op een puur Nicaraguaanse of zelfs Centraal-Amerikaanse basis is het niet mogelijk om een blijvende overwinning te behalen. De les van de permanente revolutie stelt zich hier erg scherp: ofwel verspreidt de revolutie zich naar andere landen, eerste in Centraal en Latijns-Amerika, ofwel zal de revolutie geen succes worden. De explosieve situatie in het volledige subcontinent is een machtige reservekracht voor de revolutie, indien er een internationalistisch revolutionair standpunt wordt ingenomen. Op basis van de illusie van “realisme” en halfslachtige maatregelen is er evenwel geen hoop.

De breed verspreide verwarring over de aard van de Nicaraguaanse revolutie is gebaseerd op een kunstmatig standpunt dat enkel rekening houdt met het enorme enthousiasme dat bestaat onder brede lagen van de bevolking. Dat enthousiasme is logisch omwille van de verworvenheden van de revolutie voor de massa’s. Er was op het begin van de revolutie een gelijkaardig enthousiasme in Joegoslavië, China en Cuba. Zelfs bij het eerste Vijfjarenplan van Stalin was er een enthousiasme dat evenwel uitmondde in de nachtmerrie van de schijnprocessen die een bloedig einde maakten aan de laatste overblijfselen van de Oktoberrevolutie. De aard van het Sandinistisch regime is natuurlijk anders dan dat van Stalin in Rusland, maar het zou ook verkeerd zijn om dan maar te doen alsof er een echte arbeidersdemocratie bestaat in Nicaragua of dat het huidige regime in die richting gaat.

Heel wat aanhangers van de Sandinisten wijzen op de enorme groei van volksorganisaties na 1979. Ze stellen dat dit in de praktijk aantoont dat de Sandinisten niet kunnen ontwikkelen tot een bureaucratische elite. De groei van die organisaties is inderdaad indrukwekkend, maar ze oefenen uiteindelijk weinig macht uit. De echte macht ligt in handen van de Sandinistische partij, het FSLN. Daar geldt een beperkt lidmaatschap.

Van de drie miljoen inwoners van Nicaragua zijn er 100.000 lid van de CST (de Sandinistische arbeidersfederatie), 40.000 van de ATC (landelijke arbeidersorganisatie), 70.000 van de UNAG (boerenfederatie), 70.000 van de AMLAE (vrouwenorganisatie), 50.000 van de IMJ (jongerenorganisatie) 500.000 van de lokale Sandinistische verdedigingscomités (CDS) en 80.000 van de militie (MPS). In 1979 waren er slechts 25.000 vakbondsleden tegenover vandaag 250.000. De groei van deze massa-organisaties is een belangrijke stap vooruit voor de arbeiders, boeren en jongeren om een eigen klassenbewustzijn te ontwikkelen.

Deze organisaties zijn gegroeid, maar het FSLN zelf bleef relatief klein. Het is niet makkelijk om cijfers te vinden over de Sandinistische partij, maar in januari 1981 werd bericht dat het FSLN 500 leden telde en dit aantal wou verdubbelen tegen de zomer van 1981. Er werd ook gesteld dat er geen plannen waren om het aantal leden van het FSLN boven de 5.000 te laten stijgen.

In de massaorganisaties waren er ondanks de snelle groei ook problemen van interne democratie. Bij de CST, de Sandinistische vakbond, was er pas in 1983 een eerste congres. Dat was drie en een half jaar na de oprichting van de CST.

De houding van de Sandinisten tegenover de massa’s is er in feite steeds één van optreden in naam en voor rekening van de massa’s. De plaats van zich te baseren op de arbeiders om de samenleving te organiseren, denken de Sandinistische leiders dat de arbeiders niet matuur genoeg zijn en dat het FSLN daarom maar de touwtjes zelf in handen moet nemen. Dat is waarom er gedurende de eerste vijf jaar van de revolutie geen verkiezingen werden gehouden.

De houding van de Sandinisten tegenover de massa’s bleek onder meer uit het verslag in hun krant Barricada over de activiteiten voor de eerste verjaardag van de omverwerping van Somoza. Daarin schreven ze dat er 500.000 aanwezigen waren en dat de bevolking hiermee duidelijk haar steun aan de FSLN-politiek had getoond. Als die houding wordt vergeleken met de Bolsjewieken na 1917 wordt meteen duidelijk dat de Sandinisten mijlenver afstonden van het programma van Lenin en Trotski.

De Sandinisten wezen op de omvang van de massa-organisaties als teken van de betrokkenheid van de bevolking bij het nemen van beslissingen. Het klopt dat er heel wat betrokkenheid is bij het nemen van lokale beslissingen, onder meer via de CDS-comités, maar voor de grote beslissingen is het de FSLN zelf die de touwtjes in handen houdt en dat als organisatie met een beperkt aantal leden, los van de kwaliteiten van wie eventueel lid zou willen worden van het FSLN.

Lenin en Trotski wilden er alles aan doen opdat carrièristen niet zomaar bij de Bolsjewieken zouden kunnen aansluiten na 1917, maar ze stelden nooit voor dat revolutionaire arbeiders eerst een reeks testen moesten afleggen vooraleer ze lid konden worden. De aanpak van de Sandinistische leiding toont een gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse en omvat de basis voor de ontwikkeling van een nieuwe heersende elite.

Op het ogenblik van schrijven houden de Sandinisten verkiezingen in Nicaragua. Het belangrijkste doel van die verkiezingen is om het VS-imperialisme te behagen en een schaamlapje te bieden aan de interne burgerlijke oppositie. Er werd gezocht naar een theoretische rechtvaardiging voor dit beleid en dat werd gevonden in de verkeerde tweestadiatheorie van Stalin. Er is echter geen “democratische” burgerij in Nicaragua. De burgerij staat aan de kant van de contrarevolutionaire “Contras”. Zij hebben de verkiezingen geboycot en maakten gebruik van de toegevingen van de Sandinisten om de steun voor een gewapende reactie te organiseren en te vergroten.

Het is duidelijk dat deze verkiezingen zullen leiden tot een overweldigende steun voor de Sandinisten. De burgerlijke partijen hebben de contrarevolutie gesteund en raakten zo totaal gediscrediteerd onder bredere lagen van de bevolking. Het zou voor de Sandinisten correct zijn om zich te baseren op de populaire vertrouwensstem om het revolutionaire proces tot haar logische conclusies door te trekken met een nationalisatie van de eigendom van de reactionaire Nicaraguaanse burgerij. Dat zou moeten gepaard gaan met een democratisch beheer en controle van de arbeidersklasse. De bestaande massa-organisaties, waaronder vakbonden en volkscomités, zouden zich moeten verenigen en verbreden om alle onderdelen van de arbeidersklasse, huisvrouwen, boeren en militieleden te organiseren als basis voor een democratische arbeidersstaat en niet inneembare vestiging tegen de contrarevolutie.

Zo’n stap zou een enorm gehoor vinden bij de arbeiders van Centraal en Latijns-Amerika en zelfs in de VS zelf. Samen met een internationalistische revolutionaire opstelling zou dit een gelijkaardige politieke aardschok kunnen veroorzaken als de Bolsjewistische revolutie in 1917. Als we Nicaragua vandaag zien als een achtergebleven land dat wordt gedomineerd door de landbouw, dan mogen we niet vergeten dat Rusland destijds meer op India leek. De beslissende factor is niet de relatieve zwakte van de arbeiders tegenover de boeren (die in Nicaragua dan nog vooral plattelandsarbeiders zijn, wat niet hetzelfde is). Het is de zwakte van de arbeidersleiding in Nicaragua en op wereldvlak. Met een andere politieke benadering zou het resultaat er compleet anders uit zien.

Het falen van de Sandinisten om de revolutie compleet door te voeren, zorgt ervoor dat de uiteindelijke richting van de revolutie niet vast staat. Het kan niet worden uitgesloten dat de Nicaraguaanse burgerij onder bepaalde condities en met de steun van het imperialisme het hele proces in een andere richting uitduwt. De economische problemen, lage levensstandaard en de sabotage door de kapitalisten zelf kunnen leiden tot ongenoegen onder de meer achtergebleven lagen. Dat kan op een bepaald ogenblik leiden tot een contrarevolutionaire situatie met een splitsing onder de Sandinisten en een rechtse staatsgreep. Paradoxaal genoeg is het net het beleid van Reagan en de dreiging van een openlijke contrarevolutie door de Contra’s die het moeilijker maakt voor de interne oppositie die steeds over een zelfde kam wordt geschoren. De massa’s zijn misschien niet duidelijk over wat ze willen, maar ze weten wel wat ze niet willen. Er is een enorme actiebereidheid om een terugkeer van een regime zoals de oude dictatuur van Somoza te verhinderen.

Reagan zou ook een aantal jaren kunnen wachten om dan gebruik te maken van de halfslachtige positie van de Nicaraguaanse revolutie en de bijhorende interne tegenstellingen om zo de burgerlijke contrarevolutie van in Nicaragua te laten zegevieren. Reagan en het VS-imperialisme willen echter niet wachten. Het gevaar van zelfs een verstoorde en onvolledige revolutie in de explosieve context van Centraal-Amerika is te groot om zomaar te tolereren. Alles wijst in de richting van een openlijke Amerikaanse interventie in zowel El Salvador als Nicaragua, zeker indien Reagan de volgende verkiezingen wint. Jammer genoeg versterkt de politiek van de Sandinisten dit scenario. De pogingen om toegevingen te doen zullen geen resultaat opleveren. Enkel een stoutmoedig revolutionair beleid kan het imperialisme stoppen. Enkel het volledig doorvoeren van de revolutie biedt een kans op succes. Dat mag niet beperkt zijn tot de grenzen van een klein kunstmatig land als Nicaragua. Het overleven van de economie en de ontwikkeling van het land is afhankelijk van de snelle verspreiding van de revolutie naar minstens de rest van Centraal Amerika en nadien ook Latijns-Amerika, Noord-Amerika en de rest van de wereld.

Zelfs de nationalisatie en de planning van de economie zouden niet voldoende zijn om het regime te omschrijven “socialistisch”. Ondanks het progressieve karakter van de genationaliseerde geplande economieën in Cuba, China, de Sovjetunie en andere gedeformeerde arbeidersstaten, blijft de arbeidersklasse onderdrukt worden door het bewind van een geprivilegieerde bureaucratische elite. Dat is onvermijdelijk het geval indien een revolutie wordt doorgevoerd door een kleine guerrilagroepering die in naam van de arbeiders optreedt. Dat kan heldhaftig en goedbedoeld zijn, maar indien het enkel voor de arbeiders is en niet door de arbeiders zijn er steeds beperkingen.

Het marxisme baseert zich op de arbeidersklasse als enige klasse die een socialistisch systeem kan vestigen. Dat standpunt nemen we niet in omwille van sentimentele redenen, maar omwille van de sociale rol van de arbeidersklasse in het productieproces en omdat dit de enige klasse is met een instinctief socialistisch en collectivistisch bewustzijn. Het bewustzijn van de boeren, intellectuelen, studenten,… is anders want gebaseerd op een individuele positie. Dit bewustzijn is gebaseerd op de psychologie van de kleine bezitter of de legerofficier die gewoon is aan het blind opvolgen van bevelen. Zij zijn het minst geschikt voor de taak om de samenleving te organiseren op een democratische en collectieve basis.

Zonder arbeidersdemocratie kan de omverwerping van het kapitalisme enkel leiden tot de vestiging van een proletarisch bonapartistisch regime. Zo’n regime kan de samenleving tot op een zeker niveau ontwikkelen omdat het zich baseert op een geplande en genationaliseerde economie. Maar het plaatst de arbeidersklasse voor de taak om een nieuwe politieke revolutie door te voeren opdat de samenleving in een socialistische richting zou kunnen uitgaan.

De basis voor de arbeidersdemocratie is de controle op de samenleving door de arbeiders als klasse. Doorheen haar klasse-organisaties als vakbonden, arbeidersraden en politieke partijen kan de arbeidersklasse (in een land als Nicaragua in alliantie met de arme boeren) een bepalende kracht vormen. Dat is de essentie van een socialistische revolutie: het feit dat het proletariaat of de arbeidersklasse als collectief geheel de macht neemt. Aan de andere kant kan guerrillastrijd op zich niet leiden tot een arbeidersdemocratie omdat het zich beperkt tot een gewapende kracht die de stedelijke gebieden waar de arbeiders wonen van buitenaf verovert.

Voor de guerrillastrijders vormen de arbeiders een groep die steun kan geven, maar niet de beslissende groep in de samenleving. Dat was de basis voor de nederlaag van de revolutie in El Salvador in 1980. De strategie van de guerrilla is niet gebaseerd op het idee van een opstand onder leiding van de arbeidersklasse. Het beperkt zich tot het overnemen van de macht door de guerrilla zelf en niet door de organisaties van de arbeidersklasse. Dit kan enkel worden vermeden indien de guerrillastrijd wordt gezien als een mogelijke hulp voor de stedelijke arbeidersklasse en niet omgekeerd.

De heersende bureaucratische elite in China, Vietnam en Cuba komt voort uit de leiding van guerrillalegers. In Nicaragua was het de arbeidersklasse van Managua die de omverwerping van de dictatuur van Somoza in juli 1979 realiseerde, maar de politieke macht werd overgedragen aan het FSLN. Ondanks het feit dat een sandinistische leider als Humberto Ortega toegaf dat de beweging van de arbeiders het FSLN tot een koerswijziging dwong, waren het de Sandinisten die werden gezien als de leiders van de revolutie omwille van hun lange heldhaftige strijd tegen Somoza. Zonder arbeidersdemocratie zal een breuk met het kapitalisme in Nicaragua leiden tot de ontwikkeling van een vorm van proletarisch bonapartisme (met name stalinisme), hoe goed de bedoelingen van de sandinisten ook mogen zijn.

Sommigen proberen de aarzelingen van de sandinisten te rechtvaardigen door hun economisch beleid te vergelijken met dat van de Bolsjewieken begin jaren 1920. Iedere vergelijking tussen Rusland in de periode na de revolutie en Nicaragua vandaag is verkeerd aangezien er in Rusland een systeem van arbeidersdemocratie bestond met controle door de sovjets en een massale Bolsjewistische partij onder leiding van Lenin en Trotski.

Het invoeren van de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in 1921 zorgde voor een grotere ruimte voor kapitalisten en rijke boeren in Rusland. Het was een stap achteruit tegenover het economisch beleid dat de Bolsjewieken voorheen wilden doorvoeren. De redenen daarvoor waren het uitblijven van de revolutie in Europa en de vernielingen die werden aangebracht door de burgeroorlog. Ondanks de NEP bleven de sleutelsectoren van de economie en de buitenlandse handel onder de controle van een relatief democratische arbeidersstaat. In een land als Nicaragua is er een grotere laag van kleinburgerlijke kapitalistische producenten en handelaars. Daar zouden marxisten enkel pleiten voor de onmiddellijke nationalisering van de grotere bedrijven, buitenlandse bedrijven en banken en de buitenlandse handel. De Sandinisten willen dat niet doorvoeren en proberen de lokale kapitalisten en buitenlandse regeringen gerust te stellen met hun voorstellen voor een “gemengde economie.”

Een belangrijke FSLN-leider, Tomas Borge, verklaarde steeds opnieuw dat de Sandinisten een gemengde economie willen. Hij vertelde in Le Monde: “We hebben het niet over politiek pluralisme en een gemengde economie om de Amerikanen te plezieren. Het is gewoon ons programma.” (19 december 82). In een ander interview enkele dagen hiervoor in het Peruaanse La Republica verklaarde Borge: “We willen de zakenlui heel wat toegevingen aanbieden, krediet, faciliteiten, maar toch blijven velen ontevreden. Ze willen zich niet neerleggen bij hun verlies van de politieke macht.”

Dat is inderdaad een samenvatting van het dilemma waarmee de Sandinisten worden geconfronteerd. De revolutie van 1979 maakte een einde aan de oude staatsmachine en liet de burgerij achter zonder een gewapende vleugel waarmee het haar bewind kon afdwingen. Zonder een dergelijke garantie in de vorm van minstens een relatief veilige kapitalistische staatsmachine, willen de kapitalisten niet investeren en kan een kapitalistische economie niet functioneren. In de plaats van het omverwerpen van de belangrijkste kapitalisten en het plannen van de economie, proberen de Sandinisten de kapitalisten tevreden te stellen. Ze werden daar minstens deels toe aangemoedigd vanuit de Russische en Cubaanse leiding die geen confrontatie willen met het VS-imperialisme door het eerste proletarisch bonapartistische regime te vestigen op het Amerikaanse vasteland.

Het feit dat niet volledig wordt gebroken met het kapitalisme heeft de economische situatie in Nicaragua enkel maar verslechterd. Het heeft er Reagan bovendien niet toe aangezet om zijn intenties om de revolutie te breken op te bergen. Reagan wil een overwinning van de reactie realiseren om een uitbreiding van de Nicaraguaanse revolutie op de rest van het continent tegen te gaan. Los van alle mogelijke compromissen die de Sandinisten willen sluiten van de VS-regering, Reagan zal zijn beleid verder zetten tenzij er een beweging in de VS zelfs zou ontwikkelen of als de revolutie succesvol uitbreiding zou kennen in andere Centraal-Amerikaanse landen. De politiek van het FSLN om Reagan niet te provoceren, is gevaarlijk omdat de beste garantie om de revolutie te versterken en verder te zetten bestaat uit het versterken en uitbreiden van de arbeidersdemocratie in Nicaragua en een internationale oproep aan de arbeiders en boeren van het continent om dit voorbeeld te volgen.

Zoals we in de wintereditie van Militant International Review 83/84 schreven, is het beleid van de Sandinisten geen toeval. Het komt voort uit het aanvaarden van de tweestadiatheorie. Nochtans is het kapitalisme in Nicaragua, net als in de rest van het continent, totaal verrot en corrupt. Er is geen weg vooruit op kapitalistische basis. Toch blijven de Sandinisten aandringen op het behoud van een vorm van private sector in de Nicaraguaanse economie. Het is een fout om te denken dat het kapitalisme aan de kant is geschoven in Nicaragua. Er is een specifieke situatie waarbij het oude staatsapparaat van Somoza aan de kant werd geschoven – waarbij we de staat zien in een klassieke marxistische betekenis van een gewapend lichaam dat de verdediging van specifieke eigendomsverhoudingen opneemt – en een nieuw staatsapparaat werd opgezet onder leiding van de Stalinisten. En toch blijft volgens de laatste cijfers 60% van de grond en de industrie in private handen. De economische macht van de burgerij werd geen beslissende nederlaag toegebracht. En daar ligt net het gevaar.

Deze situatie kan niet blijven bestaan. Ofwel zullen de Sandinisten zich baseren op de arbeiders en boeren om het proces tot zijn einde door te voeren en de economie te nationaliseren, ofwel is het niet uitgesloten dat de burgerij zal wachten tot het voldoende sterk is geworden om een einde te maken aan de nieuwe staat.

De tegenstelling waarbij de kapitalisten de economie nog controleren maar niet de staat, kan niet blijven bestaan. Het kan enkel opgelost worden door ofwel gemeenschapscontrole over de economie door de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, ofwel door een overwinning van de contrarevolutie waarbij de burgerij een nieuwe kapitalistische staat opzet. De tragedie is dat de Sandinisten de kans geven om een contrarevolutie te ontwikkelen door hun economische politiek en de pogingen om tot politieke akkoorden te komen met delen van de Nicaraguaanse burgerij.

Het contrarevolutionaire karakter van de kapitalisten bleek uit de aanvankelijke weigering van hun belangrijkste politieke orgaan, de CDN, om deel te nemen aan de verkiezingen van november indien de Sandinisten weigerden om te onderhandelen met de gewapende Contras. Midden augustus liet de CDN die eis vallen. The Guardian schreef: “Verschillende Latijns-Amerikaanse en Europese regeringen hadden de CDN erop gewezen dat hun excuus voor het boycotten van de verkiezingen onvoldoende was. Er was ook irritatie omdat de CDN zich profileerde als een kracht die al te dicht aansloot bij de Contra’s.” (16 augustus 84). De buitenlandse steunpunten van de contrarevolutionairen vroegen de CDN dus om haar standpunt te veranderen om zo een beter excuus te hebben voor een interventie tegen de revolutie.

De kapitalisten hoopten dat een boycot van de verkiezingen door hun partijen een rechtvaardiging zou vormen voor een grotere Amerikaanse interventie tegen de revolutie als Reagan wordt herverkozen. Het is duidelijk dat de burgerij zich niet zal verzoenen met de revolutie, maar toch weigeren de Sandinisten om op te treden tegen groepen als de CDN die de politieke vleugel van de Contra’s vormen. Het is ijdele hoop te denken dat dit de interventie van Reagan zal stoppen.

Dit is het resultaat van het aanvaarden van de “tweestadiatheorie” door de Sandinisten die stellen dat de vestiging van een “democratische heerschappij van de arbeiders en de boeren” een afzonderlijk stadium is vooraleer een arbeidersdemocratie kan worden opgebouwd op basis van een geplande genationaliseerde economie. De pogingen om tot compromissen te komen met de zogenaamd democratische kapitalisten zijn gedoemd om te mislukken. Behalve enkele kapitalistische politici die er persoonlijk voordeel uit hopen te halen, zijn de meeste kapitalisten vastberaden om de revolutie met alle mogelijke middelen te bestrijden.

De tweestadiatheorie heeft ertoe geleid dat de FSLN-leiders terughoudend zijn om de interne basis van de kapitalisten weg te nemen met een nationalisatie. De meeste leiders van de Contra’s zijn burgerlijke leiders die de Sandinisten wilden opnemen in hun revolutionaire regering. Arturo Cruz was de voormalige presidentskandidaat van de CDN die onderhandelingen met de Contra’s eiste. Hij werd in mei 1980 door het FSLN aangesteld als lid van de regerende junta ter vervanging van een andere kapitalistische leider die ontslag had genomen uit protest tegen het beleid van de Sandinisten.

De tweestadiatheorie zou zogenaamd gebaseerd zijn op wat gebeurde tijdens de Russische revolutie. Dat is totaal oncorrect. Er was nooit een periode waarin Lenin en de Bolsjewieken samenwerkten in een regering met kapitalistische leiders. Dat zou ingaan tegen alles waar Lenin voor stond, maar de Stalinisten probeerden de standpunten van de Bolsjewieken te verdraaien om te pleiten voor samenwerking met zogenaamd “democratische” kapitalisten.

Vreemd genoeg worden dergelijke opvattingen vandaag herhaald door voormalige trotskisten in de Amerikaanse Socialist Workers Party die hebben gecapituleerd voor het stalinisme. Zij hebben de ideeën van het marxisme verworpen om een nieuwe stadiatheorie uit te vinden waarbij ze oproepen tot een “arbeiders- en boerenregering” waarbij er een tussenfase is tussen het kapitalisme en arbeidersdemocratie en waarbij de belangrijkste sectoren van de economie nog niet genationaliseerd zijn. In een artikel moesten ze erkennen dat dit standpunt ingaat tegen het marxisme, in een voetnoot moest een SWP-leider verduidelijken: “Marx, Engels, Lenin en anderen gebruikten arbeidersdemocratie in een betekenis die ook de staat omvat waarbij de politieke macht uit de handen van de uitbuitende klassen is genomen en in handen komt van het proletariaat en haar bondgenoten waarbij de socialistische eigendomsvormen (een geplande economie) nog niet dominant zijn.” (New International n°3, p. 92).

De Amerikaanse SWP moet toegeven dat Lenin in de jaren na de overwinning van oktober 1917 verschillende termen gebruikte om het revolutionaire proces dat de Bolsjewieken leidden te omschrijven: dictatuur van het proletariaat, regering van arbeiders en boeren, socialistische staat, Sovjetrepubliek, heerschappij van het proletariaat en arme boeren, proletarische staat,… Dat maakt duidelijk hoe de SWP probeert om een nieuwe betekenis te geven aan het begrip van een arbeiders-en boerenregering, met name een regering waarbij de kapitalistische economie blijft voortbestaan. Dat leidt tot een rechtvaardiging voor de houding van de Sandinisten die weigeren om komaf te maken met de burgerij. Die koers zal de revolutie in gevaar brengen. Het is enkel met de vervollediging van de revolutie dat een overwinning mogelijk is. Ieder uitstel of aarzeling zal de kapitalisten enkel maar toelaten om de reactie verder te organiseren.

Het vestigen van een arbeidersdemocratie in Nicaragua zal niet onmiddellijk leiden tot socialisme. Een socialistische samenleving kan enkel opgebouwd worden als de tekorten worden afgebouwd door de productiviteit op te drijven. Het kapitalisme en het imperialisme moeten daarvoor omver worden geworpen in minstens een aantal ontwikkelde kapitalistische landen, ofwel moet het stalinisme worden omvergeworpen in de Sovjetunie om plaats te maken voor een socialistisch alternatief. Een klein onderontwikkeld land als Nicaragua kan geen wereldwijde socialistische revolutie vervolledigen, maar het kan wel de aanzet ertoe geven.

De overwinning van een socialistische revolutie in Nicaragua zou Centraal Amerika veranderen en zou enorme gevolgen hebben voor de rest van Latijns-Amerika. Het vestigen van een arbeidersdemocratie in een groot Latijns-Amerikaans land als Mexico, Brazilië, Argentinië of Chili zou de wereldsituatie veranderen en het begin vormen van de uiteindelijke nederlaag van het kapitalisme en het stalinisme. Dat is waarom de gebeurtenissen in kleine landen als Nicaragua toch zo belangrijk kunnen zijn. Een overwinning op basis van een marxistisch programma in één land zou groen licht geven voor het begin van de wereldrevolutie die de volledige mensheid een ander aanzien zal geven.

 


 

Chronologie van de Nicaraguaanse geschiedenis

  • 1821. Onafhankelijkheid van de Centraal-Amerikaanse Federatie (waar Nicaragua deel van uitmaakte) van Spanje
  • 1843. Opbreken van de Centraal-Amerikaanse Federatie
  • 1909. Amerikaanse troepen vallen Nicaragua binnen om te verhinderen dat president Zelaya met Duitse en Japanse steun een alternatief creëert op het kanaal van Panama. Nicaragua wordt in de praktijk een semi-kolonie van de VS.
  • 1912. Amerikaanse troepen komen tussen om een liberale nationale opstand de kop in te drukken. Hierna is er een permanenten aanwezigheid van Amerikaanse mariniers in het land
  • 1925. Amerikaanse mariniers moeten zich terugtrekken uit Nicaragua. Twee maanden later breekt een burgeroorlog uit nadat de conservatieven hun coalitie met de liberalen opzegden en de macht grepen. De Amerikaanse troepen keren direct terug.
  • 1927. De liberalen stemmen in met een overgave op de voorwaarden van de Amerikanen. Eén liberale leider, generaal Sandino, weigert dit en blijft verder vechten met 300 manschappen die in het noorden gebaseerd zijn.
  • 1932. De belofte dat de Amerikaanse troepen het land zullen verlaten, wat ook effectief gebeurde in 1933, brengt Sandino er toe om de strijd te staken
  • 1934. Sandino wordt vermoord na een samenzwering opgezet door Somoza, het hoofd van de Nationale Garde, en de Amerikaanse ambassadeur
  • 1936. Somoza grijpt de macht en gebruikt zijn positie om de rijkste persoon van Centraal Amerika te worden. Hij werd vermoord in 1956 en opgevolgd door zijn oudste zoon die na zijn dood in 1967 werd opgevolgd door zijn jongere broer. Tegen 1979 had de familie-Somoza een persoonlijk fortuin van 150 miljoen dollar in Nicaragua en vele miljoenen in het buitenland.
  • 1958. Een nieuwe sandinistische guerrillabeweging onder generaal Raudeles begint in het noorden een campagne
  • 1962. Oprichting van het FSLN (Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront) door Carlos Fonseca Amador, Silvio Mayorga en Tomas Borge. Fonseca was een voormalig lid van de Moskougezinde PSN en had Che Guevara in Cuba ontmoet.
  • 1963. FSLN begint haar guerrillacampagne
  • 1970. Na zware verliezen schort het FSLN haar militaire activiteiten op
  • 1972. Een zware aardbeving leidt tot grote vernielingen in de hoofdstad Managua
  • 1974. Het FSLN start haar militaire activiteiten opnieuw op. Er wordt een volksfront van liberale kapitalisten en arbeidersorganisaties opgezet in de vorm van het UDEL (Democratische eenheid voor de bevrijding).
  • 1975. Het FSLN sluit de “Proletarische Tendens” van Jaime Wheelock uit omdat deze zich verzet tegen militair avonturisme en ervoor pleitte dat het FSLN een grotere basis zocht onder de arbeiders
  • 1976. Verdere verdeeldheid in het FSLN tussen de meerderheidstendens Tercerista en de tendens GPP die pleitte voor een lange “volksoorlog”. De Terceristen werden geleid door Daniel Ortega en pleitten voor commando-activiteiten met ook stedelijke guerrila-acties naar het voorbeeld van de Tupamaros in Uruguay. De GPP werd aanvankelijk geleid door Tomas Borge die de strategie van plattelandsguerrilla wou behouden.
  • 1977. Somoza trekt de noodtoestand in nadat het FSLN schijnbaar was verslagen. Een maand later begint de Tercerista tendens nieuwe aanvallen. UDEL roept in november op tot de vorming van een democratisch alternatief op het regime van Somoza en stelt daarbij dat ook het FSLN deel moet uitmaken van dit alternatief.
  • 1978. UDEL-leider Chamorro wordt vermoord door Somoza. 120.000 mensen nemen deel aan de begrafenis van Chamorro, vakbonden roepen op tot een algemene staking en het FSLN houdt nieuwe aanvallen.
  • 1978. In juli wordt het FAO opgezet, een breed oppositiefront met de MDN onder leiding van de miljonair Alfonso Robelo en ook de FSLN Tercerista tendens. De Tercerista tendens organiseert militaire aanvallen, de GPP doet vooral propagandawerk. Er zijn opstanden en stakingen in heel het land. De septemberbeweging in Leon en Esteli wordt onderdrukt waarbij 6.000 doden vallen. In november breken de Tercerista’s van het FAO uit protest tegen de Amerikaanse bemoeienissen in de gesprekken tussen FAO en Somoza.
  • 1979. In februari wordt het FPN opgezet, het Nationaal Patriottisch Front van Sandinisten, vakbonden, MPU (front van volksorganisaties) en enkele kleine burgerlijke groepen. In maart is er de hereniging van het FSLN en het heropstarten van een militair offensief terwijl er ook aanhoudende massabewegingen zijn.
  • 1979. In juni is er een spontane opstand in de hoofdstad Managua en wordt een voorlopige regering in het buitenland gevormd met onder meer drie Sandinisten en twee kapitalisten. In juli trekken de Sandinisten de hoofdstad binnen, wat meteen het einde van de burgeroorlog vormt. In de burgeroorlog vielen meer dan 50.000 doden (2% van de totale bevolking). Op dit ogenblik had het FSLN amper 500 leden. Op 20 juli werd de voorlopige regering omgevormd tot de Junta Regering voor Nationale Heropbouw (JGRN) met een Sandinistische meerderheid. De regering legde beslag op de eigendommen van de familie-Somoza. De twee kapitalistische leden van de aanvankelijke Junta-regering steunen inmiddels de Contra’s.
  • Geef een reactie

    0
      0
      Je winkelwagen
      Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel