Socialisme en linkse eenheid

>>>Eerste deel van deze tekst

China en het maoïsme

De PVDA en haar verwante organisaties traceren hun oorsprong tot mei ’68 en de illusies die destijds bij een deel van de beweging bestonden in het Chinese stalinisme, of maoïsme. Het was de tijd van de “Culturele Revolutie”, in wezen een fractiestrijd binnen de Chinese bureaucratie. De maoïstische fractie trachtte het ongenoegen over de heersende elite als geheel af te leiden naar de excessen van bepaalde bureaucratische elementen, die dienden als zondebok voor het hele systeem. Dit was vooral bedoeld om hun eigen positie binnen de gevestigde elite te verbeteren: ze wilden zeker geen systeem van arbeidersdemocratie invoeren.

Reeds voor hij aan de macht kwam, in 1949, was Mao een bewuste stalinist. Na de nederlaag van de arbeidersrevolutie van 1925-27 trokken Mao en de communisten zich terug op het Chinese platteland. In de plaats van zich op de strijd van de arbeidersbeweging te baseren, aan het hoofd van alle onderdrukten, werd nu de guerillastrategie naar voren geschoven als te volgen model. Niet voor niets hadden Lenin en Trotsky, en Marx zelf natuurlijk, er steeds op gehamerd dat de arbeidersklasse de enige klasse is die op basis van haar plaats in de productie van nature neigt naar een socialistisch bewustzijn. Eens de strijd ontwikkelt tot een bepaald niveau, streven arbeiders ernaar om gemeenschappelijk de machines, gebouwen, grondstoffen, etc. in bezit te nemen. Individueel zouden ze dat overigens niet kunnen. Kapitalistische productie is per definitie sociale productie, waarbij de productie-eenheden niet meer door één of enkele individuen in gang kunnen worden gezet. Bij een individuele boerenfamilie onder het Russische of het Chinese half-feodalisme was de situatie anders. Boeren zijn kleine bezitters die van nature streven naar het zelf bewerken van de grond met hun familie, en het onteigenen van de lokale grootgrondbezitter. Rijkere boeren kunnen zich loonarbeid aanschaffen en leunen ideologisch nauw aan bij de kapitalisten. Arme boeren moeten zien te overleven op hun stukje grond en de handel die ze op die basis kunnen drijven. Dat wil zeggen: marktrelaties blijven bestaan. Dus ook de competitie tussen de boeren en hun onvermijdelijk uiteenvallen in een rijke laag kapitalistische grondbezitters langs de ene kant, en een verpauperde laag kleine boerenfamilies langs de andere kant. De Russische marxisten beschouwden de boerenbeweging als een hulpmiddel voor de centrale strijd tussen de arbeiders en kapitalisten in de steden, en niet omgekeerd. Lenins positie was er een van “land aan de boeren”, wat het grootgrondbezit en dus de sociale basis van het tsarisme brak. Tegelijk wou hij de individuele boeren overtuigen om samen te werken in veel productievere, democratisch georganiseerde landbouwcollectieven. Dit moest ondersteund worden door kredieten en machines vanwege de arbeidersstaat (een project dat vanzelfsprekend ondermijnd werd door de buitenlandse invallen in de jonge Sovjetstaat).

Een guerrilla is een militaire vorm van organisatie en dus per definitie strak hiërarchisch georganiseerd. Er was geen democratische discussie en controle van onderuit op de leiding. Ook niet binnen de maoïstische guerilla, die al voor de machtsovername van 1949 gekenmerkt werd door personencultus, zuivering van politieke dissidenten, etc. Het land werd wel verdeeld onder de boeren, maar de “plattelandssovjets” waren zeker niet democratisch verkozen. Ze werden in samenspraak met de guerilla samengesteld uit dorpsnotabelen, “communisten” en soms ook kleine handelaars. Het totale diskrediet van de burgerlijke dictatuur in China in de jaren 1930 en ’40 zorgde voor een immens vacuüm. Dit werd opgevuld door Mao’s guerilla, die wel massale steun had bij de bevolking in de omverwerping van de oude orde, maar zonder het element van democratische controle dat wel had bestaan tijdens de Russische revolutie. Dit in de vorm van democratische verkozen raden van arbeiders en soldaten, de Sovjets. Mao kwam met zijn guerillaleger de steden binnen en onderdrukte elke onafhankelijke beweging van de arbeiders. De burgerij had hij eerst voorgespiegeld dat hij streefde naar een “nationaal-democratische revolutie” en de instelling van een gemengde economie. Mao stelde echter vast dat China sociaal niet kon ontwikkelen op deze manier. Daarop vestigde de CP een klassiek stalinistisch regime, met de guerillaleiding die aan het hoofd van de maatschappij kwam. Mao was een bonapartist die, balancerend tussen de klassen, een regime installeerde naar het model van stalinistisch Moskou.

Dit alles in tegenstelling tot een revolutie waarin de arbeidersbeweging de centrale rol speelt. De politieke methode van de arbeidersklasse, in haar beste tradities, is er een van democratische discussie over de weg vooruit in de vakbonden, verkozen stakingscomités en arbeidersraden. Het gaat om een massastrijd onder controle van de massa’s zelf, toegelaten door het feit dat de werkende klasse samengesmeed wordt door een gemeenschappelijke ervaring in de fabrieken en op de werkvloer. In China heeft, in tegenstelling tot Rusland, nooit arbeidersdemocratie bestaan. Het was van meet af aan een bureaucratisch misvormde arbeidersstaat, wat een politieke revolutie noodzakelijk maakte tegen de stalinistische elite die de macht in handen nam. De afschaffing van het kapitalisme en het feodalisme in China was progressief en historisch van groot belang. Het liet sociale vooruitgang toe op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg, een stijgende levensverwachting,… Marxisten waarschuwden echter op voorhand dat Mao geen echt socialisme maar een stalinistische karikatuur ervan zou vestigen, met alle monsterlijkheden vandien. Jammer genoeg is dit perspectief ook uitgekomen, met tal van voorbeelden van bureaucratische willekeur, onderdrukking, wanbeheer, etc. Een geplande economie heeft arbeidersdemocratie nodig zoals het menselijke lichaam zuurstof nodig heeft.

De val van het stalinisme: welke lessen trekken?

Trotsky stelde in de jaren ’30 reeds: ofwel vindt er een politieke revolutie plaats tegen de stalinistische elite, ofwel bestaat op termijn het gevaar dat de bureaucratie zichzelf omvormt tot een nieuwe kapitalistische klasse. Dit is precies wat er gebeurde nadat de Sovjetunie, vanaf de jaren ’70, in een crisis terechtkwam. Zolang hoofdzakelijk de zware industrie moest worden ontwikkeld, moest Rusland in de jaren ’50 en ’60 niet onderdoen voor de groeicijfers in de VS. Maar op het moment dat moest worden overgeschakeld naar een moderne economie, dat ook meer rekening moest worden gehouden met de consumentenbehoeften, botsten de centrale planners in het Kremlin op hun limieten. Enkel de massale inspraak en betrokkenheid van de werkende bevolking zelf – de economische doelstellingen besprekend, controlerend, en eventueel aanpassend – kon een uitweg uit deze impasse bieden. Dat was natuurlijk geen optie voor de heersende kaste, die niet bereid was om haar privileges op te geven. Onder Jeltsin maakten de stalinisten een beslissende draai naar de invoering van een kapitalistische markteconomie, met zichzelf in de rol van de nieuwe kapitalisten.

In de brede bewegingen tegen het stalinisme in het voormalige Oostblok zag de toenmalige PVDA enkel de hand van de CIA, de Amerikaanse veiligheidsdienst. Net zoals de onrusten vandaag in Tibet, tegen het onderdrukkende centrale Chinese gezag, ook nog steeds het werk van “CIA-agenten” blijken te zijn. De “-ismen” worden vandaag wel afgezworen, maar de “rol van de CIA” in het verklaren van sociale processen lijkt ook bij de “moderne PVDA” een spijtige constante te blijven.

De LSP onderscheidde tijdens de val van het stalinisme de oprechte pogingen van bijvoorbeeld de Oost-Duitse massa’s om tot een meer “democratisch systeem” te komen, van de pogingen van Westerse partijen en politici om het kapitalisme terug in te voeren. Dit laatste, zo waarschuwden we, zou onvermijdelijk leiden tot een uitverkoop van de gemeenschappelijke eigendom en een massale verspreiding van de armoede. Jammer genoeg bestonden er geen revolutionaire partijen die in deze bewegingen konden tussenkomen om een programma van arbeidersdemocratie naar voren te brengen, met het behoud van de geplande economie. De burgerlijke politici en hun propaganda vulden dit vacuüm op en het kapitalisme werd opnieuw ingevoerd. Het resultaat waren kleine oases van extreme rijkdom, in Rusland en het voormalige Oostblok, die contrasteren met een groeiende poel van armoede en sociaal verval. In de huidige economische crisis staan landen als Hongarije, de Baltische staten,… als eerste op de lijst om het reeds failliete Ijsland te vervoegen. De ex-stalinistische staten zouden niet kunnen opklimmen tot een westers niveau, zoals de marxisten waarschuwden, maar eerder op Latijns Amerika beginnen lijken.

Wat is vandaag de analyse van de PVDA omtrent het stalinisme? “Wij zijn geen stalinisten en wij zijn geen maoïsten,” zegt voorzitter Peter Mertens in Knack (11/2/2009). En verder, in hetzelfde interview: “Zijn er misdaden gebeurd onder Stalin en onder Mao? Jazeker. Absoluut. Ik heb vraagtekens bij wat er allemaal in China en in de Sovjet-Unie is gebeurd. Maar ik zal mij niet laten verleiden tot platitudes waarin alles zwart of wit is. Er is ook grijs. Zijn er dan geen mooie dingen gebeurd onder het socialisme?” Wij denken dat dit niet volstaat als analyse van de brutale, totalitaire eenpartijstaat die het stalinisme was. Deze benadering biedt geen enkele verklaring voor de misdaden van Stalin en Mao. Hoe is het mogelijk dat onder het zogenaamde “socialisme” zo’n misdaden – de goelag, de onderdrukking van vrije discussie en debat, de moorden op dissidenten, de ontworteling en deportatie van hele volkeren – zelfs maar konden plaatsvinden? Moeten arbeiders en jongeren volstaan met de wollige, nietszeggende frase dat “niet alles zwart of wit is, maar ook grijs”? Volgens ons hadden we hier niet te maken met een gezonde arbeidersstaat, maar met een bureaucratische dictatuur die omver moest worden geworpen om zelfs maar de eerste stappen in de richting van het “socialisme” te kunnen zetten. De PVDA heeft helaas nooit een klasseanalyse, op basis van de tegengestelde materiële belangen tussen verschillende lagen en klassen in de maatschappij, van het stalinisme gemaakt. In de plaats van de echte lessen te trekken, dat er nood was aan arbeidersdemocratie, zegt de PVDA dat “ze geen blauwdruk heeft”. De reële ervaringen met arbeidersdemocratie tijdens de Russische revolutie, de Parijse Commune, elementen daarvan tijdens Mei ’68 in Frankrijk, de Portugese Anjerrevolutie,… worden daarmee onder de mat geveegd.

En hoewel de PVDA officieel geen steun meer geeft aan “Stalin of Mao” kan de Chinese Communistische Partij, die al een tijdje het kapitalisme helpt herinvoeren in China, nog wel rekenen op de verdediging van de PVDA. De laatste 10 à 15 jaar werden voormalige staatsbedrijven massaal geprivatiseerd in China. Arbeiders worden er voor een hongerloon aangeboden aan de multinationals. In de huidige economische crisis, die ook China sterk raakt, gingen reeds 10.000-en bedrijven overkop en werden miljoenen Chinezen werkloos. Dat China zo snel werd geraakt door de crisis van het wereldkapitalisme is een aanwijzing van haar toegenomen integratie en afhankelijkheid van dat kapitalisme.

China is één van de landen met op sociaal vlak een erg explosieve situatie. Toch vrezen we dat de PVDA aan de andere kant van de barrière zal eindigen: aan de kant van het regime, dat bewegingen van arbeiders, arme boeren en jongeren zal proberen te onderdrukken. Dit is immers wat de PVDA schreef over de invoering van marktelementen in China: “Om een lang en ingewikkeld verhaal kort te maken: het Chinese socialisme heeft vanaf 1978 een groot deel van de economie (tijdelijk) geprivatiseerd. Het kapitalisme is nu éénmaal efficiënter en meer aangewezen voor individuele en kleinschalige productie en diensten. (…) De staat hield alle sleutelsectoren en de grootschalige productie in handen en de KP behield het monopolie op de politieke en militaire macht.” We denken niet dat deze lofzang op “marktefficiëntie” door de Chinese arbeiders en boeren zo zal worden aangevoeld. Hoewel het juist is dat de stalinisten in veel bedrijven nog controle proberen uit te oefenen, worden die bedrijven wel meer en meer volgens marktprincipes gerund, ten koste van de arbeiders. Volgens de PVDA trok het regime na de onderdrukking van de opstand op het Tienanmen-plein in 1989 – die onderdrukking werd overigens ten volle ondersteund door de PVDA – de volgende conclusie: “We kunnen het kapitalisme alleen vermijden als we veel meer aandacht besteden aan de politiek-ideologische vorming van de partij en de bevolking. De eclatante resultaten hiervan kan men vandaag zien in de eenheid van het volk rond de kwestie Tibet en de enorme solidariteit rond de aardbeving.” (Achter het China-debat: Het ongenoegen van de multinationals, artikel op PVDA-website, 13/8/2008) De “eenheid van het volk rond de kwestie Tibet” betreft de gefabriceerde “publieke opinie” in de Chinese staatsmedia omtrent de brutale onderdrukking van de rechten van de Tibetaanse minderheid. De PVDA verwerpt in woorden “de misdaden van Mao en Stalin”, maar dat verhindert helaas niet dat soortgelijke methodes vandaag nog altijd worden goedgepraat.

Van stalinisme naar reformisme?
Vakbonden, nationalisaties en de “gemengde economie”

Bij gebrek aan een duidelijke analyse van wat er in Rusland, China, etc. gebeurde, dreigt de PVDA volgens ons het hele project van een socialistische omvorming van de maatschappij op te geven. In een poging om “aanvaardbaar” te klinken, wordt vandaag zelfs het kapitalisme niet meer duidelijk verworpen. In bovenstaand Knack-interview antwoordt Peter Mertens op de vraag “Aanvaardt u de markt? Of wilt u nog altijd een centrale planeconomie?” het volgende: “De markt kan blijven spelen. Maar het is niet de enig zaligmakende oplossing, dat idee is ondertussen toch als een kaartenhuisje in elkaar gestort. Wij pleiten ook niet zomaar voor een centrale planeconomie – nogmaals, we hebben geen blauwdruk.” Wij denken dat dit de deur wagenwijd openzet naar reformisme, het idee dat je het kapitalisme beetje bij beetje in sociale zin kunt hervormen. Het is niet uitgesloten dat de PVDA met dit zoeken naar de weg van de minste weerstand tijdelijk wat succes kan boeken, bijvoorbeeld op electoraal vlak. Maar partijen die zich vandaag inschrijven in een logica om het kapitalisme hier en daar wat bij te schaven, zullen – gezien de huidige crisis – zichzelf veel sneller diskrediteren dan de reformistische sociaaldemocratie vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Het afzwakken van het programma vertaalt zich ook in een minder strijdbare opstelling, bijvoorbeeld binnen de vakbonden. Wie vandaag syndicaal actief is, wordt vaak niet alleen geconfronteerd met de “tegenwerking” van de patroon. Jammer genoeg heeft de officiële leiding van de vakbonden (ABVV en ACV) zich al te lang neergelegd bij de neoliberale logica van besparingen en privatiseringen. Tot meer dan wat stervensbegeleiding en doekjes voor het bloeden komt men dikwijls niet. Kortom: het gebrek aan politiek alternatief vanwege de nationale vakbondsleidingen – die nog steeds de banden met SP.a/PS en CD&V/cdh behouden als “politieke vertegenwoordigers” – weegt als een loden last op de brede arbeidersbeweging. Als de nationale vakbondsleiders, onder druk van de basis, een betoging of staking organiseren, dan dient dit voor de top nog veel te vaak om gewoon “stoom af te laten”. En jammer genoeg nog niet als het begin van een degelijk actieplan waarbij ook een socialistisch alternatief tegen de neoliberale eenheidsworst wordt naar voren gebracht. Als deze leiding de belangen van haar leden echt had willen verdedigen, was de armoede in België nooit gegroeid van 5% in de jaren ’80 naar 15% vandaag. Net zomin waren er dan tienduizenden jobs verloren gegaan in de (voormalige) openbare diensten.

Kortom: er is een absolute nood aan de uitbouw van een syndicale linkerzijde die de rechtse stroming binnen de vakbonden bekritiseert en een reëel alternatief, een linkse oppositie met een socialistisch programma, voor arbeiders in strijd uitbouwt. De PVDA heeft tegenwoordig, jammer genoeg, steeds meer een onkritische houding tegenover de rechtse leiding van de vakbonden. Peter Mertens: “Wij hebben lang op ramkoers gelegen met de vakbondsleiders, maar dat is ondertussen bijgestuurd. Wij verweten hen dat zij deel uitmaken van het establishment. Dat was verkeerd. (…)” (Knack, 11/2/2009). Net zoals het programma wordt afgezwakt om potentiële partners onder de burgerlijke partijen niet nodeloos voor het hoofd te stoten, zo wordt ook de vakbondsleiding onkritisch benaderd. Benieuwd hoe deze positie zal ontvangen worden bij strijdbare delegaties en militanten, die hemel en aarde moeten verzetten om iets in beweging te krijgen tegen het conservatisme van die rechtse vakbondsleiding in. In de plaats van een krachtsverhouding uit te proberen bouwen aan de basis, is de PVDA blijkbaar op zoek naar een “aanvaarding” door de bureaucratische leiding van de vakbonden. Gevreesd mag worden dat die na de hand, ook de hele arm zal willen nemen.

Dat deze tactieken onvermijdelijk een gevolg hebben op het vlak van de eisen bij sociale conflicten mag duidelijk zijn. Tijdens de recente discussie over Opel in Antwerpen stelde de PVDA voor dat de Europese regeringen de aandelen van hun General Motors-vestigingen zouden opkopen (met geld van de belastingbetaler, de arbeiders zelf moeten dus via de staat de rijke aandeelhouders vergoeden!). Joris Van Gorp: “Een genationaliseerd GM-EuroCar, onder controle van de Europese Unie, kan de daling van de productie spreiden over alle Europese vestigingen en dat eventueel gepaard laten gaan met arbeidsduurvermindering, tijdelijke werkloosheid… Alleen op die manier kan het gemeenschapsgeld ten goede komen aan het behoud van de tewerkstelling en een zinvolle productie.” (Waarom zou Europa Opel niet overnemen?, artikel PVDA-website, 10/2/2009) De neoliberale Europese Unie, verantwoordelijk voor deregulering en privatiseringen, omgevormd tot een sociale instelling? Wij dachten dat de PVDA er net als de LSP van overtuigd was dat deze neoliberale EU een deel van het probleem is, en niet van de oplossing. Volgens ons kan enkel de nationalisatie zonder schadeloosstelling, behalve van kleine aandeelhouders op basis van bewezen behoeften, een reële uitkomst bieden. Zelfs als een nationalisatie op kapitalistische basis wordt afgedwongen, dienen marxisten volgens ons te waarschuwen voor het tijdelijke karakter van die overwinning. Iets wat bij de PVDA helaas afwezig is. Enkel een nationalisatie onder arbeiderscontrole, in het kader van het streven naar een geplande economie, kan een fundamentele oplossing bieden. De PVDA lijkt zich vandaag zozeer in te spannen om niet te moeten vermelden dat “socialisme nodig is”, dat ze verstrikt geraakt in de kapitalistische logica zelf en, jammer genoeg, illusies begint te creëren in de mogelijkheid tot hervorming van dit systeem.

Programma en eisen
Terug naar de sociaaldemocratie? Of een marxistische overgangsmethode?

LSP denkt dat een terugkeer naar het programma van de oude sociaaldemocratie een karikatuur zou zijn van wat vandaag nodig is. Het kapitalisme wordt geconfronteerd met haar ergste crisis sinds de jaren ’30. In de VS gingen sinds december 2007 (het begin van de recessie) 4,2 miljoen jobs verloren. Dit is nu al meer dan tijdens om het even welke recessie sinds WOII. De banksector balanceert op de rand van de afgrond. Ze dreigt te bezwijken onder de schuldenberg die ze zelf hielp creëren. In de val van de banken worden niet enkel bedrijven, maar ook hele regeringen en landen meegesleurd – kijk naar wat er in Ijsland gebeurde. In België gingen in 2008 8472 bedrijven failliet. In 2009 wordt de situatie nog erger, staat nu al vast. Geert Noels van het beurshuis Petercam roept op tot de vorming van een “economisch oorlogskabinet”, om de Belgische regering te adviseren. Kortom: we zitten in een ware “systeemcrisis”, beginnen de meest nadenkende strategen van het establishment schoorvoetend toe te geven. De burgerij beseft zelf niet wat de oorzaak is van deze crisis, hoewel de groeiende populariteit van Marx’ Kapitaal haar een hint kan geven. Onvoorbereid, van de ene noodingreep naar de andere paniekmaatregel struikelend, is de heersende klasse wel glashelder over één zaak: het zullen de arbeiders en jongeren zijn die deze diepe crisis zullen moeten betalen. In de vorm van massale werkloosheid, afbraak van een reeds ondermijnde sociale zekerheid, loondalingen, eliteonderwijs,…

De arbeidersklasse moet een terugkeer naar de jaren ’30 verwerpen. We hebben eisen en een programma nodig om onze jobs, levensstandaard en rechten te behouden en uit te breiden. Voor een arbeidsduurvermindering, een 32-urenweek, met behoud van loon en bijkomende, verplichte aanwervingen. Voor de opening van de boekhouding van de banken, een opheffing van het bankgeheim en een nationalisatie van de banksector als geheel. Tegen elk ontslag, voor de nationalisatie van bedrijven die massale ontslagen of een bankroet aankondigen, onder de controle van democratisch verkozen arbeidersraden. Voor een democratisch en kosteloos onderwijs, tegen de invoering van het Angelsaksisch model van eliteonderwijs. Tegen racisme en seksisme. Voor de eenheid van studenten, scholieren en arbeiders tegen de asociale maatregelen van het kapitalisme en voor een socialistische omvorming van de maatschappij!

Enkel dit soort consequent programma, en niet de weldaden van een “gemengde economie” zoals de PVDA ze vandaag propageert, kunnen een uitkomst bieden. Noch een bloedeloos opportunisme, noch ultralinks gepredik langs de zijlijn bieden een methode om het huidige bewustzijn van arbeiders en jongeren, dat nog achterloopt op de noden van de objectieve situatie, te helpen ontwikkelen tot de nood van een socialistische samenleving. Enkel een consistente overgangsmethode, die minimumeisen verbindt met overgangseisen die de kapitalistische logica in vraag stellen, kan de massa van arbeiders en jongeren, doorheen hun eigen ervaring, overtuigen van de noodzaak van een andere, socialistische maatschappij.

De PVDA zegt dat ze vandaag meer een “bevragende dan een belerende partij” wil zijn. Maar we leven niet in een neutrale maatschappij. De heersende ideeën zijn de ideeën van de heersende klasse, stelde Marx reeds. Marxisten kunnen wel degelijk lessen trekken uit de geschiedenis en de klassenstrijd, om die vandaag in de beweging te propageren en zo de strijd vooruit te helpen. Zij het natuurlijk niet op arrogante of “belerende” manier, maar als bijdrage aan het debat. Of we het nu willen of niet: er woedt voortdurend een ideologische strijd, waar marxisten zich niet buiten kunnen of willen plaatsen. Onder impuls van de crisis beginnen steeds meer mensen kritisch te worden, en stellen velen zich vragen bij het huidige systeem. Dat is juist. Maar dat betekent niet dat er geen illusies meer bestaan in het kapitalisme en de mogelijkheid om het te hervormen. Die illusies, en een verward bewustzijn tot op zekere hoogte, zijn wellicht onvermijdelijk, als je de periode na de val van het stalinisme bekijkt.

Het ging hier om 15 tot bijna 20 jaar waarin socialistische ideeën en een breder socialistisch bewustzijn tijdelijk werden teruggeworpen. De sociaaldemocratische partijen, SP.a en PS, traden toe tot neoliberale regeringen en schrapten elke verwijzing naar socialisme uit hun programma. De arbeiders vervreemdden meer en meer van die partijen, die werden overgenomen door carrièristen en omgevormd tot loutere kiesmachines. “Burgerlijke arbeiderspartijen” – burgerlijk in de top maar met een actieve arbeidersbasis – verwerden tot zuiver burgerlijke partijen. Vandaar dat de LSP vandaag oproept – en dit sinds meer dan 10 jaar – tot de vorming van een nieuwe, brede arbeiderspartij. Dit om alle stromingen en individuen die zich tegen de sociale afbraak en het neoliberalisme willen verzetten te verenigen. De oproep voor een nieuwe arbeiderspartij is deel van onze overgangsmethode, die ermee rekening houdt dat niet alle arbeiders en jongeren meteen met alle aspecten van ons programma zullen akkoord gaan, eens ze in actie komen. We willen niet dat dit een efficiëntere linkse eenheid tegen rechts of extreemrechts in de weg staat. We zien ook geen tegenstelling tussen de uitbouw van de bredere beweging en onze eigen versterking, in aantal en invloed, binnen de arbeidersbeweging. Tegelijk zullen we onze ideeën en ons programma nooit verstoppen of onze eigen identiteit wegsteken. We denken dat dit een specifieke ervaring binnen de arbeidersbeweging belichaamt en dat het trotskisme, het moderne marxisme, de analyses en methodes aanreikt waarmee niet alleen de dagelijkse strijd vooruit kan worden geholpen, maar waarmee ook een andere maatschappij kan worden gecreëerd. Kortom: de LSP zou zich binnen een bredere partij openlijk profileren als marxistische linkervleugel en, op basis van gemeenschappelijke ervaring en discussie anderen proberen te overtuigen van haar standpunten en benadering, zonder haar programma als een ultimatum te presenteren.

Vergelijk die houding met de onwil, helaas, van de PVDA om niet alleen voor een brede formatie op te roepen, open voor iedere stroming die zich tegen het kapitalisme wil verzetten, maar ook om met andere linkse partijen als de LSP in kartel te gaan bij de verkiezingen van juni 2009. We schreven de PVDA vorig jaar een open brief met een dergelijk aanbod, maar ontvingen jammer genoeg geen reactie. Door niet op dit kartelaanbod van de LSP, de enige andere linkse kracht die in heel België zal opkomen, in te gaan, laat de PVDA jammer genoeg geen efficiëntere linkse eenheid toe en dwingt ze strijdbare arbeiders en jongeren tot een keuze tussen één van de twee partijen. LSP kwam bijvoorbeeld wel tot een akkoord met de LCR aan Franstalige kant, om samen een antikapitalistische, linkse lijst neer te leggen voor de Europese en regionale verkiezingen (in Franstalig België). Ook SP.a Rood ging helaas niet in op het aanbod van LSP om, moest Eric De Bruyn een strijdplaats verwerven op de Antwerpse SP.a-lijst, de voorwaarden te bespreken waaronder LSP haar eigen lijst zou intrekken ten gunste van een gezamenlijke linkse kandidaat voor in het parlement. Dit ondanks het feit dat we denken dat de tactiek om te werken binnen SP.a vandaag verloren moeite is. We menen dat Eric De Bruyn en SP.a Rood de tijdelijke media-aandacht die ze nu hebben, zouden moeten gebruiken om op te roepen voor een breed links initiatief, links van de SP.a en Groen. Dit zou, volgens ons, veel meer enthousiasme opwekken dan wat door de meesten als een achterhoedegevecht wordt gezien, met de brede lagen als toeschouwer, binnen de verburgerlijkte SP.a.

De LSP beschouwt de toegenomen interesse, ook vanuit sommige media, voor linkse en marxistische ideeën als iets positiefs. Het toont de ideologische malaise die het establishment in haar greep heeft. Meer ruimte voor linkse ideeën in het algemeen, geeft ons de gelegenheid om ons programma en onze benadering voor te leggen aan bredere lagen van arbeiders en jongeren. We vrezen echter dat de PVDA en SP.a Rood dit moment zullen laten glippen om het instrument op te richten waar we volgens ons echt nood aan hebben: een nieuwe brede arbeiderspartij die alle stromingen, vakbondsmilitanten, jongeren, etc. kan verenigen in de strijd tegen het neoliberalisme en de kapitalistische crisis.

Conclusie

In deze brochure hebben we enige tijd uitgetrokken om de verschillen tussen de benadering van Comac en ALS te kaderen tegen de achtergrond van de fundamenteel verschillende ideeën en methodes van de PVDA en LSP. We hopen te hebben aangetoond dat het hier niet draaide om “haarkloverij”, maar om belangrijke discussies die rechtstreeks ingrepen, en nog zullen ingrijpen, in het leven van werkende mensen en jongeren. We staan open voor discussie met leden van Comac of de PVDA over deze onderwerpen, die volgens ons belangrijk zijn voor iedereen die geïnteresseerd is in de opbouw van een strijdbare linkerzijde in ons land. Dit op een moment dat het “superieure” kapitalisme in een fundamentele crisis wegzinkt. De kwestie van een duidelijk programma en tactieken voor de arbeidersbeweging, maar ook voor studenten, zal dus meer en meer een kwestie van concreet behoud of achteruitgang van de levensstandaard worden. We denken dat het programma en de benadering van ALS en LSP het best geschikt zijn om de arbeiders- en studentenbeweging hiervoor te wapenen. Zoals Marx reeds suggereerde: het komt er niet enkel op aan “de wereld op een verschillende manier te interpreteren”, het komt erop aan hem te veranderen.

 

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel