Neoliberalisme in crisis! Een tijdperk voorbij…
Op een bepaald moment komt er een einde aan de hypotheekcrisis, oliecrisis en kredietcrisis. Maar het zou een vergissing zijn om te denken dat de economie dan terug kan naar zoals het ‘vroeger’ was. De huidige economische crisis, in feite een drievoudige crisis (hypotheken, grondstoffen en krediet), maakt een einde aan een periode waarin (neo-)liberalisme en financieel kapitaal hand in hand gingen. De komende recessie duurt zeker tot 2010, daarna zijn de vooruitzichten onzeker. Zoals er in de jaren zeventig na een onzekere overgangsperiode tussen 1973 en 1979 een einde kwam aan een tijdperk van Keynesianisme en industriële groei, komt er nu een einde aan een economisch tijdperk dat in de jaren tachtig begon met het monetarisme van Reagan en Thatcher.
In de vroege jaren tachtig vond een consolidatie plaats van het kapitalisme. Politiek door de organisaties van de arbeidersklasse, vooral de vakbonden, te verslaan. Economisch door de geldhoeveelheid te verminderen met megabezuinigingen op de budgetten van de overheid. Toen zodoende het terrein was geëffend, volgde een enorme groei van de financiële sector. De forse geldinjectie na de beurskrach van oktober 1987 was het begin van een periode van groei van het financieringskapitaal, alleen verstoord door de instorting van de aandelenmarkt en huizenprijzen in Japan begin jaren negentig, de Azië crisis (1997) en de crisis rond de roebel eind jaren negentig en het leeglopen van de dotcom bubble in 2001.
Normaal gesproken leidt een sterke groei van het financieringskapitaal tot groei van de geldhoeveelheid. Er is dan meer geld, dezelfde hoeveelheid goederen. Die gaan dus in prijs omhoog en de economie gaat lijden aan inflatie. Waarom gebeurde dat in de afgelopen periode dan niet? Door hun politieke en economische overwicht waren de kapitalistische landen in staat om de prijzen van grondstoffen uit ontwikkelingslanden en olieproducerende landen laag te houden. De lage prijzen van grondstoffen hielden de prijzen van goederen in de ontwikkelde landen laag.
De tweede factor was goedkope arbeid. De overwinningen van Reagan en Thatcher maakten een einde aan de macht van de vakbonden in de VS en in Engeland: looneisen stellen was er niet meer bij. Bovendien kon het kapitalisme gedurende deze periode voortdurend nieuwe bronnen van goedkope arbeid aanboren. Goed opgeleide arbeiders kwamen beschikbaar in Midden- en Oost-Europa, China en ten dele ook India. Nu de lonen in Oost-Europa en China ook stijgen, komt hieraan langzamerhand een einde. De groei van de transportkosten maakt het bovendien voor kapitalisten minder aantrekkelijk om ver weg te produceren. De unieke combinatie van sterke groei van de financiële sector en lage prijzen is voorbij.
Voor alle duidelijkheid: deze crisis maakt geen einde aan het kapitalisme. Het kapitalisme heeft al vele crises en wereldoorlogen doorstaan. Het verdwijnt niet zonder het bewust ingrijpen van de arbeidersklasse. Als dat uitblijft, zullen kapitalisten steeds weer manieren vinden om het voort te laten bestaan. Als een parasiet op het lichaam van de arbeidersklasse desnoods, zich voortslepend van crisis naar crisis, maar voortbestaan blijft het, tenzij de arbeidersklasse er een einde aan maakt en de macht in de samenleving naar zich toe trekt.
Ook duidelijk: deze crisis maakt ook geen einde aan het (neo-)liberalisme. Het liberalisme is al eeuwen lang de ideologie van leidende kapitalistische naties. Toen de Nederlanden in de 17e eeuw het stokje van het handelskapitalisme van de Italiaanse stadsstaten overnamen en de Noordelijke Nederlanden in de Gouden Eeuw korte tijd de leidende kapitalistische natie werden, ging Michiel de Ruyter al op pad met de opdracht: “vrij schip, vrij goed, vrij volk”. Als een land economisch sterk staat, is vrije handel een voordeel. Toen Engeland op zijn beurt het stokje van de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden overnam, ging het op zijn beurt de vrije handel propageren. Handelskapitalisme ontwikkelde zich in Engeland in de 19e eeuw tot industrieel kapitalisme, liberalisme en vrijhandel bleef de heersende ideologie. En dat bleef het ook toen de VS na de 1e Wereldoorlog het vlaggenstokje van het kapitalisme op zijn beurt van het Britse Rijk overnam.
Het (neo-)liberalisme van de jaren tachtig was niets nieuws, het woord neo zegt het al. Het was het oude liberalisme van voor het Keynesianisme (1933-1973) dat weer werd opgepoetst. Het beleefde hoogtijdagen in de jaren negentig van de vorige eeuw, toen na de ineenstorting van het stalinisme niets het (neo-)liberalisme meer in de weg leek te staan (het “Einde van de Geschiedenis” werd zelfs uitgeroepen). Eén van de gevolgen van de huidige economische crisis is dat de VS niet langer meer de leidende natie van de wereld is. Natuurlijk blijft het land door zijn economische omvang en militaire macht belangrijk, maar het is niet meer in staat de wereld te beheersen. Dat betekent ook een verzwakking van het (neo-)liberalisme als ideologie. Maar de leidende kapitalistische landen zullen het tot hun voordeel blijven gebruiken.
Naast deze politieke verzwakking van het (neo-)liberalisme is er ook een economische verzwakking. In de afgelopen periode vormde de vrije handel in nieuwe financiële producten, zoals opties, futures, structured investment vehicles en nog veel meer dingen in combinatie met lage lonen de motoren van de economie. Opties zijn er in twee soorten: call- en put opties. Een call optie is een recht om een aandeel op een bepaald moment voor een bepaalde prijs te kopen, zeg een aandeel Albert Heijn in november 2008 voor 10 euro. Staat dat aandeel dan op 12 euro, dan verdien je veel geld. Een put optie is het recht op een aandeel op een bepaald moment voor een bepaalde prijs te verkopen, zeg een aandeel Albert Heijn in november 2008 te mogen verkopen voor 10 euro. Staat het aandeel dan op 8 euro dan verdien je een hoop centen.
Futures zijn soortgelijke rechten maar dan op grondstoffen, bijvoorbeeld rijst van februari 2009 of olie van maart 2009. Al dit soort rechten zijn in hoge mate speculatief: als in het voorbeeld van de call optie (recht om te kopen voor 10 euro) hierboven het aandeel Albert Heijn in november 2008 op 8 euro staat, dan is je optie niets waard. Met deze windhandel worden enorme bedragen verdiend (en verloren).
De klassieke financiële instellingen, producten van het kapitalisme, zoals banken, aandelen en het scheppen van geld door middel van leningen, waren sinds 1933 aan toezicht en regels van centrale banken en financiële waakhonden gebonden. De nieuwe financiële producten en instellingen zoals hedgefondsen waren dat niet: daar gold de vrije markt. Omdat deze nieuwe financiële instellingen vreselijk veel winst maakten, maakten de bedrijven en instellingen in deze sector economisch en politiek eigenlijk de dienst uit. De staat was slecht, alles moest geprivatiseerd en “vrije concurrentie” (in feite zoveel mogelijk ruimte voor deze clubs) werd het motto. Alles moest wijken (“er is geen alternatief”) voor de vrije markt.
Toen de financiële crisis uitbrak en er miljarden en miljarden dollars nodig waren om de banken en hedgefondsen overeind te houden, kwam er een einde aan al deze economische dynamiek. De vrije markt als ordenend principe voor dit omvangrijke deel van de financiële sector ging stuk. En de opgeblazen pretenties van het (neo-)liberalisme gingen in rook op.
Zeker is dat het (neo-)liberalisme de komende periode een toontje lager zal zingen en minder gemakkelijk wordt geaccepteerd. Zeker is ook dat banken en andere financiële instellingen een aantal jaren nodig zullen hebben om de huidige verliezen te boven te komen. Duidelijk is ook dat vanwege het inzetten van een economische recessie de prijzen voor olie en grondstoffen weer wat aan het dalen zijn. Dat zegt echter weinig, voor hetzelfde geld gaan ze weer omhoog als de economie weer uit de recessie komt, of vanwege politieke instabiliteit. Maar wat zijn nu de lange termijn effecten van deze crisis?
De financiële sector zal niet meer in staat zijn om kredieten vijf keer zo snel te laten groeien als het BNP (Bruto Nationaal Product). Nieuwe regels die een einde maken aan het vrije markt principe voor de nieuwe financiële sector laten niet langer toe dat banken risico’s verpakken, doorverkopen en ze zo uit hun balansen laten verdwijnen. De ruimte om door middel van leningen nieuw geld te scheppen, zijn drastisch ingeperkt. Geldmarkten zullen bij het financieren van banken veel meer discipline betrachten. Banken zullen weer terug moeten gaan naar het aantrekken van deposito’s en rekeninghouders om aan geld te komen. Kapitaal zal voor ondernemingen een stuk duurder worden. Het wordt daarom moeilijker om geld te verdienen door met geld te schuiven. Veel van het overnamegebeuren en het geschuif met aandelen is daarmee van de baan.
Een tweede belangrijk gevolg is dat veel van de op krediet gebaseerde consumptie, vooral in de VS en Engeland gaat verdwijnen. Dat betekent een zware klap voor de economieën die afhankelijk zijn van de export naar de VS, zoals de economie van Japan en China. De vraag naar goederen uit die landen daalt omdat het geld daarvoor niet langer goedkoop geleend kan worden.
De ontwikkelingslanden dragen, door de stijging van de grondstofprijzen en de algemene prijsstijging in deze landen, nu ook bij aan de inflatie op wereldniveau. De prijsstijgingen zullen de levensstandaard doen dalen, in de ontwikkelingslanden maar ook in de VS. De tijd van luxeproducten is voorbij. Het wordt een tijd van gewone tassen in plaats van Gucci spul. De gouden periode voor het Angelsaksische vrije markt kapitalisme is verleden tijd, de meer geleide economieën zoals in Europa maken weer betere tijden door. Belastingen zullen voor bedrijven en de rijken wel iets omhoog gaan. De markt zal meer worden gereguleerd. De Europese Unie komt vanwege de strakke ‘vrije markt’ propaganda uit Brussel (gretig overgenomen door de nationale regeringen) nog meer in de problemen.
De VS blijft het machtigste land in de wereld. Maar het is niet meer absoluut dominant. Voor de zogenaamde vrije westerse wereld doemen grote dilemma’s op. Wie is er nu de vijand? De Islam, of de radicale tak daarvan? Betekent dat blijven vechten in Irak en Afghanistan, of ook nog ergens anders, zoals Iran? Op welke landen kan het Westen dan rekenen? Als de Islam de vijand is, verklaar je ook grote olieleveranciers tot vijand…
Of zijn andere landen nu juist de vijand? China is dat al in de ogen van conservatieve Amerikanen en Japanners. Of is dat Rusland dat nu juist weer in Georgië zijn tanden heeft laten zien? Van alles is denkbaar: met China en Rusland tegen de Islam. Samen met de Islam en China tegen Rusland is ook mogelijk, maar dan moet het Westen wel het Palestijns-Israëlische conflict oplossen. Samen met Rusland en de Islam tegen China optrekken kan, maar vereist ook een flinke reorganisatie van het buitenlands beleid. Samen met China tegen de Islam en Rusland, ook een optie, maar dan wordt het wel heel moeilijk om aan olie en gas te komen.
Illusies als: “zij worden uiteindelijk allemaal zoals wij” zijn opgeblazen. Ook tussen de ontwikkelde kapitalistische landen bestaan spanningen, dus het “vrije westen” is zelf geen eenheid. Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te snappen dat het “vrije westen” het in ieder geval niet kan opnemen tegen Islam, Rusland en China tegelijk.
Economisch wordt het ook een tijd van groeiende problemen. Er is inflatie en stagnatie tegelijk: stagflatie. Centrale banken weten niet meer wat ze moeten doen: rente verhogen om de inflatie te bestrijden of verlagen om de economie aan te jagen. Banken helpen overeind te blijven of banken afknijpen om speculatie en fraude te beteugelen. Er volgen minimaal een aantal jaren van onzekerheid voordat het kapitalisme een nieuwe manier vindt om verder te gaan over de ruggen van de arbeiders. De internationale spanningen zullen nog veel meer toenemen dan nu. Ook deze groeiende tegenstellingen zullen geen einde maken aan het kapitalisme. Het wordt pas echt interessant als de arbeiders zich via hun eigen organisaties, vakbonden en arbeiderspartijen (weer) laten gelden, in de ontwikkelde kapitalistische landen, de Islamitische wereld, Rusland, China, Latijns Amerika, Afrika en Azië. De zwakte van het kapitalisme in de komende tijd en de noodzaak om zich economisch te verdedigen zijn impulsen voor de arbeidersbeweging om zich van de vorige periode te herstellen.
Veel van de illusies van dertig jaar geleden zijn verdwenen. Het stalinisme was in die tijd een belangrijk remmende factor voor de arbeidersbeweging; dat is weg. Het Keynesianisme was toen gekoppeld aan het reformisme, de gedachte dat je binnen het kapitalisme kon komen tot blijvende welvaart voor de arbeidersklasse. Illusies in het reformisme en het Keynesianisme zullen weer de kop opsteken in de arbeidersbeweging, maar niet met de concrete kracht die zij toen hadden. De ideeën en de analyse van het Marxisme, zoals Offensief die in Nederland en het Comité voor een Arbeiders Internationale (CWI, Committee for a Workers International) die naar voren brengen, krijgen in de komende periode zeker een nieuwe kans. Een socialistische economie, een geplande economie met de productiemiddelen in handen van de gemeenschap, is het enige echte antwoord op de onbeheersbare chaos van het kapitalisme.