Kan het Chinese hulppakket een recessie tegenhouden?
De Chinese overheid besliste op 9 november om een immens hulppakket goed te keuren. De regering wil 4 triljoen yuan in de economie pompen, maar toch ziet het er niet zo goed uit voor de Chinese economie. 4 triljoen yuan komt overeen met 586 miljard dollar. Dat bedrag moest een maximale impact hebben om de economie van China en de wereld te stimuleren.
De Chinese beurzen stegen meteen 7,3% na de aankondiging van het nieuws en de meeste internationale beurzen volgden. Dat bevestigt de Chinese rol binnen de globale kapitalistische economie. Vorig jaar was China goed voor 27% van de globale economische groei, dat was meer dan gelijk welk ander land. Volgens Merril Lynch zal China dit jaar goed zijn voor 40% van de economische groei. De financiële speculanten reageerden bijzonder enthousiast op de Chinese injectie in de economie. Er werd gehoopt dat dit zal leiden tot een nieuwe opleving van de vraag naar grondstoffen, de olieprijzen stegen meteen 5%. Bij een gedetailleerde blik op het Chinese hulppakket zien we dat dit niet zo spectaculair is als het op het eerste gezicht lijkt.
Het pakket komt een week voordat president Hu Jintao naar Washington trekt voor gesprekken met de leiders van de belangrijkste economische machten. De timing was belangrijk om de positie van de Chinese regering te versterken en duidelijk te maken dat China “haar deel” zal doen in het stabiliseren van de globale kapitalistische economie. Politici zoals de Britse premier Brown rekenen op China en andere Aziatische machten om de crisis te beperken. Brown stelt dat China een deel van zijn buitenlandse reserves moet aanspreken om internationale instellingen als het IMF meer ruimte te geven bij het toekennen van leningen.
IMF-topman Dominique Strauss-Kahn verklaarde erg tevreden te zijn met het Chinese plan. Met dit pakket erkent China sneller dan de meeste andere landen de beperkingen van een monetair beleid. Het makkelijker maken van kredieten voor de banken en het beperken van de rentevoeten moet een oplossing bieden. De afgelopen periode zagen we gelijkaardige maatregelen in tal van andere landen, maar China loopt nu wel voorop. De heersende “communistische” partij is bang van de gevolgen van een diepe crisis op de sociale “stabiliteit” en de eigen heerschappij.
De Chinese economie kende de afgelopen twee maanden een abrupte verandering. “De gouden jaren kwamen op dramatische wijze ten einde”, stelde Stephen Green van Standard Chartered Bank in Shanghai. De plotsheid en de omvang van de economische crisis heeft de Chinese leiders geschokt. Enkele weken geleden overheerste bij hen nog de Olympische euforie. Een niet nader genoemd regeringslid verklaarde in China Daily: “We komen in een moeilijke periode. Zonder radicale remedies zal het nog moeilijker worden.” De vice-president van de Bank of China waarschuwde dat een recessie in de VS, Japan en Europa grote gevolgen zou hebben voor China. De ontwikkelde kapitalistische economieën zullen volgend jaar 0,3% krimpen op jaarbasis (volgens het IMF). Dat zou de eerste gelijktijdige recessie in de VS, Europa en Japan zijn sinds de Tweede Wereldoorlog. De topbankier van Bank of China stelde: “De financiële crisis zal technisch gezien de voorloper zijn van economische en politieke oproer gedurende acht tot 12 maanden.”
Hoeveel?
Op het eerste gezicht is de omvang van het Chinese hulppakket erg groot. Vier triljoen yuan komt overeen met één vijfde van het Chinese bruto binnenlandse product (bbp). Het zou genoeg zijn om 14 keer de Olympische Spelen te organiseren. Jing Ulrich, een econoom van JP Morgan omschreef het als “een New Deal met Chinese kenmerken”. Het pakket bestrijkt een periode van twee jaar (tot eind 2010) en heeft betrekking op 10 maatregelen waaronder het opdrijven van de uitgaven voor infrastructuur, het beperken van de belastingen voor bedrijven, investeringen in landelijke gebieden, goedkope woningen en versterking van de technologie. Heel wat commentatoren hebben echter al duidelijk gemaakt dat het pakket niet zo spectaculair is als wordt voorgesteld. Bij een gedetailleerde blik blijkt immers dat heel wat maatregelen eigenlijk al voorzien waren. Het gaat niet om extra middelen die worden vrijgemaakt, maar om een herformulering van eerder aangegane beloften.
“De aankondiging van de regering lijkt de omvang van het plan te overdrijven door een aantal reeds bestaande projecten in het plan te betrekken, waaronder de heropbouw na de verschrikkelijke aardbeving van mei in het Chinese zuidwesten”, stelde een econoom van Moody. “De overdrijving benadrukt de wanhoop van de regering om het gevoel te stimuleren, dat is mogelijk de sleutelfactor om de groei te behouden tegenover de achtergrond van globale problemen.”
Tom Holland van de South China Morning Post stelde: “er is ernstige twijfel over hoeveel nu eigenlijk kan worden gezien als echt nieuwe uitgaven van de regering.” De journalist wijst er ook op dat 1 triljoen yuan die reeds was voorzien voor de heropbouw na de aardbeving (een bedrag dat nog niet geïnvesteerd is) in het pakket wordt gerekend. Er zijn ook overlappingen met een eerder plan om 5 triljoen yuan te besteden aan de bouw van wegen, spoorwegen, havens en luchthavens. Dat plan werd drie dagen eerder bekend gemaakt door de minister van transport. Zonder de reeds bestaande elementen, zou het nieuw hulppakket van de regering slechts de helft van de aangekondigde omvang kennen. Dat kan natuurlijk nog steeds een grote impact hebben op de economie, het is immers bijna twee keer zoveel als het stimuluspakket dat de regering-Bush eerder dit jaar aankondigde. En de VS-economie is dan natuurlijk ook veel groter.
”Te lang en te strikt”
De Chinese centrale leiding is gealarmeerd door de diepte en de snelheid van de economische vertraging. Ze hebben gelijk. Chinese topfiguren waaronder premier Wen Jiabao liggen steeds meer onder vuur omdat hun monetair beleid “te lang te strikt” werd toegepast bij de strijd tegen de inflatie. Dit beleid werd vorig weekend formeel verlaten en vervangen door een “losser” monetair beleid. Dat werd voorafgegaan door een beleidsverandering waarbij de centrale bank de intrestvoeten sinds september al drie keer had verlaagd (in samenwerking met andere centrale banken waaronder de Fed, de ECB en de BOJ). Er kwamen ook andere maatregelen zoals het terugbetalen van belastingen aan exportbedrijven. Bedrijven die op de export gericht zijn voelen immers heel sterk de gevolgen de globale economische crisis. Deze maatregelen hebben echter weinig veranderd. Een terugbetaling van belastingen helpt niet veel als de uitvoer op zich stil valt. Er wordt steeds meer geklaagd over het feit dat contracten worden verbroken – Amerikaanse bedrijven zouden samen voor zowat 100 miljard dollar schulden hebben openstaan bij Chinese exporteurs.
Ook het goedkoper maken van leningen zal geen oplossing bieden. Dat zien we nu ook in de Westerse economieën. In het geval van China zijn veel investeringen niet afhankelijk van leningen bij de banken, heel wat grote staatsbedrijven hebben immers grote kapitaalreserves. Het punt is dat ze niet investeren op een ogenblik dat de markt inkrimpt op een ogenblik dat er al een grote overproductiecapaciteit is. Private bedrijven klagen over gelijkaardige omstandigheden als in het westen: een kredietcrisis waarbij banken lenen moeilijker wordt ondanks een losser monetair beleid.
De problemen komen ook tot uiting op de beurzen. In oktober verloren de Chinese beurzen 25% van hun waarde, de slechtste prestatie sinds 1994. Wanhopige investeerders waren erva overtuigd dat de overheid zou tussenkomen om de waarde van de aandelen te redden en te vermijden dat de Shanghai Composite Index onder de 2.000 punten zou vallen (een jaar geleden bedroeg de waarde van deze index nog meer dan 6.000 punten). Dat gebeurde niet en de index daalde tot 1.800 punten. Vandaag is de grens van 1.500 punten in zicht.
De ineenstorting van de beurzen heeft de winsten van de bedrijven mee onder druk gezet. Veel bedrijven haalden inkomsten uit speculatie op de beurzen. Daarnaast heeft het ook problemen met zich mee gebracht voor het spaargeld van de middenklasse en beter betaalde arbeiders. Vorige maand stimuleerde de regering overheidsbedrijven om de beurzen te ondersteunen door veel eigen aandelen in te kopen. Een nieuw “stabiliseringsfonds” (mogelijk ter waarde van 800 miljard yuan) zou moeten dienen om aandelen van 50 beursgenoteerde staatsbedrijven op te kopen. Het resultaat van het privatiseringsbeleid dat werd gevoerd door Wen Jiabao en zijn economisch team is een totaal fiasco geworden. Alles dat werd bereikt, gaat op een recordtempo teniet. Grote sommen papieren rijkdom – maar ook het spaargeld van kleine investeerders – gingen verloren. Zo is er het oliebedrijf PetroChina dat 80% van haar marktwaarde verloor, zeven triljoen yuan, sinds het vorig jaar op de beurs terecht kwam. Kleine investeerders die aandelen kochten, komen nu zwaar in de problemen.
Angst domineert
Het nieuwe hulppakket werd omschreven als een poging om een “harde landing” te voorkomen. Twee maanden geleden waren de meeste Chinese economen nog gerust in de gevolgen van de globale kapitalistische crisis voor China. De Chinese vice-president van de Wereldbank, Lin Yifu, stelde in oktober nog dat de gevolgen voor China “beperkt” zouden zijn. Dergelijk misplaatst vertrouwen is de afgelopen weken verdwenen. Alle vooruitzichten voor 2009-2010 worden in snel tempo naar beneden herzien. Het groeicijfer zal wellicht onder de 8% liggen: Stephen Green van Standard Chartered ziet een groei van 7,9% in 2009, USB gaat uit van 7,5% en Credit Suisse 7,2%. Voor het Chinese regime is een groei van 8% de ondergrens. Alles daaronder betekent dat er een economisch “harde landing” is of een recessie met stijgende werkloosheid, dalende inkomens en een toename van het ongenoegen.
De cijfers van industriële productie worden pas donderdag bekend gemaakt, maar die zullen wellicht aantonen dat de groei al vertraagd is tot zowat 8% op jaarbasis in oktober. In China was er sinds 2001 nooit een groei die lager was dan 10%. China Daily had het over een “snelle afname” in het verbruik van elektriciteit. In augustus nam de groei ervan nog toe met 5,1%, in september was dat 3,6%. Een anonieme topman verklaarde: “Ik ben geschokt door het cijfer van oktober dat negatief is.”
De uitgaven voor infrastructuur daalden met 10% in de eerste negen maanden van dit jaar. Dat zorgde ervoor dat staalbedrijven hun productie moesten beperken aangezien ze al jaren een overcapaciteit kennen na de periode van enorme investeringen en uitbreidingen. De ruwe staalproductie daalde met 9,1% op jaarbasis in september. De moeilijkheden in de automobielsector en de scheepsbouwwerven raken eveneens de staalproducenten. Het private autobedrijf Chery kondigde aan dat 5.000 jobs moeten verdwijnen, andere automobielbedrijven volgen dit voorbeeld. De vertraging van de export heeft de Chinese scheepsbouw verzwakt, in de eerste negen maanden van dit jaar waren er 34% minder bestellingen.
De neergang komt vooral hard aan in de rijkere kustprovincies – de meest geglobaliseerde delen van China. In Guangdong, de rijkste provincie van het land, zal er in 2008 wellicht een groei van het BBP zijn met 10,2, vorig jaar was dat nog 14,5%. Het zou het laagste niveau zijn sinds 1979. De regionale regering kondigde meteen aan dat het 2,3 triljoen yuan zou investeren. In Dongguan, een industriële stad met zeven miljoen inwoners in Guangdong, zien we erg concreet de moeilijkheden voor regio’s die van de export afhangen. Het stadsbestuur stelt dat er een neergang van de industrie komt met mogelijk tot 30% van de bedrijven die het komende jaar de deuren zullen sluiten. “Niemand weet hoe lang de recessie zal duren… [We weten enkel dat] volgend jaar nog moeilijker zal zijn”, waarschuwde het CP-kopstuk Liu Zhigeng uit Dongguang.
Bedrijven vragen nu van de regering een bevriezing van de minimumlonen en ze vragen ook het schrappen van de arbeidsovereenkomstenwet, een wet die amper een jaar oud is. Een patroon in Dongguan klaagde erover dat zijn arbeiders weigeren zonder een extra vergoeding voor zaterdagarbeid te werken sinds ze die wet hebben gelezen. Ook in de twee andere motoren van de Chinese economische groei, Bohai Rim (Peking en de regio Tianjin) en de delta van de rivier Yangtze, is er een vertraging van de economie.
Ongecontroleerde expansie
De centrale regering staat onder enorme druk om een “signaal” uit te sturen tegenover de economische crisis. De centrale regering stelt echter voor dat het maar een vierde van het eigen hulppakket zou financieren. Het verwacht van de lokale regeringen, banken en staatsbedrijven dat ze zouden instaan voor de overige drie triljoen yuan. De centrale regering kondigde na de aardbeving van 12 mei aan dat alle departementen 5% moesten besparen op de uitgaven. Die maatregel is nog steeds van toepassing en leidt tot het bevriezen van de lonen en het verminderen van de aanwervingen in de overheidssector.
Dat leidt tot belangrijke vragen zoals de omvang van de mogelijkheden voor de regering om tussen te komen in de economie. Zelfs indien de regering 1 triljoen yuan uitgeeft, zal dit ertoe leiden dat de begroting in het rood gaat. Algemeen wordt aangenomen dat de Chinese overheidsfinanciën er vrij goed voor staan met een schuldgraad die slechts 25% van het BBP bedraagt. Maar de South China Morning Post waarschuwt: “Een aantal analisten trekken de accuraatheid van het cijfer van de overheidsschulden tegenover het BBP in vraag, ze stellen dat de verliezen op slechte leningen ervoor kunnen zorgen dat het cijfer oploopt tot 50% van het BBP. Peking zal uiteindelijk minder fiscale slagkracht hebben.”
Een vraag is of de lokale regeringen en staatsbedrijven het beleid van de centrale regering zullen steunen. Dat is niet zeker, we zagen dit reeds bij de economische ontwikkeling van de afgelopen jaren. Een reden waarom de crisis zo snel toeslaat in China is dat dit niet volledig het gevolg is van de globale crisis en de dalende externe vraag. Het groeicijfer neemt af, maar het belang van de export blijft toenemen. Wat is er dan wel aan de hand? Heel wat zakenlieden in de kuststreek klagen over de “ongecontroleerde expansie” die leidt tot bedrijfssluitingen. Er zijn teveel projecten opgestart en dat leidt tot een klassieke overproductiecrisis.
Tegen die achtergrond zal het plan van de regering om nadruk te leggen op meer uitgaven voor infrastructuur weinig effect hebben. De elektriciteitssector is daar een goed voorbeeld van. De uitbreiding van de sector de afgelopen jaren zorgde ervoor dat China nu tien keer zoveel elektriciteit kan opwekken als Groot-Brittannië. Maar de economie is er slechts 3,5 keer groter dan in Groot-Brittannië (als er in dollars wordt gerekend ligt dat cijfer nog lager). En toch zijn er in bepaalde regio’s stroomonderbrekingen of tekorten, terwijl andere regio’s een overschot aan capaciteit kennen. Er is in China geen efficiënt nationaal stelsel waardoor energie makkelijk van de ene naar de andere regio kan. Het is maar één uitdrukking van de gefragmenteerde aard van de economie.
Lokale regeringen in de problemen
Een ander probleem voor het hulppakket is dat de regionale regeringen zelf in de moeilijkheden komen met hun begrotingen omwille van de dalende vastgoedprijzen. De afgelopen jaren werden de inkomsten van de lokale overheden in grote mate gestimuleerd door de verkoop van grond aan bedrijven en speculanten. De vastgoedprijzen zijn in Guangdong echter al met 30% achteruit gegaan sinds de piek van vorig jaar. In augustus waren er al 25 steden met dalende vastgoedprijzen, tegenover 5 in april. Een topbankier, Yan Qingmin, waarschuwde dat een daling van de nationale vastgoedprijzen van 30% “het volledige banksysteem en de hele Chinese economie” zou bedreigen.
De Amerikaanse burgerlijke econoom Nouriel Roubini, wiens voorspellingen de afgelopen jaren vaak correct bleken te zijn, waarschuwde vorige week: “een aanpassing van het Chinese groeicijfer tot 7% in 2009 – nipt boven een harde landing van 6% – is erg waarschijnlijk en op dit moment kan een slechter resultaat niet worden uitgesloten.” Roubini waarschuwde dat de mogelijkheden voor een groot hulppakket beperkt zijn in China omwille van het grote tekort in de centrale overheidsbegroting voor dit jaar als gevolg van de Olympische Spelen en de aardbeving in Sichuan.
De regering lijkt te kiezen voor grote infrastructuurprojecten ondanks alle eerdere verklaringen over het stimuleren van de particuliere consumptie als antwoord op de dalende export. De consumptie is vandaag slechts goed voor 40% van het BBP. Om daar iets aan te doen wil de regering zorgen voor goedkopere huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. Een recent verslag in het magazine “The Lancet” toont aan dat het fenomeen van “gezondheidsarmoede” vandaag breed verspreid is in China met families die op de rand van het failliet staan omdat een gezinslid ziek werd. Er zijn heel wat moeilijkheden om van China een land te maken met 1,3 miljard consumenten die de neergang van de Westerse kapitalistische economie kunnen stoppen.
Wellicht was het plan van de regering niet erg gedetailleerd omdat er achter de schermen nog een strijd bezig is binnen de heersende partij. Liberalen willen meer belastingsverlagingen om zo de consumptie te stimuleren. Ze willen ook een snellere “hervorming” van de verkoop van grond in landelijke gebieden aan de private markt. Er zijn meningsverschillen over hoe snel en hoe omvangrijk de daling van de rentevoeten moet worden doorgevoerd. Er wordt ook gediscussieerd over de waarde van de munt tegenover de dollar, wat kan leiden tot een conflict met de nieuwe Amerikaanse regering onder leiding van Obama. De spanningen binnen de heersende partij nemen toe en zullen de komende periode onvermijdelijk leiden tot publieke discussies. Dat zal het einde betekenen van de relatieve cohesie – toch naar buiten uit – van het Chinese regime de afgelopen decennia.
Voor honderden miljoenen arbeiders en arme boeren zal de economische crisis leiden tot nieuwe aanvallen, armoede en miserie. De verdeeldheid en het gebrek aan antwoorden bij de Chinese leiders zullen ruimte creëren voor politieke discussie. Meer dan ooit is er nood aan onafhankelijke vakbonden en een strijdbare arbeiderspartij met een socialistisch programma waarmee de crisis kan worden bestreden.