Recessie in de VS binnenkort ook bij ons? Kapitalisme naar zware economische crisis?
Voor marxisten bepalen de problemen van de kapitalistische economie in laatste instantie de politieke vooruitzichten. Een economische recessie of crisis in de VS zal meer teweeg brengen dan een daling van de beurzen. Het betekent dat we ons ook in Europa mogen verwachten aan massale ontslagen, delokalisaties, aanvallen op de lonen – nu al sterk uitgehold – en de sociale zekerheid.
Groei door opdrijven van de uitbuiting
In de jaren ’90 creëerde het kapitalisme nog groei op basis van privatiseringen, een verhoging van de uitbuitingsgraad en nieuwe technologieën (informaticatoepassingen, etc.). Het vrijmaken van Oost-Europa, Rusland en meer en meer China betekende dat een deel van de massale winsten naar deze regio’s kon worden afgeleid. Hierdoor kwam het niet alleen minder snel tot overinvesteringen op een trager groeiende, westerse markt. Het resulteerde ook in een gigantische reserve van goedkope, geschoolde arbeidskrachten, met dank aan de restanten van de voormalige, bureaucratisch geplande economieën.
De enorme winsten leidden ook in de jaren ’90 al tot speculatieve zeepbellen. In 1997 was er de Aziatische crisis, met de val van overgewaardeerde munten en aandelen en het barsten van de zeepbel in de vastgoedsector. In het algemeen, echter, was de tweede helft van de jaren ’90 een periode waarin zelfs veel arbeiders een gokje waagden op de beurzen. Het gevoel dat er ook voor sommige arbeiders iets viel mee te pikken van het kapitalisme kwam met het barsten van de technologiebubble (2000) en de recessie in de VS (2001) grotendeels aan zijn einde.
Speculatie: casinokapitalisme
Het aandeel in de totale bedrijfswinsten, na belastingen, van financiële bedrijven groeide in de VS enorm. Van 5% in 1982 tot 41% in 2007. Het gewicht aan speculatieve winsten onderstreept meer en meer het ongezonde, zelfs rotte karakter van het kapitalisme. De grote aandeelhouders gebruiken de rijkdom die ze van de arbeidersklasse ontvreemden steeds minder om te investeren in reële productie, op een ondermijnde markt. Een groot deel van de meerwaarde verdwijnt in financiële instrumenten, speciale vormen van aandelen en aandelenfondsen, in de hoop op speculatieve winst.
Die ongezonde, parasitaire ontwikkeling van het kapitalisme kon na 2001 enkel worden volgehouden door de arbeiders – die in de VS hun reële lonen zagen dalen – reeds het geld te laten uitgeven dat ze nog moesten verdienen. De schulden voor de afbetaling van een woning bedroegen in 2005 98% van het beschikbare inkomen in de VS, in de jaren ’90 was dit nog rond de 60%. Om die schuldenberg onder controle te krijgen is de centrale bank, de Federal Reserve, zeer geleidelijk begonnen met het optrekken van de prijs van het lenen.
De idee was dat men de zeepbel op de huizenmarkt zo onder controle kon krijgen, zonder dat de prijzen effectief zouden gaan dalen. Deze illusie was de motor achter de “rommelhypotheken” en “ninjaleningen” (“no income, no job, no assets”). Bij zo’n rommelhypotheken blijft de rente de eerste jaren zeer laag, om dan omhoog te schieten. De redenering was dat met “eeuwig” stijgende huizenprijzen, zelfs mensen die absoluut niet kredietwaardig waren toch een huis zouden kunnen kopen. Immers, al na enkele jaren zouden ze met hun huis rijker zijn geworden, en zouden ze nieuwe, meer voordelige rentevoeten kunnen afdwingen. Dit fabeltje kwam aan zijn einde door de verzadiging van de markt en de verhoging van de rentevoeten door de Fed.
VS-economie leefde boven haar stand
De mogelijkheid om op deze manier hypotheken te herbekijken, en geld erop te winnen, gaf veel Amerikanen – zolang de huizenprijzen stegen – het gevoel dat ze rijker werden. Hierdoor gingen ze ook massaal leningen aan op andere terreinen (auto’s, de Master Cards, etc.). Deze voortdurend aanzwellende kredietzeepbel was een cruciale factor in de groei van de VS na 2001. Het zorgde er ook voor dat de zeepbel van de dollar werd aangeblazen. De uitstroom van dollars moest worden goedgemaakt door Aziatische exportnaties als China, die met hun surplus aan vreemde deviezen massaal Amerikaanse staatsobligaties opkochten. Op die manier hielden ze de dollar hoog, en Amerikaanse producten duur, en schermden ze hun eigen positie af.
Aangezien de Amerikaanse overheid zo veel geld binnenkreeg kon ze ook de rente op haar staatsobligaties, de prijs voor de leningen die ze zelf uitschreef, voor een hele periode laag houden. Het valse evenwicht tussen de VS en de Aziatische banken moest, door het feit dat de VS boven z’n stand leefde, op een bepaald moment leiden tot een economische inkrimping en het leeglopen van de zeepbel van de dollar. Het Amerikaanse kapitaal hoopt door een geleidelijk laten zakken van de dollar de crisis op de rest van de wereld af te wentelen. Daarmee speelt het ook een spelletje Russische roulette met de Aziatische banken en de rijke OPEC-investeerders: “Durven jullie jullie dollars wel terugtrekken en een wereldwijde economische en financiële crisis veroorzaken?”.
Recessie treft arbeiders en armen
De Amerikaanse economie kan het met een gestegen export alleen niet redden. De ontwikkeling van de interne consumptie blijft cruciaal. We bevinden ons nog in de eerste faze van de daling van de huizenprijzen, maar nu al dreigt de VS in recessie te gaan. Nog voor het officiële begin van die recessie, met groeiende werkloosheid, enz. waren de huizenprijzen al met 8% gedaald. De voorspellingen lopen op tot 20 à 30%. Miljoenen Amerikanen hebben hun huis al verloren, of zullen dat nog doen. In een land met private pensioenen, nota bene verhandeld op zakkende beurzen, is dat voor veel gezinnen een catastrofe.
Via de banken verspreidde de crisis rond de rommelhypotheken zich naar de rest van het financiële systeem. De banken hadden duizenden van deze slechte leningen verdeeld in aandelenpaketten – samen met meer zekere leningen, aandelen en obligaties. De idee was dat het risico zo werd gespreid en zelfs uitgeschakeld. In de werkelijkheid verspreidde het zich als een virus over grote delen van het financiële systeem.
Banken werden door de uitdeinende kredietcrisis gezien als minder solvabel. De Europese Centrale Bank was verplicht tussen te komen met 3 keer meer middelen dan na terroristische aanslagen van 11 september. De Federal Reserve maakte haar leningen aan banken, en tussen banken, goedkoper.
In het vierde kwartaal van 2007 viel de groei op jaarbasis in de VS terug tot 0,6%. Een groei van meer dan 3% is nodig om de werkgelegenheid op peil te houden. Volgens 2 op de 3 Amerikanen bevindt het land zich al in een economische crisis. Het consumentenvertrouwen kende in februari z’n scherpste daling in 16 jaar. De vraag is vooral hoe diep een economische crisis zal worden, en hoe lang die zal duren.
Consumptiebonnen zullen niet volstaan
De maatregelen van de regering-Bush tonen de grenzen van de burgerlijke politiek. De beslissing van de Federal Reserve om de rente opnieuw te verlagen met 0,75% en nog eens 0,5% wijzen op een zekere paniek. De Amerikanen zitten al massaal in de schulden. En in januari wakkerde de inflatie aan met 4,3% op jaarbasis: als dit fenomeen – stagflatie – blijft aanhouden, moet de rente worden verhoogd om de geldhoeveelheid te verminderen, en volgt er zeker een diepe recessie.
Het Congres stemde om miljoenen Amerikanen cheques terug te geven, van gemiddeld 300 dollar, om zo de consumptie niet te laten stilvallen. Het valt te betwijfelen of dit zal opwegen tegen de groeiende werkloosheid en de waardedaling van de huizen. Bovendien zou dit, samen met een vertragende economie, in 2008 leiden tot een desastreuze verdubbeling van het begrotingstekort.
Rest van de wereld zal niet immuun blijven
Het is een illusie om te denken dat de rest van de wereld immuun zou blijven voor recessie in de VS. De effecten toonden zich voorlopig vooral op de beurzen, maar zowel in Azië als in de eurozone werden de groeiverwachtingen teruggeschroefd. In China, zo stelde de Wereldbank recent, ligt het BBP per hoofd van de bevolking op 9,8% van dat in de VS. De beperkte middengroepen in China of India zullen de rol van de VS-consument niet overnemen.
De wereldeconomie bevindt zich op een keerpunt in de post-stalinistische periode. Net op het moment van de omslag zien we in verschillende landen, zoals België en Duitsland, de arbeiders in beweging komen tegen de dalende koopkracht en voor een groter deel van de koek. Het opdrijven van de uitbuitingsgraad die in de jaren ’90 nog voor groei zorgde, begint in zijn tegendeel om te slaan: de marges voor veel werkende mensen zijn zo goed als verdwenen.
De groei van na 2001 ging voor de meeste werkenden gepaard met koopkrachtdaling en was in veel landen het zwakste herstel sinds WO II. Een nieuwe economische crisis, tegen die achtergrond, zal tot een grotere openheid leiden voor socialistische ideeën en ruimere kansen bieden voor de ontwikkeling van een revolutionair alternatief.