Een “terugkeer van het fascisme”? Van Mussolini tot Trump

Artikel overgenomen vanop blokbuster.be

“Er daalt een wanhoop over links, en ik kan best begrijpen waarom. Zijn ergste nachtmerrie, de terugkeer van het fascisme, lijkt bewaarheid te worden. Waarden en normen die het verworven achtte, zijn niet langer vanzelfsprekend. De catastrofe waar het al decennialang voor waarschuwt, de klimaatverandering, botst op een ijzingwekkende onverschilligheid. En ondertussen krijgt het, in een omkering van alle waarden, de schuld voor de ergste transgressies van zijn vijanden.” Zo schreef Tom Naegels in De Standaard op 18 oktober. 

Er zijn inderdaad elementen hiervan aanwezig, wat onvermijdelijk tot angst en een gevoel van wanhoop leidt. Dit beperkt zich niet tot de VS of andere landen waar extreemrechtse machthebbers de plak zwaaien. De opgang van reactionair rechts geeft het groeiend zelfvertrouwen. Het is in dat kader dat VB-kopstuk Tom Vandendriessche zonder veel publieke verontwaardiging dreigt met een “totale oorlog” tegen links en dus tegen de arbeidersbeweging. De poging om het ABVV een flyerverbod in Ninove op te leggen was slechts een voorproefje. 

Een analyse en scherpere inschatting van het gevaar van extreemrechts is dan ook aan de orde.

Populisme en fascisme

Antonio Scurati, de auteur van de beroemde Mussolini-romans, maakt in zijn essay ‘Fascisme en populisme’ (2023) een onderscheid tussen fascisme en populisme. Hij stelt dat Mussolini niet enkel de vader was van het fascisme, maar ook een nieuwe standaard neerzette van het populisme. Extreemrechts vandaag baseert zich op dat populisme, onder meer door sterk in te zetten op communicatie en politiek leiderschap. Maar het fascisme, het uitermate gewelddadig neerslaan van elk verzet, zou volgens Scurati vandaag niet aan de orde zijn.

Dit is een te beperkte visie. Er was immers steeds een wisselwerking tussen ‘populistische’ communicatie en gespierde acties, het één versterkt het ander. Elke historische studie van het opkomende Italiaanse fascisme toont dit aan, we verwijzen onder meer naar het boek ‘Blood and power’ van John Foot. 

Uiteraard is er steeds een specifieke historische context. Mussolini baseerde zich vlak na de Eerste Wereldoorlog op de grote groep ontgoochelde en ontheemde soldaten in een samenleving waarin geweld genormaliseerd was (onder meer door de oorlog). Breed gedragen strijd van de werkende klasse en de bevolking op het platteland, zowel voor als na de oorlog, had niet tot de nodige maatschappijverandering geleid. Uitbarstingen van woede en strijd leken niets op te leveren, wat wanhoop creëerde. Tegelijk zorgde die opgang van strijd ervoor dat de werkgevers en grootgrondbezitters zich sterker gingen organiseren, waarbij ook beroep werd gedaan op gewelddadige milities.

Daar maakten de gewelddadige fascisten gebruik van. Ze vielen aan om de tegenstander te desoriënteren en uiteindelijk volledig de kop in te drukken. Dit gebeurde met wat we vandaag hooligan-tactieken zouden noemen: alle kracht op het punt van de aanval om met enkele gerichte uithalen een hele groep te raken, personalisatie van de tegenstander gevolgd door een ware heksenjacht waarbij de fascisten zichzelf voorstellen als de ‘herstellers’ van orde en een ‘gewone gang van zaken’. Uiteraard was dit een leugen, maar in een periode van diepgaande crisis kan het werken.

Een systeem in verval wordt van zichzelf gewelddadiger. Het zijn niet de arbeidersbeweging of sociaal verzet in het algemeen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Het zijn immers niet wij die vandaag aan de touwtjes van de maatschappij trekken. Integendeel, sociaal verzet en strijd gaan net in tegen de belangen van de kleine klasse van kapitalisten die op alle mogelijke manieren haar heerschappij oplegt. In essentie staat extreemrechts voor een brutaler en gewelddadiger beleid van de kapitalistische klasse, wiens heerschappij niet in vraag wordt gesteld. De burgerij is flexibel genoeg om waar het uitkomt beroep te doen op extreemrechtse stoottroepen.

Hoe slagen de hulptroepen van de burgerij er in om alsnog brede steun te verwerven? Er wordt teruggegrepen naar een mystiek verleden dat nooit bestond maar aantrekkelijk lijkt op een ogenblik van algehele crisis van het systeem. Nationalisme, racisme en andere vormen van verdeeldheid passen in dit kader. Dat volstaat echter niet.

In zijn onvolprezen klassieker ‘Fascism and Big Business’ schrijft Daniel Guérin: “Mystiek is niet genoeg, het vult de buiken niet. De individuen die de fascistische troepen vormen zijn niet allemaal even fanatiek, en zelfs de grootste fanatiekelingen vergeten hun eigen materiële belangen niet. Bekommernis om deze belangen blijft hun onderbewustzijn aanwezig. Om hen te winnen en hun enthousiasme te behouden, moet het fascisme hen ook een praktische oplossing aanbieden voor alle ongemakken waaronder ze gebukt gaan. Ook al staat het fascisme in dienst van het kapitalisme, het moet – en daarin ligt het radicale verschil met de traditionele burgerlijke partijen – zich op demagogische wijze voordoen als antikapitalistisch.” 

Om tot geweld te kunnen overgaan, is er een zeker maatschappelijk draagvlak nodig. Daartoe doet extreemrechts zich vandaag voor als ‘anti-establishment’ of ‘anti-systeem’, met die bedenking dat de invulling van de term ‘systeem’ vandaag niet bepaald scherp is (ook ter linkerzijde wordt amper verwezen naar het productiesysteem en de bijhorende eigendomsverhoudingen). Extreemrechts grijpt zelfs terug naar radicaal klinkende termen als ‘revolutie’. VB-Europarlementslid Tom Vandendriessche schrijft zonder verpinken over de nood aan een ‘rechtse revolutie’ en beschrijft het repressieve asociale beleid van Trump als een voorbeeld van een revolutie. De VB-studenten van de NSV roepen op hun haatmarsen slogans over ‘revolutie’. 

De anti-systeem retoriek heeft volgens Guérin een dubbel doel: “Het trekt de middenklasse aan door een betrouwbare tolk van hun meest reactionaire doelstellingen te worden, terwijl het aan de andere kant de werkende massa’s, in het bijzonder diegenen zonder een klassenbewustzijn, voedt met een utopisch en onschadelijk antikapitalisme dat hen wegtrekt van oprecht socialisme.” 

De Italiaanse ervaring

Waar we in discussies over fascisme vaak teruggrijpen naar het Duitse nazisme, is het in de huidige context wellicht interessanter om de opkomst en vestiging van het Italiaanse fascistische regime van Mussolini te bestuderen. Niet dat er een fundamenteel verschil was qua beleid, beiden stonden voor een ijzeren gewelddadig regime in dienst van het grootkapitaal. Er is wel een verschil qua tijdperk waarin ze aan de macht kwamen. Het woelige Italië meteen na de Eerste Wereldoorlog vormde een andere context dan het Duitsland van de jaren 1930. 

De zwarthemden van Mussolini vormden een jonge beweging die terugging op de ervaring van soldaten in de oorlog en opgang maakte in een periode van massale strijdbewegingen op zowel het platteland als in de steden. Er was een zoektocht naar antwoorden, met elementen van utopisme en romantiek. Aan de rechterzijde waren er de avonturiers rond de fantast D’Annunzio die een tijdlang met enkele duizenden aanhangers de stad Fiume (het huidige Rijeka in Kroatië) overnam of aanhangers van het futurisme. Filippo Tommaso Marinetti, een voortrekker van het futurisme, schreef in zijn ‘Futuristisch Manifest’ in 1909: “Wij willen de oorlog verheerlijken – de enige hygiëne van de wereld – net als het militarisme, het patriottisme, de verwoestende gebaren van de anarchisten, de Ideeën zo mooi om voor te sterven, en de minachting voor de vrouw.” Reactionaire ideeën en pro-oorlogsstandpunten gingen hand in hand. Deze werden door de opgang van de strijd van de arbeiders en de plattelandsbevolking naar het achterplan geduwd, wat tot nog meer frustraties leidde. Tegelijk was er politieke chaos omdat de oude gevestigde orde niet zomaar kon hersteld worden.

Mussolini had gebroken met de socialistische beweging op basis van steun aan de oorlog. Gesteund door delen van het establishment en gefinancierd door oorlogsindustriëlen wist Mussolini met ‘Il Popolo d’Italia’ een massakrant op te zetten. Na de oorlog vond hij een sociale basis onder ontgoochelde soldaten, die van een achtergebleven platteland in de ijzeren discipline van een leger en de horror van de oorlog gegooid werden zonder enige beloning voor de overlevenden achteraf.

De “Biennio Rosso”, de twee rode jaren 1919 en 1920, waren een uitbarsting van strijd. De ‘rode week’ van 1914 werd na de oorlog op veel grotere schaal en gedurende langere tijd herhaald. De inspiratie van de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917 was onmiskenbaar. Op het platteland was er een massale beweging met bezettingen en een rode golf waarbij volledige dorpen naar de socialistische beweging keken voor antwoorden en zich ondertussen organiseerden, onder meer met coöperatieven en in volkshuizen. In de industriële steden in het noorden waren er massale fabrieksbezettingen. In Turijn alleen waren er 1,2 miljoen arbeiders bij deze bezettingen betrokken. De Russische revolutionair Leon Trotski berichtte op het congres van de Comintern: “In september 1920 had de Italiaanse arbeidersklasse in de praktijk de controle over de staat, de samenleving, de fabrieken en bedrijven. De arbeidersklasse had in essentie al gewonnen of toch virtueel gewonnen.” De arbeidersbeweging kende een explosieve groei, de socialistische vakbond telde bijna twee miljoen leden en de anarchistische vakbond 800.000. De radicalisering had een algemene impact op de samenleving. In juni 1920 kwamen soldaten in Ancona in opstand uit protest tegen het feit dat ze ingezet werden voor een militaire bezetting van Albanië.

De beweging werd echter niet doorgezet, daarvoor ontbrak het aan een revolutionaire partij met een programma en bijbehorende ordewoorden. De explosieve opgang van strijd zorgde er bovendien voor dat de ‘overkant’ zich sterker begon te organiseren. Het patronaat en de grootgrondbezitters begonnen structuren en organisaties op te zetten. Terwijl de arbeiders en de plattelandsbevolking lokaal erg sterk stonden, ontbrak het aan nationale structuren en ordewoorden. De beweging in Turijn bleef geïsoleerd en werd gestopt door een combinatie van sociale toegevingen (hogere lonen en betere voorwaarden) en dreiging van repressie met 50.000 aangevoerde soldaten. De vakbondsleiding stemde in met een akkoord waarmee een einde kwam aan de fabrieksbezettingen. Het uitbreiden van de fabrieksraden en het overnemen van de politieke macht was noodzakelijk. Dit werd verdedigd door revolutionairen als Antonio Gramsci. Het werd in woorden gedeeld door andere leiders van de arbeidersbeweging, maar de socialistische partij keek in essentie naar haar onderhandelingspositie met de regering en de werkgevers.

De fascistische bendes gingen meteen tot geweld over, zo werd in april 1919 het kantoor van de socialistische krant Avanti in Milaan in brand gestoken. Het geweld werd ook opgemerkt door het patronaat en de grootgrondbezitters, die er een nuttig hulpmiddel in zagen. De milities kregen steun uit die hoek en er werd hen niets in de weg gelegd. Het ontbrak aan een ernstig antwoord, pas eind 1921 werd de zelfverdedigingsorganisatie Arditi del Popolo opgezet, terwijl het geweld vanaf begin 1920 stelselmatig toenam. Waar het geweld passeerde, zorgde het voor een moment van verwarring en bijhorende demoralisatie. Op het platteland werden de rode bolwerken één per één aangevallen, tot er niets meer overbleef. Linkse politici werden het doelwit van straatgeweld en uiteindelijk werden in 1922 onder meer de kantoren van een coöperatieve in Ravenna verwoest. De politie deed niets, het establishment keek in de praktijk goedkeurend toe. Het schrikbeeld van een explosie van strijd in 1919-1920 versterkte de passiviteit en groeiende medeplichtigheid.

In de eerste helft van 1921 vernielden de fascisten naar eigen zeggen de gebouwen van 17 drukkerijen, 59 partijkantoren van socialisten, 119 vakbondsgebouwen, 107 coöperatieven, 151 socialistische clubs, 83 gebouwen van boerenorganisaties … Op iets meer dan drie maanden tijd vermoordden ze 41 socialisten. 

Het fascisme kreeg eind 1922 de macht toegeworpen door de conservatieven en de koning. Het omvormen van de bendes tot een gedisciplineerde kracht die het programma van de burgerij uitvoerde, vergde enkele jaren tijd. De fascisten waren intern even meedogenloos als ten aanzien van externe tegenstanders. Er kwam een ijzeren bewind in dienst van het kapitaal, waarbij het gemiddelde arbeidersloon tegen 1929 terug gedaald was tot het niveau van 1913. De Britse krant The Times was laaiend enthousiast over het besparingsbeleid en schreef in 1924: “De ontwikkelingen van de afgelopen twee jaar hebben geleid tot een grotere absorptie van winsten door kapitaal, en dit heeft, door het stimuleren van ondernemerschap, zeker voordelen opgeleverd voor het land als geheel.” Klinkt bekend. 

Populisme en Trump

Vandaag neemt het geweld toe en extreemrechts kent zijn klassiekers ook wel. Als het wegkomt met geweld, gaat het een stap verder. Als het een boodschap van haat en verdeeldheid verkocht krijgt, voert het de haat verder op. Als het een vijandbeeld kan scheppen, wordt niets geschuwd om daar steeds verder in te gaan. Feiten of eerdere standpunten zijn nooit een bezwaar. 

De elementen die de hoger genoemde Scurati opsomt om het populisme van Mussolini te duiden, zien we vandaag heel sterk terugkomen bij het Trumpisme. Het gaat onder meer om een autoritaire personalisatie (genre ‘ik ben het volk’), efficiënte massacommunicatie (korte zinnen die elk een slogan zijn, zonder echte samenhang maar volks gebracht), verzet tegen officiële instellingen (de term ‘politieke kaste’ werd al door D’Annunzio gebruikt), het leiden door te volgen (inspelen op haat die populair is) of nog het omzetten van angst in haat. Dit leidt tot meer geweld, waarbij extreemrechts het voorstelt alsof het een antwoord biedt op de toenemende spanningen en onzekerheid. 

Het opvoeren van gewelddadige campagnes tegen specifieke bevolkingsgroepen, denk aan de ICE-operaties in grote Amerikaanse steden of de repressie tegen mensen-zonder-papieren bij ons, maakt dergelijk geweld mainstream aanvaardbaar. De Trump-regering pompt massaal veel middelen – dit jaar ruim 9 miljard dollar – in de losgeslagen stoottroepen van ICE die soms op privémilities lijken maar wel degelijk overheidsinstanties zijn.

Het duwt onderdrukte groepen verder in een nog meer onderdrukte en geïsoleerde positie, denk maar aan de anti-LGBTQIA-campagnes. Het zijn opstappen om verder te gaan om uiteindelijk de volledige arbeidersbeweging aan te pakken. De eerste stappen in die richting worden al gezet. Trump merkte meermaals op dat stakers moeten afgedankt worden. Hij stelde rechters aan die uitgesproken tegen de arbeidersbeweging gekant zijn. Tegelijk beperkt het beleid de betaling van overloon voor overuren en worden de regels voor degelijke arbeidsvoorwaarden afgebouwd.  

Waar de fascistische bendes van Mussolini ontstonden uit ontgoochelde soldaten, zijn de stoottroepen van de Trumpisten beperkter qua omvang en nog minder gestroomlijnd. Er is bovendien brede steun voor protest ertegen, midden oktober waren er 7 miljoen betogers op de ‘No Kings’-protesten. De historische ervaring met het fascisme zorgt voor angst, maar ook voor bereidheid tot actief antifascisme. In Europa staat extreemrechts electoraal sterk, maar wordt straatprotest gedomineerd door onder meer de vakbonden. Een herhaling van het fascisme is niet aan de orde vandaag, maar er zijn elementen die terugkomen.

Dit is zeker geen minimalisering van het gevaar. We moeten immers ook opmerken dat ons kamp in de klassenstrijd wel sterke mobilisaties kan neerzetten, maar zwak staat inzake programma (alternatieven voor het kapitalisme en het besparingsbeleid), bijhorend strijdplan en aangepaste structuren van zelforganisatie om onze alternatieven af te dwingen. Terwijl het kapitalisme langs alle kanten kraakt, is revolutionair links gefragmenteerd in kleine groepjes.  

Handvaten in de strijd tegen de zwarte pest

Het antwoord op de extreemrechtse dreiging zal niet komen van die krachten die voor een status quo staan, voor de voortzetting van een kapitalisme in crisis. Het is een illusie te denken dat de ‘vlag van de democratie’ een buffer vormt. Zonder blik op de omstandigheden waarin extreemrechts groeit, is een afdoende antwoord onmogelijk. Dat is wat we bedoelen als we het hebben over de voedingsbodem voor de groei van extreemrechts aanpakken.

Terwijl slogans als die voor een ‘rechtse revolutie’ of verzet tegen de ‘linkse elite’ aan de rechterkant gepropageerd worden, weerklinken aan de andere kant oproepen om vooral realistisch en gematigd te zijn. Tom Naegels schreef: “Systeemkritiek is de snelste weg naar de verbittering – een perpetuum mobile van machteloze razernij.” Een algeheel alternatief wordt gezien als een waanbeeld, als iets onmogelijk dat bijgevolg enkel tot verbittering kan lijken. “Zelfs als de klimaatverandering volledig wordt teruggedraaid, dan nog heb je niets bereikt, want het kapitalisme is niet verdwenen. En zelfs al worden de Palestijnen morgen het rijkste en gelukkigste volk op aarde, dan nog heb je niets bereikt, want het kapitalisme is niet verdwenen.” Gelukkig ziet een groeiend aantal activisten net steeds meer het verband tussen al wat misloopt en het kapitalistische productiesysteem. Voor klimaatactivisten is het vanzelfsprekend om tegen de genocide in Gaza te protesteren. We moeten echter onze inzichten versterken in hoe het kapitalisme in elkaar zit en hoe een volledig andere samenleving kan bereikt worden. Dat is een kwestie van een revolutionair politiek programma. 

Als extreemrechts ruimte krijgt, neemt het die in om verdere stappen te zetten naar meer geweld en het verpletteren van alle tegenstanders. Dat is de “totale oorlog” waar het Vlaams Belang het over heeft. Het maakt dat actieve strijd tegen extreemrechts meer dan nodig is en er ook op gericht is om de ruimte voor rechts en extreemrechts te beperken. Het betwisten van haatspraak en het indammen van de mogelijkheden van extreemrechts om georganiseerd naar buiten te komen, zijn daar onderdeel van. Protesteren tegen haatmeetings, strijdbare betogingen tegen extreemrechts, aanklagen van alles wat ons verdeelt … blijven meer dan nodig. 

De beste manier om extreemrechts geweld te stoppen, is door er massaal op te reageren. En door niet naïef te zijn, maar ons eigen protest en onze beweging waar nodig op een georganiseerde wijze te verdedigen. Hooligans die alles op het punt van de aanval zetten, willen daarmee verwarring en demoralisatie zaaien. Als ze op een georganiseerde linie botsen die zichzelf verdedigt, slagen ze daar niet in en moeten ze zelf afdruipen.

Doorheen strijd kunnen we het klassenbewustzijn vergroten, wat noodzakelijk is in de opbouw van een krachtsverhouding. Je hoort weleens dat het ‘linkse narratief’ vandaag niet aanslaat. Dat is waar en ook niet waar. Het klopt dat de mainstream linkerzijde ver meestapt in de verdediging van de logica van het kapitalisme, tot en met repressie en asociaal beleid toe. Daar is er evenwel niets links aan. 

Er is nood aan een linkerzijde die durft te strijden, die durft te zeggen dat er een compleet andere maatschappij nodig is en die durft te spreken over socialisme en de noodzaak van revolutionaire verandering. Daar willen wij met onze bescheiden krachten aan bijdragen. Strijd op zich volstaat niet om extreemrechts te stoppen, in tijden van polarisatie in klassenstrijd is er radicalisering langs alle kanten en maakt een deel van de burgerij meer gebruik van extreemrechtse hulptroepen. Ons antwoord op extreemrechts bestaat uit sociale strijd die versterkt wordt met een programma en een benadering om door te zetten en te breken met het kapitalisme.  

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop