Aanpassing aan een nieuw tijdperk: de crisis van het trotskisme na de Tweede Wereldoorlog
1933: Hitler kwam aan de macht in Duitsland. In tegenstelling tot het algemeen aanvaarde idee lag de oorzaak van deze overwinning niet zozeer in de kracht van het nazisme als wel in de zwakheden van de toenmalige leiding van de arbeidersbeweging. De politiek van de sociaaldemocratie en van de leiding van de Duitse Communistische Partij en de Communistische Internationale, de Derde Internationale, zorgde ervoor dat de nazibarbarij zonder slag of stoot op de Duitse arbeidersklasse werd losgelaten. Voor Trotski was het tijd om een nieuwe internationale op te bouwen, wat formeel gebeurde in 1938.
Tegen die tijd had het stalinisme de Communistische Internationale, het instrument van de wereldrevolutie, onherroepelijk gereduceerd tot een speeltje in de handen van de bureaucratie die zich de macht in de Sovjet-Unie had toegeëigend en de revolutie had verraden. De Internationale werd uiteindelijk eenzijdig ontbonden op bevel van Stalin in 1943 om de relaties van de Sovjet-Unie met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië te vergemakkelijken.
Toen een nieuwe wereldoorlog dreigde, verwachtte Trotski dat deze een nieuwe revolutionaire golf zou veroorzaken, niet alleen in de imperialistische mogendheden maar ook in de kolonies. De oprichting van de Vierde Internationale was dringend nodig om deze uitdagingen het hoofd te bieden. Op degenen die wezen op de numerieke zwakte van deze partij van wereldrevolutie, antwoordde Trotski dat “ook de Oktoberrevolutie in kinderschoenen begon te lopen.” Voor hem zou er binnen 10 jaar niets meer over moeten zijn van de oude organisaties die de werkende klasse hadden verraden, de Vierde Internationale zou de beslissende revolutionaire kracht op de planeet worden.
Alle vooruitzichten zijn echter voorwaardelijk. Vele economische, politieke en sociale factoren doen zich voor en werken op elkaar in. Op elk moment is het van cruciaal belang om de perspectieven die in kaart zijn gebracht te evalueren en aan te passen, want het zijn deze die de leidraad vormen voor revolutionaire actie. Dit is natuurlijk nog meer het geval in de context van een gebeurtenis die zo krachtig is als een wereldoorlog. Er kan zich een fundamenteel andere ontwikkeling voordoen dan verwacht. Vasthouden aan verouderde perspectieven is een fout waarvoor altijd een zware prijs betaald wordt. Helaas is dit wat er gebeurde met de Vierde Internationale.
Verwoestend effect van de Tweede Wereldoorlog op de kaders van de Vierde Internationale
De taken van de Vierde Internationale waren niet gering en de obstakels waren immens. De repressie door de staat werd nog verergerd door criminele aanvallen van sovjetagenten. Eén van Trotski’s secretarissen, Rudolf Klement, werd ontvoerd en vermoord in Parijs aan de vooravond van de oprichting van de Vierde Internationale. Trotski zelf werd in augustus 1940 vermoord. Tijdens de oorlog werden tientallen militanten doodgeschoten of vermoord in concentratiekampen van de nazi’s, waaronder prominente leiders als de Fransman Marcel Hic en de Belgen Léon Lesoil en Abraham Léon, de auteur van het monumentale ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’.
Zelfs de oorlog kon de stalinistische moordmachine niet stoppen. De Italiaanse leider Pietro Tresso werd samen met Franse kameraden in een maquis geliquideerd door stalinistische verzetsstrijders op bevel van Moskou. In China, Vietnam, Joegoslavië en Griekenland organiseerden Stalins aanhangers een ware massamoordcampagne om trotskistische organisaties uit te roeien. Tegelijkertijd werden in India trotskisten afgeslacht terwijl ze de boerenstrijd tegen hongersnood en oorlog organiseerden.
Met deze verzwakking van het kader van de Vierde Internationale moet rekening worden gehouden in de reeks obstakels om de nieuwe situatie te begrijpen. Degenen die de leiding van de Internationale overnamen, interpreteerden de vooruitzichten van 1938 niet als een werkhypothese, maar als een letterlijk juiste stelling, ook al had de oorlog zich ontwikkeld op een manier die zelfs de grootste theoretische genieën niet hadden kunnen voorzien. Zelfs indien hierbij moet opgemerkt worden dat Trotski in februari 1940 de optie voorzag dat de VS in de oorlog zou stappen en er enorm versterkt zou uitkomen, en dat Stalin zou proberen een beter akkoord te sluiten met de geallieerde machten.
Toen het tweede Congres van de Vierde Internationale in april 1948 werd gehouden, duurde de discussie over de evaluatie van de eerste 10 jaar van het bestaan van de Internationale en haar politiek tijdens de oorlog amper een half uur! Er viel nochtans veel te bespreken, gezien de verschillende standpunten die werden ingenomen aan de vooravond van en tijdens de oorlog, in een situatie waarin communicatie tussen de verschillende afdelingen vrijwel onmogelijk was (in dit verband bevelen we Ted Grant’s ‘History of British Trotskyism’ aan, in het bijzonder over de kwestie van de Proletarische Militaire Politiek die door Trotski werd voorgesteld).
Michel Pablo, die de centrale figuur van de Vierde Internationale was geworden, legde uit dat “de algemene tendens er overal een is om de organisaties van de Vierde Internationale om te vormen tot echte massapartijen. Er is al een reeks organisaties die deze taak met groeiend succes vervullen en door hun ervaring de weg naar de massa’s wijzen voor onze hele internationale beweging. (…) De objectieve omstandigheden blijven gunstig voor de versterking van onze organisaties en hun min of meer snelle omvorming tot massapartijen.” Deze verklaring, meer een smeekbede dan analyse, illustreerde perfect de houding van de officiële leiders van de Vierde Internationale in de onmiddellijke naoorlogse periode. Geconfronteerd met een situatie die onverwacht en moeilijk te bevatten was, reageerden ze met linkse simplificaties.
Bij gebrek aan revolutie, dictatuur of “reactie in democratische vorm”?
Ze stelden dat alleen militaire dictaturen mogelijk waren in Europa zodra de geallieerde imperialistische machten hadden gewonnen. Het Internationaal Secretariaat nam in 1940 het standpunt in dat als Groot-Brittannië generaal de Gaulle in Frankrijk aan de macht zou brengen, zijn regime niet zou verschillen van de regering van Pétain. Deze fout was, net als andere, begrijpelijk in de context van die tijd, maar moest worden gecorrigeerd en de vooruitzichten moesten bijgesteld worden.
De Engelse trotskisten rond Ted Grant waren daar al sinds 1943 geduldig mee bezig, vooral in het licht van de krachtige stakingsbeweging in Noord-Italië dat jaar. “Bij gebrek aan ervaren trotskistische partijen met een traditie en met wortels in de massa’s, zal de eerste fase van revolutionaire strijd in Europa waarschijnlijk gevolgd worden door een periode van Kerenskisme of het Volksfront. Dit kan al worden voorzien door de eerste strijd van de Italiaanse arbeiders en het herhaalde verraad van de sociaaldemocratie en de stalinisten.”
In 1946 probeerde Ted Grant in “Democratie of Bonapartisme in Europa” de stellingen te corrigeren die Pierre Frank voor het Internationaal Secretariaat verdedigde. “Niets anders heeft het kapitalistische systeem in West-Europa gered dan het verraad van de sociaaldemocratie en het stalinisme. Wanneer de burgerij vertrouwt op haar sociaaldemocratische en stalinistische agenten voor contrarevolutionaire doeleinden, wat is dan de inhoud van deze contrarevolutie? Bonapartistisch, fascistisch, autoritair? Natuurlijk niet! Het is een ‘contrarevolutie in democratische vorm’.”
Ontwikkelingen in het stalinistische blok en proletarisch bonapartisme
De officiële leiders van de Vierde Internationale waren ook verrast door de sociale transformaties in Midden- en Oost-Europa en door alle belangrijke ontwikkelingen in het stalinistische blok. Ze reageerden fragmentarisch en empirisch en gaven zich over aan de onmiddellijke realiteit zonder te anticiperen op verdere ontwikkelingen en tendensen. Deze houding werd verergerd door een wanhopige zoektocht naar binnenwegen en naar een soort Messias om uit het isolement te breken en eindelijk een massabasis te hebben.
Nadat het Internationaal Secretariaat droomde van de ontwikkeling van trotskistische groepen tot massapartijen, droomde het van de ontwikkeling van de Joegoslavische Communistische Partij tot een trotskistische partij. De Franse krant La Vérité stelde al in 1948 de vraag: “Is Tito een trotskist?” Pierre Franck schreef in februari 1949 dat “een stalinistische partij die breekt met Moskou ophoudt een stalinistische partij te zijn, ook al behoudt ze nog steeds Stalins interne regime, denkwijze en leuzen.” In 1956 was het de beurt aan de Poolse leider Gomulka om gezien te worden als een vertegenwoordiger van het “democratisch communisme,” ook al vertegenwoordigde hij een vleugel van de Poolse bureaucratie die relatief onafhankelijk wilde worden van de Russische bureaucratie. Net als Chroesjtsjov in de Sovjet-Unie wilden deze bureaucraten niet terugkeren naar de politiek en het programma van de Oktoberrevolutie van 1917.
De illusies over de ‘destalinisatie’ van de Sovjet-Unie na de dood van Stalin werden verergerd door de Chinees-Sovjet scheuring in de jaren 1960. Na Tito werd Mao een nieuwe redder en China een gezonde arbeidersstaat met kleine gebreken. In Italië hielpen de leiders van het ‘trotskisme’, gegroepeerd rond Livio Maitan, om het maoïsme een massabasis te geven door maoïstische literatuur te publiceren en te verspreiden binnen de Italiaanse Communistische Partij. Het belangrijkste effect was het zaaien van theoretische verwarring en demoralisatie in de eigen rangen. De benadering van de leiders van de Vierde Internationale leidde steeds weer tot ontgoocheling en teleurstelling.
In koloniale en ex-koloniale landen was de naoorlogse periode een tijd van ongekende omwentelingen in de context van een bipolaire wereld die werd gedomineerd door de Sovjet-Unie in het Oosten en het Amerikaanse imperialisme in het Westen. Massale strijd bracht honderden miljoenen mensen op de been in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. In China, Cuba, Birma, Syrië, Cambodja, Vietnam, Angola, Mozambique, Ethiopië en elders werden regimes gevestigd die, gezien vanuit de vooroorlogse ontwikkelingen, allemaal nieuw en bijzonder waren. Gezien het achterblijven van de revolutie in de zogenaamde ‘ontwikkelde’ landen, de degeneratie van de stalinistische beweging en de afwezigheid van echte revolutionaire massapartijen, waren allerlei nieuwe sociale formaties mogelijk.
De fundamentele ideeën die Trotski uitwerkte in zijn theorie van de Permanente Revolutie, over revolutionaire processen in economisch onderontwikkelde landen, vonden dus een totaal nieuwe en vervormde toepassing in de naoorlogse periode. De leiders van de Vierde Internationale begrepen niet wat de onvermijdelijke gevolgen zouden zijn van een koloniale revolutie die leidt tot de uitroeiing van kapitalisme en landeigendom zonder dat de arbeidersklasse met een marxistische leiding de belangrijkste kracht was.
Op basis van het reeds bestaande model van totalitaire bureaucratie in Rusland, werden regimes opgezet volgens dezelfde lijnen: staatseigendom en planning van de economie, één-partij regering en onderdrukking van democratische rechten. Deze “proletarisch bonapartistische” regimes werden opgericht op basis van boerenoorlogen, met een verscheidenheid aan kleinburgerlijke of stalinistische leiders, waarbij de arbeidersklasse een relatief ondergeschikte rol speelde. Het proces was succesvoller in sommige landen, minder in andere zoals Syrië en Birma.
De analyse van Ted Grant was een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van het marxisme. Het is wat de voorgangers van International Socialist Alternative hielp om niet op een compleet onkritische manier achter de verschillende leiders van deze bewegingen aan te lopen, terwijl sommige anderen als enige slogan “Ho, Ho, Ho Chi Minh – Che, Che, Guevara” riepen.
Van hun kant hielden de leiders van de Vierde Internationale vol dat de koloniale revolutie de problemen van hun organisatie kon oplossen. Ontmoedigd door hun gebrek aan succes, waren ze de arbeidersklasse in de Westerse landen de schuld gaan geven door te beweren dat de arbeiders gecorrumpeerd waren door de economische welvaart.
Economische analyse en entrisme
De massale vernietiging van de productiemiddelen en de infrastructuur tijdens de Tweede Wereldoorlog had de voorwaarden geschapen voor wederopbouw met moderne middelen en dus voor economisch herstel in de Verenigde Staten en Europa, terwijl het verraad van de reformistische en stalinistische leiders de politieke premissen vormde. Michel Pablo, James Canon, Ernest Mandel en hun aanhangers hielden echter vast aan het idee dat het Amerikaanse imperialisme de heersende klassen van West-Europa nooit te hulp zou schieten omdat zij hun rivalen waren. Ze waren blind voor de krachtsverhoudingen tussen klassen en naties die uit de oorlog waren voortgekomen, in het bijzonder de verhouding tussen Rusland en de Verenigde Staten. Opnieuw begrepen ze de nieuwe wereldsituatie niet: een bipolaire wereld waarin de concurrenten van de VS in het Westerse blok door de oorlog waren vernietigd en zich volledig onderwierpen aan de VS.
In Groot-Brittannië werd in de naoorlogse periode door een deel van de trotskisten gepleit voor entrisme binnen de Labour Party op basis van een verkeerd beeld van een dreigende recessie die zou leiden tot radicalisering binnen de partij. Dit entrisme werd in praktijk gebracht door de verdediging van marxistische ideeën te matigen om zich gemakkelijker in reformistische kringen te bewegen en te proberen linkse reformisten aan te trekken.
Die benadering werd vervolgens getheoretiseerd in de vorm van een nieuw soort entrisme, in tegenstelling tot het entrisme met “open vlag” dat Trotski in de jaren 1930 verdedigde. Dit nieuw soort entrisme, ‘sui generis’, gebeurde op een meer verdoken wijze. Dit concept kwam voort uit de overtuiging dat de Derde Wereldoorlog op handen was en dat revolutionairen geen tijd meer hadden om revolutionaire partijen op te bouwen, waardoor ze gedwongen werden zich aan te sluiten bij de arbeiderspartijen (stalinistisch of sociaaldemocratisch) en daar koste wat het kost te blijven. Volgens deze benadering kwam het openlijk verdedigen van het programma van revolutionair marxisme neer op uitgesloten worden en zich afsnijden van de massa. In het januari-februari nummer van 1954 van het tijdschrift “Vierde Internationale” werd de tactiek beschreven als “een nooit eerder in de geschiedenis van de arbeidersbeweging geëvenaard begrip van hoe te integreren met de werkelijke beweging van de massa’s.”
Dit had dramatische gevolgen, onder meer tijdens de vijf weken durende algemene staking in de winter van 1960-61 in België, waar de Belgische afdeling in de voetsporen trad van de reformistische leider André Renard en pas na de staking een trotskistische krant had. Op dezelfde manier lieten de Franse aanhangers van Mandel Mei 68 voorbijgaan zonder een krant om tussen te komen in deze revolutionaire situatie en om hun ideeën te verspreiden. Het eerste exemplaar van “Rouge” dateert van september 1968.
Nadat ze hadden betoogd dat de economieën van de kapitalistische landen niet opnieuw konden worden opgebouwd, beweerden ze dat het onmogelijk zou zijn om een bepaald plafond te overschrijden, dat was vastgesteld op het hoogste niveau dat voor de oorlog was bereikt. Dit plafond werd vervolgens overschreden. Omdat de werkelijkheid hardnekkig de andere kant op ging, gingen ze van het ene uiterste naar het andere en legden uit dat het kapitalisme was veranderd, wat Mandel theoretiseerde als “laat-kapitalisme” of het “derde tijdperk van kapitalisme.” Volgens hem waren de interne tegenstrijdigheden van het kapitalisme (nationale staten en privébezit van de productiemiddelen) overwonnen, vooral dankzij de uitbreiding van het krediet en de GATT (General Agreement on Tariffs and Trade), afgesloten in 1947.
Dit werd bijvoorbeeld geïllustreerd in een document van het Wereldcongres van 1965, toen Ernest Mandel Pablo verving als de onbetwiste leider van de Internationale, “De evolutie van het kapitalisme in West-Europa en de taken van revolutionaire marxisten.” In deze tekst lezen we dat de volgende recessie, als die er komt, “geen ernstige economische crisis zal zijn van het type zoals die van 1929 of 1938. Zoals we in andere documenten van de Internationale uitvoerig hebben uitgelegd, heeft het imperialisme namelijk de mogelijkheid om een crisis op te vangen door de overheidsuitgaven te verhogen – ten koste van de waarde van het geld.” Toen kwam de crisis van de jaren ’70 en de opkomst van het neoliberalisme.
Ze hadden de economische ontwikkelingen niet voorzien en konden ze ook niet goed uitleggen en beoordelen. Als gevolg daarvan pasten ze zich, zoals veel linkse stromingen in die tijd, aan verschillende aspecten van de sociaaldemocratie, het stalinisme of zelfs verschillende scholen van de heersende klasse aan.
Standvastig in principe, flexibel in aanpak
Er was geen tekort aan moeilijkheden in deze periode, en zelfs met de juiste aanpak was het geen gemakkelijke taak om revolutionaire massapartijen op te bouwen. Maar de opeenvolging van dwalingen in de zienswijze van de leiders van de Internationale over allerlei kwesties maakte de moeilijkheden nog groter. Zoals Ted Grant opmerkte: “De taak van marxisten is om theoretische onverzettelijkheid te combineren met de grootste tactische flexibiliteit, om zo dichter bij de arbeidersklasse te komen. Fouten kunnen ernstig zijn; als je ze niet corrigeert is dat fataal. (…) Theoretische kwesties werden niet serieus genomen; ze werden ondergeschikt gemaakt aan de willekeurige grillen van de heersende kliek. Na 25 jaar van dit regime zijn ze niet in staat om zich in de richting van het marxisme te bewegen, politiek en organisatorisch. Het doordringt alles: hun denkmethoden, hun werkmethoden, hun algemene zienswijze.” (‘Programma van de Internationale’, 1970)
De voorgangers van onze stroming rond Ted Grant en anderen in de Britse afdeling gingen al deze debatten met geduld aan en probeerden een gemeenschappelijk begrip te ontwikkelen op basis van concrete ervaringen. Er waren fundamentele meningsverschillen over China, het Chinees-Sovjetconflict, Cuba, guerrillastrijd en koloniale revolutie, de rol van de arbeidersklasse, de rol van studenten, enz. Maar onze kameraden concentreerden zich in die tijd op de politiek en de zoektocht naar theoretische verdieping, ondanks de manoeuvres van de officiële leiders van de Vierde Internationale. Uiteindelijk werd de groep rond Ted Grant tijdens een van deze manoeuvres op het Wereldcongres van 1965 gereduceerd tot een sympathiserende in plaats van een officiële afdeling van de Internationale. De weigering tot discussie betekende in de feiten een uitsluiting.
Het is van onschatbare waarde om terug te grijpen naar de teksten en documenten uit die tijd, maar ook naar latere documenten, met inbegrip van de ernstige politieke fouten die Ted Grant zelf eind jaren 1980 en begin jaren 1990 maakte, om onszelf politiek te wapenen voor de uitdagingen van het “tijdperk van wanorde” en de strijd voor het socialisme in de 21e eeuw.