Oorlog in Irak – 20 jaar later

In maart 2003 lanceerden de Verenigde Staten de tweede Golfoorlog tegen dictator Saddam Hoessein. Na de val van het stalinisme eind jaren ’80-begin jaren ’90 was het VS-imperialisme de enige overblijvende wereldmacht. Het besteedde toen meer aan militaire uitgaven dan alle andere ontwikkelde landen samen. In China was de transformatie naar een kapitalistische economie volop aan de gang. Maar China was nog niet de rechtstreekse uitdager van de VS-macht zoals vandaag op tal van vlakken: noch op economisch, technologisch, diplomatiek of militair vlak.

De VS meenden dat ze na de val van de bureaucratisch misvormde arbeidersstaten in Rusland en Oost-Europa een tijdperk van ongenaakbare militaire en politieke dominantie konden inluidden. Haar politieke filosofen hadden na de val van het vermeende ‘communisme’ – in werkelijkheid stalinistische dictaturen – het “einde van de geschiedenis” afgekondigd.

Politiek zou de burgerlijke democratie de onbetwiste norm worden. Economisch zouden de vrije markt en de globalisering – onder impuls van delokaliserende multinationals – voortaan de toon zetten.

Maar in dit beeld van kapitalistisch triomfalisme waren reeds barsten gekomen. Desindustrialisering liet in het westen op veel plaatsen een sociale woestenij na. Neoliberale afbraak van lonen en werkvoorwaarden zorgden voor een diskrediet van de traditionele politiek. In de neokoloniale wereld – economisch gedomineerd door de ontwikkelde kapitalistische landen – bleven armoede en maatschappelijk verval angstwekkend om zich heen grijpen. Bij gebrek aan massale strijdbare partijen van de werkenden en onderdrukten, leidde dit tot de opkomst van onder meer het islam-fundamentalisme.

Een van deze stromingen, Al-Qaeda onder leiding van Osama Bin Laden, werd aanvankelijk door de VS gesteund in haar gewapende strijd tegen de inval van stalinistisch Rusland in Afghanistan. Al-Qaeda was zich in de jaren 1990 ook gaan richten tegen VS-doelwitten. Het ging in tegen islamitische regimes die zoete broodjes bakten met het VS-imperialisme, zoals Saoedi-Arabië. Na de terroristische aanslagen, opgeëist door Al-Qaeda, van 11 september 2001 in de VS – waarbij bijna 3000 doden vielen na verschrikkelijke zelfmoordaanslagen met vliegtuigen op o.a. het World Trade Center en het Pentagon – zinde de Amerikaanse heersende klasse op wraak.

Niet alleen het fundamentalistische regime van de Taliban in Afghanistan, dat Al-Qaeda onderdak verleende, moest er in 2001 militair aan geloven. De neoconservatieve vleugel van de Republikeinen onder president Bush junior broedde ook op een plan van “preventieve oorlogen” tegen een reeks van vijandige regimes in het olierijke Midden-Oosten. Saddams Baath-regime in Irak lag hierbij onmiddellijk in de vuurlijn.

Saddam Hoessein: van bondgenoot-dictator tot verworpene

Ook op Saddam had het VS-imperialisme het cynische principe “de vijand van mijn vijand is mijn vriend” toegepast. Irak was in de jaren 1980 een bondgenoot van de VS tegen het islam-fundamentalistische buurland Iran.

Dat Irak een dictatuur was waar gemarteld en gemoord werd, was voor de strategen van het VS-kapitaal bijzaak.

Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran, van 1980 tot 1988, leverden Britse en Amerikaanse bedrijven wapens aan Saddam, waarmee ze een embargo van de Verenigde Naties omzeilden. De Reagan-administratie dwarsboomde een veroordeling van Irak door de Amerikaanse senaat voor het gebruik van gifgassen tegen Iraanse soldaten. In 1988 viel Saddam ook het Koerdische dorp Halabja aan met gas. 5000 Koerden, vrouwen en kinderen, lieten het leven. De ex-minister van Defensie onder Thatcher, Alan Clark, stelde daarover in een documentaire van de BBC: “Je moet het risico van samenwerking met een dictator afwegen tegen de economische voordelen.”

Op 2 augustus 1990 viel Saddam buurland en oliestaat Koeweit binnen. Deze laatste weigerde om de olieproductie te beperken om de prijzen hoog te houden. De waarde van de Iraakse olie-export viel van 26 miljard dollar in 1980 terug naar 14 miljard dollar in 1989. Met de inval in Koeweit overspeelde Saddam echter zijn hand. Een imperialistische coalitie, onder leiding van de VS, lanceerde de Eerste Golfoorlog met Operatie Desert Storm. Die was niet enkel gebaseerd op niet altijd precieze luchtbombardementen. Het VS-imperialisme mikte naast militaire doelwitten ook bewust op de vernietiging van de elektriciteits- en transportnetwerken van Irak. Een voorloper van Poetins barbaarse aanvallen op essentiële infrastructuur vandaag in Oekraïne.

Tijdens het grondoffensief stierven 100.000 Irakezen. Maar het VS-imperialisme had geen alternatief op een wankelende Saddam. Ze vreesden opstanden van de Koerden, wat een bedreiging was voor bondgenoot Turkije. Langs de andere kant kon een opstand van de sjiitische meerderheid – 65% van de bevolking in Irak – mogelijk het fundamentalistische Iran in de kaart spelen. De VS lieten Saddam in het zadel onder een moordend regime van een VN-handelsembargo, dat aan 400.000 tot 500.000 Iraakse kinderen het leven zou kosten.

Wat we toen schreven: Lees een brochure geschreven door Peter Delsing die we gebruikten in het anti-oorlogsprotest in 2003: [Archieftekst] Wat we schreven voor de oorlog in Irak in 2003

De Golfoorlog van 2003: oorlogsgestook leidt tot wereldwijde anti-oorlogsbeweging

De regering-Bush verkeerde na de overwinning in Afghanistan in de waan dat ze een reeks van vijandige regimes in het Midden-Oosten kon doen wankelen en vallen. De bevolking zou haar juichend inhalen in naam van ‘de democratie’.

Bush zijn grootste financiële geldschieters waren oliemultinationals. Ze stonden te watertanden bij het idee van controle over de olierijkdommen van Irak. De rechterhand van Bush, vice-president Dick Cheney, had aandelen bij het defensiebedrijf Halliburton, dat harde munt kon slaan uit het idee van een “permanente oorlog” waar de neoconservatieven op uit waren. Verzonnen argumenten rond massavernietigingswapens in Irak en banden met Al-Qaeda moesten de publieke opinie klaarstomen voor een bloedige oorlog.

Deze blinde race naar een destabiliserend en bloedig conflict lokte een prachtige wereldwijde anti-oorlogsbeweging uit. Op 15 februari 2003 was er een internationale actiedag met 15 miljoen deelnemers. Zo betoogden er een miljoen Britten tegen de steun van de regering-Blair voor een invasie in Irak. In Brussel waren er 100.000 betogers. LSP en ALS organiseerden anti-oorlogscomités en riepen op tot massaal protest op Dag X, de dag dat de oorlog zou uitbreken. Op die dag waren er grote scholieren- en studentenstakingen in ons land, gevolgd door anti-oorlogsbetogingen ’s avonds met duizenden deelnemers.

De internationale betogingen legden mee de basis voor een latere trend: de snelle internationalisering van protest. Zoals met de internationale feministische beweging in de jaren 2010 en de Black Lives Matter-protesten. Ze boden een enorme inspiratie, maar om een oorlog te stoppen was massaal op straat komen niet genoeg. Wat er ontbrak waren massale politieke instrumenten voor de werkende klasse om het verzet op een hoger niveau te tillen.

Een ingeplante socialistische massapartij had de oproep voor algemene stakingen tegen de oorlog kunnen populariseren. Zo’n partij zou die oproep, volgens ons, moeten koppelen aan een concreet programma dat de economische gevolgen van een oorlog – bv. op de olieprijzen – zou beantwoorden met sociale eisen. Door een gebrek aan dit soort strijdpartijen – laat staan revolutionaire partijen – konden de oorlogsstokers het protest uitzitten en de invasie in Irak starten.

De invasie leidde tot een vernietiging van het Baath-regime rond Saddam. Die werd zelf ook gevonden en later terechtgesteld. Het VS-imperialisme en haar bondgenoten konden wel een “voorlopige autoriteit” aanstellen, maar stabiliteit bracht dit – op het puin van de invasie – niet. Een burgeroorlog tussen sjiitische en soennitische fracties brak los. Het verzet tegen een regering in dienst van het imperialisme bleef jaren duren. De VS voerden hun troepenaanwezigheid op tot 170.000.

De blijvende instabiliteit in Irak toonde aan dat het schema van de neoconservatieven een fantasme was. De Iraakse bevolking had al jarenlang een desastreus embargo achter de rug, massieve luchtbombardementen, aanvallen op basisvoorzieningen … en zou altijd wantrouwig blijven, op basis van de repressie en de door het imperialisme opgelegde tekorten.

Tegen 2011 zou Obama de laatste VS-troepen terugtrekken. Maar veel stabiliteit bood dit niet. Op basis van onderwerping aan het imperialisme kunnen de werkende en onderdrukte massa’s zich niet bevrijden. Er is massale strijd nodig, gekoppeld aan de opbouw van revolutionaire massapartijen, om de rijkdommen in de regio onder een democratisch gepland beheer te brengen.

Een breuk met het kapitalisme en imperialisme, democratische nationalisatie van nutsvoorzieningen, bodemrijkdommen en de sleutelsectoren van de economie zijn nodig. Met verkiezingen voor raden op de werkplaatsen, permanente afzetbaarheid, een maximale loonspanning, etc.

In het verleden bestonden er “communistische” – lees stalinistische – massapartijen in Irak, Syrië, Libanon … Zij hielden vast aan de conservatieve en verraderlijke strategie van het Volksfront en de ‘tweestadia-theorie’, waarbij steun werd gegeven aan burgerlijke, zogenaamd anti-imperialistische krachten. Dit speelde een centrale rol in de mislukking van strijdbare bewegingen en revoluties, van Irak in 1958 tot de Iraanse revolutie van 1979. Deze lessen rond klasse-onafhankelijkheid en de noodzaak om de strijd voor socialisme niet uit te stellen, moeten getrokken worden. Dat is essentieel om nieuwe marxistische krachten op te bouwen in de massale bewegingen van de toekomst.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel