Waar liep het fout na de Russische Revolutie van 1917?
Vandaag hoor je wel eens de term ‘socialisme 2.0’ vallen. Daarmee wordt een onderscheid gemaakt met de dictatuur van het stalinisme in Rusland en elders. Alleen valt het op dat sommigen, waaronder de PVDA, die term vooral gebruiken om niet te moeten uitleggen waar het fout liep met het socialisme 1.0. Voor alle duidelijkheid: stalinisme was volgens ons geen ‘socialisme 1.0’ maar een karikatuur van het socialisme.
Voor marxisten is het belangrijk om een zicht te hebben op het verleden om vandaag sterker te staan in de noodzakelijke strijd voor socialistische maatschappijverandering.
Als bijdrage aan deze politieke opheldering publiceren we de eerste Nederlandse vertaling van de brochure ‘Hoe de bureaucratie de macht greep’ door George Collins, een militant van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie in de jaren 1980. Het is een oude tekst, uit 1986, maar nuttig als kernachtige brochure over de Russische ervaring.
Inleiding
Een jonge Zuid-Afrikaanse activist, de 20-jarige kameraad Bongani van de ondergrondse beweging in de township Tumahole, weerspiegelt de houding van serieuze strijders over de hele wereld ten opzichte van de noodzaak van socialistische theorie. Op de vraag van een journalist wat “de opvoeding van mensen” kan betekenen, antwoordde hij:
“Ik bedoel het soort onderwijs waarmee alle mensen tevreden zijn omdat ze betrokken zijn bij de besluitvorming in het belang van iedereen.
“Bijvoorbeeld, wanneer het gaat over de Russische Revolutie van 1917, zal het Bantoe-onderwijs [discriminerend onderwijssysteem opgelegd aan zwarten door de Zuid-Afrikaanse staat] je een aantal zaken vertellen over het feit dat Rusland een communistisch land is en over hoe slecht het communisme is.”
“Ze zullen je niet de ware feiten vertellen over wat er in die tijd in Rusland is gebeurd …”
“Zou je in dit land socialisme willen ?”
“Ja, want het gaat met het kapitalisme komaf maken.”
“Wat versta je onder kapitalisme?”
“Het is een systeem van privé-eigendom waarbij bepaalde individuen de productiemiddelen bezitten. Mijn ouders kunnen van maandag tot en met vrijdag een productie van R1.000 realiseren, maar ze krijgen bijvoorbeeld R50. Onze ouders worden dus uitgebuit waardoor bepaalde individuen rijk kunnen worden.
“Daarom geef ik de voorkeur aan socialisme, omdat dan de arbeidersklasse de productie zal controleren.” (Financial Mail, Johannesburg, 31 oktober 1986)
Het is niet toevallig dat deze kameraad het voorbeeld van de Russische revolutie gebruikt om dit punt te illustreren. De eerste (en tot nu toe enige) bewuste socialistische revolutie in de wereld, bewees onweerlegbaar de mogelijkheid om de heerschappij van de reactionaire klassen omver te werpen en de heerschappij van de arbeidersklasse te vestigen.
Ondanks systematische verdraaiingen door de kapitalistische media en het onderwijssysteem, zijn arbeiders, jongeren en boeren (vooral in de ontwikkelingslanden) zich bewust van de verbazingwekkende omvorming van Rusland, na de Oktoberrevolutie, van een achterlijk boerenland naar een supermacht.
Daarom is de Russische revolutie miljoenen onderdrukte mensen blijven inspireren met vertrouwen in hun eigen overwinning. Om dezelfde redenen bevat geen enkele andere gebeurtenis meer fundamentele lessen voor de arbeidersbeweging van vandaag.
Wat zijn de “ware feiten over wat er in die tijd in Rusland is gebeurd?” Met welk programma veroverde de Russische arbeidersklasse de macht? Zijn de fundamentele doelstellingen van dat programma vandaag nog steeds van toepassing in onze strijd ?
Kameraad Bongani noemt Rusland een ‘communistisch’ land. In hoeverre is het programma van de revolutie van 1917 in de praktijk gebracht? In hoeverre is Rusland in de richting van het communisme gegaan ?
Politiek bewuste arbeiders zijn er zich van bewust dat er ernstige problemen bestaan in de Sovjet-Unie. In 1956 hekelde Sovjetleider Chroesjtsjov de monsterlijke corruptie en repressie die de heerschappij van zijn voorganger Stalin van de jaren 1920 tot zijn dood in 1953 hadden gekenmerkt. Dertig jaar later klaagt Michail Gorbatsjov het voortdurende bureaucratische misbruik aan.
Kameraad Joe Slovo, leider van de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij, uit vandaag zijn “woede en afschuw” over het feit dat hij een verdediger van Stalins regime is geweest. (Interview met The Observer, Londen, 1 maart 1987)
Maar veroordelingen, woede en walging geven geen antwoord op de echte vraag: wat gebeurde er na 1917 in de Sovjet-Unie waardoor dit leidde tot een regime van massale repressie? Wat blijft er zeventig jaar later over van het systeem van arbeidersdemocratie dat onder leiding van Lenin en Trotski werd ingevoerd?
Voor socialisten is het essentieel om deze vragen volledig en open te beantwoorden. Ons kritisch onderzoek naar de Russische revolutie en de daaropvolgende degeneratie heeft niets gemeen met de klassenhaat van de kapitalisten tegenover de USSR. We moeten “de ware feiten” kennen om de lessen te leren en om correct te reageren op het beleid van de huidige Sovjetleiding.
Kameraden moeten discussies organiseren waarin deze gebeurtenissen, en de ideeën die ze verklaren, kunnen worden geanalyseerd, waarin vragen kunnen worden gesteld en ideeën kunnen worden besproken. Deze brochure is bedoeld als bijdrage aan de discussie, en als inleiding tot verder lezen.
Elk van de vier onderdelen zou bijvoorbeeld de basis kunnen vormen voor een groepsdiscussie. Individuele kameraden zouden bijdragen kunnen voorbereiden over de onderwerpen (secties) waarin elk deel is verdeeld. De boeken en brochures die aan het einde worden vermeld, moeten worden bestudeerd door kameraden die de problemen grondiger willen begrijpen. Deze studie, en het trekken van de lessen hieruit, is de beste manier om de verjaardag van de Russische revolutie te herdenken.
George Collins, Oktober 1987
Deel één: De Russische arbeidersklasse grijpt de macht
De Oktoberrevolutie
Petrograd, hoofdstad van Rusland, in de nacht van 25 oktober 1917. De Eerste Wereldoorlog raast over de slachtvelden van Europa en de Russische Revolutie bereikt haar beslissende fase. Gewapende groepen van arbeiders en soldaten, die door de Bolsjewistische Partij georganiseerd waren, hebben controle genomen over de stad. De pro-kapitalistische Voorlopige Regering, geïsoleerd en in diskrediet, heeft haar activiteiten gestaakt.
In het Smolny Instituut, een voormalige meisjesschool, vindt het Al-Russisch Congres van Sovjets (verkozen raad) van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden plaats.
Enkele delegaties bestaan uit professionele politici, linkse intellectuelen of geradicaliseerde legerofficieren. Maar de grote meerderheid zijn vertegenwoordigers van de gewone werkende bevolking: “een grote massa van armoedige soldaten, ongewassen arbeiders, boeren – arme mensen, gebogen onder en bang voor de harde strijd voor het bestaan” (John Reed, Ten Days That Shook the World) – maar vervuld van een revolutionaire visie op de toekomst, en een gepassioneerde vastberadenheid om hun onderdrukking voor eens en voor altijd te beëindigen.
Reformisten uit de middenklasse klagen de Bolsjewieken aan en vragen dat het Congres wordt ontbonden! Maar afgevaardigde na afgevaardigde van arbeiders, boeren en soldaten overstemt hen met de wil en inspiratie van een massa die opstaat.
Een soldaat beschrijft de sfeer: “Ik vertel je, de Letse soldaten hebben vele keren gezegd: ‘Geen resoluties meer! Geen woorden meer! Wij willen daden – de macht moet in onze handen zijn!’” De zaal, zo geeft John Reed aan, “daverde onder het gejuich…”
Onder tumultueus applaus kondigen de Bolsjewieken de overdracht van de macht aan, naar de staat aan de sovjets van de werkende bevolking. Een “Verklaring aan arbeiders, soldaten en boeren”, door de bolsjewieken voorgesteld, wordt uitbundig aangenomen. Het vat de onmiddellijke taken samen:
“De Sovjetmacht zal aan alle volken een democratische vrede en een onmiddellijke wapenstilstand aan alle fronten voorstellen. Zij zal zorgen voor de overdracht zonder schadeloosstelling van de grond van de landheren, de domeinen en de kloosters, aan de landcomités. Zij zal de rechten van de soldaat verdedigen door de volledige democratisering van het leger door te voeren. Zij zal de arbeiderscontrole op de productie instellen. Zij zal ervoor zorgen dat de stad brood en het platteland de noodzakelijke gebruiksvoorwerpen ontvangt. Zij zal aan alle naties, die in Rusland wonen, het werkelijke recht op zelfbeschikking waarborgen.”
Het congres besluit dat alle lokale macht wordt overgedragen aan de Sovjets van Afgevaardigden van Arbeiders, Soldaten en Boeren, die verplicht zijn een waarlijk revolutionaire orde te verzekeren.
Onder een regering van de revolutionaire arbeiderspartij, gesteund door de meerderheid van arme boeren, bevrijdde de Russische bevolking zichzelf van eeuwen slavernij. Op deze manier wierpen ze de voorwaarden voor het bestaan van het kapitalistisch systeem omver.
Lenin sprak de volgende avond tot het Congres toe. Wanneer hij zichzelf eindelijk hoorbaar kon maken boven het daverend applaus, bevestigden zijn eerste woorden de taak die de democratische revolutie op de agenda had geplaatst: “We zullen nu overgaan tot het vestigen van de socialistische orde.”
Doorheen de lange en harde jaren van strijd die aan deze avond voorafgingen, hadden marxisten in theorie uitgewerkt wat deze taak zou inhouden. Nu was het aan de Bolsjewistische leiders om het in praktische termen uit te leggen.
Leon Trotski, samen met Lenin de grootste autoriteit van de Russische revolutie, sprak later diezelfde nacht:
“We stellen echter al onze hoop erop, dat onze revolutie een Europese revolutie ontketenen zal. Als de opstandige volken van Europa het imperialisme niet zullen vernietigen, dan zullen wij vernietigd worden. Of de Russische Revolutie zal een storm van strijd in het Westen teweegbrengen, of de kapitalisten van alle landen zullen onze revolutie wurgen.” (Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, volume 3, pagina 1364)
De afgevaardigden, zo omschreef een toeschouwer, begroetten deze woorden ‘met een uiterst strijdbaar gejuich’. Blijkbaar hadden Lenin en Trotski de gedachten en gevoelens tot uitdrukking gebracht van de grote meerderheid van revolutionaire strijders die in het Smolny aanwezig waren die avond.
Op die manier bevestigde het nieuwe, proletarische regime in haar allereerste uren twee fundamentele voorstellen van het marxisme – niet langer als theoretische concepten, maar als de basis voor het overheidsbeleid:
- Democratie en een oplossing voor de landkwestie is in een onderontwikkeld land als Rusland enkel mogelijk onder de leiding van de arbeidersklasse, samen met de val van het kapitalisme en de overgang naar socialisme.
- Socialistische revolutie kan niet worden beperkt tot de grenzen van één land; het kan enkel ontwikkelen doorheen de strijd voor het omverwerpen van het kapitalisme op wereldschaal.
Het vervolg van deze brochure zal het hebben over het lot van de Russische revolutie in de tien tot twintig daaropvolgende jaren, en de vervanging van een arbeidersdemocratie naar een monsterachtige, bureaucratische dictatuur behandelen. Door deze ontwikkelingen zorgvuldig te bestuderen, kunnen lessen worden getrokken voor de belangrijke strijd voor het omverwerpen van het kapitalisme vandaag en de opbouw van gezonde arbeidersdemocratieën in de volgende periode.
De Contrarevolutie
Marx en Engels achtten het meest waarschijnlijk dat het kapitalisme eerst verslagen zou worden in de ontwikkelde landen, waar de arbeidersklasse het sterkst was, en waar de industriële basis bestond voor de overgang naar socialisme.
In plaats daarvan brak in oktober 1917 de ketting van het kapitalisme in haar zwakste schakel.
De regering van bolsjewieken erfde een achtergestelde samenleving in een staat van desintegratie, door drie jaar oorlog verzwakt was en een reeks van verwoestende nederlagen door Duitsland.
De imperialisten konden niet verdragen dat hun gezag werd betwist en dat hun belangen in Rusland werden bedreigd door de bolsjewieken. Zoals een pro-kapitalistische historicus openlijk toegeeft: “Ze (de imperialistische leiders zoals Churchill en Foch) waarschuwden dat het Bolsjewisme een gevaarlijke dreiging was voor de hele wereld en zou moeten worden neergeslagen wanneer het nog zwak was”. (J.N. Westwood, Russia 1917 to 1964, pagina 38)
In Rusland werd de revolutie bestreden door de geprivilegieerde en reactionaire klassen, alsook de reformisten in de arbeidersbeweging, met alles wat binnen hun mogelijkheid lag – boycotten, economische sabotage, zelfs de dreiging van een algemene staking.
Arbeiderscontrole over de productie, via een systeem van bedrijfs-, regionale en nationale comités, werd uitgeroepen om de activiteiten van de kapitalisten te controleren. Maar er bleek geen vredevolle wijze te bestaan om de uitbarsting van klassenstrijd, ontketend door de revolutie, te beheersen.
Enerzijds weigerden de kapitalisten om arbeiderscontrole toe te staan, anderzijds stopten de arbeiders (waar ze hun macht deden gelden) niet in het ‘controleren’ van de kapitalisten. Ze namen de bedrijven in hun geheel over, nog voor hun regering in de mogelijkheid was om hen van steun en middelen te voorzien.
Deze strijdbewegingen in de industrie bevestigden heel duidelijk het perspectief dat Trotski in zijn theorie van de ‘permanente revolutie’ uitlegt: eens de arbeidersklasse de macht neemt, zelfs in een achtergesteld land, wordt het onmogelijk haar programma te beperken tot de limieten van het kapitalisme. De arbeiders zullen onvermijdelijk overgaan tot het onteigenen van de kapitalisten en tot het programma van socialistische omvorming.
Een burgerlijke historicus beschreef de verregaande verlamming van de Russische samenleving toen de strijd tussen de klassen heviger werd:
“In de lente van 1918 was de Russische economie het punt van volledige ineenstorting nabij. Geld had alle waarde verloren, geproduceerde goederen verdwenen uit de winkels, de winkels zelf sloten wanneer de normale handelskanalen ophielden te functioneren; speculatie en corruptie waren schering en inslag.” (Theodore H. von Laue, Why Lenin? Why Stalin? Pagina 154)
Honger nam toe in de steden omdat de voedselvoorziening bijna tot stilstand kwam: wanneer vervaardigde goederen niet door ruilhandel konden worden verkregen, waarom zouden de boeren dan meer voedsel voor de stedelijke markten voorzien?
Revolutionaire tegenmaatregelen werden genomen. De banken, ondanks hun hardnekkige tegenwerking, werden bezet en genationaliseerd in december 1917. De arbeiders namen spontaan meer en meer bedrijven over tot het decreet van juni 1918 alle belangrijke sectoren van de industrie in staatseigendom bracht.
Comités van arme boeren en gewapende afdelingen van arbeiders werden georganiseerd om de graanvoorraden die gehamsterd werden door de rijke boeren (Koelakken) in handen te nemen.
De onverzoenbare strijd tussen de klassen escaleerde in een krachtmeting op grote schaal. De gewapende contrarevolutie verscheen op het toneel, door een alliantie van het imperialisme met de Koelakken, de kapitalisten en restanten van tsaristische troepen. De Russische burgeroorlog woedde, met opstoten en tussenpozen, van mei 1918 tot de lente van 1921.
Burgeroorlog, zoals revolutie, dwingt elkeen om kant te kiezen – voor of tegen de regering. Rechtse ‘socialisten’, ex-revolutionairen en reformisten hadden een sterkere haat tegenover het marxisme dan angst voor de reactie. Zij namen in groten getale deel aan de woeste aanvallen tegen de arbeidersstaat.
In maart 1918 bezetten Britse troepen de noordelijke haven van Moermansk en in augustus namen ze de stad Archangelsk in en sloten op deze manier de Russische handelsplaatsen af van de zee. In april landden Japanse troepen in Vladivostok in Oost-Siberië.
“Aangemoedigd door het vooruitzicht van een tussenkomst door de Geallieerden,” schrijft de burgerlijke historicus E.H. Carr, “bepleitten de rechtse Sociaal Revolutionairen (rechtervleugel van de zogenoemde socialistische revolutionaire Partij, gebaseerd op de rijkere boeren) op hun partijconferentie te Moskou in mei 1918 openlijk een politiek ‘om de bolsjewistische dictatuur omver te werpen en om een regering te vestigen gebaseerd op algemeen stemrecht en bereid om steun van de Geallieerden te aanvaarden in de oorlog tegen Duitsland’” – dat wil zeggen een pro-imperialistische regering! (The Bolshevik Revolution 1917-1923, pagina 170)
De mensjewieken, verdeeld in alle richtingen, waren “onbuigzaam op slechts één punt – hun vijandigheid ten opzichte van het (bolsjewistische) regime”. (Carr, pagina 170)
In Samara vormden de sociaal revolutionairen een anti-Bolsjewistische ‘regering’ en zetten een eigen leger op. In augustus namen ze Kazan in. De Linkse Sociaal Revolutionairen (gebaseerd op de arme boeren) waren in een coalitie met de Bolsjewieken tot maart 1918, wanneer ze de regering verlieten omdat ze niet akkoord gingen met het vredesverdrag met Duitsland, wat ze een ‘verraad’ noemden.
Nu spanden zij tegen de regering samen en probeerden ze een Duitse aanval te provoceren, die –zo geloofden zij – zou ontvangen worden door een ‘revolutionaire oorlog’. Ze ensceneerden een opstand in juli, die al gauw mislukte, omdat ze de situatie volledig verkeerd hadden ingeschat.
De Westerse machten concentreerden hun aandacht op Rusland zodra hun oorlog tegen Duitsland op zijn einde liep. In Moermansk en Archangelsk landden nog meer Britse, Franse en Amerikaanse troepen. Amerikaanse, Japanse, Britse, Franse en Italiaanse troepen bezetten Vladivostok en rukten op tot aan het Oeralgebergte. Omvangrijke Franse troepen werden ingezet op de Zwarte Zee.
Tegelijkertijd financierden en bewapenden de imperialisten de contrarevolutionaire (‘Witte’) legers samengesteld uit de laag van meest achterlijke boeren en geleid door ex-tsaristische officieren.
Victor Serge, een bolsjewiek in die tijd, omschrijft levendig de uitzichtloze situatie in oktober 1919:
“Het Witte Leger onder leiding van Admiraal Koltjak heeft Siberië in zijn macht; het vormt de regering van Oekraïne onder leiding van generaal Denikin, die een mars op Moskou aan het voorbereiden is. In het Noorden domineert het, met dank aan de Britse bataljons, een verstrooide socialistische regering, voorgezeten door de oude Tsjaikovski, een veteraan van de strijd tegen het Tsarisme; en Generaal Joedenitsj bereidt een overname van Petrograd voor, waar de mensen van honger sterven in de straten en dode paarden zich opstapelen voor de Grote Opera.” (From Lenin to Stalin, pagina 31)
Toch werd Wrangel (de opvolger van Denikin) een jaar later verslagen op de Krim en de militaire bedreiging werd effectief beëindigd.
De overwinning van de Bolsjewieken op de verenigde troepen van de interne en externe reactionaire krachten, vanuit een enorm zwakke positie, staat heel zeker gerangschikt als één van de meest briljante militaire verwezenlijkingen aller tijden.
Hoe werd deze overwinning bereikt?
Hoe de Bolsjewieken de Contrarevolutie versloegen
Het overleven van de Russische arbeidersstaat was in de eerste plaats mogelijk door de internationale steun van de arbeidersklasse via de enorme bewegingen die op de Oktoberrevolutie volgden.
De perspectieven van de bolsjewieken werden bevestigd en Europa trad een periode van revolutie in. De weg naar overwinning opende zich voor de arbeidersklasse in het ene land na het andere.
De imperialisten, die in strijd op leven en dood in hun eigen landen verwikkeld waren, konden hun aanvallen op Rusland niet verderzetten zonder de arbeiders nog verder uit te dagen en hun soldaten tot muiterij te drijven.
Een staking door Hongaarse munitiearbeiders in januari 1918 verspreidde zich als een lopend vuurtje tot in Wenen, Berlijn en doorheen Duitsland, met meer dan twee miljoen arbeiders in staking. Hun centrale eis, als een echo van de eis van de Russische arbeidersklasse, was vrede. In Finland werd een Onafhankelijke Arbeidersrepubliek uitgeroepen. Na maanden van vechten werd die omvergeworpen met steun van de Duitse troepen.
Daarna, toen op 4 november 1918 muiterij uitbrak op de Duitse marinebasis Kiel, ontstak de Duitse revolutie. In enkele dagen tijd waren enkele belangrijke steden in handen van arbeidersraden.
Het effect op de Russische arbeidersklasse was aanstekelijk. De bolsjewiek Ilyin-Genevsky nam een avond vrij in het theater van Petrograd en stelde de impact doorheen het land vast:
“Voor één van de theaterstukken zou beginnen, kwam een man in lange jas en hoge laarzen op het podium en zei: ‘Kameraden! We hebben net nieuws ontvangen uit Duitsland. Er vond een revolutie plaats in Duitsland. Wilhelm (de keizer) is van de troon gestoten. In Berlijn werd een Sovjet van arbeidersafgevaardigden gevormd en zij hebben ons een telegram met hun groeten gezonden.’ “Het is moeilijk uit te drukken wat volgde… De bekendmaking werd ontvangen door een soort van gebrul en een waanzinnig applaus wat het theater voor enkele minuten deed daveren…” (The Bolsheviks in Power, pagina 127-128)
In Oostenrijk werd het keizerrijk van de Habsburgers door massale stakingen en muiterijen in het leger verslagen. Het rijk viel uiteen en in maart 1919 nam in Hongarije een revolutionaire Sovjetregering de macht.
Frankrijk werd gegrepen door massale stakingen en muiterij bij de zeemacht. Britse soldaten muitten en de rode vlag werd gehesen over de rivier Clyde in het Schotse industriegebied. Ierland was in gewapend verzet tegen de Britse overheersing. In de VS waren er in 1919 stakingen met vier miljoen arbeiders in beweging.
Deze gebeurtenissen, nauwelijks vermeld in de officiële geschiedenisboeken, toonden een wet aan die elke socialist moet begrijpen: een succesvolle arbeidersrevolutie heeft een onschatbare internationale impact, die kapitalistische reactie uitlokt, maar tegelijkertijd de arbeiders in andere landen inspireert om die revolutie te verdedigen en haar voorbeeld te volgen.
De spirit van internationale solidariteit was het krachtigste wapen van de Russische arbeiders. Niet door oproepen tot ‘democratie’ of de ‘moraal’ van de kapitalistische klasse, maar door zichzelf te verbinden met de internationale strijd van de arbeidersklasse voor machtsovername, wonnen de Bolsjewieken onmeetbare steun vanuit elke hoek van de wereld en ontwikkelde zich een ‘tweede front’ ten opzichte van de imperialisten.
Britse en Amerikaanse troepen in Rusland startten een muiterij nadat ze kameraadschappelijk werden benaderd. Op de Zwarte Zee hesen Franse matrozen de rode vlag. De imperialisten werden gedwongen hun troepen terug te trekken en het Witte Leger werd hierdoor aan zijn lot over te laten.
De eerste congressen van de Communistische Internationale riepen de internationale arbeidersbeweging op om actie te voeren tegen elke vorm van steun voor het Witte Leger in Rusland. In juli 1920, naar aanleiding van de invasie van Rusland door reactionaire Poolse troepen, riep het Tweede Congres op:
“Stop al het werk, daarenboven al het vervoer van goederen, wanneer jullie merken dat ondanks jullie protest de kapitalistische elite van jullie landen een nieuwe interventie tegen Rusland voorbereidt. Hou elke trein en elk schip naar Polen tegen.” (Geciteerd uit J. Degras, The Communist International 1919-1943 – Documents, Volume 1, pagina 113)
In Groot-Brittannië steunden de Londense dokwerkers op een prachtige wijze hun kameraden in Rusland toen ze weigerden het schip Jolly George met wapens voor het Witte leger in Polen te laden.
Toen het Rode Leger dat de invallers terugdreef, dreigde de Britse regering in juli troepen te zenden naar Polen. Actiecomités werden door vakbondsafgevaardigden opgezet over heel Groot-Brittannië, met de dreiging van een algemene staking wanneer de interventie zou doorgaan. De Britse regering bezweek 48 uur na het verwerpen van het Sovjetantwoord op het ultimatum.
Zowel op de slagvelden van Rusland als op internationaal vlak, was de overwinning van de arbeiders, slechts mogelijk door het compromisloos revolutionair beleid van de Bolsjewieken.
Een soldaat die sprak op een massameeting in Petrograd verhelderde het klassenprogramma waarop het Rode Leger werd gebouwd:
“De soldaat zei: ‘Toon waar ik voor vecht… Is het voor democratie of voor de kapitalistische plunderaars? Als je mij kan bewijzen dat ik de Revolutie verdedig, dan zal ik gaan vechten zonder een doodstraf om me daartoe te dwingen’.”
“Wanneer het land aan de boeren toebehoort, de bedrijven aan de arbeiders en de macht aan de Sovjets, dan weten we dat we ergens voor vechten en we zullen er dan ook voor vechten!” (John Reed, Ten Days That Shook the World, pagina 45-46)
Een sleutelrol in de strijd is leiderschap – in de eerste plaats ideeën en programma; maar daaruit volgend, de rol van individuen om deze ideeën aan te grijpen, de voorwaartse dynamiek van de klasse te belichamen en anderen de weg te tonen.
Het zou onmogelijk zijn om bijvoorbeeld de historische bijdrage van Marx en Engels te ontkennen in de ontwikkeling van het socialistisch programma, of van Lenin in het voorbereiden van de weg voor de Oktoberrevolutie.
Het zou evengoed onmogelijk zijn de rol van Trotski te onderschatten als Volkscommissaris voor Oorlog van 1918 tot 1925, in de opbouw van het Rode Leger en de strategie dat tot de overwinning leidde.
Trotski organiseerde het Rode Leger als een revolutionair leger, met motivatie op basis van politiek begrip en niet door blinde gehoorzaamheid. Zijn onwankelbaar vertrouwen in de arbeiders, jeugd en boeren die zijn rangen vervoegden, wordt het best uitgedrukt in zijn eigen woorden:
“Wat was er nodig (om de revolutie te redden)? Slechts weinig. De eerste linies van de massa’s hadden het dodelijk gevaar van de situatie begrepen. De eerste vereiste voor succes was om niets te verbergen, nog het minst onze zwakte; om niet te spotten met de massa’s, maar alles correct te benoemen.” (My Life, pagina 43)
Toegewijde jonge arbeiders werden aangetrokken tot het leger en werden haar voorhoede. Trotski gaat verder: “De Sovjets, de partij en de vakbonden wijdden zich aan het oprichten van nieuwe afdelingen en zonden duizenden communisten naar het front. Het merendeel van de jeugd van de partij wist niet om te gaan met wapens, maar ze hadden de wil om te winnen en dat was het belangrijkste. Ze vormden de ruggengraat van het zwakke lichaam van het leger.”
De ‘wil om te winnen’ was doorslaggevend. Wapens leren gebruiken, vergt niet veel tijd. Maar de wil om te winnen kan slechts ontstaan uit het gevoel een duidelijk doel te hebben waarvoor te vechten en uit het begrip hoe dit kan worden bekomen.
De bolsjewieken hadden de moraal om te winnen en het is net die vitale kracht die ontbrak binnen de rangen van het Witte leger. Zelfs de pro-kapitalist Westwood moest toegeven:
“Tot Wrangel de overblijfselen van het Witte Leger overnam (bijna op het einde van de oorlog), stelden zijn officieren een voorbeeld van dronkenschap, plunderingen en geweld, met hun soldaten die gewillig volgden. Schandelijke behandeling van de lokale bevolking, de uitgesproken intentie om de landheren te herstellen in hun macht en de groter wordende kloof tussen het Witte Leger en de boeren, maakte dat de laatstgenoemden uiteindelijk voorkeur gaven aan het Rode Leger.” (Russia 1917 to 1964)
Zo werd de oorspronkelijke, woeste aanval van de contrarevolutie verslagen. De bolsjewieken begrepen dat hun overwinning niet meer dan wat uitstel van de strijd kon brengen. Zo sprak Lenin in 1920:
“We zijn nu overgegaan van oorlog naar vrede. Maar we zijn niet vergeten dat oorlog nog zal terugkeren. Zo lang dat zowel kapitalisme als socialisme blijven bestaan, zullen we niet in vrede leven. Of de één of de ander zal uiteindelijk overwinnen.” (Geciteerd door Trotski, in History of the Russian Revolution, Volume 3, pagina 365)
Vragen voor discussie:
- Waarom voltrok de revolutie zich in het achterlijke Rusland en niet in Groot-Brittannië of Duitsland waar de arbeidersklasse sterker was?
- Wat zou er zijn gebeurd als Lenin en Trotski niet in Rusland waren ten tijde van 1917?
- De revolutie vond plaats in Rusland vanwege de unieke voorwaarden van oorlogsmoeheid, verhongering en landloze boeren. Zeker dat het onder andere omstandigheden niet zou hebben plaatsgevonden?
- Toont de ontwikkeling van een driejarige burgeroorlog niet aan dat de bolsjewieken slechts de steun hadden van een kleine minderheid?
- Hoe konden de Bolsjewieken de burgeroorlog winnen tegen militair sterkere troepen?
Verdere lectuur
- 1917: Russische Revolutie schokt de wereld, Marxisme.be 2017, 80 pagina’s
- Leon Trotski: Geschiedenis van de Russische Revolutie, Marxisme.be 2017, 1200 pagina’s (drie delen)
- John Reed: Tien dagen die de wereld schokten
- Victor Serge: Year One of the Russian Revolution
- Grant en Woods: Lenin en Trotski, hun echte opvattingen
Deel twee: Isolement en degeneratie van de arbeidersstaat
Nederlagen op internationaal vlak
De machtige bewegingen van de arbeidersklasse die volgden op de Oktoberrevolutie, plaatsten de omverwerping van het kapitalisme doorheen Europa op de agenda.
De overwinning van de arbeidersklasse in de ontwikkelde landen zou vervolgens ook de basis bieden om de verlammende economisch achterstand in Rusland in te halen, en de dreiging van een imperialistische aanval wegnemen.
Zich internationaal organiseren, was essentieel om de in actie tredende arbeiders in de verschillende landen te verengingen en de strijd te leiden tegen de wereldwijde kapitalistische alliantie.
De Tweede Internationale was geen instrument meer voor de arbeiders in hun strijd voor de macht (zie kader). Een nieuwe Internationale moest worden opgebouwd.
De crisis van de leiding van de arbeidersklasse.
Voor 1914 was de Tweede Internationale vastbesloten zich met alle middelen te verzetten tegen imperialistische oorlog, ook via de algemene staking. Wanneer de oorlog echter uitbrak, steunde de overweldigende meerderheid van haar leiding op actieve of passieve wijze de “eigen” regering.
Wat ligt aan de oorsprong van dit vreselijke verraad?
De Tweede Internationale werd in 1889 opgericht als een federatie van (hoofdzakelijk Europese) sociaaldemocratische partijen die, in het algemeen, het marxisme aanhingen. Ze werd opgebouwd in een periode van imperialistische expansie en, over het algemeen, stabiele groei in de ontwikkelde kapitalistische landen. Dit was van beslissende invloed op haar karakter.
Belangrijke gevechten werden gestreden onder de vlag van de Internationale. Grote toegevingen werden afgedwongen – democratische rechten, hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden. In dit proces ontstond een opgeleide en relatief goedbetaalde “arbeidersaristocratie”. De leiding kwam steeds meer uit deze laag, samen met een groep intellectuelen die besloten hun carrière op te bouwen in de arbeidersbeweging.
Verwijderd van de dagelijkse strijd van de arbeiders voelden deze leiders zich steeds comfortabeler met een goedbetaalde job als parlementair of verantwoordelijke in de partij of vakbond. Onvermijdelijk beïnvloede hun omgeving ook hun ideeën. Hun perspectief werd samengevat in de theorie van het “reformisme” zoals de Duitse sociaaldemocraat E. Bernstein die formuleerde – die stelt dat het kapitalisme gradueel weg “hervormd” kan worden via vreedzame parlementaire methodes.
Dit betekende dat de strijd om het kapitalisme omver te werpen stilletjes naar de achtergrond kon worden geduwd. De “strijd” kon geleid worden vanuit zachte parlementaire zetels – met een mooi loon, betaald door de staat!
De reformistische tendens nam steeds dominantere proporties aan. Onvermijdelijk leidde het tot toenemende samenwerking met de kapitalistische klasse. Arbeidersleiders raakten steeds meer betrokken in verschillende staatsorganen. Publieke functies gaven hen bijkomende privileges.
Door deze invloeden werd een nationalistisch perspectief gecultiveerd. Het perspectief van de sociaaldemocratische leiders beperkte zich steeds meer tot de nationale instellingen en het lokale bestuur. Hun band met de internationale beweging beperkte zich tot sentimentele banden en lege retoriek.
De catastrofale gevolgen van dit graduele proces van politieke degeneratie werden zichtbaar in augustus 1914, toen de reformisten bijna unaniem de zijde kozen van de kapitalistische staat. Strijd van de arbeiders om het kapitalisme omver te werpen zou vanaf dan op openlijk en furieus verzet van de reformistische leiders stoten.
Begin 1919 werd een belangrijke brief verzonden naar organisaties van revolutionaire arbeiders in verschillende landen. De brief werd ondertekend door Lenin en Trotski namens de Russische Communistische Partij (de nieuwe naam van de Bolsjewistische Partij) en arbeidersleiders uit verschillende landen. De organisaties werden uitgenodigd voor een congres in Moskou. De bedoeling van het congres werd als volgt omschreven:
“Het congres moet een gezamenlijk strijdfront vormen met als doel de permanente coördinatie en het systematisch leiderschap van de beweging te bekomen, een centrum van de Communistische Internationale, die de belangen van de beweging in verschillende landen ondergeschikt maakt aan de belangen van de internationale revolutie” (Geciteerd in Degras, Volume 1, page 5)
Tijdens dit congres, dat plaats vond van 2 tot 6 maart 1919, werd de Communistische (Derde) Internationale gesticht.
Uit de “platformtekst van de Communistische Internationale”, aangenomen op het stichtingscongres
“Het imperialistisch systeem valt uiteen. Gisting in de kolonies, gisting in de vroeger kleine, afhankelijke naties, opstanden van het proletariaat, succesvolle revoluties in sommige landen, desillusie in de imperialistische legers … – dit is de stand van zaken overal in de wereld vandaag…
“Er is slechts één kracht die [de mensheid] kan redden, en dat is het proletariaat… het moet echte orde creëren, communistische orde. Het moet de heerschappij van het kapitaal breken, oorlog onmogelijk maken, de staatsgrenzen afschaffen, de hele wereld omvormen tot een samenwerkende gemeenschap…
“De groei van de revolutionaire beweging in alle landen, het gevaar dat de alliantie van kapitalistische staten deze beweging zal versmachten, en, ten laatste, de absolute noodzaak om de proletarische actie te coördineren – dit alles moet leiden tot de oprichting van een waarlijk revolutionaire, waarlijk proletarische communistische Internationale.
“De Internationale … zal de internationale assistentie tussen het proletariaat van verschillende landen belichamen… [Ze] zal de uitgebuite koloniale volkeren ondersteunen in hun strijd tegen het imperialisme, om het imperialistische wereldsysteem ten val te brengen.”
De inspirerende stappen voorwaarts van de arbeidersklasse in 1918-1919 waren echter slechts het startschot van een uitgerekte periode van revolutie en contrarevolutie. In dit proces van opgang en neergang van de klassenstrijd in Europa waren de arbeiders niet in staat om hun verworvenheden te behouden.
Twee belangrijke factoren lagen aan de basis van een reeks nederlagen: ten eerste het doelbewuste verraad van de sociaaldemocratische leiders; ten tweede de onvolwassenheid van de revolutionaire stroming in de arbeidersbewegingen buiten Rusland – m.a.w. de zwakte van echte marxistische leiders, zelfs in die partijen die deel uitmaakten van de Derde Internationale.
In Duitsland hadden grote delen van de arbeidersklasse nog illusies in de reformistische SPD-leiding. In november 1918 werden de reformisten, onder leiding van Noske en Scheidemann, in een regering geduwd, als bewuste agenten voor de contrarevolutie.
Hun strategie bestond erin om de arbeidersklasse te overhalen de autoriteit van het “democratische” kapitalistische parlement te aanvaarden. Vervolgens hervormden ze het leger met als doel de arbeidersraden te vernietigen.
Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, de briljante revolutionaire leiders van de Duitse arbeidersbeweging, werden in januari 1919 vermoord door de militaire reactie die hun vroegere partijgenoten en kameraden hadden ontketend.
Maar de Duitse kapitalisten bleven erg zwak en de arbeidersbeweging was allesbehalve verslagen. Veel gevechten moesten nog worden uitgevochten voordat de kwestie van machtsovername voor een langere tijd beslecht zou zijn.
Het lidmaatschap van de Communistische Internationale (“Comintern”) kende een explosieve groei. 51 nationale afdelingen, met een gecombineerd lidmaatschap van 2,8 miljoen leden (waarvan slechts 550.000 in de USSR) waren vertegenwoordigd op het derde congres in 1921.
Veel verschillende politieke tendensen werden opgenomen in de Internationale, variërend van “centristische” (d.w.z. tussen het marxisme en reformisme: revolutionair in woorden maar terughoudend in de praktijk) tot ultralinkse.
In Hongarije waren het de fouten van de ultralinkse communistische leiding die tot de nederlaag van de radenrepubliek leidde. Door hun weigering om het land te verdelen onder de boeren en dogmatisch vast te houden aan de nood tot de collectivisering van het land van de grootgrondbezitters, konden ze de steun van de boeren niet winnen en het land niet verenigen.
Toen de contrarevolutie toesloeg in de vorm van een invasie van Roemeense en Tsjechoslowaakse legers, waren de boeren niet bereid te vechten voor een regering die weigerde hun meest elementaire eisen in te willigen.
In augustus 1919, na vier maanden van heroïsch weerstand, viel de arbeidersrepubliek. Een gruwelijk bloedbad volgde voor de arbeiders tijdens de reactionaire terreur nadien.
In Italië was het gebrek aan ruggengraat van de “revolutionaire”, centristische leiders die de overwinning onmogelijk maakte.
Een massale golf van fabrieksbezettingen in 1920 creëerde een revolutionaire situatie met sovjets die de fabrieken controleerden en rode gardisten die ze verdedigden. De kapitalistische staat was verlamd. De uitdaging was om de arbeiders te mobiliseren en te bewapenen voor de verovering van de macht.
De “marxistische” leiders van de Italiaanse Socialistische Partij moesten onder druk van de basis hun steun uitspreken voor de Comintern. In realiteit waren ze verdeeld en zelfs de “maximalisten” (de linkerzijde) lieten na om de leiding over de strijd te nemen. Zo kon het initiatief overgaan naar de reformisten, die de macht aan de kapitalisten teruggaven – zoals gewoonlijk – in ruil voor enkele tijdelijke toegevingen.
In Frankrijk, Ierland, Groot-Brittannië, Nederland, en vele andere landen slaagde de kapitalistische klasse erin om terug de controle te verwerven over de situatie met de hulp van de reformistische arbeidersleiders. Dit werd steeds mogelijk gemaakt door de afwezigheid van een ervaren, marxistische leiding die in staat zou zijn om gebruik te maken van de enorme mogelijkheden en de reformisten te isoleren, zoals de bolsjewieken hadden gedaan in Rusland.
Tegen 1921 kwam de arbeidersstrijd internationaal in een tijdelijke impasse terecht. Een bijzondere en gevaarlijke samenloop van krachten ontwikkelde zich: enerzijds consolideerde de kapitalistische klasse internationaal haar positie, anderzijds bleef de Russische arbeidersstaat geïsoleerd en uitgeput achter.
De uitputting van de Sovjet-democratie
De Russische arbeiders overleefden de burgeroorlog, maar tegen een verschrikkelijke prijs.
Tegen 1920 was de productie in de grootindustrie gedaald naar 14% van het niveau in 1913. De landbouwproductie viel terug met 16% tussen 1917 en 1921. De staalproductie bedroeg 5% van het niveau in 1913.
In 1921 en 1922 heerste er hongersnood in het oosten en zuidoosten van Rusland, wat leidde tot de dood van 5 miljoen mensen. Het dreef geïsoleerde gemeenschappen naar barbarij en zelfs kannibalisme. Het elan van 1917 veranderde in wanhoop, de wilskracht om de maatschappij te veranderen sloeg om naar een grimmige strijd om te overleven.
Een politieke democratie kan niet overleven onder deze condities. Elke oorlog vraagt een strakke centralisatie van het commando over middelen en mankracht. Bovendien wordt een revolutionaire burgeroorlog niet alleen bevochten op het militaire front, maar ook tegen deze groepen die onzichtbaar in de maatschappij de contrarevolutie ondersteunen.
De Oktoberrevolutie steunde op het bondgenootschap tussen de arbeidersklasse en de boeren. Die laatsten hadden de arbeidersstaat ondersteund omdat die hen vrede en land had gegeven.
Maar de ontberingen van de oorlog ondermijnden de steun van de boeren voor de revolutie. Gefabriceerde goederen waren amper te verkrijgen, terwijl voedselvoorraden van de boeren voor het Rode Leger en de steden werden opgevorderd.
Enkel de brutaliteit van de Witte legers, en de intentie om grootgrondbezitters terug land te geven, voorkwam dat grote delen van het boerenbestand zich niet achter de contrarevolutie schaarde.
Vrijheid van meningsuiting en organisatie kon niet in stand worden gehouden, als de samenleving in tweeën was gesplitst en de arbeidersmacht aan een zijden draadje hing. Vijandige elementen, agiterend rond de klachten van de massa’s, zouden het land in rebellie kunnen doen ontvlammen hebben en de deur voor de contrarevolutie hebben kunnen openzetten. Trotski legde uit;
“We vechten op leven en dood. De media zijn een wapen, niet van een abstracte samenleving, maar van twee niet verenigbare, bewapende en strijdende kanten. We vernietigen de media van de contrarevolutie, op dezelfde manier als we haar versterkte posities hebben vernietigd, haar winkels, haar communicatie en haar geheime dienst.” (Terrorisme en communisme, pagina 80)
Deze periode stond bekend onder de naam: “oorlogscommunisme”. In die economie werd de consumptie van ’s lands enorm schaarse goederen strikt gecontroleerd. Tegelijkertijd, in de verwachting van de overwinning van de Duitse arbeidersklasse, hoopte de Sovjetregering de wissel te kunnen maken tussen controle over de distributie naar controle over de productie. Men gebruikte de methodes van het oorlogscommunisme als startpunt voor een geplande socialistische economie.
Reformisten en ex-marxisten toonden zich verontwaardigd bij de meedogenloze maatregelen die de bolsjewisten gedwongen waren te nemen om de contrarevolutie neer te slaan. “Wat is het verschil”, vroegen ze, “tussen de methodes van het bolsjewisme en die van het Russische rijk onder de tsaar ?” Trotski antwoordde:
“Versta je dit niet, heilig man ? We zullen het je uitleggen. De terreur van de tsaar wurgde de arbeiders die vochten voor een socialistische samenleving. Bijzondere commissies worden aangesteld om huisbazen, kapitalisten en generaals dood te schieten die het kapitalisme willen herinstalleren. Snap je dit… verschil? Ja? Voor ons communisten is het duidelijk.”(Terrorism and Communism, pages 78-79)
Repressie, werd door de bolsjewieken echter gezien als een uitzonderlijke en tijdelijke methode, die ze gedwongen waren te gebruiken door de imminente dreiging van de reactie. Zelfs onder deze moeilijke condities was er ruimte voor verzoening met politieke tegenstanders, op voorwaarde dat ze de arbeidersstaat in de praktijk steunden en op basis daarvan campagne voerden voor hun beleid.
Er is op geen enkel moment door de bolsjewieken het idee van een ‘eenpartijstaat’ naar voren geschoven, aangezien er hiervoor ook geen marxistisch argument bestaat.
In de praktijk sloten diegenen die de revolutie steunden zich evenwel in grote getallen aan bij de bolsjewieken. De oppositiepartijen werden steeds meer bij de vijanden van de arbeidersstaat achtergelaten. Ze vochten, en ze verloren.
In juni 1918 sloten de sovjets de rechtse sociaal revolutionairen en mensjewieken uit hun rangen als gevolg van hun betrokkenheid in de contrarevolutie.
Eind augustus in 1920 hielden de mensjewieken hun partijconferentie in Moskou, en kregen er ook media-aandacht voor. Maar tegen 1921 hadden de meeste mensjewistische leiders Rusland verlaten, om hun campagne tegen de arbeidersstaat vanuit het buitenland verder te voeren.
Het congres van de Communistische Partij van 1921 erkende dat de arbeidersdemocratie opgebouwd moest worden. Maar de basis voor arbeidersdemocratie – de eenheid, organisatie en revolutionaire energie van de arbeidersklasse – werd ondermijnd door de bovenmenselijke moeite die nodig is geweest voor het winnen van de oorlog.
De ineenstorting van de industrie betekende een decimering onder de rangen van de arbeiders:
“Tegen 1919 was het aantal arbeiders dat in de industrie werkte afgezwakt naar 76% van het niveau in 1917. Tegen 1920 was het aantal arbeiders in de industrie teruggevallen van drie miljoen in 1917 tot 1.240.000. In twee jaar tijd was de arbeidersbevolking in Petrograd gehalveerd.” (A. Woods and E. Grant, Lenin and Trotsky: What they really stood for, page 75)
De politieke kaders van de arbeiders – de klassenbewuste activisten die hun collega’s hadden gemobiliseerd, stakingen hadden geleid, wapens opgenomen hadden, aan de wieg gestaan hadden van de sovjets en ze ook geleid hadden – waren bijna allemaal verdwenen. Zoals Ilyin-Genevsky in Petrograd al in de begindagen van de oorlog optekende:
“Het front riep voor versterkingen – voor zowel soldaten van het rode leger als leidinggevende figuren… Het comité van Petrograd zond 300 van zulke personen, leden van onze partij, naar het front. We moesten onze beste krachten opofferen aan de eisen van het front” (De bolsjewieken aan de macht, pagina 116-117)
Duizenden van deze revolutionaire kaders stierven in de oorlog. De meeste van de overlevenden werden opgenomen in de ministeries van de arbeidersstaat.
De werkkrachten die overbleven in de fabrieken veranderden naar het tegenovergestelde van de revolutionaire voorhoede van 1917. Al in 1919 waarschuwde een afgevaardigde op het vakbondscongres:
“We zien in een groot aantal industriële centra dat de arbeiders opgenomen worden in de boerenmassa, en in plaats van een bevolking van arbeiders krijgen we een halve boeren of soms zelfs een volledige boerenpopulatie.” (Geciteerd door Woods en Grant, pagina 75)
Met de klassenbewuste arbeiders die gedecimeerd en verspreid waren, met de werkkrachten van ruwe semi-boeren in de fabrieken die dag en nacht worstelden om de productie voort te zetten met de versleten apparatuur en de voortdurende tekorten, hielden de sovjets op te functioneren.
Het Al-Russische Congres van de Sovjets, dat normaal elke drie maand samenkwam, was maar één keer per jaar samengekomen tegen 1918; en zelfs die vergaderingen waren onvolledig voorbereid.
Door volledige uitputting waren de massa’s niet meer in staat om directe macht uit te oefenen. Deze factor was bepalend voor de ontaarding van de Russische arbeidersstaat.
Maar, men kan de vraag stellen, of de bolsjewieken er niet voor hadden kunnen zorgen dat de staat een politiek instrument van de arbeidersklasse had kunnen blijven? Ze waren aan de macht – waarom konden ze de bureaucratisering niet uitroeien en een socialistisch beleid voeren?
Deze vraag is ook belangrijk om duidelijk te maken waarom, vandaag, echte socialistische eisen onmogelijk zijn zonder massale participatie van de arbeidersklasse in het bestuur van elk staatsorgaan.
In de volgende drie paragrafen wordt nader ingegaan op de objectieve obstakels waarmee de bolsjewieken werden geconfronteerd, de beperkingen van hun controle over het staatsapparaat bij gebrek aan functionerende sovjets en de gevolgen van de veranderende situatie voor de Communistische Partij zelf.
Bureaucratie en de arbeidersstaat
Lenin legde, kort voor de Oktoberrevolutie, de aard van de arbeidersstaat op een briljante manier uit in zijn boek Staat en Revolutie:
“Naast een immense uitbreiding van de democratie, die voor het eerst een democratie voor de armen wordt… brengt de dictatuur van het proletariaat een reeks beperkingen met zich mee van de vrijheid van de onderdrukkers, de uitbuiters en de kapitalisten. We moeten ze onderdrukken om de mensheid te bevrijden van loonslavernij; hun verzet moet met geweld worden verpletterd… maar het is nu de onderdrukking van de uitbuitende minderheid door de uitgebuite meerderheid. Een speciaal apparaat, een speciale machine voor onderdrukking, de ‘staat’, is nog steeds nodig, maar dit is al een overgangsstaat…” (zie pagina’s 107-110)
Het “afsterven” of het “oplossen” van de staat als gespecialiseerd orgaan van onderdrukking en controle, als gewapende lichamen van mannen die losstaan van de massa van het volk – dit is de politieke maatstaf van de heerschappij van de arbeiders. Lenin vat samen wat het betekent.
“De uitbuiters zijn natuurlijk niet in staat om het volk te onderdrukken zonder een zeer complexe machine.. Maar het volk kan de uitbuiters onderdrukken met een zeer eenvoudige ‘machine’… door de eenvoudige organisatie van de gewapende massa’s (zoals de Sovjets van Arbeiders en Soldaten Afgevaardigden…)” (pagina 110)
Hoe zou deze “eenvoudige machine” in de praktijk werken? Hoe kunnen arbeiders controle over de staat die ze hebben gecreëerd, blijven uitoefenen en de groei van een militaire en bureaucratische elite voorkomen? Lenins basisrichtlijnen zijn vandaag de dag nog net zo geldig als op de dag dat ze werden geschreven:
- “Geen enkele ambtenaar krijgt een hoger loon dan de gemiddelde geschoolde werknemer…”
- “Administratieve taken moeten worden geroteerd tussen de breedste lagen van de bevolking om de kristallisatie van een ingegraven kaste van bureaucraten te voorkomen.”
- “Alle werkende mensen moeten wapens dragen om de revolutie te beschermen tegen bedreigingen uit alle windstreken, zowel intern als extern.”
- “Alle macht zou bij de sovjets komen te liggen. De samenstelling van de Sovjets, basisafgevaardigden van de werkplaatsen, die direct werden teruggeroepen, verplichten de afgevaardigden om verslag uit te brengen aan de massabijeenkomsten van hun arbeiders… en zo te zorgen voor een maximale massaparticipatie.” (R. Silverman and E. Grant, Bureaucratism or workers’ Power?, page 3)
De revolutie had de oude tsaristische staat in die mate vermorzeld dat de meest reactionaire generaals en edelen aan het hoofd van de ministeries en de strijdkrachten werden verdreven. De communisten namen hun plaats in waar mogelijk. Maar een grondige transformatie van het staatsapparaat was onmogelijk met de middelen van de geïsoleerde Sovjet-Unie. De bolsjewieken telden in februari slechts 23.600 leden. Een minderheid van dit aantal vormde het kader van de partij, in staat om anderen te leiden en in de strijd voor het partijprogramma. Het staatsapparaat, daarentegen, telde honderdduizenden ambtenaren.
“Specialisten” en ervaren ambtenaren van het oude regime konden niet worden vervangen; zij moesten worden behouden, zelfs als dat zou betekenen dat ze met privileges zouden worden omgekocht. In de stad Vyatka bijvoorbeeld, waren in 1918 niet minder dan 4476 van de 4766 ambtenaren oudgedienden van de Tsaar.
Trotski legde in zijn boek, De Verraden Revolutie uit, hoe groot de impact hiervan was: “Een arbeidersstaat is een brug tussen een burgerlijke (kapitalistische) en socialistische samenleving.” Haar taak bestaat erin om een samenleving te creëren van overvloed door op een geplande manier om te gaan met haar middelen, waardoor de klassentegenstellingen – en de staat zelf als een orgaan van klassen heerschappij – zullen verdwijnen.
Doorheen de eerste fase moet de arbeidersstaat binnen het economisch kader dat hij heeft overgeërfd van het kapitalisme opereren. Men moet de vaardigheden gebruiken van die mensen die hun opleiding onder het kapitalisme hebben gekregen, en de methodes die van tel waren onder het kapitalisme zoals arbeidsverdeling, de uitbetaling van lonen, e.d…
De hele ontwikkeling van de arbeidersstaat wordt dus bepaald door “de veranderende relatie tussen de burgerlijke en socialistische tendensen” (pagina 54) – bijvoorbeeld, tussen de overblijvende elementen van het oude burgerlijke staatsapparaat en de methode van top-down controle ervan, en de ontwikkeling van een arbeidersklasse georiënteerde bottom-up beheer.
Enkel door de toenemende zeggenschap van de arbeidersklasse over de samenleving kunnen de laatste restanten van het kapitalisme uitgeroeid worden.
In het achtergebleven Rusland hadden de sovjets echter opgehouden te bestaan als organen van het gewapende volk. Het dagelijks bestuur was in handen van een leger van niet-communistische ambtenaren, die het perspectief van de bevoorrechte lagen in de samenleving vertegenwoordigen.
Bureaucratie in een achtergesteld land, legde Trotski uit, is een product van die achtergesteldheid zelf – de zwakte van de arbeidersklasse, haar gebrek aan vaardigheden, en de positie van macht waarvan de ambtenaren kunnen genieten:
“De basis van de bureaucratische heerschappij is het gebrek van de maatschappij aan consumptiegoederen, met de daaruit voortvloeiende strijd van ieder tegen allen. Als er genoeg goederen in een winkel zijn, kunnen de klanten komen wanneer ze willen. Als er slechts weinig goederen zijn, kunnen de kopers nog steeds komen wanneer ze willen, maar wanneer er een tekort aan goederen is, moeten de klanten in de rij staan. Als de rijen erg lang zijn, is het nodig om een politieagent aan te stellen om de orde te handhaven. Dat is het startpunt van de Sovjet-bureaucratie. Zij ‘weet’ wie iets moet krijgen en wie moet wachten.” (Revolution betrayed, pg 112)
Daarmee wordt de bureaucratie in een geïsoleerde, achtergestelde arbeidersstaat niet ineens overbodig om nadien “weg te sterven”. In de mate dat de “onderontwikkelde” arbeidersklasse niet in staat is om haar functies over te nemen, krijgt de bureaucratie, minstens voor een periode, een objectieve reden om haar bestaan te rechtvaardigen.
Via de bureaucratie werd de druk van de reactionaire klassen uitgeoefend op en binnen de Russische arbeidersstaat. Dit werd steeds duidelijker naarmate de uitputting van de sovjets, de ambtenaren meer vrijheid gaf om te handelen zoals zij dat wilden.
De politieke vertegenwoordigers van de arbeidersklasse, georganiseerd in de Communistische Partij, werden steeds meer tot een hard bevochten strijd tegen de bureaucratie gedwongen.
Lenin, die in de laatste twee jaar van zijn leven door ziekte werd geveld, werd zich sterk bewust van de gevaren van de situatie. Op het vierde Comintern-congres in 1922 gaf hij de internationale afgevaardigden deze openhartige inschatting van de situatie in Rusland:
“Ongetwijfeld hebben we een heleboel domme dingen gedaan, en zullen we dat nog doen… Waarom doen we deze dwaze dingen? De redenen zijn duidelijk: ten eerste, omdat we een achtergesteld land zijn; ten tweede, omdat het onderwijs in ons land op een laag niveau staat; ten derde, omdat we geen hulp van buitenaf krijgen. Geen enkel ontwikkeld land helpt ons. Integendeel, ze werken ons allemaal tegen; ten vierde is onze staatsmachinerie de schuldige. Wij hebben de oude staatsmachinerie overgenomen, en dat was ons ongeluk. Heel vaak werkt dit apparaat tegen ons… We hebben nu een enorm leger van overheidspersoneel, maar het ontbreekt ons aan de voldoende opgeleide krachten om werkelijk controle over hen uit te oefenen.” (Lenin, Het vierde Congres van de Communistische Internationale, pagina 19)
Met “opgeleide krachten”, bedoelde Lenin communistische arbeiders, georganiseerd en in staat om de “specialisten” te controleren. Lenin kon geen onmiddellijk antwoord geven aan het probleem, omdat er in Rusland zelf geen was.
“In al onze agitatie,” zei Lenin, “moeten we uitleggen dat de tegenslag die we hebben gehad, een internationale tegenslag was, dat er geen andere weg is, dan een internationale revolutie.” (Geciteerd door Trotski in zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’)
Met andere woorden, enkel de verovering van macht door de arbeidersklasse in ontwikkelde landen, en het verlenen van grootschalige technische bijstand aan hun broeders en zusters in Rusland, zouden de basis voor de bureaucratische macht kunnen wegnemen.
Partijdemocratie
De uitputting van de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie legde een kritieke verantwoordelijkheid bij de Communistische Partij en haar leiding om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen.
De oorlogsomstandigheden vernietigden de sovjets, de basisorganen van de arbeidersstaat. In 1921 kwam zelfs het uitvoerend bureau van het Congres van Sovjets nog maar drie keer per jaar bijeen. De “Sovnarkom” (de Raad van Volkscommissarissen, of regering) bleef over als het effectieve orgaan van de staatsmacht.
De Sovnarkom bestond uit vooraanstaande communisten, die werden gekozen om het partijbeleid uit te voeren. Vanzelfsprekend opereerden zij binnen de discipline van de partij.
De partij bleef, met andere woorden, de kern en de ruggengraat van de arbeidersstaat. Het gezag werd noodzakelijkerwijs geconcentreerd in de handen van het centraal comité – later werd dat het politiek bureau (“Politbureau”) dat gekozen was door het centraal comité – als gevolg van de extreme centralisatie die de oorlog vereiste.
Trotski gaf op het Comintern-congres van 1920 een voorbeeld van wat dit betekende, in verband met de kwestie van het sluiten van de vrede met Polen:
“Wie heeft over deze vraag beslist? We hebben de Sovnarkom, maar het moet onderworpen zijn aan een zekere controle. Wiens controle? De controle van de arbeidersklasse als een vormeloze chaotische massa? Nee. Het centraal comité van de partij is bijeengeroepen om het voorstel te bespreken en te beslissen of het beantwoord moest worden.” (Geciteerd in E. H. Carr, De bolsjewistische revolutie, pg. 226)
Maar de centralisatie van de macht onder Lenin en Trotski, hoe compromisloos ook, ontaardde in geen enkel stadium in systematische bureaucratische dwang van bovenaf.
De partij en haar kader waren opgebouwd door de strijd om een groot aantal afzonderlijke revolutionaire groepen, elk met hun eigen leiderschap en ideeën, te verenigen rond een marxistisch programma. De methode was die van het debat. Het recht van leden of groepen (“fracties” of “tendensen”) om de leiding in twijfel te trekken en op een georganiseerde manier campagne te voeren voor hun ideeën, werd als vanzelfsprekend beschouwd.
In 1918 bijvoorbeeld kwam de oppositie van de “Linkse Communisten” voort uit scherpe debatten binnen de partij over de kwestie van de vrede met Duitsland. Gedurende veertien dagen gaven zij in Petrograd hun eigen dagblad uit; in Moskou kregen zij de controle over de partijorganisatie.
Maar met het uitbreken van de burgeroorlog sloten de linksen de gelederen met de rest van de partij en namen de strijd op.
De explosie van ongebreidelde arbeidersdemocratie in die eerste dagen wordt goed weergegeven door het verslag van Ilyin-Genevski:
“Een Volkscommissaris [minister] … was in sommige gevallen verplicht geen bevelen te geven, maar verzoeken te richten aan een bestuursorgaan dat aan hem ondergeschikt was. En dit eigen orgaan kon het niet eens zijn met de Volkscommissaris, en kon zijn verzoek weigeren. Dit soort dingen kwam vaak voor. Een breed democratisme in de gang van zaken kwam tot uitdrukking in de leuze ‘macht op lokaal niveau’.” (De bolsjewieken aan de macht, pg. 30)
Zelfs in het rode leger waren critici van Trotski’s leiderschap – in wezen aanhangers van de guerrillaoorlog – in staat om zich te organiseren als een “militaire oppositie” en campagne te voeren voor hun opvattingen. Ze kregen ongelijk in de praktijk.
Eind 1920 ontstond de zogenaamde Arbeidersoppositie, met een programma dat door Carr werd samengevat als “een mengelmoes van de algemeen verspreide ontevredenheid, voornamelijk gericht tegen de groeiende centralisatie van economische en politieke controles.” (De bolsjewistische revolutie, pagina 203)
Hun standpunt werd maandenlang, dag na dag, in de partijpers uitgedragen. Een pamflet met hun zaak werd verspreid op het partijcongres van maart 1921, waar de kwesties volledig zouden worden besproken.
De werkzaamheden van het congres werden echter dramatisch onderbroken door de opstand van matrozen op de marinebasis van Kronstadt, een eiland in de Baai van Finland tegenover Petrograd.
De opstand van Kronstadt
In 1917 behoorden de matrozen van Kronstadt tot de voorhoede van de revolutie. In 1921 was deze generatie naar de oorlogsfronten verdwenen en vervangen door dienstplichtige boeren, politiek onervaren, die onder anarchistische invloed kwamen.
Getroffen door alle grieven van de boeren, die meer vrijheid eisten maar geen programma hadden om de problemen van het land op te lossen, voerden zij een gewapende opstand uit onder het motto “Weg met de bolsjewistische tirannie!”
Dit vormde een meer ernstige bedreiging voor de arbeidersstaat dan de bendes gewapende opstandelingen die nog steeds in delen van het land rondzwierven. Kronstadt controleerde de toegang tot Petrograd. Met Kronstadt buiten controle van de regering, kon Petrograd niet verdedigd worden. Dit gaf de Witten en de imperialisten een unieke kans om een belangrijk centrum van de revolutie aan te vallen.
De Baai van Finland was nog bevroren, verdedigd door zwaar geschut en door de Baltische Vloot, zou onneembaar worden. De tijd om de crisis op te lossen was zeer kort.
De matrozen weigerden zich over te geven. Trotski, met de unanieme steun van de partijleiding, beval de aanval. Na dagen van bittere gevechten werd Kronstadt ingenomen door de bolsjewistische troepen.
Het voortbestaan van de Sovjet-Unie hing weer eens aan een zijden draadje. Zou de opstand zich uitbreiden? Voor de afgevaardigden op het partijcongres was het duidelijk dat een vastberaden en verenigd leiderschap essentieel was. Openlijke verdeeldheid in de partij zou op dit punt door de vijand aangegrepen zijn om de arbeiders en boeren van hun stuk te brengen. Er werd besloten dat georganiseerde fracties binnen de partij moesten worden ontbonden.
Lenin vatte de basis voor dit ongeziene standpunt een jaar later samen:
“Als we onze ogen niet sluiten voor de werkelijkheid, moeten we toegeven dat op dit moment het proletarisch beleid van de partij niet wordt bepaald door de aard van haar leden, maar door het enorme onverdeelde prestige dat de kleine groep geniet die de “oude garde” van de partij genoemd zou kunnen worden. Een klein conflict binnen deze groep zou voldoende zijn, zo niet om dit prestige te vernietigen, dan toch om de groep zodanig te verzwakken dat zij beroofd zou worden van haar macht om het beleid te bepalen”. (Verzameld werk deel 33, pg 257)
De centrale woorden waren “op dit moment”. De bolsjewieken wisten dat problemen niet door organisatorische maatregelen alleen konden worden opgelost; op de langere termijn kon eenheid alleen worden gebouwd op discussie, onderwijs en overeenstemming. Het ontzeggen van de rechten van de tendensen kon alleen gerechtvaardigd worden als een noodmaatregel om de onmiddellijke crisis het hoofd te bieden en die opgeheven moest worden zodra de situatie weer onder controle was.
De strijd om de macht in de Communistische Partij
De opstand van Kronstadt onderstreepte het explosieve ongenoegen dat onder de boeren was ontstaan door de opofferingen, tekorten en gedwongen vorderingen die hun tijdens de oorlogsjaren waren opgelegd. Er was geen uitzicht op een onmiddellijke doorbraak van de arbeidersklasse in het Westen. Het was duidelijk onmogelijk om het regime van het oorlogscommunisme voort te zetten zonder het risico van een algemene opstand.
Lenin vatte de situatie in een eenvoudig voorbeeld samen:
“Als we morgen 100.000 eersteklasse tractoren konden geven, ze van benzine konden voorzien, ze van monteurs konden voorzien… zou de gemiddelde boer zeggen: ‘Ik ben voor het communisme.’ Maar om dit te doen, is het eerst nodig de internationale bourgeoisie te verslaan, om haar te dwingen ons deze tractoren te geven.” (Achtste Congres van de R.C.P.(B.), 18-23 maart, 1919. “6. Verslag over het werk op het platteland.” Werken Vol. XXIV, p. 170.)
Het tiende partijcongres van maart 1921 zag geen alternatief dan het opgeven van het oorlogscommunisme (voor het eerst bepleit door Trotski het jaar daarvoor) en het aannemen van wat de “Nieuwe Economische Politiek” (NEP) werd genoemd – een reeks concessies aan de kapitalisten en rijkere boeren die de landbouwproductie beheersten. Het gaf hen winstprikkels om de productie voor de markt op te voeren, als middel om de steden te voeden en de industrie nieuw leven in te blazen.
Met de NEP slaagde men er ongetwijfeld in om de economie weer enigszins tot leven te brengen. In 1922 was de industriële productie gestegen tot 25 procent van het niveau van 1913, zij het hoofdzakelijk in de takken van de lichte industrie die aan de vraag van de boeren voldeden.
Aan de andere kant betekende de NEP een ernstige terugval in het fundamentele streven van de arbeiders naar collectivisering en centrale planning van de economie. Het versterkte in hoge mate de zogenaamde “NEP-mannen” – een soort middenlaag die van de voortdurende tekorten profiteerde om te speculeren en de eigen zakken te vullen.
De krachtsverhouding in de Russische maatschappij kantelde steeds verder tegen de arbeidersklasse. De koelakken en NEP-mannen deelden een bevoorrechte positie met de staatsbureaucratie. Deze lagen werden zelfzekerder en meer vastberaden om hun positie te consolideren. Hun druk op de arbeidersleiders nam toe.
Victor Serge beschrijft de scheeftrekkingen die aan het ontstaan waren:
“Onder onze ogen ontstonden nieuwe klassen: onderaan de ladder de werkloze die 24 roebel per maand ontving; bovenaan de ingenieur die 800 ontving; en daartussenin de partijfunctionaris met 222, maar die heel veel dingen gratis kreeg… Er was smerige, hartverscheurende armoede… terwijl de rijkdom arrogant en zelfvoldaan was… De jongeren dronken, de ouderen dronken, dronkenschap werd een plaag. En het ergste van alles was dat we de oude partij van de revolutie niet meer konden herkennen.” (Van Lenin tot Stalin, pg. 39)
De bureaucratie vormde geen klasse in de marxistische zin (d.w.z. een sociale groepering met een noodzakelijke functie in het productiesysteem). Nu al ontaardde zij in een laag van parasieten, die het tekort aan vaardigheden uitbuitten om zich op legale wijze privileges toe te eigenen.
Het was onvermijdelijk dat de spanningen toenamen tussen de “arrogante, zelfvoldane bureaucratie”, die zich in het staatsapparaat verschanste, en de overlevende bolsjewistische kaderleden. De bureaucratie kon niet gerust zijn zolang de macht in handen bleef van de revolutionaire marxisten. Een strijd om de controle over de Communistische Partij was inherent aan de situatie.
In de partij werd het marxistische kader tot het uiterste belast door de eisen van de publieke taken, terwijl de gelederen van de partij werden aangezwollen door een massale toevloed van nieuwe leden. Het aantal leden steeg van 23.600 in februari 1917 tot 115.000 begin 1918, 313.000 een jaar later, en 650.000 in maart 1922.
Veel van degenen die lid werden, vooral tijdens de donkere dagen van de burgeroorlog, waren militante arbeiders en jongeren die zich aangetrokken voelden tot de partij van de revolutie. Maar in toenemende mate begonnen ex-mensjewieken, bureaucraten, NEP-mannen en andere vijandige elementen, op zoek naar een nieuw werktuig voor hun politieke ambities, hun aandacht op de Communistische Partij te richten.
Al in maart 1919 erkende het achtste partijcongres het gevaar:
“Elementen die niet voldoende communistisch of zelfs regelrecht parasitair zijn, komen in een brede stroom de partij binnen. De Russische Communistische Partij is aan de macht, en dit trekt onvermijdelijk, naast de betere elementen, ook carrière makende elementen naar zich toe… Een serieuze zuivering is onontbeerlijk in de Sovjet- en partijorganisaties.” (Geciteerd door Carr, De bolsjewistische revolutie, pg 212)
De interne partijstrijd raakte tijdens de oorlogsjaren op de achtergrond. De zuivering werd uiteindelijk in 1921-22 doorgevoerd. In tegenstelling tot de meedogenloze bureaucratische aanvallen op de oppositie van latere jaren, ook bekend als “zuiveringen”, bestond deze uit een zorgvuldig onderzoek door lokale partijorganisaties van hun leden, om te bepalen wie van hen door hun inzet en activiteit daadwerkelijk tot de communisten gerekend kon worden.
Een ander besluit van het achtste congres resulteerde in de oprichting van een Volkscommissariaat van Arbeiders- en Boereninspectie (“Rabkrin”) in februari 1920, met als taak het bestrijden van “bureaucratie en corruptie in de Sovjetinstellingen”.
Als Volkscommissaris belast met de nieuwe afdeling had het congres Jozef Stalin aangesteld – een partijlid met een lange staat van dienst, geen theoreticus maar een goed organisator, die buiten de partij zelf nauwelijks bekend was. In 1922 werd Stalin benoemd in een andere belangrijke administratieve functie: die van algemeen secretaris.
Rabkrin faalde volledig in zijn taak. In de praktijk bestonden haar leden, zoals Trotski het uitdrukte, uit “arbeiders die elders waren omgekomen”. Of zoals Lenin opmerkte: “de beste arbeiders zijn meegenomen naar het front.” (Geciteerd door Carr, pg. 232-233)
Maar er waren meer fundamentele redenen waarom het tij van bureaucratische aantasting niet kon worden gekeerd.
Het achtergebleven karakter van Rusland werd politiek weerspiegeld in de zwakte van de arbeidersklasse ten opzichte van de boeren en de reactionaire klassen, nationaal en internationaal. Zoals Lenin het verwoordde:
“Terwijl wij een land van kleine boeren blijven, is er in Rusland een solidere basis voor kapitalisme dan voor communisme.” (Geciteerd in Het Platform van de Gezamenlijke Oppositie, pg. 6)
De sociale zwakte van de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie kon niet worden overwonnen door administratieve maatregelen; de druk van de burgerij binnen het staatsapparaat kon niet worden weggenomen door het creëren van nieuwe bureaucratische structuren. De oplossing lag in de politieke regeneratie van de arbeidersklasse door de opmars van de revolutie op internationaal vlak.
De invloed van de bureaucratie drong steeds meer door in de partij. Veel communisten, die opgingen in ingewikkeld administratief werk, werden al door de bureaucratie “geleid”.
Zelfs de partijleiders kwamen onder druk te staan om zich aan te passen aan de “praktische” eisen van de bureaucratie, zich te concentreren op het creëren van stabiliteit in Rusland door organisatorische maatregelen, en de internationale revolutie naar de achtergrond te verschuiven.
In de laatste periode van zijn actief leven, werd Lenin zich steeds meer bewust van de gevaren die de macht van de bureaucratie met zich meebracht. Op het elfde partijcongres in 1922 (het laatste dat hij bijwoonde) liet hij deze waarschuwing horen:
“De [staats]machine weigerde te gehoorzamen aan de hand die haar leidde. Het was als een auto die niet reed in de richting die de bestuurder wenste, maar in een richting die iemand anders wenste: alsof hij werd bestuurd door een wetteloze, mysterieuze hand… misschien van een profiteur, of van een particuliere kapitalist, of van beiden.” (Verzameld werk, deel 33, pg 279)
In deze periode trad Stalin op de voorgrond. Het waren niet zijn eigen persoonlijkheid of bekwaamheden, of zelfs zijn bewuste bedoelingen, die dit kleurloze individu veranderden in de tiran van latere jaren. Het aan de macht komen van Stalin was geheel en al een gevolg van het veranderende evenwicht van krachten in de maatschappij en de staat.
De bureaucratie van de arbeidersstaat begon de “socialistische tendens” te isoleren, en elementen in de arbeidersleiding die politiek zwak waren te corrumperen. Stalin was een sleutelfunctionaris die “het meest consequent en betrouwbaar” bleek voor de bureaucratie. Zoals Trotski uitlegt:
“(Stalin) bracht (de bureaucratie) alle noodzakelijke garanties: het prestige van een oude bolsjewiek, een sterk karakter, enge visie, en nauwe banden met de politieke machine… De kleinburgerlijke visie van de nieuwe heersende laag was zijn eigen visie. Hij geloofde heilig dat de taak om het socialisme te creëren nationaal en administratief van aard was.” (De verraden revolutie, pg. 93, 97)
De uitzonderlijke centralisatie van de macht, teweeggebracht door de burgeroorlog, was voor de bureaucratie de natuurlijke regeringsmethode. Het verschafte de middelen om hun privileges te beschermen tegen de dreiging van toekomstige controle van de arbeidersklasse.
Stalin speelde een centrale rol in de consolidatie van de positie van de bureaucratie binnen het partijapparaat. Vanaf 1922 installeerde hij systematisch zijn eigen volgelingen als afdelings-, district- en provinciesecretarissen. Dit gaf hem effectieve controle over de dagelijkse uitvoering van het beleid, de organisatie van vergaderingen, de verkiezing van congresafgevaardigden, enz.
Deze manoeuvres maakten de weg vrij voor een frontale botsing met Lenin, Trotski en de rest van de bolsjewistische leiding.
Het keerpunt
1923-1924 betekende een keerpunt voor de Sovjet-Unie: het was een periode waarin de tegenstellingen in de staat en de partij in een beslissende politieke strijd uitbarstten.
Tegen het einde van 1922 was Lenin erg ziek na een reeks beroertes. Het was niet langer zeker wanneer en of hij zijn politieke activiteiten zou hervatten.
De bureaucratie stond vijandig en bevreesd tegenover Trotski – naast Lenin de meest gezaghebbende en onverbiddelijke marxistische leider van de partij. Toch waren enkele “oude bolsjewistische” leiders, geleid door politieke bekrompenheid, persoonlijke ambities en twijfelachtige loyaliteiten weigerachtig tegenover het feit dat Trotski, in afwezigheid van Lenin, zijn plaats aan het hoofd van het Politbureau zou innemen.
In december 1922 vormden Zinovjev (toenmalig voorzitter van de Communistische Internationale) en Kamenjev (een naaste medewerker van Zinovjev) samen met Stalin een geheime fractie (later bekend als het trio, of triumviraat) met het specifieke doel: samenzweren tegen Trotski. Dit gaf hen een effectieve meerderheid in het zes leden tellende Politbureau en, als gevolg daarvan, een bevelend gezag over het centraal comité en de partij als geheel.
Het was Lenin, vanop zijn ziekbed, die als eerste de betekenis inzag van wat er gebeurde, en die de strijd opende tegen Stalin en de bureaucratie.
In een korte notitie, later bekend als zijn ‘testament’, schreef Lenin op 25 december 1922: “Kameraad Stalin, die secretaris-generaal is geworden, beschikt over een onbeperkte macht en ik ben er niet zeker van dat hij altijd in staat zal zijn die macht met voldoende voorzichtigheid te gebruiken…”
Tien dagen later voegde hij toe;
“Stalin is te onbeleefd, en dit gebrek, hoewel in ons midden, in het handelen en onder ons, communisten, heel goed te verdragen, wordt onverdraaglijk bij een secretaris-generaal. Daarom stel ik de kameraden voor na te denken over een manier om Stalin uit die functie te ontheffen en iemand anders in zijn plaats te benoemen die in alle andere opzichten verschilt van kameraad Stalin en die slechts één voordeel heeft tegenover hem. Namelijk dat hij toleranter, loyaler, beleefder en attenter voor kameraden is, minder wispelturig, enz… Deze omstandigheid lijkt misschien een verwaarloosbaar detail. Maar ik denk dat het, vanuit het oogpunt van voorzorgsmaatregelen tegen een splitsing, geen detail is en geen kleinigheid, maar iets dat van doorslaggevend belang kan worden.” (Verzamelde werken)
Lenin verduidelijkte niet het ‘doorslaggevende belang’ van het gedrag van Stalin waarvoor hij vreesde, maar wat kon het anders betekenen dan dat Stalin, in conflict gekomen met de beste vertegenwoordigers van het marxisme in de partij, zich het werktuig zou voelen van vijandige krachten – de koelakken, de bureaucratie, de “kapitalisten” en de “profiteurs”?
Dit inzicht zou mede Lenins verrassende eis kunnen verklaren om de algemeen secretaris zo snel na zijn benoeming af te zetten.
Maar terwijl Lenin op zijn sterfbed lag, gedroegen Stalin en zijn fractie zich met toenemende arrogantie en misbruikten zij hun macht in weerwil van alle tradities van de partij.
De zaak bereikte een hoogtepunt met Stalins bureaucratische inlijving van de Sovjetrepubliek Georgië in de USSR (gevormd op 30 januari, 1922) en zijn onderdrukking van de plaatselijke bolsjewistische leiders. Toen Lenin vernam wat er gebeurd was, vond hij dat een strijd tegen deze vreemde tendens in de partij niet meer langer kon worden uitgesteld.
Te ziek om het twaalfde partijcongres in april 1923 bij te wonen, vertrouwde Lenin Trotski de taak toe om de Georgische bolsjewieken te verdedigen en een “bom” tegen Stalin af te leveren.
Maar Stalin trok zich terug, accepteerde alle kritiek van Trotski en corrigeerde zijn formuleringen over de nationale kwestie. Trotski was op dit punt terughoudend om een publieke aanval op Stalin door te drukken, die zou worden gezien als een “machtsstrijd” om Lenins positie en het gevaar voor een mogelijke splitsing van de partij.
Zo werd een confrontatie uitgesteld. Kort daarna kreeg Lenin nog een beroerte en werd hij tot zijn dood in januari 1924 van politieke activiteiten weerhouden.
In de daaropvolgende maanden explodeerden de spanningen in de partij rond twee centrale kwesties: partijdemocratie en economisch beleid.
Op het congres had Trotski een balans opgemaakt van de NEP en gewezen op de gevaarlijke achterstand in de industriële productie. Hij gebruikte een diagram van prijsveranderingen van industriële- en landbouwproducten om zijn punt te illustreren. Het had het uiterlijk van een open schaar: de landbouwprijzen lieten een neerwaartse lijn zien en de industriële prijzen een stijgende lijn.
In maart 1923 bereikten de industriële prijzen 140 procent van het niveau van 1913, terwijl de landbouwprijzen waren gedaald tot minder dan 80 procent. Het probleem dat dit weerspiegelde, werd later de “schaarcrisis” genoemd.
Trotski waarschuwde ervoor, dat als de industriële productie zou blijven dalen en de prijzen zouden blijven stijgen, een breuk tussen de boeren en de werkende klasse, tussen het platteland en de steden, onvermijdelijk zou worden.
Het congres accepteerde Trotski’s argumenten voor een nieuwe wending binnen het kader van de NEP: het ontwikkelen van de staatssector op basis van een centraal plan, en het uitbreiden van de industrie, om uiteindelijk de particuliere sector te absorberen en te elimineren.
Maar deze beleidswijziging bleef een dode letter. De bureaucratie, die aan de “particuliere sector” door banden van gemeenschappelijk privilege, gebonden was, had geen zin om die band te ondermijnen. In de praktijk bleef men net als voorheen vertrouwen op de koelakken om de productie voor winst te verhogen.
In juli en augustus was er een golf van stakingen toen arbeiders hun frustratie over hun barre omstandigheden ventileerden. De leiders – velen van hen oude bolsjewieken – werden op bevel van de bureaucratie gearresteerd. Alle signalen toonden aan dat de ziekte in de partij een gevaarlijk niveau bereikte.
Trotski waarschuwde. Het opsluiten van tegenstanders, legde hij uit, zou niets oplossen terwijl de directe oorzaken van het conflict bleven: gebrek aan economische planning en de greep van de bureaucratie op de partij.
“Dit huidige regime,” schreef Trotski op 8 oktober aan het Centraal Comité, “staat veel verder van elke arbeidersdemocratie af dan het regime onder de strengste periode van oorlogscommunisme.” (Documents of the 1923 Opposition, page 2) De hiërarchie van secretarissen, van bovenaf benoemd, “creëerde de partijopinie,” domineerde de basis en zorgde ervoor dat kritische standpunten geen echt gehoor kregen.
Binnen enkele dagen na Trotski’s protest werd een verklaring uitgegeven door 46 andere vooraanstaande partijleden, waarin ze hun kritiek uitten op de koers van het Politbureau en verschillende voorstellen om deze te corrigeren.
Victor Serge, lid van de oppositie van 1923, legt hun algemene standpunt uit:
“Het land naderde een onherstelbare economische crisis, een crisis die honderdtwintig miljoen boeren tegen de socialistische macht in beweging zou kunnen brengen waardoor de staat overgeleverd zou kunnen worden aan de genade van buitenlands kapitaal door het te dwingen te importeren (op krediet? En onder welke voorwaarden?) grote hoeveelheden gefabriceerde goederen. Om deze crisis te voorkomen moesten bepaalde maatregelen worden genomen voordat het te laat was.
Deze maatregelen waren:
(1) Het herstel van de democratie in de partij, zodat de invloed van de arbeiders voelbaar zou zijn; om de staatsbureaus te ventileren. Dit was de voor de hand liggende voorwaarde voor het succes van alle economische maatregelen.
(2) Het aannemen van een plan voor industrialisatie en binnen enkele jaren een merkbare wederopbouw.
(3) Om de middelen te verkrijgen die nodig zijn voor industrialisatie, dwing de welgestelde boeren om hun tarwe aan de staat te leveren.” (From Lenin to Stalin, page 40)
Zo werden de lijnen van het interne partijconflict duidelijker getrokken. Het was een strijd tussen tegengestelde sociale krachten: tussen een tendens die zich baseerde op de arbeidersklasse, en een die de ‘welgestelde boeren’ en andere bevoorrechte groepen verdedigde.
Het ’trio’ en hun aanhangers werden door deze situatie in beroering gebracht. De verklaring van de 46 werd, tegen alle partijtradities in, verboden en Trotski werd veroordeeld voor het “aanstoken” ervan.
Maar onder druk van de meerderheid van de partij (inclusief het leger en de jeugd) werd de bureaucratie gedwongen een stap terug te zetten. Ze accepteerden de eisen van de oppositie in woorden en verkondigden een “nieuwe koers” van vrijheid en democratie in de partij – maar hielden alle touwtjes van de macht in hun handen.
Trotski antwoordde met een open brief aan partijleden op 8 december, waarin hij waarschuwde dat een “Nieuwe Koers” op papier niet genoeg was. Dat de partij niet kon worden teruggedraaid op de weg van het bolsjewisme tenzij de basis – en de jeugd in het bijzonder – handelde om “het partijapparaat te regenereren en te hernieuwen.” (The New Course, page 71)
Deze brief werd onder de partijwerkers met enorm enthousiasme ontvangen – en door de bureaucratie als een oorlogsverklaring gezien. Het debat zou worden beslecht op het dertiende congres in januari 1924.
De strijd in de partij van de Sovjet-Unie werd echter resoluut doorbroken door de ontwikkelingen in Duitsland in 1923.
De nederlaag van de Duitse Revolutie
De wankele stabiliteit van Duitsland ging er in januari 1923 onderdoor, toen Franse troepen het Ruhrgebied bezetten om gewapenderhand de “herstelbetalingen” op te eisen die de Duitse imperialisten moesten betalen als de prijs van hun nederlaag in de Wereldoorlog.
De Duitse economie zakte ineen. De inflatie, die al in 1922 omhoogschoot, werd astronomisch – waarschijnlijk in de buurt van 1.000.000.000.000.000 procent in 1922-1923 !
De levensstandaard van arbeiders en van de middenklasse stortte in. De arbeidersklasse draaide scherp naar links. Fabrieksraden ontstonden in oppositie tegen de reformistische vakbondsleiders. De KPD (Communistische Partij van Duitsland) groeide met tienduizenden. “Proletarische honderden” (arbeidersmilities) werden gevormd, waarbij tegen de herfst 60.000 arbeiders betrokken waren, die (volgens kapitalistische schattingen) over 11.000 geweren in beschikten.
In twee deelstaten, Saksen en Thüringen, waren linkse SPD-regeringen aan de macht, die van de steun van de KPD afhankelijk waren.
Op 11 augustus bracht een algemene staking de rechtse regering Cuno in Berlijn ten val. Duitsland verkeerde in een revolutionaire crisis.
De arbeidersleiding was onvoorbereid. De KPD-leiding was verdeeld tussen de “centrum”, “linkse” en “rechtse” fracties, met de voorzichtige Brandler aan het hoofd. Aarzeling en onzekerheid kenmerkten de politiek van de partijleiding.
De Comintern werd steeds meer beïnvloed door de strijd in de partij van de Sovjet-Unie. Het conservatisme en de kortzichtigheid van de bureaucratie, overgeslagen van de leiding van de Sovjetpartij, begon de overhand te krijgen.
De vertegenwoordiger van de Comintern in Duitsland, Radek, gaf zijn volledige steun aan Brandler. Nog in juli adviseerde Stalin dat “de Duitsers in bedwang moesten worden gehouden en niet moesten worden aangespoord.” (Carr, The Interregnum 1923-1924, page 195)
Pas met de val van de regering-Cuno accepteerde het Uitvoerend Comité van de Comintern (ECCI) Trotski’s argument dat er in Duitsland een strijd om de macht op de agenda stond, dat er dringend politieke en organisatorische voorbereidingen voor de gewapende opstand moesten worden getroffen.
Maar tragisch genoeg werd dit beleid niet doorgezet. Trotski vat samen wat er is gebeurd:
“Waarom leidde de Duitse revolutie niet tot een overwinning? De redenen daarvoor moeten allemaal worden gezocht in de tactiek, en niet enkel in de gegeven omstandigheden. Hier hadden we een klassiek voorbeeld van een gemiste revolutionaire situatie. Na alles wat het Duitse proletariaat de afgelopen jaren had doorgemaakt, kon het alleen tot een beslissende strijd worden geleid als het ervan overtuigd was dat de kwestie deze keer resoluut zou worden opgelost en dat de Communistische Partij klaar was voor de strijd en in staat was om de overwinning te behalen. Maar de Communistische Partij voerde de wending [naar opstand] weinig resoluut en na een zeer lange vertraging uit. Niet alleen rechts, maar ook links… had het proces van revolutionaire ontwikkeling tot september-oktober 1923 nogal fatalistisch bekeken.” (The Third International After Lenin, page 70)
Het triumviraat was niet in staat om in te grijpen en de KPD-leiding een gedurfd revolutionair begrip van de situatie bij te brengen. Trotski werd opzettelijk geïsoleerd. De gevolgen waren desastreus. Zoals een naaste medewerker van Trotski in 1936 schreef (geciteerd in Ted Grant, The Rise and Fall of the Third International, pagina 28): “Toen de Duitse bourgeoisie eindelijk haar troepen verzamelde, een staat van beleg afkondigde, overging tot het offensief, capituleerde de [KPD] zonder strijd – dat wil zeggen, ze blies de opstand af.” (Het woord van de capitulatie bereikte Hamburg niet op tijd en er vond een geïsoleerde opstand plaats, die na dagen van gevechten werd neergedrukt.)
Het falen van de KPD-leiding kostte de Duitse arbeidersklasse en de Europese revolutie de kans op een overwinning die de loop van de wereldgeschiedenis zou hebben veranderd. In plaats daarvan werd de KPD enkele maanden buiten de wet gesteld. Met massale Amerikaanse hulp werd de Duitse economie gestabiliseerd en trok het kapitalisme zich terug op, van de rand van de afgrond.
Een paar maanden eerder weigerde de Bulgaarse Communistische massapartij, nadat haar leiders dogmatisch weigerden deel te nemen aan een eenheidsregering met de Boerenunie tegen een rechtse militaire staatsgreep. Ook in Polen werden de arbeiders, geïnspireerd tot actie door de Duitse gebeurtenissen, verslagen.
Deze tegenslagen hadden een bepalend effect op de interne partijstrijd in Rusland. Vooral Duitsland werd altijd gezien als de sleutel tot de Europese revolutie. Nu werd duidelijk dat er de komende maanden of jaren geen steun van West-Europa kon worden verwacht.
Er werd een vicieuze cirkel in gang gezet. De toenemende greep van de bureaucratie op de Sovjetpartij (en daardoor op de Comintern) werd een ernstig obstakel voor de ontwikkeling van revolutionaire politiek en leiderschap internationaal. De tegenslagen die hieruit voortvloeiden, versterkten op hun beurt de stromingen van demoralisatie en conservatisme waarop de bureaucratie gedijde.
Minder gepolitiseerde arbeiders begonnen het vertrouwen in het marxistische perspectief van de internationale revolutie te verliezen. Voor de achterlijke lagen begon het scepticisme en cynisme van de bureaucratie er ‘realistisch’ uit te zien.
“Een golf van depressie trok over Rusland,” schreef Serge, “en de bureaucratie ging drie jaar lang zijn eigen weg.” (From Lenin to Stalin, page 42)
Vragen voor discussie:
- Toonden de nederlagen van revolutionaire bewegingen in Duitsland, Italië etc. in 1918-21 niet aan dat de Russische revolutie voorbarig was en gedoemd te mislukken?
- Heeft het meedogenloze regime van het ‘oorlogscommunisme’ niet de weg bereid voor het stalinisme?
- Waarom “stierf” de staat niet “af” onder bolsjewistische heerschappij zoals Lenin voorspelde?
- Liet het neerslaan van de opstand van de zeelieden in Kronstadt in 1921 niet zien dat de bolsjewieken autoritair waren?
- Als Stalin zo slecht was, hoe werd hij dan secretaris-generaal van de Communistische Partij?
Verdere lectuur
- Leon Trotski: ‘De Verraden Revolutie’, Marxisme.be 2015
- Ted Grant en Alan Woods: ‘Lenin en Trotski: hun echte opvattingen’. https://nl.marxisme.be/2009/11/02/lenin-en-trotski-hun-echte-opvattingen/
- Ted Grant: ‘Opgang en val van de Comintern’, online: https://nl.marxisme.be/1943/11/23/opgang-en-val-van-de-communistische-internationale-2/
- 1918-1923: Revolutie in Duitsland, Marxisme.be 2018
- Het ‘testament’ van Lenin: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1922/testament/1.htm
Deel 3. Socialisme in één land
De uitvinding van “het Trotskisme”
Om vertegenwoordigers van de Oppositie uit te sluiten van deelname aan het dertiende partijcongres in januari 1924, waar de interne discussie moest worden beslecht, manipuleerde de partijbureaucratie de stemmen.
Bijvoorbeeld in Moskou, daar ondersteunde een meerderheid van de cellen (afdelingen) de Oppositie. In de regionale verkiezingen ging 36 procent van de stemmen nog steeds naar de Oppositie, ondanks een poging van de door Stalin aangestelde secretarissen om aanhangers van de Oppositie meedogenloos weg te zuiveren. Maar op het provinciale niveau was dit stemmenaantal op mysterieuze wijze gehalveerd.
Slechts drie vertegenwoordigers van de Oppositie uit de hele USSR slaagden erin deel uit te maken van het congres!
En dan verspreidde zich het nieuws van Lenins dood! De arbeiders- en jongerenmassa’s vervielen in een nog diepere somberheid dan voorheen. De bureaucratie daarentegen voelde zich onmiddellijk sterker.
Het triumviraat maakte zich nu op om de basis van de Oppositie onder de partijactivisten aan te pakken. Ze gooiden de partij open voor nieuwe arbeiders, met het argument dat ze hiermee hulde brachten aan Lenin – want was Trotski niet ooit eens de kritische mening toegedaan dat slechts 15 procent van het lidmaatschap uit arbeiders bestond?
Tussen februari en mei 1924 werden ongeveer 240.000 arbeiders toegelaten. Deze zogenaamde “Lenin-lichting” was echter een schijnvertoning. In feite was het een karikatuur van de methoden die Lenin had ontwikkeld om de partij uit te bouwen.
Zoals het partijcongres van 1919 al had uiteengezet:
“De Communistische Partij is de organisatie die onder haar rangen enkel de voorhoede van het proletariaat en de arme boeren verenigt – dat gedeelte van beide klassen, dat bewust streeft naar de praktische realisatie van het communistisch programma.”
“De Communistische Partij heeft als opdracht een doorslaggevend invloed uit te oefenen… op alle organisaties van de arbeiders.”
De partij overspoelen met politiek ongeschoolde nieuwe leden, ging geheel tegen deze opdracht in – maar het diende dan ook een ander doel. De “Lenin-lichting” zou hen in de eerste plaats genoeg stemmen opleveren om de Oppositie weg te vegen, redeneerde het triumviraat. Onervaren leden, eenmaal geconfronteerd met onbekende problemen, neigen de leidraad te volgen die hen aangeboden wordt. Maar weinigen zouden zich in staat voelen tegen het Politbureau in te gaan.
Net als in Rusland bestond ook binnen de Communistische Partijen op internationaal vlak heel wat steun voor de Oppositie. De centrale comités van de grote Franse en Poolse partijen, bijvoorbeeld, protesteerden tegen de aanvallen op Trotski.
Het triumviraat kon dit niet tolereren. Zinovjev, als voorzitter van de Comintern, maakte op meedogenloze wijze misbruik van zijn positie om de leidinggevende organen van nationale partijen te ontbinden en Trotski-aanhangers te verwijderen – en dat onder de slogan van “Bolsjewisering”.
Maar de bureaucratie kon zich niet veilig voelen zolang Trotski, met zijn gigantische autoriteit als theoreticus en leider van de Oktoberrevolutie, hun opportunisme en blunders bleef onderwerpen aan een genadeloze, marxistische kritiek. Het was van groot belang voor de aanhangers van Zinovjev en Stalin om de geschiedenis te herschrijven en Trotski’s naam met modder te besmeuren.
Hun tactiek bestond eruit het “Trotskisme” uit te vinden (een begrip dat Zinovjev in december 1923 bedacht had). Het bestond uit het oprakelen van elk verschil dat zich in het verleden tussen Lenin en Trotski had voorgedaan. Het moest insinueren dat Trotski “altijd al” tegen het bolsjewisme was geweest.
Trotski werd opnieuw als mensjewiek bestempeld. (Na de verwarrende splitsing tussen mensjewieken en bolsjewieken in 1903, had Trotski zelf enkele maanden deel uitgemaakt van het Mensjewistisch kamp vóórdat de politieke meningsverschillen hem echt duidelijk werden.) En ook nog eens als uiterst links! Meer specifiek zijn theorie van de Permanente Revolutie werd aangehaald om zijn “kleinburgerlijke afwijking van het Leninisme” aan te tonen.
In feite was Trotski’s fundamentele meningsverschil met de mensjewieken nu net de basis voor zijn politieke samenwerking met Lenin in 1917 en daarna.
De mensjewieken, legt Trotski uit, “namen als startpunt de opvatting dat de burgerij de leidinggevende rol in de burgerlijke [democratische] revolutie toebehoorde. Volgens die redenering was de partij van het proletariaat de rol toegewezen van de linkervleugel van het democratisch front.” (Introduction to The Permanent Revolution, page 3).
Daaruit volgde dat de revolutie in twee fasen uitgevoerd moest worden. Eerst een “democratische” fase (op kapitalistische basis), en enkel op een niet nader bepaald moment in de toekomst zou het socialisme op de agenda staan.
Trotski verwierp deze mechanische formule en ontwikkelde zijn eigen analyse van het karakter van de revolutie in een onderontwikkeld land als Rusland. Zijn analyse, op briljante wijze bevestigd door de Oktoberrevolutie, werd bekend als de theorie van de Permanente Revolutie.
“Indien een beslissende overwinning van de revolutie zich voordoet,” schreef Trotski in 1906, “dan valt de macht in handen van die klasse die de leidinggevende rol speelt in de strijd. Met andere woorden: in de handen van het proletariaat… De politieke heerschappij van het proletariaat is niet verenigbaar met zijn economische slavernij. Het maakt niet uit onder welke politieke vlag het proletariaat aan de macht komt, het is verplicht de weg van het socialistisch beleid te volgen.” (Resultaten en vooruitzichten, pagina’s 201 en 233.)
Hij voegde eraan toe: “Mocht het Russische proletariaat de macht grijpen, dan zal het enerzijds de vijandigheid van georganiseerde wereldwijde reactie voelen, en anderzijds zal het de bereidheid ondervinden van een deel van het wereldproletariaat om georganiseerde steun te geven… Het zal geen enkel alternatief hebben dan het lot van zijn politieke heerschappij te verbinden, en, dus, het lot van de hele Russische revolutie, met het lot van de socialistische revolutie in Europa.” (Pagina 247.)
Lenin kwam in april 1917 tot identieke conclusies. In 1924 was de term “Permanente Revolutie” al jaren geen probleem meer, en het debat dat erover werd gevoerd was puur historisch van belang.
Maar voor de bureaucratie daarentegen was de toewijding van de partij aan het revolutionair internationalisme – vooral door Trotski verdedigd – een onverdraagbare doorn in het oog aan het worden.
Met de nederlaag van de Duitse Revolutie werd duidelijk dat de Sovjetunie een periode van langdurig isolement binnentrad. Voor de bureaucratie werd het perspectief van wereldrevolutie steeds meer een vorm van ‘wishful thinking’. Zij schreven de arbeidersklasse in het Westen af, en stelden zich tevreden met “praktische” taken zoals het beheer van de Sovjet-Unie midden in een kapitalistische wereld.
Materiële omstandigheden leiden tot bepaalde ideeën. In de jaren 1890 ontwikkelde Bernstein de “theorie” van het reformisme om het feitelijke verlaten van het programma van klassenstrijd door de rechterzijde van de sociaaldemocratie te rechtvaardigen.
Een gelijksoortige “theorie” ontwikkelde Stalin in 1924-1925, welke het conservatisme van de sovjetbureaucratie weerspiegelde. Het drukte hun verzet uit tegen de marxistische stellingen waar Trotski voor stond, en trachtte in “marxistische” termen hun breuk ermee te rechtvaardigen: in de “theorie” van het “socialisme in een land”.
“Socialisme in Een Land”
Op basis van drie citaten die uit Lenins omvangrijke werk waren geplukt, schoof Stalin in december 1924 het ongehoorde idee naar voren als zou in Rusland het socialisme opgebouwd kunnen worden zonder de overwinning van de arbeidersklasse in de ontwikkelde landen.
Dat idee ging in tegen alles wat Lenin had getracht uit te leggen, zelfs in de documenten waaruit Stalin citeerde. Lenin deed niet meer dan erop te wijzen dat in Rusland de politieke voorwaarden voor een socialistische transformatie (een arbeidersregime gesteund door de boeren) reeds gecreëerd waren door de Oktober Revolutie. Op geen enkel moment voedde Lenin de illusie dat de economische voorwaarden reeds bestonden in het achtergestelde Rusland.
Zelfs in februari 1924 had Stalin zelf gepleit voor het exact tegenovergestelde van het “socialisme in een land”:
“… kan de uiteindelijke overwinning van het socialisme in een land bereikt worden zonder de gezamenlijke inspanning van het proletariaat in verschillende ontwikkelde landen? Nee, dat is onmogelijk… Voor de uiteindelijke overwinning van het socialisme, voor de inrichting van de socialistische productie, de inspanningen van een land, meer bepaald van zulk een boerenland als Rusland, zijn onvoldoende. Voor dat allemaal is de inspanning van het proletariaat in verschillende ontwikkelde landen noodzakelijk.” (Stalin, Foundations of Leninism)
En toch nam Stalin enkele maanden later een compleet ander standpunt in:
“Als we al op voorhand wisten dat we niet in staat waren de taak te volbrengen [van de opbouw van het socialisme in Rusland op zichzelf], waarom hebben we dan de Oktoberrevolutie uitgevoerd? Als we het acht jaar hebben kunnen uithouden, waarom zouden we dan niet negen, tien of veertig jaar kunnen standhouden?” (Geciteerd uit Carr, Socialism in One Country, Vol 2, p. 181.)
Wat dreef Stalin ertoe om zijn ideeën ondersteboven te keren?
In essentie ging het om de veranderende krachtsverhoudingen die de niet zo theoretische Stalin ertoe aanzetten de handschoen te gooien naar alle marxistische theoretici. De Oppositie, de opvattingen van het marxisme en de eisen van de arbeidersklasse werden het zwijgen opgelegd terwijl de bureaucratie, steeds arroganter, het laken naar zich toetrok.
Het idee van een internationale strijd tegen het kapitalisme (“permanente revolutie”) was helemaal vreemd voor de nieuwe meesters van de Sovjet-Unie. Stalins totaal oneerlijke stellingname was geen theorie in de eigenlijke zin van het woord (een poging de realiteit te verklaren). Het was niets meer dan een poging het programma van de Permanente Revolutie, van het marxisme zelf, te begraven.
En om sporen uit te wissen “paste” de bureaucratie steeds meer marxistische basiswerken en stukken geschiedenis van de partij “aan”. Opdat het voor de arbeiders zou lijken dat hun beleid gelijk stond aan de voortzetting van het bolsjewisme. Tegen november 1926 bijvoorbeeld, durfde Stalin het aan om te verklaren:
“De Partij heeft altijd als startpunt de opvatting aangenomen dat de overwinning van het socialisme in één land de mogelijkheid biedt om in dat land het socialisme te creëren, en dat in deze opdracht voldaan kan worden met de krachten van één enkel land!” (Geciteerd door Woods en Grant, p. 109.)
Trekken we de lijn door, dan ontkende Stalins “theorie” de nood aan een revolutionaire Internationale. De verdediging van “socialisme” in de Sovjet-Unie, in tegenstelling tot de opbouw van het socialisme langs de weg van de wereldrevolutie, werd nu de primaire taak van de Communistische Partijen op internationale schaal.
In de praktijk betekende dat een kritiekloze steun aan het beleid en de nationale belangen van de Sovjetbureaucratie. (In 1943 bevestigde Stalin dat op de meest schaamteloze manier wanneer hij de door middel van één pennentrek de Comintern ontbond – tegen dan reeds uitgehold tot een bureaucratische schulp. En dat om zijn bondgenoten in tijden van oorlog, de imperialistische leiders Roosevelt en Churchill, te bewijzen dat de Sovjetleiding elke gedachte van een wereldrevolutie had opgegeven.)
De Oppositie werd voor “pessimisten” en “cynici” uitgemaakt doordat ze de regelrecht anti-marxistische ideeën van de bureaucratie in vraag stelde.
In de realiteit was het de Oppositie die consequent de nood aan industrialisatie had uitgelegd, om de basis voor arbeidersmacht in de Sovjetunie te versterken. (Op hun beurt werden ze daarvoor uitgemaakt voor “super-industrialiseerders”!) Maar zij hadden ook uitgelegd dat dit op zichzelf niet genoeg zou zijn voor de complete transformatie naar het socialisme.
Anderzijds betekende de ontkoppeling van het internationalistisch programma het afschrijven van het perspectief op de realistische reconstructie van Rusland. Dat wil zeggen: als onderdeel van een socialistisch Europa. Het alternatief van de bureaucratie bestond eruit meer te steunen op de koelakken als steunpilaar van de “nationale” economie. Boecharin ging in april 1925 zelfs zo ver door zich te laten ontglippen: “Aan de boeren… moeten wij zeggen: verrijk jezelf, ontwikkel boerderijen, vrees geen belemmeringen die wij op jullie zouden leggen.” (Geciteerd in Carr, Socialism in One Country, Volume 1, p. 280.)
Deze slogan werd aangevallen omdat die te scherp was en het werd door hij Centraal Comité gedumpt, maar het algemene idee dat erachter school werd de politiek van de partij.
Nog voor het jaar voorbij was overwoog Stalin zelfs of hij de grond zou denationaliseren.
Tegen die tijd zaten er barsten aan het triumviraat. De doelstellingen waren bereikt. Zinovjev en Kamenev hadden krachten gebundeld met de middelmatige Stalin uit vijandigheid tegenover Trotski. Nu namen zij afstand van de meedogenloze Stalin, die virtueel alle macht in eigen handen had genomen.
Politieke meningsverschillen onder het trio kwamen aan de oppervlakte.
Op het partijcongres van december 1925 stelden Zinovjev en Kamenev vragen bij de opvattingen van Stalin. Maar het was aan Trotski om een fundamenteel marxistische weerlegging van het “socialisme in een land” te ontwikkelen en inherente gevaren ervan bloot te leggen.
Vandaag heeft de kwestie nog aan belang gewonnen in vergelijking met de jaren 1920. Het huidige, machtige Sovjetregime heeft een enorme invloed over de internationale beweging van de massa’s, vooral in de ontwikkelingslanden. De filosofie van het “socialisme in één land” (of de “nationale wegen naar het socialisme”) van de bureaucratie is het bewuste of onbewuste vertrekpunt geworden van velerlei leiders.
Trotski’s antwoord op Stalin blijft de duidelijkste basis om deze ideeën te beantwoorden en de marxistische weg voorwaarts te wijzen.
Waarom marxisme voor internationalisme staat
Trotski toonde aan dat het internationalistisch programma (nu “permanente revolutie” genoemd) nooit in twijfel getrokken is geweest in de bolsjewistische partij vóór 1924. Stalins brutale invraagstelling maakte het echter noodzakelijk om de kwestie op fundamentele wijze uit te leggen.
Trotski begon met de basisopvattingen van het marxisme. De menselijke samenleving, legde hij uit, ontwikkelt zich via van de ontwikkeling van de productiekrachten – doorheen de strijd van mensen en klassen in de maatschappij om zich in hun materiële behoeften te voorzien, en stimuleert tegelijkertijd daarmee de ontwikkeling van wetenschap, technologie, politiek en cultuur.
Samenlevingen ontstaan op basis van de organisatie van productie. Een samenleving kan enkel aan de kant geschoven worden als het op de limieten van haar ontwikkeling stuit en een nieuwe revolutionaire klasse, met de capaciteit de productiekrachten te reorganiseren en verder te ontwikkelen, klaar staat om de macht te nemen.
De noodzaak van het socialisme groeit uit de hindernissen die het kapitalistisch systeem opwerpt bij de verdere ontwikkeling van de productiekrachten. Het historische doel van het socialisme is de maatschappij voorbij de economische en politieke limieten van het kapitalisme te ontwikkelen, naar nieuwe niveaus van overschotten en vrijheid.
“De socialistische maatschappij”, legde Trotski uit, “kan enkel opgebouwd worden op basis van de meest ontwikkelde productiekrachten, … terwijl het de meest ontwikkelde elementen van de moderne technologie combineert, die veralgemeent en tot uiterste ontwikkeling brengt … Hoe dan ook moet het socialisme van het kapitalisme niet alleen de meest ontwikkelde productiekrachten overnemen; het moet ze ook verder ontwikkelen… en dat op een manier zoals het kapitalisme nooit gekend heeft.” (The Third International After Lenin, pages 40-41)
Met andere woorden, de strijd en opoffering om een einde te maken aan het kapitalisme en om het socialisme op te bouwen, kunnen niet gerechtvaardigd worden – en geen aantrekkingskracht bij de arbeidersmassa’s hebben – als ze geen vooruitgang zouden betekenen (of een achteruitgang) van de levensstandaard die het kapitalisme reeds aanbiedt.
Hoe komt het dat socialisme een enorme sprong voorwaarts betekent, zelfs in verhouding tot de hoogste verwezenlijkingen van het kapitalisme? Enerzijds doordat het de productie bevrijdt van de anarchie van het marktmechanisme, de scheefgroei door het privébezit en de limieten van de natiestaat. Anderzijds bevrijdt het socialisme het collectief vernuft en creativiteit van de arbeidersmassa’s van de verdrukkende discipline van de kapitalistische productie.
De democratische heerschappij van de arbeiders is met andere woorden een essentiële voorwaarde voor de overgang van socialisme tot communisme.
Waarom kan deze omwenteling niet doorgezet worden binnen de grenzen van één land? Juist omdat kapitalisme zich als een wereldsysteem heeft weten te ontwikkelen. De meest “ontwikkelde productiekrachten” beperken zich niet tot één enkel land; zij hangen af van de gecombineerde inspanning van de arbeidersklasse in een hele reeks landen, die door de wereldhandel met elkaar verbonden zijn. Zeker, zij kunnen niet bestaan in een onderontwikkeld land, zoals Rusland in 1917.
De overgang naar het socialisme – naar de controle over de “meest ontwikkelde productiekrachten” – kan enkel een internationaal proces zijn, afhankelijk van de machtsverovering door de arbeidersklasse in op zijn minst een aantal geïndustrialiseerde landen (wat het lot van de kapitalistische klasse wereldwijd zou bezegelen).
Zolang de heerschappij van de arbeiders beperkt blijft tot één land, zal het de gebundelde vijandelijkheid van de kapitalistische wereld moeten trotseren, met onmetelijke economische en militaire middelen ter beschikking.
Stalins lomp argument dat de Oktoberrevolutie geen ander doel kon hebben dan de opbouw van socialisme in Rusland, miste dus volledig het punt. Lenin waarschuwde hem al op voorhand, in een van zijn vele uitspraken over deze kwestie:
“Op zijn eentje kan het Russische proletariaat de socialistische revolutie niet zegevierend tot haar conclusie leiden. Maar het kan via de Russische revolutie een machtige duw geven om de meest gunstige voorwaarden voor een socialistische revolutie te creëren, en het zou, in zekere zin, deze kunnen starten. Het kan de ontwikkeling van een situatie begeleiden waarin haar belangrijkste, betrouwbaarste en meest berekenbare bondgenoot, het Europese en Amerikaanse proletariaat, de beslissende strijd kan vervoegen.” (Verzamelde werken, volume 23, p. 372)
Wat “Socialisme in één land” werkelijk betekende
De Sovjet-Unie kon het kapitalisme niet inhalen, en het socialisme niet vooruit stuwen, doordat ze binnen haar grenzen niet over de “meest ontwikkelde productiekrachten” kon beschikken. Zelfs basisbehoeften om te overleven konden niet verkregen worden door middel van handel met de imperialistische mogendheden.
De onmiddellijke uitdaging was het kapitalisme bij te benen, een plaatsje aan de top van de wereldeconomie te veroveren, en zodoende de basis te leggen voor de opbouw van het socialisme als een internationaal systeem.
De fundamentele zwakte van de Sovjet-Unie ligt, met andere woorden, vervat in haar economische en technische achterstelling in vergelijking met de ontwikkelde kapitalistische landen. Achterstelling vormt de basis van de bureaucratisering, de bureaucratische heerschappij sloot arbeidersdemocratie uit en vormde een absolute barrière voor de socialistische omvorming.
De bureaucratie bleef de internationale problemen waarmee de revolutie werd geconfronteerd in termen van militaire verhoudingen zien, en gokte op de mogelijkheid van de Sovjet-Unie om imperialistische invallen af te slaan.
Zoals Trotski opmerkte kwam de militaire bedreiging van het imperialisme voort uit zijn superioriteit. Maar, voegde hij eraan toe, “het is niet zozeer een militaire inval als de invoer van goedkope kapitalistische waren die misschien de grootste onmiddellijke bedreiging voor de Sovjet-Unie vormt.” (The Third International After Lenin, page 37)
Met andere woorden: de massa’s in de Sovjet-Unie zouden hun verwezenlijkingen verdedigen en de dreiging van een openlijke contrarevolutie bevechten. Maar wegens demoralisering en ontgoocheling in de heerschappij van de bureaucratie, kon van hen niet verwacht worden dat zij hun eigen achterstelling zouden verdedigen tegen een kapitalistische vijand die hen een betere levensstandaard leek aan te bieden.
Uiteindelijk waren het niet de legers van de kapitalistische democratieën die de Sovjet-Unie in 1941 aanvielen, maar die van Hitler. In hun kielzog brachten zij, in plaats van “goedkopere waren” voor de Russische massa’s, prikkeldraad en daaraan gekoppeld de gruwelijke slavenarbeid en uitroeiingskampen.
Onderworpen aan barbaarse raciale onderdrukking onder de nazi’s, verenigden de Russische arbeiders zich heldhaftig voor de verdediging van de Sovjet-Unie.
Vandaag hebben de krachtsverhoudingen zich op indrukwekkende wijze tegen de imperialistische mogendheden gekeerd, en er is niet langer sprake van een mogelijkheid tot kapitalistische restauratie in de Sovjet-Unie. De bureaucratie heeft enorm veel middelen vrijgemaakt voor militaire ontwikkeling en de Sovjet-Unie getransformeerd tot een nucleaire supermacht. De dreiging van een imperialistische inval is reëel beëindigd.
Maar zelfs deze spectaculaire economische vooruitgang, enkel mogelijk op basis van een economie die gepland is en door de staat wordt beheerd, kon misvormingen in de Russische samenleving niet tegenhouden die ontstonden als gevolg van de heerschappij van een bevoorrechte elite.
Bureaucratische repressie verstikte alle initiatief van onderuit. De arbeiders werden vooruit gestuwd aan de hand van een combinatie van omkoping en dwang. De vleiende uitingen van de bureaucratie over de constructie van het socialisme “in slakkengang” (Boecharins uitdrukking) spotten met het streven van de arbeiders.
Het betekende, in reële termen, een moeizaam worstelen om een door de staat beheerde economie te ontwikkelen in een achterlijk land – onder hun eigen heerschappij.
Marx en Engels voorzagen reeds in 1845 waarom socialisme niet onder dergelijke omstandigheden kon ontwikkeld worden:
“Deze ontwikkeling der productiekrachten [is]… een absoluut noodzakelijke praktische voorwaarde [voor socialisme], omdat anders alleen het gebrek veralgemeend zou worden en met het gebrek ook de strijd om het allernoodzakelijkste opnieuw zou beginnen en heel de oude miserie zich onvermijdelijk van voren af aan zou moeten herhalen.” (From The German Ideology, in Selected Works, Volume I, page 37)
Dit inzicht werd bevestigd door de bureaucratische degeneratie van de Russische arbeidersstaat. De bureaucratie kon enkel een maatschappij van ongelijkheid creëren. Met ongelijkheid ontstond een toenemende corruptie en politierepressie vanwege de bureaucratie, en, onder de massa’s, een grimmig gevecht “ieder voor zichzelf”.
Een brief van een kolchoze-arbeider (een collectieve boerderij), geschreven in april 1930, somde de nieuwe relaties op die ontstonden tussen de werkers en hun bureaucratische meesters:
“De leden van de kolchoze hebben al twee maanden geen loon ontvangen… Vijftig procent van de inkomsten gaat naar de kas van de kolchoze, vijftig procent naar belastingen en rente. Wat blijft er over voor de arbeiders? Niemand weet het. De voorzitter betaalt zichzelf maandelijks verscheidene bonnen voor bloem uit en onttrekt zich aan de fysieke arbeid…”
Een fabrieksarbeider in maart 1930: “Ze persen ons uit, en hoe! Een verhoging van vijfentwintig procent van de arbeidsproductiviteit en een verhoging van 1,9 procent van de lonen. Drie jaar lang zijn de lonen nauwelijks veranderd, hoewel de productie sterk is toegenomen. Vijf mannen in de ploeg in plaats van zes, zonder aanpassing van werktuigen. Het bonussysteem wordt toegepast in die mate dat… zij om de zes maanden betaald zouden moeten worden, maar in de realiteit hoopt niemand er nog op iets te ontvangen…” (Geciteerd door Serge, Van Lenin naar Stalin, p. 60-61)
Socialisme kan onder dergelijke omstandigheden niet opgebouwd worden. De essentiële politieke voorwaarde voor de ontwikkeling van het socialisme, gecreëerd door de Oktoberrevolutie en vernietigd door de bureaucratische contrarevolutie, moet nog steeds heroverd worden: de democratische heerschappij van de arbeidersklasse.
Vragen voor discussie
- Wat was “Trotskisme”?
- Was de ‘Permanente Revolutie’ geen foutieve politiek ? Was het niet de taak om dóór te gaan met het opbouwen van het socialisme in de USSR ?
- Als het socialisme niet in één land kan worden opgebouwd, wat was dan het belang van de Oktoberrevolutie?
- Als Trotski gelijk had in zijn analyse en Stalin ongelijk, hoe slaagde Stalin er dan in Trotski te verslaan ?
- Is internationalisme niet echt een vrome droom?
Verdere lectuur
- Leon Trotski, ‘De Verraden Revolutie’, Marxisme.be 2015
- Leon Trotski, ‘De Permanente Revolutie’, Marxisme.be 2020
- Ted Grant en Alan Woods: ‘Lenin en Trotski: hun echte opvattingen’
- Victor Serge: ‘From Lenin to Stalin’
Deel 4. De bureaucratische contrarevolutie
Tragedie in China
Zinovjev en Kamenev bundelden in 1926, samen met hun aanhangers, hun krachten met Trotski en de oppositie in een strijd om de partij terug van Stalins steeds meer anti-marxistische koers weg te duwen
Stalin van zijn kant bundelde zijn krachten met de extreemrechtse, pro-koelakvleugel van de partij, onder leiding van Boecharin, met als doel de Verenigde Linkse Oppositie te verslaan.
Deze strijd werd doorkruist door nieuwe bewegingen in het buitenland.
In Groot-Brittannië veroorzaakte de algemene staking van mei 1926 een diepe crisis. De kleine Communistische Partij kreeg de kans om honderdduizenden arbeiders te leiden in oppositie tegen de reformistische vakbondsleiding en de overname van de macht door de arbeidersklasse voor te bereiden.
Maar de stalinistische leiders in Rusland waren verbonden met een opportunistische alliantie met de “linksen” in de Algemene Raad van de vakbondsfederatie TUC en stonden geen strijd tegen hen toe. De rechtervleugel van de TUC verraadde de staking bij de eerste de beste gelegenheid. Stalins ‘linkse’ bondgenoten boden geen weerstand.
Na tien dagen, toen de staking nog steeds uitbreiding nam, blies de Algemene Raad ze unaniem af en gaf zich over aan de bazen. Dit veroordeelde de Britse arbeidersklasse tot een historische nederlaag.
“De zaak van de proletarische revolutie in het Westen,” schreef Victor Serge, “leek voor vele jaren verloren. En nu steeg er een immens licht op in het Oosten; de Chinese massa’s… rukten op van overwinning naar overwinning.” (Van Lenin tot Stalin, pagina 44)
De Chinese arbeidersklasse bewoog zich onafhankelijk van de nationalistische beweging, de Kwomintang, die geleid door de reactionaire Tsjang Kai-sjek. De Chinese Communistische Partij was een massamacht aan het worden. Shanghai en Hankow waren in handen van de arbeiders. Een strijd om de macht was onvermijdelijk.
Opnieuw stond stalinistisch opportunisme de overwinning in de weg. Stalin en de leiding van de Comintern hadden gevaarlijke illusies in Tsjang Kai-sjek en verklaarden de Kwomintang tot “een revolutionair blok van arbeiders, boeren, intellectuelen en stedelijke democratie [d.w.z. de kapitalistische klasse] op basis van een gemeenschap van klassenbelangen in de strijd tegen de imperialisten en de hele militaristisch-feodale orde.” (Resolutie van ECCI, maart 1926)
In de praktijk betekende dit dat de Communistische Partij zich moest onderwerpen aan het gezag van Tsjang. Wat was dit anders dan het oude mensjewistische idee van een gemeenschappelijke strijd van de arbeidersklasse en de “democratische” kapitalisten voor democratie op kapitalistische basis?
De Linkse Oppositie bestreed die politiek over de hele lijn. Ze legde uit dat Tsjang de kapitalisten en landheren verdedigde; dat er een Sovjetregering nodig was om land aan de boeren te geven en om democratie te vestigen.
“We weten dat Tsjang Kai-sjek het openlijke verraad van de vakbonden en zijn communistische bondgenoten voorbereidt,” schreef Serge. “We mogen niet spreken. En Stalin neemt in Moskou het woord voor duizenden arbeiders en verzekert hen plechtig dat we niets te vrezen hebben van Tsjang Kai-sjek.” (From Lenin to Stalin, page 45)
Tsjang maakte van de gelegenheid die Stalin hem gaf gebruik om in april 1927 een wrede slachting van communisten en arbeiders voor te bereiden. De Comintern (na te hebben geflirt met een “linkse” rivaal van Tsjang en verdere nederlagen te hebben geleden) zwaaide over naar een tegenovergestelde, ultralinkse koers en probeerde een opstand in Kanton te bewerkstelligen. Die werd in bloed gesmoord.
Deze gebeurtenissen betekenden het einde van de Chinese Communistische Partij als revolutionaire arbeidersorganisatie.
De Chinese revolutie zette internationaal enorme schokgolven in gang.
“Een golf van opwinding overspoelde de [Sovjet] partij,” schreef Trotski. “De oppositie stak haar hoofd op… Veel jongere kameraden dachten dat het overduidelijke bankroet van Stalins beleid de triomf van de oppositie dichterbij zou brengen… Ik moest menig emmer koud water over de hete hoofden van mijn jonge vrienden gieten… Het feit dat onze voorspelling juist was gebleken, zou ons duizend, vijfduizend of zelfs tienduizend nieuwe aanhangers kunnen aantrekken.
“Maar voor de miljoenen was het belangrijkste niet onze voorspelling, maar het feit van de verplettering van het Chinese proletariaat. Na de nederlaag van de Duitse revolutie in 1923, na het afbreken van de Engelse algemene staking in 1926, zou de nieuwe ramp in China de teleurstelling van de massa’s in de internationale revolutie alleen maar vergroten.
“En het was dezelfde teleurstelling die diende als de belangrijkste psychologische basis voor Stalins politiek van nationaal-reformisme [d.w.z. “socialisme in één land”].” (My Life, pages 552-553)
Zo betekenden de internationale nederlagen, veroorzaakt door het kortzichtige opportunisme van de bureaucratie, tegelijkertijd een versterking van de bureaucratie en creëerden ze de voorwaarden voor het isolement en de nederlaag van de marxistische oppositie. Trotski legt uit:
“De politiek bewuste arbeiders hadden ontegensprekelijk sympathie voor de oppositie, maar die sympathie bleef passief. Het ontbrak de massa’s aan vertrouwen dat de situatie ernstig kon worden veranderd door een nieuwe strijd. Ondertussen beweerde de bureaucratie: ‘Omwille van een internationale revolutie stelt de oppositie voor om ons mee te slepen in een revolutionaire oorlog. Genoeg veranderingen! We hebben het recht op rust verdiend. We zullen de socialistische samenleving thuis opbouwen ! Vertrouw op ons, jullie leiders!’ Dit evangelie van rust… vond ongetwijfeld een echo onder de vermoeide arbeiders, en nog meer de boerenmassa’s.” (The Revolution Betrayed, page 92)
De nederlaag van de gezamenlijke oppositie
In een belangrijk document getiteld ‘Het platform van de gezamenlijke oppositie’ (1927) maakte Trotski een balans op van tien jaar communistische regering en bevestigde de politiek van het marxisme in tegenstelling tot het blinde opportunisme van de bureaucratie.
Het Platform riep op tot de heropleving van de sovjets, het herstel van de arbeidersdemocratie en een gedurfd programma van industrialisatie. Onder druk van de oppositie had de bureaucratie voorstellen gedaan voor een beperkt vijfjarenplan. Maar het was gebaseerd op de belangen van de koelakken en negeerde de noodzaak van industriële ontwikkeling. Het Platform legde het alternatief uit:
“We moeten in daden een herverdeling van de belastingdruk onder de klassen uitvoeren – de koelak en Nepman zwaarder belasten, de arbeiders en de armen ontlasten…
“We moeten een stevige koers varen in de richting van industrialisatie, elektrificatie en rationalisatie, gebaseerd op het vergroten van de technische kracht van de economie en het verbeteren van de materiële omstandigheden van de massa’s.”
De oppositie bekritiseerde Stalins rampzalige buitenlandse politiek van ‘lukraak’ steun zoeken bij links-reformistische en nationalistische leiders, in plaats van de Comintern op te bouwen als een massale revolutionaire kracht. Het gevaar van een imperialistische aanval, zo legde ze uit, kon alleen worden verslagen door een volledige strijd om de steun van de massa van de arbeidersklasse internationaal te mobiliseren.
De bureaucraten hadden geen antwoord op deze ideeën. Hun “antwoord” was om een campagne van wrede intimidatie tegen de oppositie te ontketenen.
In het Centraal Comité, nu volgepakt met Stalins zorgvuldig uitgekozen jaknikkers, werden Trotski, Zinovjev en anderen vervloekt en uitgescholden toen ze probeerden te spreken. Elders in de partij was het er niet beter op geworden.
Victor Serge beschrijft de scène in vergadering na vergadering:
“Ik had de gelegenheid om te spreken, of beter gezegd om te proberen te spreken, voordat bijeenkomsten door elkaar schudden van een soort razernij. We kregen vijf minuten het woord na drie uur van toespraken. En tegen ieder van ons ontketenden ze vijf, zes, soms tien ‘activisten’ die graag de gunst van de leiding wilden verwerven. De menigte keek passief toe, met een zekere angst; ze stonden vaak aan onze kant, maar ze waren bang.” (Van Lenin tot Stalin, pagina 49)
Op de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie nam de oppositie, tegen de achtergrond van deze genadeloze heksenjacht, heldhaftig hun slogans mee naar massademonstraties in Moskou en Leningrad: “Laten we ons vuur naar rechts richten – tegen de koelak, de nepman en de bureaucraat”; “Laten we Lenins wil uitvoeren”; “Tegen opportunisme, tegen een splitsing en voor de eenheid van Lenins partij”!
De bureaucratie reageerde in paniek. Ze hadden de vorige maand, tijdens een demonstratie in Leningrad, gezien hoe duizenden arbeiders waren toegestroomd om naar Trotski en Zinovjev te luisteren toen de politie hen per ongeluk naar een platform had begeleid. Nu werden de demonstraties van de oppositie met geweld uiteengeslagen. Er werd een schot gelost op Trotski’s auto.
Op het vijftiende congres, in december 1927, mocht geen enkel oppositielid als afgevaardigde aanwezig zijn. 940 vooraanstaande aanhangers van Trotski werden verdreven. Toch bleef de oppositie vechten voor haar ideeën. De London Times meldde, onder de kop “Trotski versus Stalin”: “De standpunten van de oppositie, ondanks alle verboden en de inspanningen van de Ogpu [geheime politie] … worden nog steeds op grote schaal verspreid door middel van illegale pamfletten, die volgens de Pravda elk in oplagen van tienduizenden worden gedrukt…” (2 december 1927)
Marxistisch verzet tegen de heerschappij van de bureaucratie moest vanaf dit punt ondergronds gaan.
Zinovjev en Kamenev verloren de moed en samen met 2.500 aanhangers gaven ze zich over aan Stalin. Meer uitsluitingen van trotskisten volgden. Trotski zelf werd uitgesloten, verbannen naar Siberië en vervolgens – omdat hij het centrum van de oppositie bleef – begin 1929 uit de Sovjet-Unie gedeporteerd.
Ondanks deze verschrikkelijke klappen bleven Trotski en duizenden van zijn aanhangers trouw aan de ideeën van het bolsjewisme en het programma van de Oktoberrevolutie. In hun propaganda identificeerden ze zich als de bolsjewistisch-leninisten, om zich te onderscheiden van de opkomende bureaucraten die zich aan het hoofd van de communistische beweging hadden geïnstalleerd.
Vanuit zijn ballingschap zette Trotski zijn theoretische werk voort – zijn ontmaskering van het opportunisme, van de pretenties en van het verraad van de stalinistische bureaucratie, en zijn verduidelijking van het marxistische alternatief onder snel veranderende omstandigheden. Dat was misschien wel zijn grootste bijdrage aan het marxisme. Deze ideeën zouden een leidraad voor een nieuwe revolutionaire generatie vormen.
Proletarisch bonapartisme
Vanaf de late jaren 1920 ging het beleid van de Sovjetbureaucratie door een reeks verbijsterende zigzaggen, waardoor er internationaal in de arbeidersbeweging enorme verwarring ontstond.
De aanhangers van het regime juichten elke tegenstrijdige nieuwe wending toe als een “correcte” en “noodzakelijke” maatregel om het “socialisme” in de USSR te verdedigen. Sommige tegenstanders waren wanhopig over de afschuwelijke karikatuur van het “leninisme” die door het regime werd gepresenteerd. Zij beweerden dat de verworvenheden van de revolutie waren vernietigd en dat Rusland op geen enkele manier nog als een arbeidersstaat kon worden beschouwd.
Trotski, die in de vroege jaren 1930 met deze vragen worstelde, concludeerde dat de Sovjet-arbeidersstaat in werkelijkheid was ontaard in een regime van een nieuwe soort:
“Naarmate de bureaucratie onafhankelijker wordt, naarmate meer en méér macht in de handen van één persoon wordt geconcentreerd, verandert het bureaucratisch centrisme meer in bonapartisme [vernoemd naar de Franse militaire dictator, Napoleon Bonaparte].” (Writings 1934-35, page 180)
Bonapartisme, legde Trotski uit, “was en blijft de regering van de bourgeoisie in tijden van crisis… Bonapartisme impliceert altijd politiek geslinger tussen klassen. Maar onder het bonapartisme in al zijn historische veranderingen, is er één en dezelfde sociale basis bewaard gebleven: burgerlijk [kapitalistisch] eigendom…”
“Het is absoluut juist dat het zelfbestuur van de Sovjetbureaucratie werd gebouwd op basis van het schipperen tussen de klassen en groepen, zowel intern als internationaal. Voor zover het bureaucratische geslinger door het regime van Stalin werd bekroond, is het mogelijk om te spreken van Sovjet Bonapartisme.” (The Class Nature of the Soviet State, in Writings1933-34, pagina 107-108)
Het “proletarische” karakter van dit bonapartistische regime komt voort uit het feit dat het niet gebaseerd is op “burgerlijk eigendom”, maar op de staatseigendom en geplande economie gecreëerd door de Oktoberrevolutie, die het historische belang van de arbeidersklasse weerspiegelt.
De geschiedenis van het regime vanaf de jaren 1920 is een levendige illustratie van “het slingeren tussen de klassen, zowel intern als internationaal”.
Precies zoals de oppositie had gewaarschuwd, hielden de koelakken in 1927 een geweer tegen het hoofd van het regime. Om de prijzen op te drijven, hielden ze hun graan achter en hamsterden goud en wapens ter voorbereiding op een krachtmeting.
De steden werden bedreigd met honger. De dreiging van kapitalistisch herstel werd plots reëel.
De bureaucratie reageerde in paniek en probeerde het gevaar uit te roeien door middel van een bestuurlijk decreet en, waar dat mislukte, met geweld. Ze legden verplichte opeisingen van graan op. De koelakken verzetten zich; de bureaucratie reageerde met een totale aanval.
De Linkse Oppositie had lang de noodzaak van collectivisatie van het land uitgelegd, maar benadrukte dat dit vrijwillig moest zijn om de steun van de boeren te behouden en verstoring te minimaliseren. Stalins oorlogsverklaring aan de boerenstand had niets gemeen met het marxisme; het was een blinde reflex, met rampzalige gevolgen.
Nog in 1929 beweerde Stalin dat “individuele landbouw een overheersende rol kon blijven spelen bij het voorzien van voedsel aan het land…” (Geciteerd door I. Deutscher, Stalin, pagina 320) Nu werd het land van de boeren abrupt per decreet gecollectiviseerd. In 1930 was 55% van de landbouwgrond in handen van staatsboerderijen, in 1934 was dat 88%.
Landelijk Rusland werd getroffen door een burgeroorlog. Hongersnood brak uit toen de boeren hun dieren eerder slachtten dan ze aan het regime te geven. Naar schatting tien miljoen mensen kwamen om als direct gevolg van deze bureaucratische excessen. Hele boerengemeenschappen en zelfs hele nationale groepen werden vermoord of gedeporteerd. In de steden keerde de broodrantsoenering terug.
Deze gebeurtenissen verbrijzelden de NEP, beëindigden Stalins alliantie met Boecharin en de rechtervleugel van de partij en vormden de echte basis voor zijn duik in gewelddadig ultragauchisme tussen 1927 en 1934.
Industrialisatie was al lang bepleit door de oppositie en met minachting afgewezen onder druk van rechts. Nu kon Stalin geen alternatief zien voor industrialisatie. Hij ging ertoe over, maar dan als paniekmaatregel, onder meedogenloze dwang van bovenaf. In 1928 had de bureaucratie, naar het voorstel van de oppositie, halfslachtig een vijfjarenplan voor economische ontwikkeling aangenomen. Nu, plots, kwam het order om het plan in vier jaar uit te voeren!
Enorme projecten werden gelanceerd – dammen, elektriciteitscentrales, staalfabrieken, mijnen – die de Sovjet-Unie in tien jaar tijd transformeerden. Terwijl de kapitalistische wereld in de depressie van de jaren 1930 werd gestort, sprong de industriële productie van de Sovjet-Unie met 250 procent vooruit. Verbazingwekkend genoeg produceerde het achterlijke Rusland in 1935 meer tractoren dan enig ander land ter wereld.
Onder het kapitalisme zou een dergelijke gezamenlijke ontwikkeling onmogelijk zijn geweest. Rusland zou onder het kapitalisme tot op de dag van vandaag zijn blijven wegkwijnen in hopeloze armoede zoals het grootste deel van de derde wereld vandaag.
“Het socialisme,” zei Trotski, “heeft zijn recht op de overwinning aangetoond, niet op de pagina’s van Das Kapital… maar in de taal van staal, cement en elektriciteit.” (De verraden revolutie)
De vooruitgang van de Sovjet-Unie in de jaren 1930 maakte indruk op werkende mensen over de hele wereld. Maar onder bureaucratisch bewind gebeurde het tegen een vreselijke prijs.
Bevelen, vaak zeer onrealistisch, werden uitgevaardigd vanuit de kantoren van bureaucraten. Het niet uitvoeren ervan werd behandeld als sabotage. Dwangarbeid werd op grote schaal toegepast. Tot 15 miljoen Sovjetburgers – boeren die tegen collectivisatie waren en later tegenstanders van elke soort – werden in slavenarbeidskampen gedreven. Velen kwamen om.
De arbeidersklasse zwol aan van 11 miljoen in 1928 tot 23 miljoen in 1932. Passen, genaamd “arbeidsboekjes”, werden in 1931 geïntroduceerd om arbeiders aan hun werk te ketenen. Terwijl de bureaucratie een arbeidersaristocratie cultiveerde, daalde de waarde van de lonen van arbeiders tussen 1928 en 1935 met twee derden.
De melkconsumptie per persoon daalde van 189 liter per jaar in 1927-28 tot 105 liter in 1932; vleesconsumptie van 27,5 kilogram naar 13,5 kilogram – terwijl de bureaucratie zich verschanste in hun bevoorrechte levensstijl.
Maar ondanks de bovenmenselijke offers van de arbeiders, bleef de Sovjet-Unie in bijna elk opzicht ver achter bij de geïndustrialiseerde kapitalistische landen. Haar culturele achterstand kon niet worden overwonnen door een bureaucratisch dictaat. Nieuwe ontwikkelde industrieën, die een hoog technisch niveau vereisen, konden niet worden gebouwd zoals spoorlijnen.
Om de industrialisatie op deze basis af te dwingen, miljoenen arbeiders tot het uiterste te drijven en alle oppositie te verpletteren, was de meest meedogenloze centralisatie van de macht nodig. Het bureaucratische regime ontaardde in een rasechte politiedictatuur.
Stalins fractie, die zowel links als rechts had verpletterd, bleef als opperste scheidsrechter in de gebureaucratiseerde ‘communistische’ partij. Stalin, ooit de sluwe handlanger van de bureaucratie, werd nu haar meester – de topbureaucraat, die privileges en posities uitdeelde aan zijn volgelingen.
Trotski vat samen: “Stalin bewaakt de veroveringen van de Oktoberrevolutie niet alleen tegen de feodaal-burgerlijke contrarevolutie, maar ook tegen de aanspraken van de zwoegers, hun ongeduld en ontevredenheid; hij verplettert de linkervleugel die de rationele, historische en progressieve tendensen van de arme werkende massa’s tot uitdrukking brengt; hij creëert een nieuwe aristocratie, door middel van een extreme differentiatie in lonen, privileges, rangen, enz. Leunend op steun op de bovenste lagen van de nieuwe sociale hiërarchie tegen de laagste – soms omgekeerd – heeft Stalin de volledige concentratie van macht in eigen handen bereikt. Hoe moet dit regime anders heten, anders dan Sovjet-bonapartisme?” (Writings 1934-35, page 181)
Van de “Derde Periode”…
Buitenlands beleid vloeit voort uit binnenlands beleid en dient dezelfde belangen. De gewelddadige breuk van de bureaucratie met de koelakken en de rechtervleugel van de partij ging gepaard met een even gewelddadige zwaai naar gauchisme in de internationale arena.
Terugdeinzend voor de opportunistische lijn die tot rampen in Groot-Brittannië en China had geleid, bewoog Stalin zich om de “revolutionaire” geloofsbrieven van het regime te redden door een precies tegenovergestelde koers op te leggen op het zesde congres van de Comintern in augustus 1928 (het eerste in vier jaar).
Het kapitalisme, zo verkondigde Stalin, had sinds 1918 twee ‘perioden’ doorgemaakt – eerst een revolutionaire periode tot 1923; dan een “geleidelijke en gedeeltelijke stabilisatie”. Nu begon een ‘derde periode’ van intense crisis, die de ‘definitieve ineenstorting’ van het kapitalisme zou betekenen en de strijd om de macht op de agenda zou zetten.
Het marxisme legt uit dat er niet zoiets bestaat als een ‘laatste crisis’ van het kapitalisme. De kapitalistische klasse zal haar problemen altijd oplossen ten koste van de arbeidersklasse totdat haar heerschappij omvergeworpen wordt.
Stalins doel was echter niet om een marxistische positie te ontwikkelen, maar om de Comintern naar links te jagen. De communistische partijen moesten alle andere tendensen breken om de leiding van de beweging te veroveren; de tijd van debatteren was voorbij!
Als recept voor een burgeroorlog in de arbeidersbeweging bracht Stalin het krankzinnige argument naar voren dat “objectief gezien de sociaaldemocratie de gematigde vleugel van het fascisme was… Het zijn geen antipoden maar tweelingen.” (Geciteerd in Deutscher, Stalin)
Het meest rampzalige resultaat van het “stalinisme uit de derde periode” werd ervaren in Duitsland, waar het de arbeidersklasse verdeelde, Hitler in staat stelde de macht over te nemen en de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk maakte.
Om door Stalin onvoorziene redenen leidde de ineenstorting van de New York Stock Exchange in oktober 1929 tot een wereldwijde kapitalistische depressie. Vooral Duitsland was getroffen. De crisis van leiderschap en sektarisme die de arbeidersbeweging verlamde, stelde Hitlers nazi’s in staat om groeiende steun op te bouwen.
De geruïneerde middenklasse, de werklozen, de arbeiders en de jeugd zochten tevergeefs bij de SPD en KPD naar een oplossing. De SPD-leiders waren getrouwd met het kapitalisme; de KPD was geobsedeerd door het aanvallen van de SPD en het verstoren van haar bijeenkomsten.
De middenklasse en vooral de meest onderdrukte lagen werden in toenemende mate aangetrokken tot de ‘nationaalsocialistische’ bijeenkomsten. De demagogische aanvallen van de fascisten op kapitalisten en Joden; hun mystieke belofte om de Duitse ‘grootheid’ te herstellen; hun schijn van doelgerichte vastberadenheid, leken het enige alternatief voor deze lagen.
Onder de georganiseerde arbeiders was de steun voor Hitler bijna onbestaande.
Trotski legde de kritieke noodzaak uit van een verenigd front van arbeidersorganisaties om de fascistische dreiging te verpletteren en zo de arbeidersklasse voor te bereiden op de verovering van de macht. Maar de gestaliniseerde leiding van de Comintern was blind en doof voor de realiteit.
De Duitse arbeidersbeweging was de machtigste ter wereld. Zowel de sociaaldemocraten als de communistische partij hadden militaire vleugels. Maar in opdracht van Moskou weigerden de KPD-leiders alle medewerking met de “sociaal-fascisten” – zelfs zo verregaand, in 1931, om samen met de nazi’s een poging te ondernemen om de sociaaldemocratische regering in Pruisen ten val te brengen!
De Duitse arbeidersbeweging, de hoop van arbeiders overal ter wereld, werd vernietigd zonder enige serieuze poging tot verzet door haar leiding.
De stalinisten waren niet in staat de conclusies te trekken. In april 1933, met Hitler aan de macht, verklaarde het Presidium van de ECCI dat de politiek van de KPD “volledig correct” was geweest!
Dit historische falen van de leiding en de afwezigheid van enige kritiek uit de gelederen van de Communistische Internationale, overtuigde Trotski er uiteindelijk van dat de Comintern – net als de Tweede Internationale voordien – dood was als een instrument van de arbeidersrevolutie.
De krachten van het onvervalste marxisme waren gedecimeerd door de woeste slagen van een decennium. Het perspectief van een nieuwe wereldoorlog en nieuwe revolutionaire omwentelingen opende zich. Objectief gezien was een nieuwe internationale nodig om zich te hergroeperen, om de marxistische tendens op te bouwen en voor te bereiden op de belangrijke strijd in de toekomst.
… naar het “Volksfront”
De veranderde krachtsverhoudingen tussen de klassen in Europa, duwde het Sovjetregime snel in een nieuwe draai van 180°.
Duitsland onder Hitler vormde een veel directere bedreiging voor de Sovjet-Unie dan de westerse imperialistische machten. Bovenal vreesde Stalin oorlog en het effect dat het zou hebben op de Sovjetmassa’s. Om oorlog te voorkomen, berekende hij, was het essentieel om Hitler te sussen.
In 1933, terwijl Hitler de KPD, de SPD en de vakbonden liquideerde en de genocide op de Joden begon, uitte Stalin geen woord van kritiek. Gedurende de jaren 1930 hoopte de Sovjetbureaucratie een overeenkomst met Hitler te bereiken.
Maar Hitler steunde op de “communistische dreiging” als voorwendsel voor herbewapening tegenover zijn “geallieerde” imperialistische rivalen. Hij kon in dit stadium niet met Stalin te verbroederen. (Pas in augustus 1939, toen Hitler zich voorbereidde om in het westen toe te slaan, werd het beruchte Stalin-Hitler-pact, een niet-aanvalspact, ondertekend.)
Omringd door fascistische en rechtse regimes verdampte Stalins ‘revolutionair’ gauchisme. Trotski en de Internationale Linkse Oppositie legden uit (zoals de Comintern een tiental jaar eerder had uitgelegd) dat de enige echte zekerheid voor de USSR lag in het revolutionaire internationalisme – in het ondersteunen van de arbeidersstrijd om de macht in de kapitalistische staten, het richten van de oorlog naar de vijand en het verlammen van de reactie.
Maar de Russische bureaucratie was niet in staat om deze koers te volgen; hun eigen dictatuur zou het eerste slachtoffer zijn geweest als de Russische arbeiders besmet zouden raken met deze ideeën! In plaats daarvan, stilletjes vergetend dat het kapitalisme zich in zijn “derde periode” bevond, zochten ze steun tegen Hitler bij de westerse imperialistische machten!
De imperialisten waren niet onwillig om Stalin voor hun eigen doeleinden te gebruiken. In september 1934 accepteerden ze het verzoek van de Sovjet-Unie om lid te worden van de Volkenbond (door Lenin beschreven als een “rovershol”); in mei 1935 tekende het Franse imperialisme een pact van “wederzijdse bijstand” met Stalin.
Deze draai van de Sovjetbureaucratie markeerde een kwalitatieve nieuwe fase in de degeneratie ervan. Voor het eerst gingen ze openlijk en opzettelijk politieke allianties aan met de kapitalistische klasse zelf. Hun opportunistische mislukkingen werden vanaf dit punt omgezet in een opzettelijk verraad van de internationale arbeidersrevolutie als voorwaarde voor kapitalistische ‘vriendschap’.
Op het Congres van de Comintern in 1928 was er al een teken aan de wand, toen het idee van ‘socialisme in één land’ zonder morren werd geslikt. Trotski waarschuwde dat dit “het begin zou zijn van de desintegratie van de Comintern langs de lijnen van sociaal-patriottisme.” Na 1934 werd deze voorspelling al snel een feit.
De verstrengeling van de Sovjetbureaucratie met de ‘progressieve’ kapitalistische machten werd onvermijdelijk gevolgd door de wending van de communistische partijen die internationaal allianties zochten met ‘progressieve’ kapitalistische en reformistische partijen in hun eigen land.
De slogan werd nu: “het volksfront.” De eisen van de arbeidersklasse werden geschrapt uit de programma’s die de communistische partijen naar voren brachten – dit zou de “progressieve” bourgeoisie “vervreemden”!
“Brede steun” onder de middenklasse, zo verkondigden de stalinisten wijselijk, kon alleen worden gewonnen door een programma dat zich beperkte tot burgerlijk-democratische eisen. Vandaag is de middenklasse niet langer een massamacht in de geïndustrialiseerde landen; toch worden hetzelfde programma en dezelfde argumenten nog steeds gebruikt door de “communistische” partijen. Dit bevestigt dat het werkelijke doel, toen net als nu, niet zozeer was om massale steun te winnen, maar om een onderhandelingspositie op te bouwen ten opzichte van de kapitalistische partijen.
Het volledige bankroet van deze positie werd blootgelegd in de revolutionaire gebeurtenissen die in 1935 en 1936 in Frankrijk en Spanje uitbraken. Eerst in Frankrijk, daarna in Spanje, kwamen de regeringen van het Volksfront met communistische steun, aan de macht. In beide landen opende dit, na de ontberingen van de depressie en de rechtse heerschappij, de sluizen van de massale strijd.
In Spanje werd in juli 1936 een militaire staatsgreep gepleegd tegen de regering van het “Volksfront”. De reformisten, stalinisten en burgerlijke republikeinen bleven treuzelen; de arbeiders en boeren namen de wapens op. Binnen enkele dagen was het grootste deel van het land onder hun controle. Spanje kwam in een grootschalige revolutionaire situatie terecht, op een veel hoger niveau dan Rusland in 1917.
“Rode heerschappij in Barcelona – Extremisten uit de hand gelopen”, kopte de London Times op 1 augustus. Twee dagen later vatte de correspondent de eisen van de massa’s samen: “een 36-urige werkweek, werkloosheidsuitkering, controle over de productie, inbeslagname en verdeling van grond, … het in stand houden van de [arbeiders]milities met wapens…”
En na nog een paar dagen: “Comités van Arbeiders hebben de grote spoorwegmaatschappijen overgenomen. Het lijkt slechts een kwestie van tijd om dit te laten gebeuren met de trams, de banken en andere belangrijke instanties.” (The Times, 8 augustus 1936)
Niet minder dan de kapitalistische klasse, bezag Stalin de zich ontvouwende revolutie met afschuw. Al zijn hoop op stabiele banden met de Anglo-Franse imperialisten stond op het spel. Erger nog, het voorbeeld van de Spaanse arbeiders dreigde de Russische arbeiders te infecteren met dezelfde wil om te strijden voor de controle over de samenleving. De Spaanse revolutie moest koste wat het kost in de kiem gesmoord worden.
Slaafs de richtlijnen van Moskou volgend, voerde de Communistische Partij van Spanje een volledige strijd tegen de revolutionaire arbeidersbeweging.
In naam van het “bolsjewisme” beargumenteerden ze de mensjewistische theorie van “twee fasen”, waarbij ze hun programma beperkten tot de “burgerlijke democratie” in de vergeefse hoop de kapitalisten gerust te stellen dat het “communisme” geen bedreiging voor hen vormde. GPU-doodseskaders werden naar Spanje gestuurd om te helpen bij de gruwelijke taak om de arbeidersmilities te ontwapenen en hun voorhoede uit te roeien.
Terwijl Stalin handig tussen de imperialistische machten maneuvreerde, sloten de ‘communisten’ hun ogen voor de eerste les van de Russische revolutie: het kapitalisme kan de arbeidersklasse in het tijdperk van het imperialisme geen democratie en stabiliteit garanderen. De taken van de ‘burgerlijke democratie’ in semi-ontwikkelde landen zoals Spanje konden alleen worden uitgevoerd onder de heerschappij van de arbeidersklasse zelf.
Tragisch genoeg misten Trotski’s sympathisanten in Spanje de gouden kans om de socialistische jeugd voor hun programma te winnen, een massabasis voor het marxisme te vestigen en de beweging naar de overwinning te leiden.
Zonder marxistisch leiderschap zou de arbeidersklasse niet bestand zijn tegen de aanval van de klassenvijand in combinatie met die van hun eigen reformistische en ‘communistische’ leiders. Het stalinisme slaagde erin de beweging te verdelen, links te isoleren en haar beste strijders te vermoorden. Dit maakte de overwinning van het fascisme onvermijdelijk.
De laatste hoop op de overwinning van de arbeidersklasse was in Europa verdwenen, althans tot het einde van de imperialistische oorlog die nu onvermijdelijk werd.
Rivieren van bloed
Binnen de Sovjet-Unie leidden de verscherpende tegenstellingen tussen de bureaucratie en de arbeidersklasse tot de liquidatie van de overblijfselen van het bolsjewistische kader.
De ‘communistische’ partijen stelden de Sovjet-Unie internationaal voor als het gelukkige vaderland van het socialisme. Stalins opvolger, Chroesjtsjov, tilde op het 20e partijcongres in 1956 een tipje van de sluier op over wat er werkelijk gebeurde: “Stalin handelde niet door overreding, uitleg en geduldige samenwerking met mensen, maar door zijn concepten op te leggen en absolute onderwerping aan zijn mening te eisen… Hij liet de methode van ideologische strijd varen voor die van bestuurlijk geweld, massale repressie en terreur.” (Geciteerd in The Moscow Trials, pagina 17, 18)
Bureaucratische tirannie krijgt een eigen logica. Naarmate de repressie toeneemt, neemt de angst van de heersers voor wraak toe. Tegenstanders, verdreven van de macht, worden gewantrouwd. Zelfs als ze hun standpunten herroepen, worden ze dan niet weer een bedreiging? Zouden zij niet de vonk voor opstand van onderaf kunnen geven?
Hele lagen van de partij kwamen onder intens wantrouwen van Stalin en de bureaucratie – in het bijzonder de overlevende “oude bolsjewieken”, die zich de partij van Lenin konden herinneren en die alleen uit angst over de misdaden van de bureaucratie zwegen.
Boecharin schrok al in 1928 terug van het monster dat hij had helpen creëren. In een geheime discussie met Kamenev riep hij verschrikt uit: “Wat kunnen we doen? Wat kunnen we doen tegenover zo’n tegenstander, een vernederde Dzjengis Khan…?” (Geciteerd door Serge, Van Lenin tot Stalin, pagina 91)
Terwijl de oude bolsjewieken het hoofd bogen, kwam een jongere generatie op de voorgrond, gretig om de idealen van oktober te herstellen. De tegenstellingen tussen het regime en de groeiende arbeidersklasse werden steeds groter. De hele partij was doordrongen van onvrede. Uitsluitingen in de vroege jaren 1930 liepen in de honderdduizenden.
Toch dwongen de oude bolsjewistische leiders, ondanks hun capitulaties, veel meer respect af dan Stalin en de heersende bureaucratische kliek – velen van hen onbetrouwbare ex-mensjewieken en voormalige vijanden van de Oktoberrevolutie die na de oorlog naar de winnende kant waren overgelopen.
Deze tegenstellingen werden tot een hoogtepunt gebracht door de Spaanse revolutie in 1936, die internationaal schokgolven door de internationale arbeidersbeweging stuurde en de Russische massa’s opnieuw inspireerde met het voorbeeld van de arbeidersdemocratie in actie.
De bureaucratie schoot in actie om het gevaar in de kiem te smoren. Met gruwelijke ironie ontketenden ze, terwijl ze internationaal protesteerden tegen hun toewijding aan de burgerlijke democratie, een heerschappij van zuiverste nachtmerrie in de Sovjet-Unie zelf.
Daar vonden nu de “Moskouse processen” plaats: ongelooflijke vertoningen waar gebroken oude bolsjewieken werden beschuldigd van moord, sabotage, terrorisme – elke verzonnen misdaad om hen in diskrediet te brengen en anderen te terroriseren.
Maar de belangrijkste aanklacht tegen hen was “trotskisme”. De een na de ander onder hen werd beschuldigd van “samenzwering met Trotski”, nu verguisd als een “agent van het kapitalisme” en een “Duitse spion” sinds 1921!
Op deze manier verraadde het regime het werkelijke motief voor de “zuiveringen”: een obsessieve angst voor het marxisme, voor de arbeidersdemocratie en de wraak van de arbeiders, en een haat tegen de belangrijkste vertegenwoordiger van het marxisme in de internationale arbeidersbeweging – Leon Trotski.
Zoals de Correspondent van de Times in Rusland toegaf:
“De kern van de zaak is dat Stalin de strijd tussen zijn eigen beleid en Trotski’s internationalistische politiek nooit helemaal heeft gewonnen. Evenmin kan de eindzege ooit zijn… Communisme blijft een internationale geloofsbelijdenis… de laatste tijd is de ontevredenheid van zelotencommunisten [revolutionairen] toegenomen… Nog meer mensen zijn gealarmeerd over de grote loonongelijkheid… Het regime is vastbesloten om de stem van de oppositie voor eens en voor altijd het zwijgen op te leggen en de overblijfselen van het trotskisme in het land te breken.” (21 augustus 1936)
Er ging voor Stalins ‘rechters’ een tragische parade van menselijke wrakken voorbij die ooit bolsjewistische leiders waren geweest, gechanteerd en gekoeioneerd om alles toe te geven wat van hen werd geëist.
Drie “processen” werden opgevoerd: in augustus 1936 (Zinovjev, Kamenev, Smirnov en anderen); Januari 1937 (Radek, Pjatakov en anderen); en februari 1938 (Boecharin, Rykov, Rakovsky en anderen). Hun aanklager was de voormalige mensjewistische advocaat, Vysjinski, die tijdens de burgeroorlog met de Witten had samengewerkt. Nu kon hij de haat van de bureaucratie tegen de voormalige leiders van de revolutie uitschreeuwen: “Gekke fascistische politiehonden!” “Verachtelijke rotte tuig van de mensheid! Uitschot van de onderwereld!” “Schiet op de reptielen!”
Er werd geen bewijs tegen de beschuldigden aangevoerd, behalve hun door GPU gedicteerde “bekentenissen”. Maar, op een of twee symbolische uitzonderingen na, waren ze allemaal tot de kogel veroordeeld.
Elk van deze moorden, elke vloek van Vyshinsky, werd bewonderend gerapporteerd en verdedigd door de “communistische” partijen internationaal.
Trotski legde de logica van de hele groteske voorstelling uit: “Om de repressie te rechtvaardigen, was het noodzakelijk om beschuldigingen op te zetten. Om aan de valse beschuldigingen gewicht te geven, was het noodzakelijk om ze te versterken met meer brutale repressie. Zo dreef de logica van de strijd, Stalin op de weg van gigantische gerechtelijke amalgamen.” (The Moscow Trials, pagina 129)
De processen in Moskou waren slechts de façade van wat Trotski “een eenzijdige burgeroorlog van de bureaucratie tegen de bolsjewistische partij” noemde. Arrestaties volgden elkaar in golven op. Talloze oude bolsjewieken die weigerden in het openbaar te ‘bekennen’, werden in de gevangenis vermoord. Linkse oppositieleden in Siberische werkkampen werden in groepen afgevoerd om te worden doodgeschoten. In totaal tienduizenden – de bloem van de Russische arbeidersbeweging werd weggevaagd.
De linkse oppositieleden bleven revolutionairen tot het einde. Een voorbeeld van hun onbuigzame moed waren de gebeurtenissen in het Vorkoeta-werkkamp in Siberië tegen het einde van 1936, toen de trotskisten een massale strijd van gevangenen leidden tegen de kleingeestige tirannie van de autoriteiten met het enige wapen dat nog voor hen beschikbaar was – de hongerstaking.
Na vier maanden werden al hun eisen ingewilligd. Maar al snel begonnen de executies. Wanneer een mannelijke politieke gevangene werd doodgeschoten, zouden zijn vrouw en eventuele kinderen ouder dan twaalf jaar normaal gesproken ook worden gedood.
Van de 1.966 afgevaardigden naar het 17e CP-congres in 1935 waren er in 1938 1.108 gearresteerd wegens “antirevolutionaire misdaden”. Van de 139 leden van het centraal comité werden er 98 doodgeschoten.
Van de 1.558.852 CP-leden in 1939 waren slechts 1,3 procent lid sinds de Oktoberrevolutie. Van Lenins centraal comité van 1917 overleefde alleen Stalin als leider, omringd door ex-mensjewieken en mouwvegers. De laatste overblijfselen van de bolsjewistische partij waren uitgeroeid.
Eén van de leiders van 1917, Raskolnikov, overleefde tijdens de jaren 1930 als Sovjetambassadeur in Bulgarije. Teruggeroepen naar Moskou in 1938 voor “promotie” (d.w.z. om te worden doodgeschoten), vluchtte hij in plaats daarvan in ballingschap en schreef een open brief aan Stalin.
“Met behulp van vuile vervalsingen ensceneerde je valse processen en verzon je beschuldigingen die belachelijker zijn dan de heksenprocessen van de middeleeuwen… Inerte pulpschrijvers verheerlijken je als een halfgod geboren uit de zon en de maan en je geniet, als een oosterse despoot, van de wierook van ruwe vleierij. Je roeit genadeloos getalenteerde schrijvers uit die je persoonlijk niet bevallen… vroeg of laat zal het Sovjetvolk je berechten als verrader van het socialisme en de revolutie.” (Voor het eerst gepubliceerd in de USSR in het tijdschrift Ogonjok in juni 1987)
Het totale dodental onder Stalin in de jaren 1930 wordt geschat op 12 tot 15 miljoen. Overlevenden, zoals Raskolnikov, waren begrijpelijkerwijs verbitterd en vervuld van haat tegen Stalin. Maar men mag niet vergeten dat deze slachting niet simpelweg het gevolg was van machtshonger, meedogenloosheid of (zoals Chroesjtsjov het ten onrechte uitlegde) de “cultus van het individu”. Het was het hoogtepunt van de politieke contrarevolutie door de bureaucratie tegen de revolutionaire arbeidersstroming in de Russische arbeidersstaat.
Het regime dat onder Stalin werd opgericht, had niets gemeen met het regime van Lenin en Trotski, hoewel de uiterlijke kenmerken (de “Communistische Partij”, het “Politbureau”, de term “sovjets”, enz.) werden bewaard om de tegenovergestelde indruk te wekken. Rivieren van bloed scheiden het marxisme van het regime van de Russische bureaucratie
Een getuigenis over de historische betekenis van het stalinisme is vervat in het verheerlijkende gedicht dat na het eerste Moskouse proces in een Wit (anti-marxistisch) tijdschrift verscheen:
“Wij danken u, Stalin!
Zestien schurken,
Zestien slagers van het Vaderland
Zijn verzameld aan hun voorouders…
“Maar waarom slechts zestien?
Geef er ons veertig,
Geef er ons honderden,
Duizenden;
Maak een brug over de rivier Moskva,
Een brug zonder toren of balken,
Een brug van Sovjet-aas –
En voeg je karkas toe aan de rest!”
Conclusie
Onder de zich verspreidende terreur van het stalinisme in de Sovjet-Unie en het fascisme in West-Europa werden de krachten van het marxisme gedecimeerd of uitgedoofd tijdens de jaren 1930. Alleen het genie en de vastberadenheid van Trotski (vermoord door een GPU-agent in 1940), en een zeer kleine groep volgelingen, bleven over om een komende generatie opnieuw te scholen in de ideeën van de arbeidersstrijd voor het socialisme.
Tot het einde van zijn leven bleef Trotski de verworvenheden van de Oktoberrevolutie verdedigen – in wezen de staatseigendom en planeconomie – ondanks de monsterlijke bureaucratische vervorming van het “Sovjet” -regime, en verwierp het idee dat Rusland “staats- kapitalistisch” was geworden.
Tegelijkertijd legde hij uit dat er geen mogelijkheid was om het regime te “hervormen” om de arbeidersdemocratie te herstellen. Het zou verslagen en omvergeworpen moeten worden door de massabeweging van de arbeidersklasse, die opnieuw de macht in eigen handen zou nemen, om de weg naar socialistische transformatie te heropenen.
Eén van Trotski’s markante werken is ‘De verraden revolutie’, dat een gedetailleerde en wetenschappelijke uitleg geeft van de processen die in deze brochure zijn beschreven.
Vandaag zijn de krachtsverhoudingen in de Sovjet-Unie radicaal anders. De arbeidersklasse is de machtigste en best opgeleide ter wereld. De bureaucratie heeft geen rol meer te spelen. Ze was een absoluut obstakel geworden voor economische en sociale vooruitgang. Gorbatsjovs pogingen om de bureaucratie op te smukken (zoals die van Brezjnev en Chroesjtsjov voor hem) kunnen niets veranderen aan het historische bankroet van hun heerschappij.
Integendeel, het weerspiegelt een nieuwe fase in de crisis van het Sovjetstalinisme, waarin de objectieve omstandigheden rijpen voor politieke revolutie om de bureaucratie omver te werpen en de rol van de arbeidersklasse te herstellen. Briljante “generale repetities” van de naderende politieke revolutie werden gemaakt door de arbeidersklasse in Hongarije in 1956, in Polen in 1980-81, enz.
Ook internationaal zijn de omstandigheden van de jaren 1980 het omgekeerde van de late jaren 1930. Revolutionaire bewegingen ontwaken in elk deel van de wereld. Het programma van het marxisme houdt opnieuw de geesten van arbeiders en jongeren in zijn greep, van Liverpool tot Sri Lanka, van Zuid-Afrika tot Spanje.
De lessen van de triomf en de degeneratie van de Russische revolutie moeten opnieuw worden geleerd om de taak op te nemen, die ons in de volgende periode te wachten staat: de verovering van de macht door de arbeidersklasse op elk continent, de vestiging van de arbeidersdemocratie en de socialistische transformatie van de wereld.
Vragen voor discussie:
- Wat was er mis mee, dat de Communistische Partij zich verenigde met democratische kapitalisten tegen feodalisme en imperialisme in China?
- Had de Linkse Oppositie niet moeten oproepen tot het oprichten van een nieuwe partij nadat deze in 1928 uit de CP was gezet?
- Oké, Stalin maakte dus fouten, maar hij corrigeerde ze toen hij de vijfjarenplannen introduceerde, nietwaar?
- Was het Volksfront, de eenheid van alle democratische krachten, niet nodig om reactie en fascisme te bestrijden nadat Hitler aan de macht was gekomen ?
- Toonden de zuiveringsprocessen niet aan dat er niets overbleef van de verworvenheden van de revolutie?