100 jaar geleden: auto-industrie voegt giftig lood toe aan benzine
Begin jaren 1920 begon de auto-industrie lood toe te voegen aan benzine. Dit werd verbloemd door het ethyl te noemen. Lood is bekend als giftig. De schadelijke effecten zijn al 2.000 jaar bekend. Dioscorides schreef dat “Lood het verstand doet verslappen.” Toch begonnen autofabrikanten en oliemaatschappijen 100 jaar geleden met een massale loodvergiftiging.
Onderzoekers van General Motors ontdekten dat door toevoeging van een loodverbinding, Tetra-ethyllood (TEL), verschillende problemen met verbrandingsmotoren konden worden overwonnen. TEL is goedkoop, en grote winsten lagen in het verschiet voor de olie- en autoconcerns. Naar de gezondheidskosten werd niet gekeken.
Sinds de jaren 1920 hebben auto’s, vrachtwagens en vliegtuigen lood in de lucht, het water en de bodem gespuwd, en verder in de mens.
Verbrandingsmotoren zijn afhankelijk van een vonk die een mengsel van benzine en lucht in de cilinder van de motor op het juiste moment, wanneer de zuiger zich in de ideale positie bevindt, tot ontbranding brengt om maximaal vermogen te leveren. Als het mengsel op het verkeerde moment detoneert, kan dit ‘kloppen’ veroorzaken, waardoor de motor beschadigd of zelfs vernietigd wordt.
Toevoeging van TEL verhoogt de temperatuur waarbij het benzine/luchtmengsel detoneert en vermindert dus het kloppen en het risico op motorschade. Alle benzines hebben een octaangetal; hoe hoger het octaangetal, hoe hoger de temperatuur waarbij het brandstofmengsel zal detoneren. Het octaangetal geeft aan hoe groot de kans is dat de brandstof op de gewenste, gecontroleerde manier brandt in plaats van te exploderen en schade te veroorzaken. Brandstoffen met een hoger octaangetal kunnen worden gebruikt in motoren met een hogere druk, waardoor het vermogen toeneemt.
TEL, voor het eerst gesynthetiseerd in 1854, was geen belangrijke chemische stof voordat het in motoren werd gebruikt. Chemisch bedrijf Dupont werkte samen met General Motors om TEL als antiklopmiddel te ontwikkelen. Het vermogen ervan om kloppen te stoppen werd in december 1921 vastgesteld. Standard Oil of New Jersey (nu Exxon) en General Motors richtten in 1923 de Ethyl Gasoline Corporation op om TEL te maken voor toevoeging aan benzine. Aanvankelijk werd de productie geleid door Dupont, die ervaring had met het maken van TEL.
Winstgevend vergif
Zelfs voor het gebruik in benzine was al bekend dat TEL giftig is. De handelsnaam, Ethyl, werd gekozen om het loodgehalte te verbergen. Binnen enkele maanden na het begin van de productie lagen 35 van de 49 werknemers in het gebouw waar TEL werd gemaakt in het ziekenhuis met ernstige loodvergiftiging, hallucinaties en krankzinnigheid. Vijf van hen stierven. De arbeiders in de fabriek noemden het “gekkengas” vanwege de schade aan de geestelijke vermogens.
Na onderzoek door medewerkers van de volksgezondheidsdienst in New York verboden de staat New Jersey en de steden New York en Philadelphia de verkoop van TEL. Ethyl Corporation schortte de productie op, maar lobbyde bij de Amerikaanse president Coolidge voor een onderzoek. De US Surgeon General stelde een beoordelingspanel in, bestaande uit vertegenwoordigers van de industrie, waaronder Midgley, de onderzoeker die TEL als antiklopmiddel had ontwikkeld, maar niet de volksgezondheidsfunctionarissen die de gevaarlijke, zelfs dodelijke, effecten van TEL hadden onderzocht.
Terzijde: Midgley ontwikkelde later de eerste commerciële chloorfluorkoolstof (CFK) die de ozonlaag in de bovenste atmosfeer aantast, die de aarde beschermt tegen schadelijk ultraviolet licht. Er wordt beweerd dat hij meer dan enig ander persoon heeft bijgedragen tot de beschadiging van het milieu
Het rapport van het beoordelingspanel, uitgebracht in 1926, stelde dat TEL in benzine “geen gevaar” vormde; er was “geen reden om de verkoop van gelode benzine te verbieden.” Het enige wat werd aanbevolen was een betere bescherming van de arbeiders die TEL maakten. Dit maakte een einde aan de verboden die in New York, Philadelphia en New Jersey werden opgelegd.
Charles Norris, de hoofdkeuringsarts van New York, was niet overtuigd en gaf opdracht het loodgehalte van het vuil in de straten van de stad te laten registreren. In 10 jaar tijd, tussen 1924 en 1934, steeg het loodgehalte met 50%.
Scheikundigen en onderzoekers op het gebied van de volksgezondheid waarschuwden veelvuldig voor de gevaren van TEL. Waarom werd, met alle duidelijke gevaren voor de gezondheid, toch TEL gebruikt? Andere chemicaliën die aan benzine worden toegevoegd kunnen ook het kloppen stoppen. Een veelgebruikt antwoord is de toevoeging van ethylalcohol. In feite had Midgley dit onderzocht. Maar ethyl alcohol kan niet gepatenteerd worden, TEL wel. Voor de autofabrikanten loste het een groot probleem van motorkloppen op en maakte het krachtigere voertuigen mogelijk.
Aan het begin van de 20e eeuw waren elektrische auto’s populair en werden er in de VS meer verkocht dan benzineauto’s, zij het in kleine aantallen. Vergeleken met benzineauto’s waren ze stil, minder stinkend en vervuilend, gemakkelijk te starten en betrouwbaarder. Het gebruik ervan bleef echter beperkt tot steden omdat de accu’s een kleine actieradius hadden. Met de ontwikkeling van elektrische startmotoren, in plaats van handzwengelen, het oplossen van kloppen en goedkopere benzine, raakten elektrische voertuigen decennia lang grotendeels in de vergetelheid. Het oplossen van het kloppen was één stap op weg naar de dominante positie van de auto in het vervoer; er waren echter veel veiliger manieren om het probleem aan te pakken.
Onderzoek wees voortdurend op de schade die lood veroorzaakte. In 1909 verboden Frankrijk, België en Oostenrijk binnenverf op basis van loodwit, en in 1922 verbood de Volkenbond verf op basis van lood.
Naarmate er meer bewijs kwam voor de schade van lood, werden de veiligheidsrichtsnoeren aangepast. In de jaren 1920 werd de “veilige” drempel voor lood in het bloed vastgesteld op 80 microgram lood per deciliter (een tiende van een liter) bloed. Nader onderzoek wees uit dat veel lagere loodgehalten weliswaar geen fatale vergiftiging veroorzaakten, maar wel de geestelijke ontwikkeling van kinderen belemmerden. Nu is bekend dat niveaus van minder dan 10 microgram nog steeds schade kunnen toebrengen aan de cognitieve ontwikkeling – er is waarschijnlijk geen veilig niveau. Jonge kinderen zijn bijzonder kwetsbaar.
Loodhoudende benzine bevatte ook chloorhoudende additieven, die bij verbranding dioxines produceerden, een andere familie van giftige stoffen, zelfs bij zeer lage concentraties.
Na jaren van druk en toenemend bewijs begon het tij te keren. In de jaren zeventig begon men met de productie van loodvrije benzine en vonden autofabrikanten manieren om klopvorming te voorkomen zonder loodhoudende benzine te gebruiken. In 1986 was Japan het eerste land dat gelode benzine geleidelijk afschafte. De VS bepaalden dat de hoeveelheid lood in benzine tegen eind 1986 drastisch moest worden verminderd. Het gebruik ervan daalde sterk, en in 1995 werd het gebruik ervan in Amerikaanse auto’s en vrachtwagens verboden. Het loodgehalte in het bloed van de VS is tussen 1978 en 1991 met 78% gedaald. In juli 2021 was Algerije het laatste land dat nog gelode benzine verkocht, net geen 100 jaar na het begin van de vergiftiging. De VN schat dat gelode benzine elk jaar 1,2 miljoen vroegtijdige sterfgevallen veroorzaakt.
Jessica Reyes toonde aan dat het verbod op lood in benzine leidde tot een daling van de criminaliteit omdat de geestelijke ontwikkeling van kinderen niet langer werd geschaad door lood.
TEL wordt nog steeds gebruikt in sommige met benzine aangedreven vliegtuigen en terreinvoertuigen, dus de vergiftiging vindt nog steeds plaats, alleen in veel mindere mate. De enige legale fabrikant is Innospec in Engeland. Het bedrijf is beboet voor gevaarlijke omstandigheden en omkoping van ambtenaren in Irak en Indonesië.
Ze wisten het
De voorzitter van Du Pont schreef in 1922 dat TEL “een kleurloze vloeistof is met een zoetige geur, zeer giftig als het door de huid wordt geabsorbeerd, wat bijna onmiddellijk leidt tot loodvergiftiging.” Maar decennia lang ontkenden de fabrikanten dit.
Midgley wist dat het giftig was: hij werd zelf vergiftigd in 1923. Dit werd echter jarenlang onder de mat geveegd, onderzoek werd verborgen, rapporten werden vervalst of vertraagd, valse beweringen werden ontwikkeld … Alles om geen geld te verliezen!
De acties van de bedrijven die TEL maken is een bekend verhaal. De tabaksfabrikanten deden hetzelfde door jarenlang te ontkennen dat sigaretten dodelijk zijn. Fabrikanten van bestrijdingsmiddelen weigerden dat wetenschap in de weg stond van hun winst. Het ergste van alles is de onzalige alliantie van autofabrikanten, olie- en steenkoolbedrijven, banken en hun bevriende regeringen, die weigeren de klimaatverandering aan te pakken.
De eerste commerciële verkopers van tabak in het Europa van de 14e eeuw konden tenminste beweren dat zij niet wisten dat tabak kanker veroorzaakte. Evenzo wisten de eerste commerciële kolenhandelaren, honderden jaren geleden, niet dat het verbranden ervan klimaatverandering zou veroorzaken. Dit waren onvoorziene gevolgen. Dit is natuurlijk geen excuus voor de weigering van bedrijven om op te treden toen deze effecten wel bekend waren. In het geval van Tetra-ethyllood was het dodelijke effect al bekend voordat het te koop werd aangeboden. Het ging om een misdaad met voorbedachten rade, maar toch werd geen enkel bedrijf ooit vervolgd.
Kapitalisme heeft altijd kortetermijnwinst voorop gesteld en zal dat ook altijd blijven doen. Vaak misbruiken grote bedrijven wetenschap en technologie om geld te verdienen en tegelijkertijd schade te veroorzaken. De behoeften van de volksgezondheid of een gezond milieu zijn voor hen niet relevant. Publiek eigendom en democratische controle zijn van vitaal belang om onderzoek te bevrijden uit de gevangenis van de winst.