Klimaatverandering vraagt om revolutionaire strijd voor democratisch socialisme
De erbarmelijke uitkomst van de klimaattop in Glasgow, COP26, is door klimaatactivisten in heel de wereld met woede en frustratie begroet. Volstrekt ontoereikende en ondoeltreffende marktoplossingen betekenen een voortdurend sneller slinkend ‘koolstofdioxidebudget’. Dit heeft Greta Thunberg ertoe gebracht de top een “festival van greenwashing” te noemen. De Engelse klimaatauteur George Monbiot vergeleek het klimaatpact van Glasgow met een “zelfmoordpact”.
Volgens onderzoekers nadert de wereld onomkeerbare omslagpunten in een marginaal verlaagd tempo. In het beste geval bedreigen ze onze kinderen met een dystopische toekomst, tenzij er revolutionaire veranderingen komen in de manier waarop de samenleving is georganiseerd. Dit betekent dat we een diepgaande en radicaliserende discussie kunnen verwachten over programma’s, tactieken en strategie voor de hernieuwde klimaatbeweging. Een element in deze discussie dat enige opschudding veroorzaakte, was het nieuwe boek met de provocerende titel “How to blow up a pipeline” van de eco-socialist en auteur Andreas Malm.
Het feit dat voor het eerst in de 25-jarige geschiedenis van het COP-circus fossiele brandstoffen worden genoemd in het slotcommuniqué, wordt door sommige machthebbers als een ‘succes’ beschouwd. Maar toen “uitfaseren” van steenkool op het laatste moment werd vervangen door “afbouwen” van de steenkoolwinning en het verminderen van subsidies voor nieuwe steenkool, olie en gas, stond zelfs de voorzitter van de COP-bijeenkomst, Alok Sharma, op het punt in tranen uit te barsten.
Het feit dat er in deze 25 jaar evenveel koolstofdioxide in de wereld is vrijgekomen als in alle jaren daarvoor, is een absurd bewijs van de inefficiëntie van het kapitalistische COP-circus. “Toch kozen de wereldleiders er hier op COP26 collectief voor om een doodvonnis te ondertekenen voor veel van onze eigen kinderen van morgen en armere gemeenschappen vandaag,” aldus de gerenommeerde klimaatwetenschapper Kevin Anderson.
De hypocrisie van de wereldleiders is monumentaal. Als het erop aankomt, zijn ze net als voorheen bereid om het tegendeel te doen van wat nodig is, ondanks het feit dat ze verbaal de ernst van de dreiging erkennen.
De Amerikaanse president, Joe Biden, beloofde in Glasgow een koolstofneutrale energiesector tegen 2035. Maar tegelijkertijd riep hij de OPEC op de olieproductie op te voeren om de stijgende olie- en gasprijzen tegen te gaan. Vlak na Glasgow vond in het door een cycloon geteisterde New Orleans de grootste veiling ooit plaats van rechten om olie uit de zeebodem te pompen, in dit geval uit een groot deel van de zeebodem van de Golf van Mexico tussen Florida en Mexico. In Oost-Afrika is de Franse oliegigant Total van plan de langste pijpleiding uit de geschiedenis aan te leggen tussen olie- en gasvelden in West-Oeganda en de kust van Tanzania. De pijpleiding zal een reeks uiterst gevoelige rivieren en natuurparken doorkruisen.
COP26 werd door sommige media “de belangrijkste klimaatbijeenkomst van onze tijd” genoemd. Het doel was een verbetering van de beloften uit het akkoord van Parijs van 2015 om te voorkomen dat de gemiddelde temperatuur wereldwijd boven de 2 graden zou stijgen, en bij voorkeur niet boven de 1,5 graden. Maar op de formele agenda stonden eigenlijk alleen punten over technische details, zoals artikel 6 over marktmechanismen in het regelboek van het Akkoord van Parijs – zoals hoe een partij rechten koopt om uit te stoten door emissiereducties in een ander land te sponsoren.
De ontwikkelde landen zijn er uiteindelijk in geslaagd af te spreken dat de eerder beloofde 100 miljard dollar tegen 2020 voor klimaataanpassing in armere landen er volgend jaar zal zijn, maar dat is een fractie van het bedrag dat nodig is om zichzelf te beschermen en het nog veel grotere bedrag dat nodig is voor een klimaattransformatie.
Tegelijk met de onderhandelingen in Glasgow beloofden 48 landen “de overgang van een onverminderde opwekking van elektriciteit uit steenkool te versnellen”, wat dat ook moge betekenen. Aan die overeenkomst, die verondersteld wordt een ontmanteling van steenkool in te houden, hebben noch de grootste steenkoolproducenten – de VS, China en India – noch de grootste kolenexporteur, Australië, deelgenomen. Indonesië heeft alleen ingestemd als anderen voor de omschakeling betalen en Polen alleen met een verlengde termijn tot 2049.
Nog minder vertrouwen wordt gewekt door de belofte van 110 landen dat tegen 2030 een einde zal zijn gemaakt aan de ontbossing. Eén van de ondertekenaars is het Brazilië van Bolsonaro, dat in werkelijkheid de verwoesting van het Amazonegebied versnelt, in 2021 alleen al met 22%. Nog losser is de afspraak van 100 landen om “gezamenlijk” de uitstoot van methaan tegen 2030 met 30% te verminderen.
Voorafgaand aan Glasgow werden toezeggingen aangekondigd om in de EU tegen 2050 een netto-uitstoot van nul te bereiken en nationale beloften werden gedaan door bijvoorbeeld Zweden tegen 2045, de VS tegen 2050, China tegen 2060 en India tegen 2070. Samen met de belofte van India om tegen 2030 50% hernieuwbare energie te bereiken, de “Fit For 55”- procentuele emissiereductie van de EU tegen 2030 en de nationale verbintenissen (NDC’s – Nationally Determined Contributions) van alle landen, kan volgens genereuze berekeningen van Climate Tracker de geraamde temperatuurstijging tegen 2100 dankzij de verbintenissen in Glasgow, als deze doelstellingen worden gehaald, worden beperkt van 2,7 tot 2,4 graden.
Zoals Mattias Goldmann het beschrijft op de Zweedse blog “Supermiljöbloggen”, bestaat de truc om tot een akkoord te komen in het gebruik van chronisch vage formuleringen zoals “gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden”, waarvan men hoopt dat ze zullen worden gerealiseerd door “degenen die in een positie verkeren om dat te doen”. Het gevolg hiervan is, zoals een ervaren duurzaamheidsmanager op de Supermiljöbloggen wordt geciteerd: “Ik heb een oneindig aantal overeenkomsten ondertekend, maar nog nooit meegemaakt dat iemand heeft gecontroleerd of we ze ook nakomen.”
Vooraanstaande politici en de burgerlijke media steunen, tegen alle gezond verstand in, op mondiale financiële belangen waarvan de “greenwashing” een steeds belangrijker concurrentiemiddel is geworden, en die een steeds prominentere plaats innemen in de binnenste “blauwe zones” van klimaattoppen. Degenen die zich hebben aangesloten bij ‘The Glasgow Financial Alliance for Net Zero’ (GFANZ) hebben beloofd dat wat zij financieren tegen 2050 een netto-uitstoot van nul zal hebben. De Global Energy Alliance for People & Planet zegt de overgang naar hernieuwbare energie te willen versnellen, terwijl de First Movers Coalition de aanbestedingen van grote bedrijven wil gebruiken om technologieën die nu nog te duur zijn voor de markt een duwtje in de rug te geven.
Net Zero is ook een flexibele uitdrukking die hen de mogelijkheid biedt emissierechten te kopen om zo ongeveer “business as usual” te doen met kolen, gas en olie in hun portefeuilles, in ruil voor het financieren van klimaatpositieve projecten van anderen.
In de straten van Glasgow en op de talloze randbijeenkomsten in de “groene zone” van 150 vergaderingen, workshops en paneldiscussies parallel aan de officiële top, kwamen klimaatstrijders uit alle hoeken van de wereld bijeen op de zogenaamde People’s Summit, georganiseerd door de Schotse COP26 Coalitie.
Daar werden zowel oudere als nieuwere milieuorganisaties en netwerken met wortels in de globaliserings-kritische beweging op een nieuwe manier verenigd. Deelnemers waren bijvoorbeeld Friends of the Earth, Greenpeace, Christian Aid, Climate Action Network, de internationale boerenbeweging – La Via Campesina, vakbondsvertegenwoordigers en strijders voor inheemse volkeren en nieuwere bewegingen als Fridays for Future, Extinction Rebellion en Black Lives Matter. Onder de aanwezige socialisten was International Socialist Alternative het meest opvallend op straat.
“We creëren een beweging van bewegingen om het begrip van de klimaatcrisis in het mondiale noorden te verdiepen en opnieuw vorm te geven door een lens van klimaatrechtvaardigheid,” verklaarde Asad Rehman, een van de oprichters van de COP26-coalitie in The Guardian. Als teken dat de klimaatbewegingen ondanks de pandemie weer op gang zijn gekomen, werden er wereldwijd zo’n 300 betogingen gehouden op het moment dat er in Glasgow meer dan 100.000 mensen betoogden.
Onder het groeiende gevoel dat de tijd begint te dringen, zijn er ook duidelijke tekenen van toenemende frustratie, een hardere woordkeuze bij kritiek en een aantal uitingen van radicalisering. Zowel onderzoekers als veel milieubewegingen nemen tegenwoordig slogans over klimaatrechtvaardigheid en analyses over die de klimaatdreiging koppelen aan de uitbuiting van natuurlijke grondstoffen door het economische en politieke systeem, racisme, kolonialisme en sociale onrechtvaardigheden.
Terwijl de meer radicale delen van de klimaatbeweging zich al tijdens de top van Kopenhagen in 2009 hadden verzameld achter de slogan “System Change not Climate Change”, zetten Greta Thunberg en Fridays for Future de toon voor Glasgow met de aangescherpte slogan “Uproot the System” en een kritiek op de top als een “greenwashing festival”.
Beperkingen in het kader van de pandemie verhinderden heel wat protest en bewegingen. Maar zoals Ludvig Sunnemark in de Zweedse krant Internationalen berichtte, verzamelden activisten uit hard getroffen gebieden als Mexico, Bangladesh, Kenia en Zuid-Afrika zich in Glasgow achter slogans als “Klimaatrechtvaardigheid is zwart, bruin en inheems” alsook “Klimaatstrijd is klassenstrijd”.
Sommigen hebben opgemerkt dat de massaprotesten in het kader van de klimaattoppen niet gepaard gingen met confrontaties zoals tijdens de antiglobaliseringsbeweging met het protest tegen de top van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle in 1999, de G8 in Genua in 2001 of de EU-top in Göteborg in datzelfde jaar. Het vertrouwen in de machthebbers is gering, maar er is heel wat nodig om op te roepen tot het blokkeren van bijeenkomsten die, althans op papier, tot doel hebben om de planeet te redden.
Het soort fysiek verzet tegen milieuvernietiging dat Naomi Klein in haar boek “This Changes Everything: Capitalism vs. the Climate” ‘Blockadia’ noemde, kwam tot uiting in protesten tegen de aanleg van pijpleidingen, mijnen, ontbossing en andere milieu- en klimaatbedreigende projecten, vaak met bedreigde inheemse volkeren in de voorste gelederen.
De strijd tegen de Keystone XL pijpleidingen in Canada en de VS, tegen Dakota Access bij Standing Rock in de VS, en Ende Gelände tegen de winning van bruinkool in Duitsland zijn enkele van de bekendste voorbeelden van wat Naomi Klein “een zwervend transnationaal conflictgebied” noemde, waar mensen steeds vaker bereid waren hun lichaam in te zetten om zichzelf en het milieu te beschermen. De allereerste van ongeveer 70 van dergelijke gevechten die door onderzoekers in de Blockadia Map zijn gedocumenteerd, is het verbeten verzet van het Ogoni-volk tegen de olielekkages van Shell in de Nigerdelta in de jaren negentig van de vorige eeuw.
Het grote profiel van de blokkades tegen de Noord-Amerikaanse pijpleidingen heeft ongetwijfeld bijgedragen tot het succes van de beweging die resulteerde in de massale opkomst van wel 400.000 mensen bij The People’s Climate March tegen de wereldwijde klimaatverandering voorafgaand aan de grote VN-top over klimaatverandering in New York in 2014. Het maakte ook de weg vrij voor nieuwe beleidsvoorstellen over een Green New Deal.
Maar het was met de beweging van schoolstakingen, geïnspireerd door het eenzame protest van Greta Thunberg met een bord waarop “schoolstaking” stond in de nazomer van 2018, dat Fridays for Future in korte tijd uitgroeide tot wereldwijde massaprotesten, zowel tussen als naast de topontmoetingen. Meer dan zes miljoen mensen in 150 landen namen deel aan de grootste gelijktijdige schoolstakingen en massademonstraties tot nu toe tijdens de wereldwijde actieweek van 20-27 september 2019.
Parallel hieraan – de grootste gecoördineerde jongerenbeweging uit de geschiedenis – werd een andere internationale beweging gelanceerd onder de naam Extinction Rebellion (XR) die zich, met directe maar vreedzame en kortdurende acties als methode, specialiseerde in het trekken van aandacht. In de grootste daarvan namen tienduizenden mensen deel aan een shutdown van het centrum van Londen. Bij de meest recente in Zweden ging het om kleinschalige verstoringsacties van uiteenlopende aard op een handvol luchthavens.
Uit frustratie over zowel de verlammende effecten van de pandemie als over het feit dat noch massamobilisaties noch directe actie tot nu toe voldoende effect hebben gesorteerd, heeft Andreas Malm, die een grote naam is onder veel eco-socialisten, ophef veroorzaakt met zijn nieuwste boek met de provocerende titel “How to Blow Up a Pipeline, Learning to Fight in a World on Fire” (Verso 2021), waarin hij pleit voor de noodzaak om de massale protesten aan te vullen met kleinschalige aanvallen op geselecteerde doelwitten.
In het boek, zo blijkt uit uitvoerige recensies en interviews, bekritiseert Malm de klimaatbeweging en vooral XR om “moreel” of “strategisch” pacifisme en vraagt hij zich af wanneer het tijd is om de strijd te laten escaleren. “Wanneer beginnen we de dingen die onze planeet kapotmaken fysiek aan te vallen en ze met onze eigen handen te vernietigen?” vraagt hij, waarbij hij wijst op SUV’s en andere mogelijke doelwitten.
In een interview met de Los Angeles Review of Books zegt Malm dat hij zich bewust is van het risico om als terrorist te worden geïdentificeerd. Toch zegt hij “in principe” bereid te zijn om een pijplijn op te blazen, maar dan alleen op een manier die schade zou toebrengen aan infrastructuur en eigendommen, niet aan mensen – het zou kwalitatief iets heel anders zijn.
Andreas Malm pleit niet voor vandalisme als alternatief voor de massabeweging, maar eerder als aanvulling. Enigszins onder druk gezet in het genoemde interview, zegt hij dat als een Green New Deal een reële kans van slagen had en op het punt stond een overkoepelend concept te worden voor sociale bewegingen in de VS, hij de eerste zou zijn om klimaatactivisten te waarschuwen niet door te gaan met ongeduldige acties.
Hij vindt het moeilijk te zeggen wanneer een militante escalatie van de strijd het beste zou zijn, in geval van volledige verlamming en afwezigheid van beweging of op het hoogtepunt van mobilisatie, maar wijst dan al gauw naar een specifieke situatie. “Als een groep activisten tijdens het Australische inferno van de natuurbranden een steenkoolmijn was binnengegaan en op de één of andere manier een deel van de infrastructuur van de mijn had ontmanteld, wat apparatuur opgeblazen of uit elkaar gerukt of wat dan ook… dat zou voor de beweging een moment zijn om te zeggen: Ja, zo’n actie heeft risico’s. Maar nemen we de klimaatcrisis wel serieus?”
De eerste vraag die hij zich als socialist moet stellen, is natuurlijk hoe dat de deelname van de arbeidersklasse aan de klimaatstrijd zou vergemakkelijken?
Andreas Malm heeft anders belangrijke kwesties aan de orde gesteld. Hij betoogt terecht dat de term ‘Antropoceen’ moet worden vervangen door ‘Kapitaaloceen’, omdat het kapitaal en niet de mensheid ons aan de rand van de afgrond heeft gebracht.
Zijn tweede meest recente boek “Covid, Climate, Chronic Emergency” (Verso 2020) heeft als ondertitel “War Communism in the 21st Century.” Daarin betoogt hij terecht dat de klimaatnoodsituatie om maatregelen vraagt die niet met sociaaldemocratische kleine stapjes of met een anarchistisch verzet tegen overheidsmaatregelen kunnen worden uitgevoerd. “De sociaaldemocratie gaat ervan uit dat de tijd aan onze kant staat…Maar als de catastrofe toeslaat…dan wordt de reformistische kalender aan flarden geschoten.”
Tegenover degenen die pleiten voor een kapitalistische transformatie in de stijl van de Amerikaanse wapenwedloop van de jaren veertig, benadrukt hij, net als Lenin tijdens de Eerste Wereldoorlog, de noodzaak van een revolutionaire strijd om de macht om een snelle transformatie van de hele samenleving te bewerkstelligen.
Malm heeft volkomen gelijk dat klimaattransformatie drastische en overheidsmaatregelen zal vergen, zowel op het gebied van productie als consumptie, inclusief dwangmaatregelen tegen de luxeconsumptie van de rijken. Welk klassenkarakter die staat precies moet hebben, lijkt hij te willen vermijden, maar zegt in elk geval dat het gevaar van bureaucratische ontaarding in toom moet worden gehouden door “populaire krachten van onderop, waarbij sociale bewegingen de macht krijgen over de staatsorganen die de transitie aansturen.”
Zijn vergelijking met het oorlogscommunisme na de Russische Revolutie leidt echter tot even onnodige als onjuiste associaties met burgeroorlog en extreme ontberingen, die in feite werden veroorzaakt door de nederlaag van de revolutie in Duitsland en de rest van Europa. Waar Lenin voor pleitte in bijvoorbeeld ‘Staat en Revolutie’ in de zomer van 1917 was revolutionair en democratisch socialisme.
In de aanloop naar de nieuwe wereldtop in Zweden van 1 tot 5 juni 2022, ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de Wereldmilieudag, zullen de sociaaldemocratische regering maar ook de Linkse Partij het hebben over “groene industriële transformatie” waarbij ze wijzen op de nieuwe plannen voor staalproductie op basis van waterstof, accufabrieken, windmolenparken en mijnen in het hoge noorden van het land, maar ook de ambities van Volvo voor een snelle overgang naar elektrische wagens.
Zoals de Britse klimaatactivist George Monbiot echter schrijft in een forse kritiek op elektrische wagens, is de winning van het materiaal dat nodig is voor het staal, de accu’s en de elektronica van die wagens nu al bezig met gemeenschappen te vernietigen, bossen af te breken, rivieren te vervuilen, kwetsbare woestijnen te vervuilen en, in sommige gevallen, mensen te dwingen tot bijna slavernij. “Onze ‘schone, groene’ transportrevolutie wordt gebouwd met behulp van bloedkobalt, bloedlithium en bloedkoper.”
De strijd zal niet in de laatste plaats hevig zijn over de mijnbouwprojecten die naar verwachting als paddenstoelen uit de grond zullen schieten. Het is de taak van socialisten om in plaats daarvan de noodzaak uit te leggen van een democratisch geplande transformatie naar een circulaire, grondstoffenefficiënte en ecologisch duurzame productie en consumptie, die van meet af aan in tegenspraak is met de ongebreidelde en concurrerende eisen van het kapitalisme voor winst en kapitaalaccumulatie. Maar dit inzicht vereist ook een politiek die een antwoord kan bieden op ondoordachte ideeën om, als alternatief voor kapitalistische “groei”, alleen maar “degrowth” te eisen of, bijvoorbeeld, zoals de eco-socialistische schrijver John Bellamy Foster bepleit, economisch “stationaire” samenlevingen.
Wat nodig is en wat vertrouwen in de toekomst kan wekken, is allerminst een stationaire samenleving, maar in plaats daarvan een snelle transformatie en hergroei, waarbij de “slijtage”-economie van het kapitalisme wordt vervangen door duurzaamheid, circulaire recycling en de ontwikkeling van gemeenschappelijk welzijn en cultuur ten koste van, vooral, de materiële luxeconsumptie van de rijken.
Het is duidelijk dat er bijvoorbeeld een nieuwe verkeersinfrastructuur moet worden ontwikkeld, waarbij overbodige binnenlandse vluchten worden vervangen door treinverkeer, grote SUV’s worden verboden en het op fossiele brandstoffen gebaseerde autoverkeer wordt vervangen door gratis openbaar vervoer. Evenzo moet een sociaal huisvestingsbeleid worden ontwikkeld dat klimaatslimme meergezinswoningen verkiest boven dure villa’s.
Voor een dergelijke verandering moeten de brede massa’s van werkenden worden gewonnen. Dit kan nooit gebeuren zonder de arbeidswetgeving en de sociale zekerheid te versterken en nieuwe groene jobs aan te bieden waar de oude worden opgeheven, in overeenstemming met verschillende ideeën in de meest progressieve voorstellen voor een Green New Deal.
Dit alles is een strijd die hier en nu moet worden begonnen, maar die, om volledig te worden uitgevoerd, een door de arbeidersklasse geleide revolutie vereist om zowel de huidige machtsverhoudingen omver te werpen als de banken en grote bedrijven in publieke handen te nemen. Alleen een nieuwe democratische en socialistische staat kan dit realiseren.
In plaats van het risico te lopen verlamd te raken door pessimisme, dat kan toenemen naarmate een pandemie langer aanhoudt, is het belangrijk te begrijpen dat niet alleen het klimaat kan worden beïnvloed door omslagpunten en domino-effecten. Dat geldt ook voor het sociale en politieke bewustzijn, zoals de klimaatbeweging, Me Too, Back Lives Matter en de opstanden die zowel in 2011 als in 2019 de wereld hebben overspoeld, al hebben aangetoond. Niets kan het bewustzijn van jongeren over de noodzaak van het socialisme meer veranderen dan het feit dat het huidige kapitalistische systeem nu feitelijk hun toekomstige kansen op een beschaafd leven bedreigt.