Trotski: van een anticrisisplan tot de verovering van de macht
Onderstaande tekst is door Trotski geschreven, samen met de jonge marxist Alexis Bardin die de tekst als toespraak bracht op een CGT-conferentie in 1935. De CGT was toen al een Franse vakbond met heel wat linkse militanten. In de jaren 1930 kwam de CGT met een anti-crisisprogramma in de vorm van een plan. Dat deed denken aan het ‘plan De Man’ in België. Trotski onderzoekt de verdiensten en beperkingen van het plan. Op dat ogenblik verbleef Trotski nog in Frankrijk, in een klein dorp waar hij onder strikte politiecontrole stond. Van de autoriteiten mocht hij geen contact hebben met Franse politieke activisten. In mei 1935 kreeg hij bevel om het land te verlaten en trok hij voor een korte periode naar Noorwegen. Deze tekst is nu voor het eerst vertaald in het kader van het project van Marxisme.be om in het voorjaar van 2021 ‘Waarheen gaat Frankrijk?’ door Trotski voor het eerst in het Nederlands uit te brengen.
Kameraden,
De CGT stelt zich als doel om de propaganda ter ondersteuning van het plan op te voeren. We kunnen ons daar enkel om verheugen. Het beste plan is slechts een stukje papier als het niet de militante massa’s achter zich heeft. Het is te betreuren dat er in het jaar dat is verstreken sinds de goedkeuring van het plan, zo weinig is gedaan om het aan de massa’s voor te stellen en hun steun ervoor te winnen.
De “notities voor gebruik door propagandisten” die we enkele maanden geleden van de CGT ontvingen, benadrukten de noodzaak van een “krachtige mondelinge propaganda-inspanning, zelfs in de kleine, landelijke centra.” Ik ben er zeker van dat de lokale vakbondsstructuren voldoende loyale propagandisten kunnen mobiliseren. Maar vooraleer hun inspanningen echt krachtig en vooral effectief zijn, moeten de vakbonden zelf een duidelijk standpunt hebben.
Ik moet echter erkennen dat de discussies over het plan, zelfs in vrij beperkte kringen, een zekere verwarring aan het licht brengen. Misschien zijn wij, die uit de provincies komen, niet voldoende geïnformeerd. In dat geval moet het centrum ons helpen. Van mijn kant wil ik van deze bijeenkomst gebruik maken om enkele vragen te stellen, enkele twijfels te uiten, enkele zwakke punten aan te wijzen en enkele aanvullende verduidelijkingen te eisen.
Veel kameraden in deze zaal hebben teveel ervaring met hoe de massa’s reageren – zeker, veel meer dan ik – om te ontkennen dat propaganda alleen kan aanslaan als het duidelijk en concreet is. Daarom vragen wij als propagandisten om een beetje meer duidelijkheid en een beetje meer precisie over het plan.
In de verschillende teksten van de CGT lezen we vaak dat het gaat om een vernieuwing van de nationale economie, soms tegengesteld aan de “economische en sociale reorganisatie,” maar soms is het heel moeilijk om tegen de arbeiders of de boeren te zeggen: “We willen de nationale economie vernieuwen,” als iedereen dezelfde uitdrukking gebruikt: de Patriottische Jeugd, de Populaire Democraten, het Boerenfront, soms zelfs de Radicalen, maar bovenal M. Flandin – allemaal verkondigen en beloven ze de renovatie en zelfs de reorganisatie van de nationale economie. Ons plan moet worden onderscheiden van dat van de klassenvijand door de precieze omschrijving van zijn doel.
Alle renovaties en reorganisaties waar ik zojuist over gesproken heb, zijn erop gericht om op een kapitalistische basis te blijven, dat wil zeggen om het privé-eigendom in de productiemiddelen veilig te stellen. En het plan van de CGT? Heeft het tot doel om de kapitalistische economie te renoveren of om die economie te vervangen door een andere? Ik geef toe dat ik geen precies antwoord heb gevonden op deze vraag. Soms lezen we in dezelfde teksten dat het niet gaat om een transformatie van het huidige systeem, maar om noodmaatregelen om de crisis te verlichten. We vinden echter ook dat de noodmaatregelen de weg moeten vrijmaken voor diepgaandere transformaties.
Misschien is dat allemaal correct, maar we vinden nooit de exacte definitie van het systeem waar we mee willen eindigen. Wat voor soort zogenaamde diepgaande transformaties moeten er plaatsvinden? Is het alleen maar de vraag – ik zeg het maar hypothetisch – om een deel van het privé-kapitalisme om te vormen tot staatskapitalisme? Of willen we het hele kapitalistische systeem vervangen door een ander sociaal regime? Welke? Wat is ons uiteindelijke doel? Het is verbazingwekkend, kameraden, maar alle uitspraken en zelfs de “notities voor gebruik door propagandisten” zeggen er niets over. Willen we het kapitalisme vervangen door socialisme, door communisme of door anarchie à la Proudhon? Of willen we het kapitalisme gewoon verjongen door het te hervormen en te moderniseren? Als ik slechts een afstand van één of twee stations wil afleggen, moet ik nog steeds weten waar de trein naartoe gaat. Zelfs voor noodmaatregelen hebben we een algemene oriëntatie nodig. Wat is het sociale ideaal van de CGT? Is het socialisme? Ja of nee? We moeten dat weten, anders blijven we als propagandisten volledig ontwapend voor de massa.
De moeilijkheden worden nog vergroot door het feit dat we slechts gedeeltelijk vertrouwd zijn met de CGT-doctrine en haar programma en dat de “notities voor gebruik door propagandisten” ons niet wijzen op de literatuur die ons zou kunnen verlichten. De enige doctrinele autoriteit die in de uitspraken van de CGT wordt genoemd is Proudhon, de theoreticus van de anarchie. Hij is het die zei dat de “werkplaats de plaats van de overheid moet innemen.” Streeft men naar anarchie? Willen we de kapitalistische anarchie vervangen door pure anarchie? Het lijkt erop dat dit niet het geval is, aangezien het plan spreekt over nationalisatie van de belangrijkste industrieën. Praktisch gezien betekent nationalisatie dat een industrie in staatshanden wordt gebracht. Nu, als we onze toevlucht nemen tot de staat om de economie te centraliseren en te sturen, hoe kunnen we ons dan beroepen op Proudhon, die slechts één ding van de staat eiste: dat het hem met rust laat? En in werkelijkheid overtreffen de moderne industrie, de trusts, kartels, consortia, banken … de Proudhonistische visie van gelijke uitwisselingen tussen onafhankelijke producenten. Waarom dan een beroep doen op Proudhon? Dat kan de verwarring alleen maar vergroten.
Tegenover het huidige kapitalistische systeem, dat lang heeft bestaan, kunnen we alleen het socialisme stellen. Als propagandist voor onze vakbondsorganisatie denk ik dat ik het idee van veel militanten uitdruk door te eisen dat het plan voor economische vernieuwing wordt omgedoopt tot het plan van maatregelen voor de overgang van het kapitalisme naar het socialisme.
Dan zal elke arbeider en boer, voordat hij zijn plaats in de treinwagon inneemt, weten waar de CGT-trein heen gaat.
Kameraden, om onze propaganda effectief te laten zijn, is deze verduidelijking absoluut noodzakelijk.
Het CGT-plan benadrukt vooral het feit dat krediet de leidende kracht van de economie is. Kameraden, ik ben verre van een specialist op het gebied van bank- en kredietvraagstukken en wil mijzelf vooral vormen om de kwestie aan de werkenden te kunnen uitleggen. Maar ik stel nogmaals vast dat ik in de documenten van de CGT niet de verduidelijkingen heb gevonden die ik nodig heb. Er wordt gesproken over “nationalisatie van het krediet” en “controle van de banken.” Het is meer bij wijze van uitzondering dat hetzelfde document spreekt van “nationalisatie van de banken.” Kun je het krediet controleren zonder de banken te hebben genationaliseerd? Je kan alleen controleren wat je stevig in handen hebt. Willen we de banken nationaliseren of niet? Ik denk van wel. Dan moet het openlijk en duidelijk worden gezegd. Helaas, in plaats van dat dit het geval is, vinden we vage formuleringen: “De bank moet ten dienste staan van de economie, en niet de economie ten dienste van de bank.” Een werker vroeg me om die nevelige zin aan hem uit te leggen. Toen hij mijn verbijstering zag, merkte hij op: “Maar de bank blijft altijd in dienst van de economie, zoals de trusts, de spoorwegen … Ze dienen allemaal de kapitalistische economie door het volk te beroven.” Deze harde opmerking leek me veel correcter dan de formulering die ik hierboven aanhaalde. De kapitalistische bank dient de kapitalistische economie. We moeten dus zeggen: we willen de bank nu uit handen van de kapitalistische uitbuiters nemen om er een hefboom van sociale transformatie van te maken, dat wil zeggen, van socialistische opbouw. Ik zou graag zien dat deze duidelijke formulering in de tekst van het plan wordt opgenomen.
De nationalisatie van de banken zou natuurlijk alleen ten koste kunnen gaan van de hoge financiën. Wat de kleine investeerders betreft, moeten hun belangen niet alleen worden ontzien, maar ook worden beschermd. We moeten kiezen tussen de belangen van de financiële haaien en de belangen van de middenklasse. Onze keuze wordt gemaakt door de onteigening van de eerste. We zullen voor de laatste veel gunstiger voorwaarden scheppen dan nu het geval is.
Maar nationalisatie van de banken is niet genoeg. Na de nationalisatie van de banken moeten we overgaan tot hun volledige eenwording. Alle individuele banken moeten worden omgevormd tot filialen van de nationale bank. Alleen deze eenwording kan het genationaliseerde banksysteem omvormen tot een systeem van boekhouding en sturing van de nationale economie.
In de “notities voor gebruik door propagandisten” vind ik enkele zeer waardevolle statistieken over de organisatie van de dictatuur van het financiële kapitaal in ons land. Op basis van een onderzoek uit 1932 staat in de notities het volgende: “In praktische termen kunnen we zeggen dat negentig personen de economie van ons land bezitten en controleren.” Dat is een uitspraak die precies en overweldigend is in zijn precisie. Het welzijn of de ellende van honderd miljoen mensen – want we kunnen onze ongelukkige kolonies, die de negentig haaien nog meer laten bloeden dan de metropool, niet vergeten – het lot van honderd miljoen mensen hangt af van de negentig almachtige magnaten. Zij zijn het die een puinhoop maken van de nationale economie om hun ellendige, bloedige privileges en macht te behouden. Helaas geven noch de tekst van het plan, noch de commentaren erop aan wat er met deze negentig monarchen, die ons beheersen, moet gebeuren. Het antwoord moet duidelijk zijn: we moeten hen onteigenen, hen ontzetten, om aan de geplunderde mensen terug te geven wat hen toebehoort. Dit zou een goed begin zijn om het plan te verwezenlijken. Ik stel voor, in naam van de departementale vakbond van Isère, om deze maatregel in de tekst van het plan op te nemen. Onze propaganda zal dan krachtiger en veel effectiever worden.
In de tekst van het plan vinden we een belangrijke paragraaf onder het kopje “Geïndustrialiseerde nationalisaties.” Deze rubriek lijkt erg vreemd. We begrijpen wat genationaliseerde industrie betekent, maar geïndustrialiseerde nationalisatie laat ons in een lastig parket verzeild raken. Sta mij toe om te zeggen dat dergelijke gekunstelde terminologie de taak van de propagandist bemoeilijkt door de meest eenvoudige dingen te verdoezelen. De “notities voor gebruik door propagandisten” vermelden niet eens de nationalisatie van de industrie. Misschien gingen deze aantekeningen vooraf aan de laatste redactie van de verklaring? Helaas vinden we zelden data op CGT-documenten, een belangrijke zwakte die moet worden overwonnen als we ons werk willen vergemakkelijken.
We mogen onszelf in ieder geval feliciteren met het feit dat de laatste editie van het plan de volgende stelling bevat: de nationalisatie van bepaalde sleutelindustrieën is noodzakelijk. Het woord “bepaalde” lijkt echter overbodig. Natuurlijk kunnen we niet hopen in één klap alle industrieën te nationaliseren, klein, midden en groot. Integendeel, het regime dat we willen vestigen moet de grootste toegeeflijkheid tonen ten opzichte van kleine fabrikanten en ambachtslieden, maar ook ten opzichte van kleine handelaars en boeren. Maar de tekst spreekt expliciet over de sleutelindustrieën, dat wil zeggen de machtige trusts en kartels, de combines zoals het Comité des Forges, het Comité des Houillères, de Compagnies des Chemin de Fer … Als sleutelindustrieën moeten ze allemaal worden genationaliseerd, en niet alleen “bepaalde” industrieën. Het lijkt ons in Isère zelfs noodzakelijk om de lijst van deze sleutelindustrieën aan het plan toe te voegen met enkele precieze statistieken over hun kapitalisatie, hun dividenden, het aantal werknemers dat ze uitbuiten en het aantal werklozen dat ze op de schroothoop gooien.
Om de mensen aan te spreken is het nodig om concreet te zijn, om de dingen bij hun naam te noemen en om exacte cijfers te geven. Anders zal de arbeider en nog meer de boer zeggen: “Dit is geen plan, maar de platonische droom van één of andere bureaucraat.”
Onder het kopje “Aankoopvoorwaarden” wordt in de tekst van het plan gesproken over de voorwaarden voor het nationaliseren van de belangrijkste industrieën en uiteraard ook van de banken. We zijn gewend te denken dat nationalisatie moet plaatsvinden door de uitbuiters te onteigenen. Het plan spreekt echter niet van onteigening, maar van overname. Betekent dit dat de staat de bedrijven die door de arbeid van de arbeiders zijn gecreëerd gewoon van de kapitalisten moet kopen? Kennelijk wel. Tegen welke prijs? De verklaring antwoordt: de prijs zal worden berekend “volgens de werkelijke waarde op het moment van aankoop.” We leren later dat “de afschrijving zal worden berekend over een periode van veertig of vijftig jaar.” Kameraden, dit is een financiële deal die de arbeiders of boeren nauwelijks zal aanspreken. Wat is dit? We willen de samenleving transformeren, en we beginnen met de totale en volledige erkenning dat de kapitalistische eigendom heilig is!
De voorzitter van de raad, Flandin, had gelijk toen hij onlangs in het parlement zei: “Kapitaal is geaccumuleerde arbeid.” En alle kapitalisten in het parlement juichten deze formulering toe. Helaas is het niet compleet. Om de waarheid te zeggen, zou het nodig zijn te zeggen: “Kapitaal is de arbeid van de arbeiders, geaccumuleerd door hun uitbuiter.” Dit is het moment om Proudhon te citeren over kapitalistisch eigendom. U bent bekend met de formulering: “Eigendom is diefstal.” In die zin zou men kunnen zeggen: “De eigendom van de negentig magnaten die Frankrijk controleren, is geaccumuleerde diefstal.” Nee, we willen niet terugkopen wat is gestolen van de werkende mensen. We willen niet dat het nieuwe regime wordt belast met schulden vanaf de eerste dag, wanneer het veel taken zal hebben op te lossen en veel moeilijkheden om het kapitalisme te overwinnen. De schulden van de kapitalisten aan het volk overtreffen veruit de werkelijke waarde van hun ondernemingen. Nee! Geen terugkoop! Geen nieuwe slavernij! Onteigening puur en simpel of, als je wilt, inbeslagname.
Ik hoop echt dat in deze vergadering, die de onderdrukten, de uitgebuitenen vertegenwoordigt, niemand ontroerd is door sympathie voor de tycoons die bedreigd worden met werkloosheid en armoede. Ze zijn in ieder geval zo vooruitziend dat ze zich aan alle kanten kunnen verschuilen. En als één van hen echt zonder middelen zou komen te zitten, zou de staat hem hetzelfde pensioen geven als gepensioneerde arbeiders. We hebben genoeg van zieke en armoedige ouderen en jongeren, permanente werklozen en vrouwen die veroordeeld zijn tot prostitutie. Om een einde te maken aan al deze menselijke ellende zullen we de bedragen die het plan maar al te royaal bereid is te schenken aan de uitbuiters en hun nakomelingen gedurende de komende halve eeuw goed kunnen gebruiken. Die bepaling van het plan, kameraden, zou ons ertoe aanzetten twee nieuwe generaties van luiaards op te voeden! Nee, die paragraaf alleen al is voldoende om het hele plan in de ogen van de hongerende massa’s onherstelbaar in gevaar te brengen. Kameraden, schrap die paragraaf zo snel mogelijk! Dat is een ander voorstel van onze departementale vakbond.
De “notities voor gebruik door propagandisten” informeren ons: “Fiscale fraude wordt verheven tot een institutioneel niveau.” Heel goed gezegd. Dat is correct en duidelijk. Maar het is niet alleen maar belastingfraude. De Oustric en Stavisky-affaires herinnerden ons eraan dat de hele kapitalistische economie niet alleen gebaseerd is op gelegaliseerde uitbuiting, maar ook op algemeen bedrog. Om het bedrog voor de ogen van het volk te verbergen, bestaat er een prachtige methode die bedrijfsgeheim wordt genoemd – noodzakelijk, beweren ze, voor de concurrentie. Dit is een monsterlijke leugen. Flandin’s Wet op de Industriële Afspraken toont aan dat de kapitalisten onderling geen geheimen meer hebben. Zogenaamde bedrijfsgeheimen zijn niets anders dan de samenzwering van de grote kapitalisten tegen de producenten en de consumenten. De afschaffing van bedrijfsgeheimen moet de eerste eis zijn van de arbeidersklasse die zich voorbereidt op het sturen van de nationale economie.
Strikt genomen is het CGT-plan nog geen plan; het bevat alleen algemene richtlijnen die niet erg precies zijn. De eerste voorwaarde voor een eerste schets van het plan bestaat uit het uiteenzetten van alles wat de natie bezit aan productieve, materiële en menselijke krachten, aan grondstoffen … We moeten op de hoogte zijn van de werkelijke kosten van de productie zoals de “incidentele uitgaven” van de kapitalistische fraude en daarvoor moeten we voor eens en altijd het frauduleuze complot dat onder de naam van het bedrijfsgeheim gaat, afschaffen.
In het plan wordt, zij het in het kort, gesproken over de controle van de werkenden (zie “Bestuursraad”). In Isère zijn wij fervent voorstander van de controle van de werkenden. Wij komen dit bezwaar vaak tegen: “Controle is niet genoeg. Wij willen nationalisatie en arbeidersbeheer.” Maar wij verzetten ons op geen enkele manier tegen de twee slogans. Als de arbeiders het beheer van de industrie willen overnemen – wat absoluut noodzakelijk is, en wel zo snel mogelijk, voor het welzijn van de beschaving – moeten we onmiddellijk de controle van de arbeiders eisen, evenals de controle van de boeren over bepaalde banken, de kunstmesttrusts, de maalderij-industrie …
Om nationalisatie op een revolutionaire manier te laten werken, niet bureaucratisch, moeten de werkenden in elke fase meedoen. Ze moeten zich erop voorbereiden, vanaf nu. Ze moeten zich vanaf nu bemoeien met het beheer van de industrie en de hele economie in de vorm van de controle van de werkenden, te beginnen met hun fabriek. Het plan voorziet in deze controle in de vorm van een klassensamenwerking, door de vertegenwoordigers van de arbeiders te onderwerpen aan de meerderheidscontrole van de burgerij (zie “Industriële Raden”). Bovendien bepaalt het plan dat de afgevaardigde van elke categorie producenten door de “beroepsorganisatie” moet worden voorgedragen. Wij kunnen dit voorstel niet aanvaarden. Onze vakbonden omvatten helaas slechts een twaalfde of een vijftiende deel van de beroepsbevolking; de vakbond is geen doel op zich, maar heeft integendeel tot taak de massa van de werkenden in het beheer van de overheid te betrekken.
De staking zal de werkenden, al dan niet georganiseerd, alleen ten goede komen op voorwaarde dat de vakbondsvoorhoede de hele massa tot actie aanzet. Om de controle van de werkenden effectief te laten zijn, is dezelfde voorwaarde van fundamenteel belang. Daarom mag het controlecomité in elke fabriek niet alleen bestaan uit afgevaardigden van de vakbond, dat wil zeggen uit een vijftiende van de werkenden. Neen, het moet worden gekozen door alle arbeiders van de fabriek, onder leiding van de vakbond. Dat zou het echte begin zijn van een vrije en eerlijke arbeidersdemocratie, in tegenstelling tot de burgerlijke democratie, die tot in de kern corrupt is.
In het plan wordt aangedrongen op de toepassing van de veertigurige werkweek zonder loonsverlaging. Over die slogan kan geen debat worden gevoerd. We weten echter al te goed dat de heersende klasse en haar staat de andere kant opgaan, dat wil zeggen dat ze de lonen willen verlagen zonder het aantal werkuren te verminderen. Welke middelen kunnen we dan gebruiken om de veertigurige werkweek te bereiken? De “notities voor gebruik door propagandisten” informeren ons dat “er een actie is ondernomen voor de totstandkoming van een internationale overeenkomst,” en ze gaan verder: “Het kan binnenkort gebeuren.” Het kan … Dit is niet erg precies, en gezien de internationale economische en politieke situatie, zijn we eerder geneigd om te concluderen: het kan niet. Als we ons vergissen, zal onze vertegenwoordiger in Genève ons pessimisme corrigeren. Totdat er iets nieuws gebeurt, verwachten de werklozen van Grenoble – en we hebben er een paar! – niet veel van de overeenkomsten van Genève.
En wat wordt ons voorgesteld, afgezien van de hoop op een spoedige totstandkoming van een diplomatieke overeenkomst? De “notities” gaan verder: “Propaganda moet in het hele land worden uitgevoerd om de sociale betekenis van de eis van deze arbeiders uit te leggen.” Gewoon om “uit te leggen”? Maar alle arbeiders, zelfs de meest eenvoudige, begrijpen heel goed het voordeel van de veertigurige werkweek zonder loonsverlaging. Waar ze op wachten van de CGT is de aanduiding van de middelen waarmee deze slogan kan worden uitgevoerd. Maar juist hier begint de grote zwakte van het plan: het doet voorstellen; het doet suggesties; het formuleert slogans; maar het zwijgt over de middelen om ze te vervullen.
Voordat we echter overgaan tot de vraag hoe het plan wordt uitgevoerd, moeten we stilstaan bij een bijzonder ernstige vraag: de boerenkwestie. Iedereen praat erover, iedereen verkondigt de noodzaak om de situatie van de boeren te verbeteren, maar er zijn velen die een omelet voor de boeren willen klaarmaken zonder de eieren van de grote bedrijven te breken. Deze methode kan niet de onze zijn.
Als commentaar op het plan zeggen de “notities voor gebruik door propagandisten”: “De boeren moeten worden bevrijd van de dubbele greep van de meststoffentrusts bij de start van de productie en de consortia van grote molens en maalderijen aan het einde van de distributie.”
Het is allemaal goed en wel om te zeggen: “De boeren moeten bevrijd worden,” maar je weet heel goed dat de boer niet van vage en platonische formuleringen houdt. En hij heeft verdomd gelijk! “Moeten worden bevrijd,” maar hoe? Hier is het enige mogelijke antwoord: we moeten de meststoffentrusts en maalderijen onteigenen en nationaliseren en echt ten dienste van de boeren en consumenten stellen. De boeren kunnen niet worden geholpen zonder tegen de belangen van het grootkapitaal in te gaan.
Het plan spreekt van een “algemene reorganisatie van de landbouwproductie,” maar het specificeert niet de richting of de methoden van deze reorganisatie. Het idee om de boeren te onteigenen of hen met geweld te dwingen de weg van de socialistische productie in te slaan, is zo absurd dat het nauwelijks de moeite waard is om kritiek te leveren. Bovendien stelt niemand dergelijke maatregelen voor. De boeren zelf moeten de weg van hun redding kiezen. Wat de boeren ook beslissen, de arbeidersklasse zal zijn oprechte en effectieve steun beloven. De boerencoöperaties zijn het belangrijkste middel om de landbouweconomie te bevrijden van de te nauwe scheidslijnen van het landbouwperceel. De commentaren op het plan zeggen: “Boerencoöperaties voor productie, opslag en verkoop moeten worden aangemoedigd en geholpen.” Helaas wordt ons niet verteld door wie en hoe ze moeten worden aangemoedigd en geholpen. In elke fase vinden we hetzelfde falen. De eisen van het plan hebben vaak de schijn van een dode letter.
Wie is het die de banken en de belangrijkste industrieën gaat nationaliseren? Wie komt de boeren te hulp en introduceert de veertigurige werkweek? In één woord: wie zal het programma van de CGT toepassen? Wie en hoe? Deze vraag, kameraden, is doorslaggevend. Als die onbeantwoord is, blijft het hele plan in de lucht hangen.
In de paragraaf over “Geïndustrialiseerde nationalisaties” vinden we terloops een indirect en volstrekt verbazingwekkend antwoord op de gestelde vraag. Hier is hoe het doel van het plan in die paragraaf wordt gedefinieerd: “Het gaat erom … de technische details van een programma vast te stellen dat onafhankelijk van het politieke regime kan worden toegepast.” Men kan het niet helpen om één of twee keer in de ogen te wrijven bij het lezen van deze onwerkelijke formulering. Dus het plan dat gericht is tegen de bankiers, de trusts, tegen de negentig dictators van Frankrijk en de koloniën – het plan dat de arbeiders, boeren, ambachtslieden, kleine ondernemers, werkenden en ambtenaren moet redden – dit plan zou onafhankelijk zijn van het politieke regime? Anders gezegd, het roer van de staat kan in handen blijven van de uitbuiters, de onderdrukkers, degenen die het volk uithongeren – hoe dan ook, de CGT presenteert deze regering haar plan voor economische vernieuwing? Laten we eerlijk en openlijk zeggen dat deze veronderstelde onafhankelijkheid van het plan ten opzichte van het politieke regime zijn werkelijke waarde volledig teniet doet door het buiten de sociale realiteit te plaatsen.
Natuurlijk gaat het ons op dit moment niet om de constitutionele of bureaucratische vormen van het staatsregime. Maar één vraag overheerst alle andere: welke klasse heeft de macht? Om de feodale samenleving om te vormen tot een kapitalistische samenleving moest de burgerij de macht met geweld uit handen van de monarchie, de adel en de geestelijkheid grijpen. De ‘Derde Stand’[1] begreep heel goed dat haar plan voor “economische en sociale vernieuwing” een gelijkwaardig regime vereiste. En zoals de bewuste burgerij Louis Capet niet de taak gaf om het middeleeuwse regime af te schaffen, zo kan de arbeidersklasse Flandin of Herriot of andere leiders van de burgerij niet belasten met de uitvoering van het plan dat moet leiden tot de onteigening van de burgerij zelf. Hij die de macht heeft, beslist over de vormen van eigendom, en alle hervormingen beperken zich in laatste instantie tot de afschaffing van het privé-eigendom en de vestiging van collectief of socialistisch eigendom in de productiemiddelen. Hij die gelooft dat de burgerij in staat is zichzelf te onteigenen, is misschien een uitstekend dichter, maar ik zou hem niet de middelen van de kleinste vakbond toevertrouwen, omdat hij in een droomwereld leeft terwijl wij in de echte wereld willen blijven.
Het moet in niet mis te verstane bewoordingen worden gezegd: alleen een revolutionaire regering van de arbeiders en boeren, bereid tot een onverbiddelijke strijd tegen alle uitbuiters, kan het plan toepassen, voltooien, ontwikkelen en verder gaan op de socialistische weg. Voor de arbeidersklasse betekent dat het veroveren van de macht.
Aan wie is het plan gericht? Aan de heersers, om hen te verzachten, of aan de onteigenden om ze te leiden tegen hun onderdrukking? Wij propagandisten moeten weten tot wie we ons richten en op welke toon. Noch het plan, noch de commentaren leren ons iets in dit verband. De officiële verklaring zegt ons dat het door de CGT gelanceerde plan “gunstig moet worden onthaald door het grote publiek.” Ik vraag me af, kameraden: wat betekent dat, het grote publiek? Het is niet, denk ik, het publiek van de grote boulevards. In de vakbeweging en de sociale strijd zijn we gewend om eerst de klassen te zoeken: de arbeidersklasse, de burgerij, de verschillende lagen van de kleinburgerij. Wij hebben goede hoop dat de arbeidersklasse en de onderste lagen van de kleinburgerij het plan gunstig zullen aanvaarden, op voorwaarde dat het zorgvuldig wordt uitgewerkt, gezuiverd van dubbelzinnigheid en aan de massa’s wordt gepresenteerd als een programma van strijd. Maar de arbeiders en de arme boeren zijn niet het grote publiek. Bedoelen we bijvoorbeeld dat het de grote burgerij is die het plan van de CGT moet accepteren? Natuurlijk niet, we willen onszelf niet belachelijk maken. Raadpleeg Le Temps. Enkele weken geleden protesteerde deze krant, die de negentig zakenmagnaten, dat wil zeggen de heersende oligarchie, goed vertegenwoordigt, fel tegen elke deelname van de vakbonden aan de industriële commissies. Ik citeer u twee zinnen die boekdelen spreken: “Het verbieden van alle arbeidersverenigingen was de prijs voor het verkrijgen van sociale vrede onder het ancien régime.” Aanschouw de grote burgerij die, haar rug naar de muur, nu op zoek gaat naar inspiratie in het ancien régime! En dan zegt hetzelfde artikel: “Corporatisme betekent hier syndicalisme.” Le Temps toont ons op deze manier elke dag dat de heersende klasse zich niet alleen niet voorbereidt op concessies in de zin van het CGT-plan, maar integendeel de mogelijkheid voorziet om de CGT zelf te verpletteren.
Jaurès heeft terecht gezegd dat Le Temps de burgerij is in de vorm van een krant. Is er een samenwerking mogelijk met deze burgerij die zich nu, geïnspireerd door het ancien régime, opmaakt om elke arbeidersvereniging te verbieden? De vraag stellen is ze beantwoorden. Er blijft niets anders over dan een onverbiddelijke strijd, en wel tot het einde.
De opmerkingen, kritiek en suggesties die ik hier in naam van onze departementale vakbond presenteer, zijn al vrij uitgebreid, en ik ben helaas nog lang niet uitgeput van zelfs de belangrijkste vragen. Daarom is het des te noodzakelijker om het fundamentele gebrek van het plan aan te geven: de auteurs willen zichzelf boven de klassen plaatsen, dat wil zeggen buiten de realiteit. Waar ze iedereen voor zich willen winnen, spreken ze over het grote publiek. Ze willen de banken nationaliseren, maar zonder afbreuk te doen aan de hoge financiën, en de trusts nationaliseren, terwijl ze de grote burgerij nog drie generaties van luxueus parasitisme garanderen. Ze willen de boeren te hulp schieten zonder de belangen van de verhuurders, de kunstmesttrusts en de grote maalderijen te schenden. Ze willen blijkbaar ook alle mogelijke politieke regimes voor zich winnen, aangezien ze stellen dat hun plan neutraal is ten opzichte van politieke partijen en zelfs regimes. Het lijkt me zelfs zo dat er gekozen wordt voor zulke arbeidsintensieve en onbegrijpelijke uitdrukkingen als “geïndustrialiseerde nationalisaties” om de delicate oren van de trusts niet te choqueren.
Deze procedure is niet alleen nutteloos, maar ook gevaarlijk. Wie te veel wil omarmen, grijpt slecht of draagt weinig mee. We zullen de burgerij niet voor ons winnen – ze heeft een onwankelbaar klassenbewustzijn; ze maakt ons belachelijk met onze raad; ze bereidt zich voor om ons te verpletteren. Hoe zachtaardiger, verzoenend en gehoorzamer we zijn tegenover de burgerij, hoe minder die ons respecteert en hoe onbuigzamer en arroganter ze wordt. Deze les, zo lijkt me, komt voort uit de hele geschiedenis van de klassenstrijd.
Aan de andere kant, door met onze smeekbeden achter het vermeende grote publiek aan te lopen en door de ene concessie na de andere te doen om het kapitalistische idool te sussen, lopen we het risico dat we de minderbedeelden ontgoochelen. Ze beginnen al tegen zichzelf te zeggen: ‘Dit zijn de adviseurs van de heersende klassen, niet de leiders van de onderdrukte klassen.’ We zullen nooit het hart van de klassenvijand winnen, maar we riskeren het vertrouwen van onze eigen klasse permanent te verliezen. Het misverstand over deze fundamentele regel vormt de belangrijkste zwakte van het plan. We moeten het opnieuw vormgeven. We moeten ons rechtstreeks richten tot de loontrekkers en de uitgebuitenen. We moeten duidelijke en krachtige taal gebruiken. We moeten het plan omzetten in een actieprogramma voor de hele arbeidersklasse…
De “notities voor propagandisten” bevelen ons aan om “alle goodwill te kristalliseren.” Dit is vaag. Waar is die te vinden? We kennen de klassen en klassenorganisaties, maar we kennen vooral de slechte wil van de burgerij. Om die te breken, moeten we de revolutionaire wil van de arbeidersklasse tegenwerken. Wat de middenklasse betreft, die zal alleen vertrouwen stellen in de arbeidersklasse als deze in actie komt en haar vertrouwen in zichzelf toont.
Het is absurd en zelfs misdadig om in de burgerij op zoek te gaan naar goede wil door de revolutionaire wil van de arbeidersklasse af te breken en te verlammen. Het verenigde front van onze klasse is ten koste van alles nodig: eenheid van handelen van alle arbeiders, vakbonds-, politieke, coöperatieve, onderwijs- en sportorganisaties en, in de eerste plaats, eenheid van de vakbond, met een specifiek doel: de toepassing van het plan voor nationalisatie en socialisatie door middel van de verovering van de macht.
We moeten alle echte arbeidersmilitanten mobiliseren voor een krachtige campagne in het hele land. De boeren in de meest afgelegen gehuchten moeten ervan overtuigd zijn dat de arbeidersklasse zich deze keer serieus opmaakt om de burgerij omver te werpen, om de macht in handen te nemen om ons land te transformeren, om het eindelijk leefbaar te maken voor de werkende mensen.
Ofwel wordt het plan omgezet in een plan voor de verovering van de macht door de arbeidersklasse, voor de vestiging van een arbeiders- en boerenregering, ofwel zal het volk het als nietig en onwerkbaar neerzetten. De departementale vakbond van Isère is voor revolutionaire actie. Als u in die zin een beroep op ons doet, zullen wij antwoorden: aanwezig!
[1] De boeren, ambachtslui en burgers