De bittere erfenis van Margaret Thatcher
Dertig jaar geleden eindigde Margaret Thatcher met tranen in de ogen haar elfjarig bewind als premier van Groot-Brittannië. Als pionier van het neoliberalisme vocht ze voor de belangen van haar klasse, de rijken, terwijl de arbeidersklasse zo’n hekel aan haar kreeg dat velen feest vierden toen ze stierf.
Op 28 november 1990 nam Margaret Thatcher ontslag als leider van de Tory-partij en dus als premier van het Verenigd Koninkrijk. Ze werd hiertoe gedwongen door een machtsgreep van het kabinet tegen haar en ze realiseerde zich dat ze een voorzittersverkiezing niet zou overwinnen. Haar vertrek maakte een einde aan een periode van heerschappij die het gezicht van de Britse en zelfs internationale politiek volledig had veranderd. Het vertrek werd ook gekenmerkt door feesten in de arbeiderswijken, waar de bevolking hard leed onder haar brutale beleid. Het zou evenwel nog zeven jaar duren voordat de Tories hun meerderheid zouden verliezen. Thatcher’s reputatie en erfenis hebben een diep litteken achtergelaten op het hele gezicht van de Britse samenleving. Dat litteken wordt vandaag nog steeds zeer sterk gevoeld door de jongere generaties.
Thatcher’s asociale regering van de rijken was een bijproduct van de langzame maar gestage neergang van het Britse kapitalisme sinds het begin van de twintigste eeuw, een proces dat werd versneld door de naoorlogse recessie van de jaren 1970. Labour was van 1972 -1979 aan de macht, maar was ervoor verantwoordelijk dat Groot-Brittannië als eerste ontwikkelde kapitalistische economie boog voor de eisen van het Internationaal Monetair Fonds om te besparen op de overheidsuitgaven, loonmatiging in te voeren en de macht van de vakbonden te beteugelen.
De aanval op de werkgelegenheid en de publieke sector resulteerden in de beruchte ‘vuile banen’ stakingen van 1978, waarbij een aantal van de laagstbetaalde werknemers, waaronder medisch personeel, langdurig en gecoördineerd staakten tegen het anti-vakbondsbeleid van de Labour-regering onder Callaghan. Dit had tot gevolg dat veel arbeiders hun vertrouwen in Labour verloren en dat de Tories de verkiezingen van 1979 nipt wisten te winnen, waardoor de eerste vrouwelijke premier van Groot-Brittannië aan de macht kwam.
Thatcher: pionier van het neoliberalisme
Er zijn vele mythen rond Thatcher’s premierschap, waarvan er één was dat ze grote publieke steun genoot. Binnen een jaar was ze nochtans al de meest impopulaire premier in de geschiedenis. Haar beleid zorgde voor groeiende werkloosheid, die toenam van 1,5 miljoen naar 3,5 miljoen in 1984. Ze beweerde de inflatie te beteugelen, maar hoewel die meer dan 20% bedroeg toen ze aan de macht kwam, varieerde die voor het grootste deel van haar regering van 5 tot 10%.
De vakbondsbeweging hield massale protesten tegen haar en mobiliseerde honderdduizenden mensen. Labour riep op tot betogingen in Liverpool, Glasgow, Cardiff en Londen, die ongeveer 1 miljoen mensen op straat brachten. Er hing een sfeer van verzet en strijd in de lucht. Er braken rellen uit in Bristol, Londen en Liverpool rond het buitensporige racistische politieoptreden en de ontwikkeling van werkloosheidshaarden in verwoeste binnensteden.
Thatcher’s directe omgeving, die de belangen van de heersende Britse elite weerspiegelde, was economisch van koers veranderd, waarbij de consensuspolitiek plaats maakte voor harde monetaristische doctrines, de voorloper van het huidige neoliberalisme. Zij pleitten voor inkrimping van de publieke sector en ontmanteling van de zware industrie ten gunste van de financiële markten.
Deze benadering was in tegenspraak met de hele geschiedenis van het Britse kapitalisme, dat door de productie en de industriële ontwikkeling een grote wereldmacht was geworden. Toen Thatcher aan de macht kwam, was de industrie verantwoordelijk voor 40% van het Britse BBP. Dat aandeel nam fors af en bedraagt vandaag minder dan 10% van het BBP.
De overheidsuitgaven daalden van 44% van het BBP tot 39% op het einde van het bewind van Thatcher. In plaats daarvan boden de Tories belastingverlagingen en een gedwongen afhankelijkheid van de financiële markten. Ze hieven de deviezencontroles op de Britse munt op en het buitenlandse kapitaal begon in de City of London te stromen. Thatcher voltooide deze evolutie toen de Londense beurs in 1986 werd gedereguleerd en één van de grootste financiële centra van speculatie en winstbejag ter wereld werd.
Hoewel de ‘Big Bang’ in de City een enorme illusie van welvaartschepping creëerde, maakte het in werkelijkheid de weg vrij voor de financiële crash van 2007-9. De markten werden massaal opgeblazen met schulden en speculatie. Marxisten waarschuwden op dat moment al dat de basis gelegd werd voor een grote catastrofe. Hoewel dit tijd kostte, heeft de crash van 2007-09 en de diepe recessie van vandaag heel wat wortels in Thatcher’s monetaristische experiment.
Deze ‘Get Rich’-mentaliteit werd door Thatcher positief gestimuleerd, ook al ging dit duidelijk ten koste van de armste delen van de samenleving. Een nieuwe brutale en harteloze ideologie werd door Thatcher nagestreefd, wat leidde tot uitspraken zoals: “Er bestaat niet zoiets als de maatschappij.” Deze ideeën bleken leeg en hol toen de mensheid het hoofd bood aan de Covid-19 pandemie, waardoor de arbeidersklasse hartverwarmende uitingen van solidariteit en wederzijdse samenwerking aan de dag legde.
Dit beleid heeft de gemeenschappen van de werkende klasse geteisterd. Thatcher lag in 1982 op koers naar een verkiezingsramp. De geschiedenis gaf haar de kans om de nationalistische kaart te spelen toen Argentinië in datzelfde jaar de Falklandeilanden binnenviel.
Thatcher nam een serieuze gok en koos ervoor om een oorlogsarmada te sturen om de bevolking van de Falklands te ‘bevrijden’ van de militaire dictator president Galtieri. Dit was een conflict dat ze bijna verloor, maar Galtieri’s jonge leger van dienstplichtigen bleek geen partij voor de superieure luchtmacht. Vooraleer de overwinning bevestigd werd, gaf Thatcher nog opdracht tot het laten zinken van het Argentijnse oorlogsschip Belgrano, met meer dan 700 doden als gevolg. Het schip was in werkelijkheid van het conflict aan het wegvluchten.
Thatcher’s toekomst was onlosmakelijk verbonden met een militaire overwinning en zij zag de brutale ondergang van de Belgrano als noodzakelijke ‘collateral dammage’. De overgave van de Argentijnse troepen leverde Thatcher de titel van ‘Iron Lady’ op. In de verkiezing van het volgende jaar veegde ze Labour en zijn ongelukkige leider, Michael Foot, aan de kant en kon ze er een termijn bijdoen.
Reactie van Labour
In het begin van de jaren tachtig had Labour een soort transformatie ondergaan. De linkervleugel was in opkomst en het aantal leden groeide snel. Linkse vakbondsleiders en activisten uit de kiesdistricten slaagden er in om de automatische herverkiezing van kandidaat-parlementsleden door te voeren, zodat de leden konden controleren wie hun kandidaat zou zijn. Er kwam een veto voor het partijmanifest voor de conferentie. Het linkse kopstuk Tony Benn riep op tot de vorming van een massale socialistische Labour-partij en was kandidaat vice-voorzitter. Hij haalde het nipt niet op het partijcongres van 1981. Kort nadien verlieten vier rechtse Labour-parlementairen de partij om een nieuwe formatie op te zetten: de Social Democratic Party onder leiding van de ‘Bende van Vier’, zoals ze bekend werden. Dit berekend manoeuvre had als doel om links te ondermijnen. Het verdeelde de Labour-stemmen in 1983 en droeg bij tot een meerderheid van de Tories onder Thatcher van 144 zetels.
Er waren uiteraard soortgelijke verraders onder de moderne rechtse Labour-parlementairen die bij de verkiezingen van 2017 doelbewust Corbyn wilden ondermijnen. Ze zagen nog liever een rechtse Tory-regering dan een door Corbyn geleide Labour-regering. Deze rechtse parlementairen zouden in de Hall of Shame van de arbeidersbeweging moeten verdwijnen. Ze maakten destijds in de jaren 1980 al de weg vrij voor Thatcher’s aanvallen op jobs, huisvesting, de vakbonden en democratische rechten.
Thatcher versus de vakbonden
Thatcher zette haar zinnen op het breken van de machtspositie van de Britse vakbondsbeweging. De Tories waren hun vernedering door de mijnwerkers in 1972 en 1974 nooit vergeten. Toen dwongen twee stakingen de Tories tot een terugtocht. In 1974 riep de toenmalige leider van de Tories, Edward Heath, midden in de staking een algemene verkiezing uit met de vraag: “Wie leidt het land: de regering of de mijnwerkers?” Het resultaat was een overwinning van Labour en de Tories werden roemloos uit de regering geschopt.
Thatcher’s beruchte Tory kabinetslid, Nicholas Ridley, maakte achter de schermen plannen om de mijnwerkers te verslaan in een nieuwe staking. Zijn geheime plan werd goedgekeurd door Thatcher, met inbegrip van de aanwerving van politieagenten en chauffeurs die de staking moesten breken, het intrekken van eventuele voordelen voor stakers en het invoeren van meer antivakbondsregels. De Tories lokten in 1984 een staking uit door te dreigen met de sluiting van verschillende mijnen. Het leidde tot een staking van lange duur. Dit was een van de meest bittere periodes van klassenstrijd in de Britse naoorlogse geschiedenis. De heersende klasse wilde de machtigste vakbond van Groot-Brittannië, de National Union of Mineworkers, vernietigen. Dit gebeurde in wat Militant, een voorloper van Socialist Alternative, terecht omschreef als een ‘burgeroorlog zonder kogels’.
Het resultaat van de staking was een tragische nederlaag voor de mijnwerkers. Een overwinning voor de NUM had de loop van de geschiedenis ten gunste van onze klasse kunnen veranderen. Het is daarom des te tragischer dat zowel de Labour- als de vakbondsleiders aan de kant bleven staan en de Britse staat toelieten om deze vreselijke slag toe te brengen. Toenmalig Labour-leider Neil Kinnock veroordeelde het “geweld” aan de piketten en weigerde de mijnwerkersstrijd te steunen. Oproepen aan de overkoepelende vakbondsfederatie TUC om een algemene staking te organiseren, werden eveneens verworpen door vakbondsvoorzitter Norman Willis. Het resultaat was dat de mijnwerkers alleen werden gelaten om te vechten. Desondanks kwamen de mijnwerkers dicht bij de overwinning: Thatcher onthulde later dat ze een uitweg zocht vlak voor de staking werd afgeblazen. Waardig maar verslagen gingen de mijnwerkers terug aan de slag. Thatcher verspilde geen tijd aan de vernietiging van de industrie: een personeelsbestand van 230.000 mensen is vandaag tot minder dan 4.000 mensen gereduceerd.
Wat volgde, was een aanval op alle andere grote industriële werkplaatsen en vakbonden: dokwerkers, automobielsector, staalarbeiders, drukkers en anderen waren getuige van grootschalige sluitingen of privatiseringen, soms na een korte en bittere stakingsactie. De werkloosheid steeg van 5,3% tot 11,4% in het midden van de jaren 1980. Het aantal werknemers met een ziekte-uitkering verdubbelde tot 1,6 miljoen, waardoor een reëel werkloosheidscijfer van bijna 20% van de beroepsbevolking kunstmatig werd verhuld. Drie miljoen jobs in de industrie verdwenen, voornamelijk in het noorden van het land. Het aantal vakbondsleden daalde van een hoogtepunt van 13,2 miljoen naar een historisch dieptepunt aan het eind van het decennium van ongeveer zeven miljoen en daalde nog verder in de loop van de jaren 1990. De armoede nam toe: terwijl de rijkste 10% zijn inkomen met 35% zag stijgen, daalde het inkomen voor de armste delen en steeg het aantal kinderen dat in armoede leefde van 1,7 miljoen tot 3,3 miljoen tegen de tijd dat Thatcher vertrok als premier.
Het is niet verwonderlijk dat duizenden arbeiders de hele dag hebben gefeest toen Thatcher in 2013 overleed. Ze liet een bittere erfenis na van gebroken huizen, gemeenschappen en gezinnen; een litteken dat nooit is genezen.
Thatcher’s oorlog tegen de lokale autoriteiten
Thatcher koos er ook voor om oorlog te voeren tegen de door Labour geleide gemeenteraden. Ze verminderde het bedrag dat de gemeentebesturen van de centrale overheid kregen en beperkte de mogelijkheden van lokale inkomsten. Hierdoor hadden de lokale besturen de keuze om ofwel de aanvallen aan te vechten, ofwel het vuile werk van Thatcher uit te voeren en de openbare diensten af te bouwen, ofwel de lokale belastingen te verhogen, of soms beide. Aanvankelijk was er een indrukwekkend verenigd front van ongeveer 20 door Labour geleide gemeenteraden die weigerden de Tory-besparingen door te voeren. Er waren massale stadhuisprotesten waarvoor werd opgeroepen door lokale gemeenteraadsleiders, zoals David Blunkett in Sheffield, die toen nog werd gezien als een toonaangevende linkse voortrekker. Ze capituleerden echter één voor één door de combinatie van wettelijke dreigementen en de eis van de nationale Labour-leiding om in de pas te lopen en ‘legale’ begrotingen in te dienen, zelfs indien dit besparingen en belastingverhogingen inhield.
De door socialisten geleide gemeenteraad van Liverpool weigerde te buigen. In tegenstelling tot de andere raden beslisten zij om de Tories te trotseren en een illegale ‘noodbegroting’ op te stellen. De strijdbare aanpak van dit bestuur werkte inspirerend voor de werkende klasse van Liverpool, die massaal gehoor gaf aan oproepen tot protest en stakingen ter verdediging van hun gemeentebestuur. De indrukwekkende steun blijkt ook uit het feit dat Labour vanaf het begin van de strijd in 1981, toen aanhangers van Militant in de Labour-partij de leiding over de gemeenteraad overnamen, steeds vooruitging in elke verkiezing in Liverpool. De impasse was compleet in 1984. Midden de mijnwerkersstaking besliste Thatcher om toe te geven en extra middelen aan de gemeenteraad van Liverpool te geven die werden geïnvesteerd in de bouw van betaalbare huisvesting en het creëren van jobs, zonder hiervoor de lokale belastingen te verhogen. De door Militant geïnspireerde gemeenteraad van Liverpool toonde dat Thatcher kon verslagen worden op basis van vastberaden verzet en militante strijd.
Helaas werd deze les niet getrokken door de leiding van Labour onder Neil Kinnock en Roy Hattersley, die een langdurige heksenjacht begonnen tegen de gemeenteraadsleden van Liverpool. Ze begonnen die aanval op de partijconferentie van Labour in 1985. Dit was een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Labour. De aanval op de marxisten binnen Labour stopte daar niet. Beetje bij beetje werd de vooruitgang van links binnen Labour weggewerkt, totdat Tony Blair in 1998 kon verklaren dat hij ‘New Labour’ leidde. Effectief verzet tegen Thatcher’s contrarevolutie werd daarom aan banden gelegd zodat zij verdere aanvallen op de arbeidersklasse kon doorzetten. Na haar vertrek werd Thatcher gevraagd wat haar grootste prestatie was en zonder aarzeling antwoordde ze: “New Labour”. Het was dan ook geen verrassing dat zij als eerste door Tony Blair in Downing Street werd uitgenodigd toen hij de verkiezingen van 1997 won.
Privatisering van de publieke sector
Thatcher was verantwoordelijk voor een uitgebreide privatisering. Belangrijke industrieën in publieke handen werden verkocht aan de private sector, waaronder British Gas and Electricity, British Telecom, Leyland, oliesector, luchtvaart, staalbedrijven, automobielbedrijf Jaguar, waterbedrijven … Andere nutsbedrijven en publieke bedrijven volgden onder de Tory-regering van John Major. Deze grote uitverkoop betekende een massale overdracht van rijkdom van de publieke sector naar de speculanten en superrijken. Het ging gepaard met de afschuwelijke verkoop van sociale woningen om een wat ze ‘eigenaarsdemocratie’ noemden, te vestigen. In de loop van de jaren tachtig introduceerde Thatcher wetgeving die het mogelijk maakte dat huurders van gemeentelijke huisvesting hun eigen woning konden kopen, waardoor de publieke sector net geen miljoen woningen meer bezat en het privaat huizenbezit steeg van 10,2 miljoen in 1981 tot 13,4 miljoen tegen het einde van de jaren 1980.
Het leverde Thatcher tijdelijke steun op van sommige vroegere Labour-kiezers die in de illusie verkeerden dat ze zelf rijker zouden worden als ze hun huis kochten. De snelle stijging van huizenprijzen en rentevoeten zorgden er echter voor dat veel arbeiders al gauw geen huis meer konden kopen. Het resultaat zien we vandaag met een enorm aantal daklozen en een recordtekort aan sociale woningen.
Thatcher slaagde er in 1987 in om voor een derde termijn verkozen te geraken op basis van een tijdelijke economische opleving die gevoed werd door kredieten en schulden, maar desondanks de illusie wekte dat de levensstandaard zou stijgen. Een groot deel van de werkende klasse ging er enkel op achteruit. De rechtse leiding van Labour onder Kinnock gaf de Tories echter de politieke ruimte om de verkiezingen opnieuw te winnen.
Laat de ‘iron lady’ maar roesten…
Thatcher werd overmoedig in haar laatste termijn. Ze maakte de fout om de stemming van de werkende massa’s te beoordelen aan de hand van hun zwakke leiding. Ze koos ervoor om de Poll Tax in te voeren: een oneerlijke en ongelijke belasting die aan elke lid van een huishouden werd opgelegd, ongeacht het inkomen. Het was een manier om de lokale belastingen op basis van gezinsinkomen te vervangen door een taks op basis van de waarde van huizen.
Het was een directe aanval op de levensstandaard van de arbeiders die zich deze taks niet konden veroorloven. De gedemoraliseerde leiding van Labour en de vakbonden klaagde de ongelijkheid van de belasting aan, maar bood geen strategie voor strijd ertegen. Enkel Militant, dat trouw bleef aan de werkende klasse, pleitte voor een massale niet-betalingscampagne. We wisten dat er een groeiende ontevredenheid was die zich gemakkelijk zou kunnen verspreiden en kristalliseren rond deze campagne.
Thatcher’s tweede fout was om Schotland als testgebied te gebruiken om de Poll Tax een jaar eerder in te voeren. Door van deur tot deur campagne te voeren, bouwden activisten aan sterke Anti Poll Tax Unions. De raamaffiches tegen de Poll Tax domineerden het uitzicht in de arbeiderswijken. Toen de belasting in Schotland ingevoerd werd, weigerden een miljoen mensen om te betalen. Het werd onhoudbaar. Thatcher zette door, maar het leger van niet-betalers groeide aan. In Engeland en Wales waren er 14 miljoen mensen die niet betaalden. Op 31 maart 1990 waren er gelijktijdig grote betogingen in Glasgow en Londen. Er waren zoveel mensen die niet betaalden, dat de financiën van de lokale besturen in de war geraakten. De belasting was een flop. Tory-kopstukken schraapten de moed bijeen om Thatcher later dat jaar naar de uitgang te duwen.
De oorspronkelijke Brexiteer
Een andere erfenis van Thatcher was het aanmoedigen van vijandigheid en achterdocht jegens de Europese Unie. Aanvankelijk was zij een groot voorstander van de EU en steunde zij de versterking van de handelsbetrekkingen. Toen dat echter uitmondde in een sterkere politieke unie, begon ze haar kruistocht tegen verdere integratie. Het was deze houding die een beroep deed op de sterk aanwezige rechtse nationalisten in haar partij die de partij in het algemeen op een veel vijandigere houding ten opzichte van de EU bracht. Deze aanpak achtervolgde haar opvolger (John Major), die de nationalistische oppositie tegen de EU als ‘bastaarden’ beschreef. Hierdoor kon Boris Johnson ook beweren dat hij in de traditie van Thatcher staat, een traditie die ironisch genoeg de Tory-partij verder uit elkaar blijft trekken en mede tot de Brexit heeft geleid.
Lessen
Thatcher was een creatie van haar tijd. Ze werd evenzeer gevreesd als verafschuwd. We bestuderen deze periode omdat ze rijk blijft aan lessen, met name voor de nederlagen die haar werden toegebracht door georganiseerde socialistische krachten op het terrein. Als ons maar al te vaak wordt verteld dat rechtse dictators of leiders bijzonder machtig zijn, moeten we onszelf eraan herinneren hoe de Iron Lady tot toegevingen werd gedwongen. Een vastberaden aanpak en leiding maakt dat de werkende klasse de strijd aangaat en overwinningen boekt. Dat zien we vandaag ook In Seattle.
Helaas kreeg Thatcher ruimte om miljoenen werkende mensen tot ellende en ontbering te veroordelen. Dit asociale beleid wordt hier en daar nog steeds geprezen, maar het is tegelijk de basis voor de enorme verdeeldheid binnen de Tory-partij en het draagt bovendien bij tot de economische neergang. Thatcher’s bewind maakte de weg vrij voor een verdere neergang van het Britse kapitalisme en samen daarmee van de Tory-partij.