Franklin D Roosevelt (FDR) en de New Deal in de VS: lessen voor vandaag

Amerikanen in een rij voor de hulpcheques die ze kregen in 1937. Foto: Wikimedia Commons

Heeft de New Deal geholpen de Grote Depressie te beëindigen? In hoeverre heeft het de werkende Amerikanen geholpen de Grote Depressie te overleven? Is het mogelijk om dergelijke programma’s uit te breiden om een groter sociaal vangnet te creëren voor werkende mensen in 2020?

De afgelopen vijf jaar schoof het politieke discours in de VS op naar links. De populariteit van de campagnes van Bernie Sanders en de hernieuwde interesse in socialisme, zijn daar misschien wel de sterkste aanwijzingen van.

Wat precies wordt bedoeld met socialisme en welke ideeën daaronder vallen, is het onderwerp van intense discussies. In toespraken in 2015 en 2019 identificeerde Sanders zijn visie op socialisme met “het opvoeren van de onvoltooide zaken van de New Deal en de verdere uitwerking ervan.” Sanders omschrijft de New Deal en de regering van president Franklin Delano Roosevelt (FDR) als een stap in de richting van socialisme. Hoewel veel onderdelen van de New Deal en de hervormingen vandaag nog belangrijk zijn – zoals de sociale zekerheid – was de New Deal geen stap in de richting van socialisme. Het werd door FDR evenmin zo gezien. Integendeel: de bedoeling was om het kapitalisme te redden in de diepe Grote Depressie.

De New Deal zelf is het onderwerp van veel discussie en veel misvattingen. Heeft de New Deal bijvoorbeeld geholpen een einde te maken aan de Grote Depressie? In hoeverre heeft de New Deal werkende Amerikanen geholpen de Grote Depressie te overleven? Is het mogelijk om de New Deal programma’s uit te breiden om een groter sociaal vangnet te creëren voor werkende mensen in 2020? Zijn New Deal-achtige programma’s “aanvaardbaar” voor de kapitalistische klasse en dus voor de hervormingen waarvoor we nu moeten vechten?

Om deze vragen te beantwoorden, is het nodig om een korte geschiedenis van de New Deal, zijn politieke en sociale context en de ideeën die eraan ten grondslag liggen, door te nemen. Onderweg zullen we kijken naar de huidige interpretaties en ideeën. Cruciaal in deze discussie zijn de Keynesiaanse economische maatregelen waarmee de New Deal nauw verbonden is. Zo zullen we ingaan op de moderne ‘neo-Keynesiaan’ Paul Krugman, die net als Bernie Sanders stelt dat de fiscale stimulansmaatregelen van 2008-2009 en de meest recente ronde niet ver genoeg gingen in het stimuleren van de vraag. Zij geloven dat het kapitalisme, mits het juiste beleid, kan worden ingezet voor de gewone man.

De wortels van de Grote Depressie

Getriggerd door de beurscrash op de “Zwarte Donderdag” van 29 oktober 1929, begon de Grote Depressie met in paniek geraakte gewone Amerikanen die massaal hun bankdeposito’s terug eisten. Omdat ze niet in staat waren aan deze vraag te voldoen, sloten de banken hun deuren en blokkeerden ze de werking van de economie.

De gevolgen werden in de hele kapitalistische wereld gevoeld en geen enkel land bleef onaangeroerd. Alleen de planeconomie van de Sovjet-Unie was immuun, omdat zij niet afhankelijk was van een bankstelsel met winstoogmerk om de economie te smeren.

Deze wereldwijde crisis had zijn wortels in de Eerste Wereldoorlog en het tijdperk van de globalisering dat daarmee eindigde.

Voor 1914 was Groot-Brittannië de leidende economie in de wereld. Het was het belangrijkste financiële centrum en nog steeds een belangrijk productiecentrum, maar het kreeg te maken met toenemende concurrentie van een aantal rivalen. In die periode, net als in het recente neoliberale/mondialiseringstijdperk van het kapitalisme, stonden de buitenlandse directe investeringen (BDI) wereldwijd op een zeer hoog niveau, omdat kapitalisten overal ter wereld op zoek waren naar hoogrenderende investeringen. De Verenigde Staten waren de werkplaats van de wereld geworden met de grootste productiecapaciteit, maar de VS concurreerden nog steeds met Frankrijk en Duitsland voor de rol van tweede viool na Groot-Brittannië.

Het bloedbad dat de Eerste Wereldoorlog was, veranderde alles. Tijdens de oorlog gaven de VS en Amerikaanse bedrijven enorme leningen aan de geallieerden en aan de As-mogendheden. De oorlog vernietigde fabrieken en productiecapaciteit op grote schaal in Europa, om nog maar te zwijgen van de gevolgen voor een hele generatie werkenden. Aan het einde van de oorlog dwong het Verdrag van Versailles Duitsland tot het betalen van massale vergoedingen voor oorlogskosten aan Frankrijk en Groot-Brittannië, waarvan het grootste deel vervolgens werd gebruikt om schulden aan de VS af te betalen.

Economisch gezien was de VS overgestapt van een debiteurennatie naar een crediteurennatie. Tijdens de ‘roaring twenties’ (de ‘roerige jaren 1920’) was er een massale toestroom van schuldaflossing, waarbij de Amerikaanse investeerders deze extra middelen gebruikten om te gokken op de ongereguleerde aandelenmarkt en in de economie. Er was geen controle op de legitimiteit van de aandelen op de markt en er waren heel wat gevallen van ponzi-fraude (een soort piramidespel waarbij de organisatoren zelf nieuwe deelnemers aantrekken). Het hele internationale financiële systeem was een hachelijke machine van onderling met elkaar verbonden schulden. Als er ergens iets misliep, zou dit onvermijdelijk anderen meetrekken.

Het kapitalisme is een systeem gebaseerd op cycli van groei en neergang. Er zijn veel verschillende manieren waarop het kapitalisme in een crisis kan terechtkomen. In 1929 was de directe aanleiding de financiële crisis die versterkt werd door het protectionistisch beleid. De onderliggende oorzaak was een crisis van overproductie: de werkenden produceerden veel meer dan ze konden kopen.

De financiële impasse leidde tot deflatie. De lagere prijzen zorgden voor een verlaging van de productie en de deflatie duwde de prijzen soms tot onder de productiekosten, wat leidde tot nieuwe ontslagen en een verdere daling van de vraag. Het kapitalisme had het zeer moeilijk om deze spiraal te doorbreken.

Ondanks de gewijzigde economische situatie keek de wereld in 1929 nog steeds naar Groot-Brittannië als financieel centrum en als kracht die de leiding moest nemen om uit de depressie te geraken. Door de enorme schuldenlast van de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van de VS, was Groot-Brittannië echter niet in staat om deze rol te spelen. De Amerikaanse bankiers, kapitalisten en politici beseften nog niet dat het aan hen was om te handelen.

In de jaren twintig van de vorige eeuw stond het kapitalisme voor nog een andere uitdaging: de georganiseerde arbeidersklasse. De Russische Revolutie van 1917 haalde Rusland uit de oorlog en bracht revolutionaire bewegingen in heel Europa op gang. Het meest in het oog springend was Duitsland, waar de soldaten en werkenden in opstand kwamen, waardoor het onmogelijk werd de oorlog voort te zetten, wat leidde tot de overgave van Duitsland. Terwijl de Duitse kapitalisten zich dankzij de  sociaaldemocratische leiders konden handhaven, overleefde het kapitalisme in Europa nauwelijks de periode 1917-1923.

Welke opties voor de kapitalistische klasse?

In Italië raakten de bedrijven door de mogelijkheden om protest van de werkenden af te kopen en uiteindelijk werd beroep gedaan op Mussolini en zijn fascistische zwarthemden die de werkende klasse fysiek tot onderwerping klopten. Toen de fascisten in 1922 aan de macht kwamen, leidde Mussolini de economie en koos hij winnaars en verliezers onder de kapitalisten. Het dictatoriale en fascistische tij breidde zich in de jaren dertig uit naar Duitsland en vervolgens naar Spanje, waar de krachten van het fascisme werden uitgerold door wanhopige kapitalisten die hun systeem koste wat het kost wilden verdedigen.

Leon Trotski, een leider van de Russische Revolutie en van de krachten van het anti-stalinistische marxisme voor de Tweede Wereldoorlog, verklaarde het politieke antwoord van de kapitalistische klasse op de Grote Depressie in 1939:

“Twee methoden om het historisch ten ondergang gedoemde kapitalisme te redden wedijveren op het ogenblik met elkaar in de wereldarena: het fascisme en de New Deal. Het fascisme baseert zijn programma op de vernietiging van de arbeidersorganisaties, op de afbraak van de sociale hervormingen en op de volledige afschaffing van de democratische rechten, teneinde op die manier een heropleving van de proletarische klassenstrijd te voorkomen. De fascistische staat legaliseert officieel de degradatie van de arbeiders en de verpaupering van de middenstand onder het motto van de redding van de “natie”, en het “ras” — schoonklinkende namen, waarachter het ineenstortende kapitalisme zich verschuilt.”

“De politiek van de New Deal, die de imperialistische democratie tracht te redden door middel van uitkeringen aan de arbeiders- en boerenaristocratie, is in het algemeen genomen slechts mogelijk voor de rijkere volken, en in die mate is het een typisch Amerikaanse politiek. De Amerikaanse regering heeft getracht een deel van de kosten van deze politiek op de schouders van de monopoliehouders af te schuiven, door hen aan te sporen de lonen te verhogen en de arbeidsdag te verkorten en op die wijze de koopkracht van de bevolking te verhogen en zodoende de productie te vergroten.”

Franklin D Roosevelt

Bijna iedereen was verrast door ‘zwarte donderdag’. In de onderbuik van de roerige jaren ’20 was de armoede diep en wijdverbreid. De Grote Depressie breidde die ellende uit en verdiepte ze. In alle steden ontstonden er sloppenwijken, zogenaamde Hoovervilles. De werkloosheid steeg tot 25%. De prijzen van landbouwgoederen zonken onder de kosten van de boeren. De extreme ellende van werkende mensen tijdens de depressie is gedocumenteerd in vele foto’s, boeken, liedjes en films.

President Herbert Hoover benaderde de depressie als een schok waarbij er slechts een terugkeer van het vertrouwen nodig was om de economie te normaliseren. Hij zette obstakels op voor de internationale handel en beval de ordediensten om betogende veteranen van de Eerste Wereldoorlog hardhandig aan te pakken toen ze in Washington DC de beloofde oorlogsbonussen opeisten. Aan het einde van zijn ambtstermijn was Hoover een erg gehate president. In 1932 werd hij massaal weg gestemd.

President Hoover was begonnen met een bescheiden ontwikkeling van de infrastructuur om mensen aan het werk te zetten. Zo was er de Hoover-dam. Maar het was zijn opvolger FDR die de volgende logische stap zette.

Tijdens zijn campagne in 1932 probeerde FDR de hoop te wekken dat hij de Amerikaanse economie en de benarde situatie van de werkende mensen zou veranderen. Hij sprak over een “new deal voor het Amerikaanse volk” toen hij in juli 1932 de nominatie van de Democratische Partij aanvaardde. Zijn minister van Arbeid, Frances Perkins zou later zeggen: “De New Deal was geen plan met vorm of inhoud. Het was een gelukkige zin die hij tijdens de campagne had bedacht, en de waarde ervan was psychologisch. Het zorgde ervoor dat mensen zich beter voelden.”

Tegen zijn inhuldiging als president in maart 1933 waren deze ideeën verder ontwikkeld:

“Onze belangrijkste taak is om mensen aan het werk te zetten. Dit is geen onoplosbaar probleem als we het verstandig en moedig aanpakken. Dit kan deels worden bereikt met directe aanwerving door de regering zelf, door het aan te pakken zoals we de noodsituatie van een oorlog zouden behandelen, maar tegelijkertijd realiseren we door middel van deze tewerkstelling projecten die broodnodig zijn om het gebruik van onze natuurlijke grondstoffen te stimuleren en te reorganiseren.

“Door middel van dit actieprogramma stellen we orde op zaken in ons eigen nationale huis en brengen we evenwicht tussen inkomsten en uitgaven. Onze internationale handelsbetrekkingen zijn weliswaar van groot belang, maar zijn in tijd en noodzaak ondergeschikt aan de totstandkoming van een gezonde nationale economie. Ik ben er voorstander van om als praktisch beleid de dringendste zaken eerst te doen. Ik zal alles in het werk stellen om de wereldhandel te herstellen door middel van internationale economische aanpassingen, maar de nood in eigen land kan daar niet op wachten.” (FDR 4 maart 1933).

Roosevelt ging – in tegenstelling tot hoe Bernie Sanders het voorstelt – niet over tot een aanval op de bankiers en de industriële kapitalisten. Hij wilde hen net redden van de catastrofe die hun eigen systeem had veroorzaakt. Tijdens zijn campagne en tot aan zijn aantreden was FDR een fiscaal conservatief. Nog op 19 oktober 1932 legde hij in zijn toespraken de nadruk op het in evenwicht brengen van de begroting en het verlagen van de belastingen: hij voerde campagne om te besparen op de federale begroting!

In tegenstelling tot Hoover erkende de FDR echter dat de samenleving een nieuw tijdperk was ingegaan waarin de regering een actieve rol moest spelen. Dat bleek uit zijn eerste 100 dagen in functie. FDR en zijn adviseurs stelden dat de eerste prioriteit was om het banksysteem weer op gang te brengen. FDR voerde regelgeving in om kleine deposito’s veilig te stellen en sloot alle banken tijdelijk totdat een korte audit werd uitgevoerd. Vervolgens richtte hij zich op de landbouw en zette hij landbouwsubsidies op om de prijs van de gewassen te verhogen, zodat de boeren hun rekeningen konden betalen. Het Civilian Conservation Corps (CCC) zette honderdduizenden jonge mannen aan het werk in nationale parken. Verschillende andere programma’s – Tennessee Valley Authority, Public Works Administration, enz. – waren gericht op het bouwen van nuttige infrastructuur in het hele land.

FDR speelde een evenwichtsoefening door te wijzen op hebzuchtige speculanten en grote bedrijfsmonopolies als oorzaak van de Depressie. Aan de andere kant was hij vastberaden in zijn wens om het kapitalistische systeem te redden en nieuw leven in te blazen. Toen en nu proberen bedrijven altijd hun marktaandeel te vergroten en proberen ze monopolies te creëren. Dit was een essentiële tegenstrijdigheid van het bestuur van de FDR.

Trotski maakte dit punt in een reactie op een verklaring van minister van Binnenlandse Zaken Harold L. Ickes:

“Ickes houdt het voor ‘een van de vreemdste anomalieën in geheel de geschiedenis’, dat de Verenigde Staten, democratisch naar de vorm, in wezen autocratisch zijn: ‘Amerika, het land van het meerderheidsbewind, dat echter op zijn minst tot 1933 (!) werd geregeerd door monopolies, die op hun beurt werden gecontroleerd door een te verwaarlozen aantal aandeelhouders.’ De diagnose is juist, met uitzondering van de veronderstelling dat met het aan het bewind komen van Roosevelt de heerschappij van het monopolie ophield of zelfs maar verzwakte. En toch is wat Ickes ‘een van de vreemdste anomalieën in geheel de geschiedenis’ noemt de ontwijfelbare norm van het kapitalisme. De overheersing van de zwakken door de sterken, van de velen door de weinigen, van de zwoegers door de uitbuiters is een grondwet van de burgerlijke democratie.” (Marxisme Vandaag, 1939)

Het doel van de “New Deal”

Wat waren de bedoelingen van FDR? Wat dacht het establishment en was er onder de heersende klasse overeenstemming over deze programma’s?

Nogmaals in tegenstelling tot de voorstelling van de New Deal door Bernie Sanders, was het doel van de New Deal en het beleid niet om het kapitalistische systeem te veranderen. FDR kwam niet aan de macht als Keynesiaans. John Maynard Keynes was een Britse econoom die, in tegenstelling tot de klassieke economen in die tijd, beweerde dat de staat een gebrek aan vraag kon en moest compenseren in tijden van verminderde consumptie en investeringen (zie ook dit artikel). FDR trad in functie door een evenwichtsoefening te doen. Bij het ondersteunen en heropstarten van de economische activiteiten moest hij het vertrouwen winnen van de arbeidersklasse en de boeren, die al in een vroeg stadium tekenen van strijdbaarheid vertoonden.

Internationaal was de VS plotseling het centrum van de kapitalistische wereld met de Sovjet-Unie – waar de economie nog steeds functioneerde – die dreigde een voorbeeld te worden voor de werkenden, en het fascisme aan de andere kant het laatste redmiddel voor de kapitalisten tegen de arbeiders was. “Op de vraag naar zijn ‘politieke motivatie’ antwoordde FDR: ‘Mijn wens is om een revolutie te voorkomen. Ik werk in tegengestelde zin van Rome [Mussolini en het Italiaanse fascisme] en Moskou.” (Schlesinger, de komst van de New Deal).

Het vinden van dit evenwicht was niet zonder politieke gevolgen. Binnen enkele maanden na het aantreden van FDR keerde een deel van het grootkapitaal zich tegen de New Deal en vormde het de Amerikaanse Liberty League, die onder andere door de familie DuPont was opgezet. De American Liberty League voerde campagne tegen New Deal programma’s en vooral tegen vakbonden. Los daarvan was er ook een complot in 1933 dat enkele grote kapitalisten omvatte om FDR omver te werpen ten gunste van een fascistische dictatuur.

Ferdinand Lundberg schreef in zijn boek ‘America’s 60 Families’ uit 1937: “De New Deal is niet revolutionair of radicaal in welke zin dan ook. Integendeel, het is conservatief. Zijn milde, voorzichtige reformistische kleurstelling is slechts een noodzakelijke concessie tegenover de wijdverbreide onrust.” Art Pries merkte in ‘Labor’s Giant Step’ op dat de werklozenliga de New Deal omschreef als “niet genoeg om van te leven en te veel om van te sterven.”

Zelfs binnen zijn Democratische Partij vond de FDR vijanden, met een rivaal die zei dat de New Deal dichter bij het platform van de Socialistische Partij stond dan het platform van de Democratische Partij. In het Congres werd FDR tegelijk vanop links aangevallen omdat het niet ver genoeg ging. Senator Robert La Follette van Wisconsin en anderen pleitten voor nationalisatie van de banken in plaats van ze te redden. De populistische pater Coughlin – die een massaal publiek had en zich later in de richting van een fascistische positie bewoog – pleitte in zijn wekelijkse radio-uitzendingen voor de nationalisatie van de belangrijkste industrieën en de Federal Reserve. In de loop van zijn ambtstermijn als president zou FDR de strijd aanbinden met verschillende delen van de kapitalistische klasse, die hem elk als een vijand zagen omwille van maatregelen die door de FDR waren genomen om die kapitalisten net te beschermen in hun machtspositie.

Programma’s van de New Deal

De programma’s die de werkenden aan het werk zetten, die infrastructuur bouwden, en die het lot van de armen verzachtten, hebben ongetwijfeld miljoenen mensen geholpen tijdens de Grote Depressie. Maar elk ogenblik was er, ondanks de programma’s van de New Deal, geen enkele hulp voor maar liefst 75% van de werklozen.

In die tijd betoogde John Maynard Keynes dat de New Deal programma’s niet ver genoeg gingen, een standpunt dat later door Paul Krugman werd herhaald tijdens de Grote Recessie bijna 80 jaar later. Wat was hun argument?

Tot 1936 werd 6 miljard dollar uitgegeven om gemiddeld 12 miljoen werklozen te helpen. De noodhulpwet van 1933 gaf 500 miljoen dollar aan hulp aan staten (‘Labor’s Giant Step’, Art Preis, p. 32). De New Deal overheidsuitgaven bleven onder de 20% van het BBP. Ter vergelijking: in 2018 bedroegen de uitgaven van de Amerikaanse overheid 37,8% van het BBP.

Alleen al in 1943 gaf Roosevelt 79 miljard dollar uit aan de oorlogsinspanning. De overheidsuitgaven stegen tot bijna 50% van het BBP, maar de kapitalisten accepteerden dit vanwege de enorme winsten die zij verwachtten te behalen uit de oorlog. Om de diepte van de Grote Depressie te bestrijden, had FDR gesproken over het op oorlogsniveau brengen van de natie. De cijfers laten zien dat hij dit alleen kon of wilde doen op de schaal van een kleine oorlog, niet op de schaal van de Eerste of Tweede Wereldoorlog. In werkelijkheid zou een door de staat geleide mobilisatie van middelen die nodig was om de Grote Depressie resoluut om te keren,  enkel mogelijk geweest zijn door de kapitalisten en hun systeem te betwisten. Het zou een arbeidersregering hebben vereist, precies datgene wat Roosevelt probeerde te stoppen.

De eerste fase van de New Deal begon met de eerste 100 dagen van FDR en duurde eigenlijk maar een paar jaar. In 1935 verklaarde FDR: “De federale regering moet en zal het hulpbeleid stoppen.” Als de bedoelingen van FDR met de New Deal niet duidelijk waren, dan ruimde hij in een verkiezingstoespraak in 1936 elke ondubbelzinnigheid uit de weg: “Het was deze regering die het systeem van particuliere winst en vrij ondernemerschap redde nadat het aan de rand van de afgrond was gesleept door diezelfde leiders die u nu proberen bang te maken. De strijd tegen het privé-monopolie is een strijd voor, en niet tegen, het Amerikaanse bedrijfsleven. Het is een strijd om het individuele ondernemerschap en de economische vrijheid te behouden.”

De meeste van de ‘eerste’ New Deal programma’s werden niet eens twee jaar volgehouden. De Civil Works Administration duurde slechts drie maanden, de Federal Emergency Relief Administration slechts negen maanden. Pas bij de ‘tweede’ New Deal werden meer duurzame hervormingen doorgevoerd.

Zwarte werkenden profiteerden van vele New Deal programma’s. De discriminatie ging echter op verschillende manieren door, omdat Roosevelt ook de Jim Crow-vleugel van zijn eigen partij aan boord wilde houden. De arbeidscodes die voor elke sector werden aangenomen, hebben in een aantal gevallen effectief een lager loon voor zwarte werknemers geaccepteerd. Zwarte werkenden werden gedwongen om ongeschoolde jobs in fabrieken aan te nemen. Weinig landbouwsteun ging naar arme zwarte boeren.

Desondanks maakten de zwarte arbeiders in de jaren dertig van de vorige eeuw aanzienlijke stappen vooruit. Dit was vooral te danken aan de organisatie van geïntegreerde vakbonden in de vakbondsfederatie CIO. Voorheen domineerden de vakbonden van de koepel AFL, waaronder enkele vakbonden die expliciet racistisch waren. Vakbonden stonden sterker als alle werkenden op een werkplaats werden georganiseerd, los van hun scholing, ervaring, taal of huidskleur. Links en vooral de Communistische Partij speelden ook een sleutelrol in het organiseren van een massale antiracistische campagne zoals die ter verdediging van de Scottsboro Boys.

De arbeidersklasse komt in actie

Naast de programma’s die hulp boden aan werkende mensen en boeren, bevatte de National Industrial Recovery Act sectie 7(a) die het recht van werkenden om vakbonden op te richten aan regels onderwierp. In ‘Labor’s Giant Step’ wijst Art Pries erop dat dit recht in feite een jaar eerder was gecodificeerd onder Hoover, maar het was de publieke perceptie die er toe deed. De vakbondsorganisatoren  gebruikten Sectie 7 (a) als deel van hun rekruteringscampagne met het argument: ‘De president wil dat je bij een vakbond aansluit.” Dit versterkte echter het vertrouwen van de werkenden om zich te organiseren en de strijd aan te gaan.

Sectie 7(a) gaf een duwtje in de rug aan de arbeidersbeweging die al op eigen kracht aan het opwarmen was. Al in 1932 ondernamen de werklozen in Detroit de ‘Ford hongermars’ naar een Ford-fabriek in Dearborn. Vier betogers werden gedood door de politie. In de Bronx vocht de wijk terug tegen uitzettingen en organiseerde het de “The Great Rent-Strike War”. Maar dit waren slechts de vroege trillingen van de aardbeving die volgde.

In 1934 maakten drie militante en uiteindelijk succesvolle lokale stakingen de weg vrij voor een massaal vakbondsoffensief op een schaal die in de VS nog niet eerder was gezien.

In Minneapolis gingen chauffeurs, georganiseerd door de Teamsters en onder leiding van Trotskisten, in staking en legden de hele stad plat. In San Francisco hebben dokwerkers, onder leiding van leden van de Communistische Partij, de stad platgelegd. In Toledo, Ohio, gingen de automobielarbeiders in actie.

Wat volgde was een algemene opgang van de arbeidersbeweging. Binnen vier jaar verdubbelde de vakbondsdichtheid. Miljoenen mensen sloten zich aan bij de vakbonden, vooral in het nieuw opgerichte Comité voor Industriële Organisatie (later Congres van Industriële Organisaties). Werkenden sloten zich aan bij vakbonden om te strijden voor de macht op de werkplaatsen. Al voor de oprichting van de vakbonden gingen arbeiders over tot wilde stakingen om redenen die varieerden van de duur van de ploegendienst tot het uurloon. Socialisten, communisten en andere radicalen speelden een sleutelrol in de opbouw van de nieuwe vakbonden.

De bedrijven en kapitalisten haatten deze nieuwe vakbondsgolf meer dan welk New Deal-programma dan ook. Grote kapitalisten zoals Pierre Du Pont, op een gegeven moment benoemd tot lid van de Nationale Arbeidsraad, zeiden: “Misbruik van het stakingsprivilege is een nationaal kwaad geworden” (geciteerd in ‘The Corporate State and the Broker State: The Du Ponts and American National Politics, 1925-1940’, Robert F. Burk). Andere leden van de familie Du Pont lobbyden eerder tegen de wetten die de kinderarbeid aan banden legden en verboden.

Op het niveau van steden, staten en op het nationale niveau hebben bedrijven en kapitalisten zich verenigd om de vakbonden te bestrijden en de acties tegen hen te coördineren. Roosevelt probeerde een publiek gezicht te presenteren dat de belangen van arbeiders en bedrijven in evenwicht bracht, maar achter de schermen speelde hij herhaaldelijk een rol in pogingen om arbeidersleiders te overtuigen om zich terug te trekken. Dit was het geval in de staking van de Teamsters in 1934 in Minneapolis. Bovendien werkte hij samen met of gaf hij stilzwijgende goedkeuring aan het gebruik van de nationale garde tegen stakende textielarbeiders in 1934, wat leidde tot een verpletterende nederlaag voor de vakbonden. Toch werd FDR voor een deel van de kapitalisten een staatsvijand.

De tweede New Deal

Roosevelt was op zijn hoede voor de opleving van de vakbonden. Om de controle over de economie niet volledig te verliezen, zag hij dat er meer concessies aan de arbeidersklasse nodig waren. De ‘tweede’ New Deal was meer op hervormingen gericht, waar de eerste New Deal vooral op herstel gericht was. Deze fase omvatte de wet op de arbeidsverhoudingen (Wet Wagner), de stichting van de sociale zekerheid, en een nieuwe ronde van de uitgaven voor infrastructuur, onder de titel ‘dienst voor de vooruitgang van de werken’. Deze ontwikkelingen kwamen toen de organisatiedrang en de stakingsgolf in de VS zich verder opbouwden. Hieruit blijkt dat de echte hervormingen werden doorgevoerd als gevolg van de strijd van de arbeidersklasse, en niet door de vriendelijke inzichten van een politicus.

De tweede New Deal kreeg FDR moeilijker door het parlement, dat toen net als vandaag gedomineerd werd door miljonairs. Meer delen van de heersende klasse verzetten zich tegen de uitgaven en het begrotingstekort dat gebruikt werd om mensen aan het werk te zetten. Sommige kapitalisten waren bereid om miljoenen uit te geven aan campagnes tegen de vakbonden en tegen elke vorm van sociale zekerheid. Ze gingen in tegen een beleid dat het kapitalistische systeem eigenlijk overeind hield.

In 1936 – toevallig een presidentieel verkiezingsjaar – en in het begin van 1937 was er wereldwijd een licht economisch herstel. In zijn boek ‘The World in Depression 1929-1939’ schrijft Charles Kindleberger dit herstel toe aan internationale monetaire overeenkomsten die het vertrouwen van banken en investeerders wekten om te stoppen met het hamsteren van goud. In de VS was het herstel gebaseerd op een toename van de voorraden, omdat de producenten zich probeerden voor te bereiden op de stakingen en de sterkere positie van de arbeidersbeweging. Stimulansen van New Deal programma’s, evenals de 1,4 miljard dollar aan bonussen die uiteindelijk aan veteranen van de Eerste Wereldoorlog werden betaald, hielpen ook bij het verhogen van de lonen en prijzen.

Verdere recessie

In 1937 kwam er aan het milde herstel een dramatisch einde toen de Amerikaanse economie opnieuw in een neerwaartse spiraal terechtkwam. Deze recessie was in feite een steilere inzinking dan zelfs de crash van 1929.

Keynesianen, waaronder Paul Krugman, hebben betoogd dat deze tweede dip er kwam omdat de New Deal niet ver genoeg ging. In plaats van de uitgaven op basis van tekorten verder te zetten, koos FDR ervoor de waarschuwingen van de grote bedrijven in acht te nemen en de begroting in evenwicht te brengen.

In feite gebeurde de recessie van 1937-38 omdat geen van de onderliggende oorzaken van de Grote Depressie daadwerkelijk was aangepakt. Er was nog steeds een enorm gebrek aan vraag en koopkracht van de massa’s in combinatie met een terughoudendheid om te investeren. De VS hadden nog steeds een enorme productiecapaciteit die veel meer kon produceren dan de werkende mensen in binnen- of buitenland konden kopen in de context van de massale werkloosheid. Deze tegenstrijdigheid werd nog verergerd door protectionistische maatregelen op internationaal niveau, maar kon ook niet worden opgelost met vrijere markten.

Het herstel van 1936, gebaseerd op een toename van de voorraden, werd omgedraaid doordat de productie sterk daalde en bedrijven hun voorraden verkochten. Het is vooral interessant dat Kindleberger de voorraadopbouw van 1936 toeschrijft aan een reactie op de toegenomen arbeidsorganisatie en stakingen. Dit idee druist in tegen de Keynesiaanse theorie dat de New Deal-stimulans verantwoordelijk was voor het herstel. De arbeidersklasse kan zelfs meer verantwoordelijkheid nemen dan de eerste New Deal! Natuurlijk is het waar dat meer expansieve maatregelen enig effect hadden kunnen hebben, maar het is niet zo dat dit op zich een einde zou hebben gemaakt aan de Depressie.

Keynesiaanse theorieën stellen massale geldinjecties in de economie voor om de vraag van de consument te verhogen. Dit kan een groot verschil maken in het leven van werkenden, zo waren er recent de stimulusmaatregelen in het kader van Covid-19 waarbij iedereen 1200 dollar kreeg en de werkloosheidsuitkering werd aangevuld met 600 dollar. Dit soort stimuleringsmaatregelen is echter niet in staat om daadwerkelijk een einde te maken aan een recessie of depressie. We zagen dit niet alleen in de Grote Depressie, maar in de lange Japanse crisis vanaf eind jaren 1980. Ondanks de Keynesiaanse stimulusmaatregelen bleef de Japanse economie vastzitten in een deflatoire val, met een gemiddelde groei van minder dan 1% per jaar in de jaren 1990.

De Tweede Wereldoorlog en het einde van de Grote Depressie

Het echte einde van de Grote Depressie kwam er met de Tweede Wereldoorlog. FDR heeft de oorlogsuitgaven toen ver boven het niveau van de New Deal doen uitstijgen.

In feite liet Roosevelt het marktsysteem los tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij mocht dit doen van de bedrijven en kapitalisten omdat zij de enorme winstkansen zagen die de oorlog creëerde, met name in het veiligstellen van hun dominantie van de wereldeconomie. FDR zette een geleide economie op waarin de regering bedrijven instrueerde wat ze moesten maken, winstmarges en lonen vastlegde en de distributie van goederen regelde terwijl ze miljoenen werkende mensen rantsoenkaarten gaf. Het is slechts tijdelijk mogelijk om een geleide economie te organiseren die privé-eigendom en winst intact laat. In dit geval kon het maar zo lang duren als de oorlog.

Door meer dan 15 miljoen Amerikanen in het leger op te roepen werd ook het probleem van de werkloosheid aangepakt en ontstond er in feite een tekort aan arbeidskrachten. Vrouwen werden op de arbeidsmarkt geduwd, zwarte pachters migreerden naar het noorden en westen van de VS om openstaande fabrieksjobs in te vullen en de werkenden bleven vechten voor hogere lonen en betere omstandigheden. De periode direct na de oorlog kende zelfs meer stakingen dan de jaren dertig van de vorige eeuw. Roosevelt’s New Deal was altijd bedoeld om het winstsysteem te redden. Het kon niet slagen in het beëindigen van de Grote Depressie, noch kon het sociale vrede afkopen.

Maar het lukte wel om een revolutie te voorkomen en de kapitalistische democratie te behouden. Met hun pleidooi om de maatregelen heel sterk uit te breiden, hielden Keynes en later Krugman, geen rekening met het verzet van de kapitalistische klasse tegen het verhogen van de belastingen op hun zo dierbare winsten. Het hoogste belastingtarief werd in 1932 opgetrokken tot 63%, maar de grootste belastingverhogingen zouden pas aan het begin van de Tweede Wereldoorlog doorgevoerd worden.

De New Deal en FDR hebben een bijna mythologische status, vooral binnen de moderne Democratische Partij. Bernie Sanders wees de New Deal aan als een veilig uitgangspunt voor zijn populaire sociale eisen. Als hij een resolute verdediger van het winstbejag als voorbeeld aanhaalt, terwijl hij zichzelf een socialist noemt, moet dit onvermijdelijk tot verwarring onder de werkende bevolking leiden. De arbeidersklasse moet de lessen van de New Deal trekken nu we in een nieuw tijdperk van depressie en massale strijd treden.

Trotski’s woorden uit 1939 over de Grote Depressie klinken vandaag nog net zo actueel:

“Om de maatschappij te redden is het dan ook niet nodig de ontwikkeling van de techniek te remmen, fabrieken te sluiten, premies uit te loven aan de boeren voor het saboteren van de landbouw, een derde deel van de arbeiders tot paupers en maniakken tot een dictator te maken. Niet één van deze maatregelen, die een verschrikkelijke bespotting zijn van de belangen van de gemeenschap, is nodig. Wat absoluut en dringend noodzakelijk is, is het ontnemen van de productiemiddelen aan de tegenwoordige parasiterende bezitters en het organiseren van de maatschappij volgens een rationeel plan. Dan zou het onmiddellijk mogelijk zijn om de maatschappij te verlossen van al haar kwalen. Allen, die in staat zijn tot arbeiden, zouden dan werk vinden. De arbeidsdag zou geleidelijk verkort kunnen worden. De behoeften van alle leden van de maatschappij zouden in toenemende mate kunnen worden bevredigd. De woorden “armoede”, “crisis” en “uitbuiting” zouden uit het spraakgebruik verdwijnen. De mensheid zou eindelijk een waarachtig harmonisch leven tegemoet kunnen gaan.”

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel