China. Heeft de pandemie Xi Jinping versterkt of verzwakt?
Op 15 juni heeft het Nationaal Bureau voor de Statistiek zijn persconferentie in Peking geannuleerd. Het was de bedoeling om de economische gegevens van mei te presenteren, waaruit blijkt dat de Chinese economie “in een stroomversnelling raakt” na de schokkende crash van het eerste kwartaal.
De annulering kwam er door de nieuwe golf van coronabesmettingen in Peking, waardoor de autoriteiten de plannen om de stad volledig te heropenen scherp hebben teruggedraaid. Scholen, die pas de week ervoor terug open gingen, werden opnieuw gesloten en 40% van de vluchten vanuit de twee luchthavens van de hoofdstad werden geannuleerd. Meer dan 90.000 inwoners in de buurt van het centrum van de uitbraak werden onder een strikte lockdown geplaatst, waarbij de gewapende politie het gebied afgrendelde.
De nieuwe uitbraak, met bijna 200 bevestigde gevallen in een week, is gekoppeld aan de grootste groothandelsmarkt voor levensmiddelen in Xinfandi. Het kwam als een donderslag bij heldere hemel. Peking had al 55 dagen geen enkel nieuw geval van Covid-19 gemeld. Dat dit is gebeurd in de hoofdstad, de machtszetel van de Chinese dictatuur, is zowel huiveringwekkend als gênant voor Xi Jinping na maanden van propaganda over China’s “overwinning” op de pandemie.
Het onderstreept een groter wereldwijd probleem: er is omtrent Covid-19 nog zoveel onbekend en onvoorspelbaar. Regeringen hebben ondertussen overal haast om de economische activiteiten met winstoogmerk weer op gang te brengen. Ze moeten zich nog steeds in alle bochten wringen als het gaat om de volksgezondheid. De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt dat een tweede golf van de pandemie “een zeer reëel risico” is.
Ongekende crisis
De pandemie en de wereldwijde economische crisis brengen fundamentele en historische veranderingen met zich mee. Het mondiale kapitalisme als geheel, met inbegrip van het autoritaire, door de staat geleide kapitalisme van China, heeft deze test niet doorstaan. De mensheid wordt geconfronteerd met een periode van economische depressie, recordwerkloosheid en sterk verslechterende internationale betrekkingen.
Het regime van Xi heeft geprobeerd zich te beschermen tegen een massale wereldwijde terugslag. Rivaliserende kapitalistische regeringen, in het bijzonder Trump in de VS, willen de hele schuld voor de gezondheids- en economische crisis bij China leggen, terwijl ze natuurlijk hun eigen rol verbergen. De Chinese ‘Communistische’ Partij (CCP) maakt zich vooral zorgen over de publieke opinie in eigen land – meer dan zijn wereldwijde reputatie. Gunstige berichten in de wereldwijde media of lofprijzingen van buitenlandse regeringen hebben voor de CCP vooral waarde om te laten zien dat het regime door de Chinezen wordt gerespecteerd. Nu de werkloosheid in China stijgt en de economie in een slechtere situatie verkeert dan ooit in de afgelopen 40 jaar, is het regime van Xi wanhopig om “positief nieuws” te genereren en tegelijkertijd het optreden tegen afwijkende stemmen uit welke richting dan ook aan te scherpen.
Sinds maart heeft Peking zich beziggehouden met “mondmaskerdiplomatie” door wereldwijd meer dan 4 miljard maskers te verkopen of te doneren. De CCP-propaganda werd enorm geholpen door de schokkende incompetentie van de reactie van de Amerikaanse regering, die bijdroeg aan het feit dat de VS nu het grootste aantal besmettingen en doden telt.
Maar desondanks wordt het regime als geen ander geconfronteerd met een storm, zeker de ernstigste sinds de massale anti-autoritaire strijd van 1989.
In feite waarschuwde een uitgelekt intern rapport van het Chinees Instituut voor Actuele Internationale Relaties, een denktank verbonden met het ministerie van Staatsveiligheid, dat de groeiende wereldwijde anti-Chinese stemming het sterkst is sinds het bloedbad op Tiananmen in juni 1989. Dat dit rapport uitlekte en door Reuters gepubliceerd werd, zou dan weer wijzen op een groeiende machtsstrijd binnen het Chinese regime.
Het is duidelijk dat een groeiende vleugel van het CCP-regime zich steeds meer zorgen maakt over de agressieve diplomatie die in 2020 de nieuwe norm is geworden voor de buitenlandse diplomaten van China. Dit vloeit voort uit de toenemende afhankelijkheid van Xi van een steeds nationalistischer beleid ten aanzien van onder andere de pandemie, de discussie over de Zuid-Chinese Zee, het conflict tussen de VS en China, Hongkong en Taiwan om de binnenlandse steun op te voeren en de aandacht af te leiden van de kreupele economie.
Dit is een gevaarlijke dynamiek, zoals wordt onderstreept door het conflict aan de grens met India in de hoge regionen van Ladakh in de Himalaya, waar Chinese en Indiase troepen sinds begin mei herhaaldelijk met elkaar in botsing zijn gekomen. In juni escaleerde dit met 20 Indiase soldaten die omkwamen, terwijl China weigerde bekend te maken hoeveel slachtoffers langs Chinese kant vielen. Terwijl de twee partijen al eerder met elkaar in botsing kwamen, waren dit de eerste dodelijke slachtoffers in 45 jaar.
Beide regeringen zijn – bijna als een spiegelbeeld van elkaar – sterk afhankelijk van nationalisme om hun bewind te ondersteunen, iets wat de pandemie heeft geaccentueerd. Beide partijen hebben onlangs hun verdediging en infrastructuur aan beide zijden van de betwiste grens versterkt. Het recente conflict is een poging van beide partijen om de druk op elkaar op te voeren vóór de uiteindelijke onderhandelingen, zoals er reeds in 2018 onderhandelingen in Wuhan plaatsvonden. Noch Delhi noch Peking willen oorlog, maar de acties van beide partijen trekken oude wonden open.
Dit is één front in de verscherpende machtsstrijd binnen de CCP, waarbij Xi’s hardline buitenlands beleid door sommigen wordt gezien als steeds contraproductiever, vervreemdend en met als effect dat buitenlandse regeringen in het kamp van de VS geduwd worden in de ontluikende Koude Oorlog. Een laag zou de voorkeur geven aan een terugkeer naar het traditionele pragmatisme van de CCP en een meer tactvolle aanpak. China’s diplomaten stonden ooit bekend als “goed getraind, kleurloos en voorzichtig”, zegt de in de VS gevestigde commentator Minxin Pei. Hij betreurt de opkomst van figuren als Zhao Lijun, adjunct-directeur van het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken, een prominente vertegenwoordiger van de hardliners.
De nieuwe agressievere toon, versterkt door de pandemie, heeft in Australië, Zuidoost-Azië, verschillende Afrikaanse landen en de EU een grote terugslag veroorzaakt, waardoor sommige van deze regeringen dichter bij de Amerikaanse positie van militaire inperking en economische ontkoppeling met China komen te staan. Natuurlijk gaat het hier niet alleen om ‘toon’ en onhandige diplomatie, maar ook om de angst onder de kapitalisten in andere landen dat deze crisis de wereldmacht in het voordeel van China doet overhellen. De eenzijdige afschaffing van de beperkte politieke autonomie van Hongkong door Xi, een maatregel die bedoeld is om zijn binnenlandse sterke imago te versterken, heeft deze vrees alleen maar versterkt. Zelfs de Filipijnse regering, die onder Duterte veel dichter bij China staat, kwam onlangs terug op het besluit om een einde te maken aan een militair pact met de VS.
Wanhopige economische situatie
Het buitenlands beleid is een voortzetting van het binnenlands beleid. Dat het regime van Xi de spierballen rolt van de Indiase grens tot aan de Zuid-Chinese Zee, is een weerspiegeling van de onveiligheid in het licht van de steeds dieper wordende wereldwijde en binnenlandse crisis.
De recente economische cijfers van China zijn nogal tegenstrijdig. De maandelijkse gegevens voor mei, die het Nationaal Bureau voor Statistiek van plan was te presenteren op de geannuleerde persconferentie in Peking, laten een verdere opleving van de industriële productie zien: een stijging van 4,4% ten opzichte van een jaar eerder. Maar terwijl deze cijfers suggereren dat de Chinese industrie ‘herstelt’, is de grote vraag waar het zijn goederen zal verkopen.
“Het aanbod overtreft de vraag aanzienlijk,” aldus Larry Hu Weijun, economisch hoofddeskundige voor China bij de Macquarie Group (Australië). Het probleem wordt onderstreept door de detailhandelscijfers van mei, die een daling van 2,8% laten zien. Dit volgt op inkrimpingen van 7,5% in april en 15,8% in maart. Als de kapitalisten hun goederen niet kunnen verkopen wegens de verminderde vraag in eigen land en op de buitenlandse markten, dan zullen ze niet investeren in verhoogde productie, ongeacht welke fiscale stimulansen en kredietverlichtingsmaatregelen worden aangeboden. In de eerste vijf maanden van 2020 zijn de investeringen in de productiesector met 14,8% gedaald. Het is moeilijk om een slechtere prestatie in de ‘fabriek van de wereld’ te voorzien.
Tijdens het Nationaal Volkscongres in mei heeft Peking zijn aandacht verlegd van het nastreven van een BBP-doelstelling naar werkgelegenheid: de ineenstorting van de arbeidsmarkt wordt gestaag doorgezet. Sommige regimegezinde economen geloven nog steeds dat de economie in 2020 een groei van 2-3 % kan bereiken, terwijl het IMF in april slechts 1,2% voorspelde.
Het officiële werkloosheidscijfer van China is 6%, maar weinigen geloven dit. Zelfs op basis van deze lage schatting, die alleen betrekking heeft op de stedelijke, rijkere helft van de bevolking, zijn er op dit moment 26 miljoen mensen werkloos. Toch ontvangt minder dan een op de tien (2,3 miljoen) werklozen hulp, met een gemiddelde uitbetaling per hoofd van de bevolking van slechts 1.350 yuan (190 dollar) per maand op basis van de gegevens van het ministerie van Personeelszaken en Sociale Zekerheid voor maart.
Hoewel dit al erg genoeg is, is het echte beeld veel slechter. Er worden geen officiële cijfers gegeven over de werkloosheid onder de 290 miljoen arbeidsmigranten in China, die volgens de hukou-regels als ‘landelijk’ worden geclassificeerd en 36% van de beroepsbevolking uitmaken. In maart, toen de lockdowns en reisverboden werden opgeheven, waren slechts 129 miljoen van deze arbeiders – minder dan de helft – weer aan het werk.
Volgens het Nationaal Bureau voor de Statistiek bedroeg het aantal arbeidsmigranten dat naar hun werkstad was teruggekeerd in april 90% van het niveau van de voorgaande jaren, wat aangeeft dat bijna 30 miljoen werknemers nog steeds niet waren teruggekeerd. Onafhankelijke studies wijzen op een veel lagere terugkeer naar de arbeidsmarkt.
“Eind april was slechts ongeveer de helft van de arbeidsmigranten die vorig jaar werkten [nog steeds] aan het werk,” aldus Scott Rozelle, een econoom die eerder dit jaar een studie leidde van onderzoekers aan de Stanford University en de Renmin University in Peking op basis van steekproeven onder bijna 700.000 dorpelingen uit zeven Chinese provincies. De crisis heeft “het inkomen van arbeidsmigranten zo dramatisch verminderd dat de meesten gedwongen zijn om minder voedsel te kopen,” aldus deze studie (Emily Feng en Amy Cheng, NPR, 8 juni 2020).
De nieuwe jobs voor migranten in de industriële provincies werden lager betaald dan voor de pandemie, met loonsverlagingen tot zelfs 50% in de Delta van de Parelrivier. Fabrieken konden alleen een standaard werkweek zonder overwerk aanbieden, maar migranten hebben nooit kunnen overleven met hun basissalaris zonder lange overuren.
Volgens sommige onofficiële maar geloofwaardige schattingen zou de reële werkloosheid in China nu rond de 20% kunnen liggen, waarbij tot 80 miljoen migranten niet in staat zijn om een job te vinden of moeten terugkeren naar hun dorpen omdat de aangeboden lonen niet volstaan om in de steden te overleven.
Nog steeds arm
Tijdens de persconferentie die altijd volgt op de jaarlijkse sessie van het Nationaal Volkscongres in mei, liet premier Li Keqiang een politieke bom vallen. Hij merkte op dat China 600 miljoen mensen (43% van de bevolking) heeft met een maandelijks inkomen van niet meer dan 1.000 yuan (US$140).
“Het is niet eens genoeg om een kamer te huren in een middelgrote Chinese stad,” zei de premier, schokkend voor veel luisteraars wier perceptie was dat zulke extreme ontberingen niet meer bestonden in China, of toch alleszins niet op zo’n enorme schaal. Li’s moment van eerlijkheid sloopte in één klap de propaganda van de CCP dat China tegen volgend jaar een “gematigd welvarende samenleving” zal worden (door het verdubbelen van het BBP per hoofd van de bevolking sinds 2010).
In de dagen daarna gaf premier Li ook zijn persoonlijke steun aan het creëren van een ‘straatverkoopeconomie’ als een middel om werkgelegenheid te genereren in de huidige crisis. Ook het idee van een ‘stand alone economie’ werd geopperd op de sociale media en er was zelfs een koopgolf van aandelen in bedrijven die met dit idee verbonden zijn. Li prees het stadsbestuur van Chengdu omdat het naar verluidt 100.000 jobs creëerde door faciliteiten te openen om straatverkopers te ondersteunen. Er werd gemeld dat 27 andere steden een gelijkaardig beleid promoten.
Dit veranderde echter drastisch toen de gemeentelijke overheid van Peking, in de feiten verbonden met Xi Jingping, het concept van ‘straatverkoopeconomie’ afwees wegens “onhygiënisch en onbeschaafd.” Deze plotse draai in het beleid maakte dat het idee van ‘straatverkoopeconomie’ grotendeels uit de officiële media verdween.
Noch de ‘straatverkoopeconomie’ die door Li gepromoot werd, noch de tegenkanting ertegen vanuit het kamp van Xi, vertrekt van de belangen van de werkenden. De kost verdienen door op straat te gaan leuren is geen alternatief voor echte jobs en uitgebouwde fabrieken. Maar de campagne om het beleid van Li te blokkeren is niet gebaseerd op het bieden van alternatieve steun voor de arme en werkloze massa. Het weerspiegelt de elitaire minachting van de CCP, vooral in grote steden als Peking, voor de armste lagen van de bevolking, die in veel gevallen uit de steden zijn verdreven de afgelopen jaren. De verstedelijkingsstrategie van de CCP lijkt steeds meer op segregatie en een vorm van Chinese apartheid om de grote steden te reserveren voor de ‘beschaafde’ delen van de bevolking.
Machtsstrijd
Tegelijkertijd weerspiegelt dit conflict een meer fundamenteel proces: de heropening van de felle machtsstrijd binnen de CCP, waarvan ons werd verteld dat die tot het verleden behoorde. Nadat Xi erin slaagde de grenzen van de presidentiële termijn af te schaffen in een grondwetswijziging van 2018, had hij naar verluidt zijn greep op het regime volledig geconsolideerd en ging hij onomstreden op weg naar een derde termijn. Dit ziet er niet meer zo zeker uit.
De recente rol van Li Keqiang en de sympathie voor hem bij een deel van de massa’s op basis van een meer ‘populistisch’, nederig en volks imago, suggereert dat het toedekken van de interne machtsstrijd voorbij is. Niet sinds Xi aan de macht is gekomen is er zo’n publiek en gepersonaliseerd conflict uitgebroken binnen het regime – en dat vooral rond de twee meest prominente figuren van het regime.
De reactie van de door de staat gecontroleerde media (onder het Propagandaministerie dat door het kamp van Xi Jinping wordt gecontroleerd) is onmiddellijk en overweldigend geweest, ver voorbij de kwestie van de ‘straatverkoopeconomie’. De toespraken van Li Keqiang werden geschrapt of gewijzigd. De laatste keer dat dit gebeurde met de Chinese premier, formeel de tweede hoogste functie, was tegen Zhou Enlai tijdens de Culturele Revolutie (1966-76).
Li vertegenwoordigt de tuan pai (de zogenaamde Jonge Communisten Liga) binnen de CCP, die gedurende de acht jaar van het bewind van Xi Jinping veel posities verloor. Maar Xi’s tactiek van harde machtsstrijd en de steeds ernstiger wordende tegenslagen in eigen land en internationaal, kunnen leiden tot nieuwe combinaties in de machtsstrijd aan de top, los van de vraag of premier Li al dan niet de uitdager van Xi wordt in de komende periode.
Voor socialisten zijn de ontwikkelingen aan de top van het Chinese regime een belangrijk voorteken van de sociale en politieke omwentelingen die in het verschiet liggen. De revolutie begint, zoals het gezegde luidt, aan de top. Wij stellen geen enkel vertrouwen in gelijk welke vleugel van het door en door burgerlijk en autoritair CCP-apparaat. Wij staan voor een onafhankelijke strijd van de arbeidersklasse in China en wereldwijd rond het programma van socialisme en een echte arbeidersregering.