Leopold II valt van zijn voetstuk
Moeten we de standbeelden van Leopold II weghalen? Wat herinneren we ons van het bewind van Leopold II en hoe moeten we ons hem herinneren? Hoe heeft Leopold II Congo beheerd? Hoe gedroeg België zich toen het een koloniserende staat was? Deze en een heleboel andere vragen zijn het onderwerp van een publiek debat als gevolg van de acties tegen racisme en politiegeweld.
De politieke inzet van de geschiedenis
De discussie over de standbeelden van Leopold II toonde dat het debat over de geschiedenis van de kolonisatie niet voorbij is in België. Sommigen proberen het debat te beperken tot de kwestie van het behoud en de bescherming van het erfgoed. Anderen willen de standbeelden behouden als getuigen van onze ‘Belgische identiteit’ en tenslotte willen sommigen de beelden contextualiseren zodat ze kunnen worden gebruikt voor historische opvoeding.
Hoewel verschillende verenigingen (1) al jaren oproepen tot een herziening van het officiële discours over de kolonisatie, waren er wereldwijde mobilisaties tegen racisme en politiegeweld nodig om dit debat te openen. Het verband is niet toevallig: het kolonialisme heeft altijd racistische clichés en vooroordelen gebruikt om zichzelf te rechtvaardigen. Nu werd het voor iedereen duidelijk dat de koloniale propaganda nog altijd aanwezig is in de samenleving. Dat is niet verwonderlijk: de maatschappij waarvan de geschiedenis wordt verteld wordt doorkruist door tegenstrijdige maatschappelijke krachten. De studie van de geschiedenis werpt een licht op het verleden, maar de manier waarop de geschiedenis wordt verteld heeft veel te maken met het heden.
De Amerikaanse historicus Howard Zinn omschreef het als volgt: “totdat de konijnen historici hebben, zal de geschiedenis worden verteld door de jagers.” In die zin moet de heropleving van de ‘koloniale propaganda’ worden begrepen. Net als in het verleden is het de bedoeling om zich te verbergen achter het excuus van de eervolle zaak van de ‘beschavende missie’, terwijl de massamoorden en misbruiken worden beperkt tot het kader van persoonlijke verrijking. Prins Laurent verscheen in de pers om de wreedheden van Leopold II te ontkennen (2). De schrijver Pierre Vidal Naquet sprak over “moordenaars van het geheugen” om de negationisten te kwalificeren. Verklaringen zoals die van Prins Laurent worden afgelegd in weerwil van de wetenschappelijk vastgestelde historische waarheid (3). Dergelijke uitspraken hebben weinig te maken met de zoektocht naar de waarheid en alles met de zoektocht naar de verdediging van het eigen belang en dat van de eigen sociale klasse.
Geschiedenis zoals gezien door de jagers
De revolutie van 1830 was het stichtingsmoment van de Belgische staat. Het is echter een gebeurtenis die niet algemeen bekend is in zijn verloop. De antwoorden op de vraag naar de oorzaken en doelstellingen van die revolutie zouden sterk verschillend geweest zijn naargelang de vraag gesteld werd aan Willem van Oranje Nassau (de koning van de Verenigde Provincies), majoor Vander Smissen (van het burgerlijke establishment) of een gewone arbeider of landbouwer in de nieuwe staat. De sterk verschillende antwoorden betekenen niet dat de waarheid in het midden van dit alles ligt of dat alles relatief is. Het betekent dat de sociale krachten die in een revolutie aan het werk zijn, niet onmiddellijk op een bewuste manier verschijnen. Om een breder inzicht te verkrijgen, is het noodzakelijk om de historische ontwikkelingen diepgaand te analyseren. De Belgische revolutie van 1830 was een volksopstand die door een sociale klasse, de bourgeoisie, werd gerecupereerd.
In plaats van algemeen stemrecht, dat door de revolutionaire massa’s werd geëist en dat werd gezien als een middel om de levensomstandigheden te verbeteren, erfden we het cijnskiesrecht en een constitutionele monarchie. Dit was het resultaat van de confrontatie van de verschillende maatschappelijke krachten in België enerzijds, maar ook van het internationale machtsevenwicht. Zo kwam Leopold van Saksen-Coburg op de Belgische troon onder de naam Leopold I. Het had Griekenland kunnen zijn, het werd België. Karl Marx beschreef België in 1869 als een “paradijs voor kapitalisten.” Hij benadrukte het geweld waarmee de strijd van de arbeiders in bloed werd onderdrukt ten voordele van de kapitalisten (4). Sommige kenmerken van de oprichting van België zijn vergelijkbaar met de manier waarop Leopold II een stuk van de ‘Afrikaanse taart’ heeft weten te bemachtigen.
Leopold II en het delen van de ‘Afrikaanse taart’
Vanaf de jaren 1870 was Leopold II op zoek naar een kolonie. Vanaf het begin was het geen kwestie van het vinden van een volk om te beschaven of slaven om te bevrijden. Het was een direct antwoord op de kapitalistische noodzaak. De productiekrachten waren te nauw beperkt tot de nationale grenzen. Ze hadden land en nieuwe arbeidskrachten nodig om het kapitaal te laten stromen. In die zin probeerde Leopold gebieden op te kopen van de grote imperialistische mogendheden. Hij investeerde in de Chinese spoorwegen en probeerde de Filippijnen te kopen van het Spaanse Rijk, maar de concurrentie met de grote mogendheden was te sterk en niemand wilde verkopen. Hij moest terugvallen op Afrika: het enige continent dat niet volledig door de imperialistische mogendheden was verdeeld.
De Belgische burgerij was lui en weinig avontuurlijk. Tijdens de Belgische revolutie had het geprobeerd het orangistische regime in stand te houden om de markt in de Nederlandse koloniën niet te verliezen. Het was het risico om de controle over het revolutionaire proces te verliezen dat ertoe leidde dat het de leiding nam en onafhankelijkheid eiste. Deze eigenschappen waren ook terug te vinden tijdens de koloniale veroveringsoorlog.
Van 1874 tot 1895 investeerde Koning Leopold II het volledige fortuin dat zijn vader hem had nagelaten om een absolute monarchie te vestigen in Congo. Daar werd een persoonlijke dictatuur gevestigd. Tijdens de Conferentie van Berlijn in 1885 speelde Leopold II in op de tegenstellingen tussen de grote mogendheden om de controle over het hele grondgebied van Congo te waarborgen. Op de conferentie toonde hij meer dan 500 landcessieverdragen die hij met de plaatselijke leiders had gesloten. In feite werden degenen die weigerden te tekenen militair vernietigd en de meeste ondertekenaars begrepen niet dat het zetten van een kruis op dit document een akte van eigendomsoverdracht was. Op deze basis eigende Leopold zich een immens gebied toe, het domein van de kroon.
Terwijl de dorpsbewoners vroeger hun land achterlieten als het uitgeput was, zorgden de zogenaamd ‘braakliggende’ gronden die Leopold II zich toe-eigende voor spanningen in de landbouw. Dit vormde ook de basis voor strijd tussen de gemeenschappen. Dit toont scherp aan dat de rijken rijkdom vergaren door de armsten te onteigenen en zo tegelijk sociale en ecologische problemen creëren.
Om de waarde van de investering te verhogen, moest spoorinfrastructuur worden aangelegd. Om de kapitaaluitgaven te beperken, werd er gebruik gemaakt van dwangarbeid als onderdeel van de belastingen in natura die aan de overheden verschuldigd waren. Inwoners mochten hun dorpen niet verlaten, zodat de handlangers van Leopold II altijd over arbeidskrachten konden beschikken. Er ontstond een echte plunderingseconomie. Dit was niet toevallig of kwaadwillig van de kant van een van de beheerders van de koning. Het was een systeem dat erop gericht was om zo rendabel mogelijk te zijn. Volgens de schattingen van historici waren de massamoorden en de ontvolking verantwoordelijk voor 1 tot 5 miljoen doden.
De Koning wist het, iedereen wist het!
Deze wreedheden brachten een internationale campagne op gang. De ‘koloniale propaganda’ heeft het over een “Engelse campagne” omdat deze werd gedragen door persoonlijkheden als de Engelsman Edmund Moreel, Joseph Conrad of de Amerikaanse schrijver Mark Twain. Dit toont aan dat destijds niet alleen de Koning, maar alle politici en de burgerij op de hoogte waren van wat er gebeurde. Er was een onderzoekscommissie die getuigenissen verzamelde van de lokale bevolking die de misstanden beschreven die door de troepen van Leopold II werden gepleegd. Vervolgens verbrandde Leopold II verschillende archieven, en werden de data op documenten veranderd zodat de boekhouding een zodanig ingewikkeld kluwen werd dat het niet naar hem kan getraceerd worden. In een brief van 3 juni 1906 verklaarde Leopold II: “Mijn rechten op Congo zijn ondeelbaar: ze zijn het resultaat van mijn inzet en mijn uitgaven.” Om verschillende redenen nam de Belgische staat in 1908 het beheer van de kolonie over.
Hiernaast waren er campagnes onder leiding van de arbeidersbeweging. Emile Vandervelde, aanvankelijk een radicale liberaal, die zich bij de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) bij de sociaaldemocratie aansloot, schreef verschillende boeken over de misdaden van de kapitalistische kolonisatie. Eenmaal verkozen maakte hij verschillende interpellaties (1895-1900-1903-1905) in het parlement.
Helaas heeft de parlementaire benadering van de BWP-leiding ertoe geleid dat de kritiek beperkt bleef tot het parlementaire terrein, in plaats van het op straat te mobiliseren in het kader van een algemene staking voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Stel je de kracht voor die uit de beweging zou zijn gekomen als de BWP-leiding de Belgische arbeidersklasse, die vocht voor haar democratische, economische en sociale rechten, had opgeroepen om solidair te zijn met de strijd van de gekoloniseerde volkeren voor hun rechten. Maar dat is niet gebeurd en de oproepen van Vandervelde bleven gericht aan de progressieve lagen in de Katholieke Partij en de Liberale Partij. Hij ging nog verder tijdens de Eerste Wereldoorlog een functie als minister van op te nemen in een regering die het beheer van de kolonie sinds 1908 had overgenomen.
Het was met de opkomst van de automobielindustrie en de ontdekking van het gebruik van rubber dat Congo echt winstgevend werd voor de Koning. Het was ook in die periode dat de Belgische burgerij massaal begon te investeren met bedrijven zoals Union Minière en de Société Générale. Met het ter beschikking gestelde geld investeerde Leopold II niet om de infrastructuur van Congo te ontwikkelen, maar om een beleid van grote werken te lanceren in België om daar de sociale steun voor zichzelf en zijn klasse te consolideren.
Het verhaal van de konijnen
Als Leopold II één kwaliteit had, dan was het dat hij een van de beste verdedigers van zijn sociale klasse was. Zijn sociale klasse was uiteraard de Belgische burgerij. Om zichzelf en het Belgische kapitaal te voorzien van een afzetmarkt voor deze productiekrachten, moest hij zich erg voorzichtig een weg banen tussen de grote mogendheden. Dit verklaart het hele discours over de strijd tegen de Arabische slavernij. Om zijn zoektocht naar persoonlijke verrijking moreel te rechtvaardigen, moest hij zich het imago van een humanitaire koning toemeten, zelfs indien hij een dictator van het ergste soort was in de gebieden die hij had veroverd. Het was de massale strijd van de arbeidersbeweging die hem en de burgerij ervan weerhield zich in België op dezelfde manier te gedragen. Het was ook nodig om de onderdrukte koloniale bevolking af te schilderen als wilden die geen beschaving kenden. Zo werd de veroveringsoorlog gerechtvaardigd. Het zijn deze vooroordelen die werden gerecycleerd toen de Belgische staat het beheer van Congo overnam.
In het huidige debat proberen sommigen de monarchie, die door tal van andere kwesties onder vuur ligt (5), te verdedigen. Leopold I erfde België ondanks zichzelf, als gevolg van het machtsevenwicht tussen de grote mogendheden. Leopold III moest na de massale strijd van 1950 aftreden vanwege zijn samenwerking met nazi-Duitsland. Boudewijn toonde aan dat hij een vijand van vrouwenrechten was en zijn bijna-heiligverklaring in de media blijft moeilijk liggen door zijn betrokkenheid bij de moord op Lumumba en zijn vriendschap met de Spaanse dictator Franco. Het gezag van Albert II werd ondermijnd door de niet-erkenning van zijn dochter. De affaires van de Saksen-Coburg -Gotha stinken uit al hun poriën.
Door Leopold II of het “koloniale werk” te herdenken, wordt niet ‘onze geschiedenis’ in herinnering gebracht maar slechts een deel ervan: een deel van de geschiedenis van uitbuiting door een sociale minderheid van de sociale meerderheid. Om haar heerschappij te behouden heeft de minderheid altijd gebruik gemaakt van de ongelijke ontwikkeling van productiekrachten om seksisme, racisme en discriminatie te promoten. Het weghalen van de standbeelden betekent niet dat we de geschiedenis vergeten. Het wijst er integendeel op dat we iets bijgeleerd hebben.
Wij zullen altijd liever diegenen vieren die zijn gevallen voor de vrijheid en de emancipatie van de sociale meerderheid, of dat nu in Congo is in de strijd voor de onafhankelijkheid, of voor de herdenkingsmuur voor de voortrekkers van de Parijse Commune op Père Lachaise, of in de herdenking van de doden in Roux tijdens de arbeidersrevoltes van 1886 in ons land. Het zijn deze ervaringen die de sociale meerderheid in staat hebben gesteld om economische, sociale en democratische rechten af te dwingen en het is op basis van deze strijd dat we in staat zullen zijn om onze rechten uit te breiden en einde te maken aan uitbuiting.
Voetnoten
(1) https://www.lesoir.be/206103/article/2019-02-11/la-belgique-invitee-presenter-des-excuses-pour-son-passe-colonial
(2) https://www.lesoir.be/306692/article/2020-06-12/le-prince-laurent-ne-voit-pas-comment-leopold-ii-pu-faire-souffrir-des-gens-au
(3) https://plus.lesoir.be/307401/article/2020-06-16/carte-blanche-ninstrumentalisez-pas-les-historiens-dans-le-debat-sur-le-passe
(4) DESCHOEMACKER A., « La lutte pour les droits politiques : la création du POB et la lutte pour le suffrage universel », dans Extrait rebelles de l’histoire du mouvement ouvrier en Belgique, éditions Marxisme.be, p7.
(5) JOOSEN T., « A bas la monarchie, pour une république socialiste démocratique! », sur socialisme.be, publié le 4 juillet 2013 ; en ligne : https://fr.socialisme.be/7145/monarchie.